Brief regering; Reactie op verzoek commissie over de positie van kwetsbare jongeren/studenten met individuele studietoeslag (IST) - Uitvoering en evaluatie Participatiewet - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 225 toegevoegd aan dossier 34352 - Uitvoering en evaluatie Participatiewet.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Uitvoering en evaluatie Participatiewet; Brief regering; Reactie op verzoek commissie over de positie van kwetsbare jongeren/studenten met individuele studietoeslag (IST) |
---|---|
Documentdatum | 26-10-2021 |
Publicatiedatum | 27-10-2021 |
Nummer | KST34352225 |
Kenmerk | 34352, nr. 225 |
Commissie(s) | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2021-2022
34 352
Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 225 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 oktober 2021
In mijn brief aan uw Kamer van 12 augustus 20211 heb ik gehoor gegeven aan het verzoek van de vaste Kamercommissie SZW aangaande de brief van S.P. te Z van 22 juni 2021. Op 16 september 2021 leidde de vaste Kamercommissie SZW een aanvullende brief door van S.P. te Z. van 10 juli 2021 over de positie van kwetsbare jongeren/studenten met individuele studietoeslag (IST) in de Participatiewet. In de aanvullende brief van 10 juli 2021 vraagt S.P. te Z. het volgende:
«Mijn brief van 22 juni j.l. nog eens lezend, moet er inmiddels al jaren een relatief grote rechtsongelijkheid in deze situatie tussen studenten in verschillende gemeenten bestaan. Dit geeft mij aanvullend de vraag of (in een eventuele aparte aanpak van de IST bij gemeenten) een vorm van terugwerkende kracht kan worden toegepast, bijvoorbeeld vanaf minstens 1 januari 2021. Zou een vorm van ministeriële aanwijzing of regeling de betreffende gemeenten tot andere gedachten en actie kunnen brengen? Daarmee zou de IST nog meer tijdelijk worden losgeweekt van de brede wetsherziening.»
Mijn antwoord op deze vraag luidt als volgt: Het vaststellen van de hoogte en de uitvoering van de individuele studietoeslag (IST) is op grond van de Participatiewet een wettelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het college van B&W. Het college heeft beleidsruimte om de hoogte te bepalen, consequentie van deze keuze van de wetgever is dat er verschillen tussen gemeenten kunnen ontstaan. Vanuit het ministerie is meerdere keren een oproep gedaan aan gemeenten om de IST - voor wat betreft de hoogte van het bedrag - in de geest van de voorgenomen herziening te verstrekken. Ik heb op dit moment geen bevoegdheid tot het stellen van regels over de hoogte van de IST, noch om een aanwijzing te geven.
1 Kamerstuk 34 352, nr. 220.
kst-34352-225 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021
Op 15 oktober 2021 heb ik Kamervragen over de individuele studietoeslag beantwoord met deels dezelfde strekking van de leden Gijs van Dijk en De Hoop (beiden PvdA). Voor de volledigheid heb ik de beantwoording als bijlage toegevoegd2.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma
2 Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 328.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 34 352, nr. 225 2