Brief regering; WODC-Prognosemodel in relatie tot de haal-en aangiftedelicten - Justitiële Inrichtingen

Deze brief is onder nr. 708 toegevoegd aan dossier 29911 - Bestrijding georganiseerde criminaliteit en dossier 24587 - Justitiële Inrichtingen.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Justitiële Inrichtingen; Brief regering; WODC-Prognosemodel in relatie tot de haal-en aangiftedelicten
Document­datum 13-12-2017
Publicatie­datum 15-12-2017
Nummer KST24587708
Kenmerk 24587; 29911, nr. 708
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

24 587 Justitiële Inrichtingen 29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 708 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2017

Tijdens het Wetgevingsoverleg d.d. 15 juni 2017 (Kamerstuk 34 725 VI, nr. 12) heeft het lid Van Toorenburg gevraagd in hoeverre georganiseerde criminaliteit verwerkt is in het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Naar aanleiding hiervan heeft mijn ambtsvoorganger de toezegging gedaan uw Kamer dit najaar te informeren over de capaciteitsvraag in relatie tot de haal- en aangiftedelicten. Via deze brief doe ik aan deze toezegging gestand en informeer ik u over het PMJ in relatie tot haal- en aangiftedelicten.

In deze brief ga ik als eerste in op het onderscheid tussen haal- en aangiftedelicten. Vervolgens ga ik in op de werking van het PMJ en de wijze waarop haal- en aangiftedelicten in het PMJ verwerkt zijn.

Onder haaldelicten worden delicten verstaan die door een opsporingsambtenaar worden geconstateerd en waarvan door dezelfde opsporingsambtenaar ambtshalve aangifte wordt gedaan. Onder aangiftedelicten (ook wel brengdelicten genoemd) worden delicten verstaan waarvan burgers aangifte doen. Tezamen vormen deze twee categorieën de geregistreerde criminaliteit zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt gerapporteerd. De geregistreerde criminaliteit bevat dus zowel haal- als aangiftedelicten, maar het onderscheid wordt in de cijfers van het CBS niet gemaakt. Het PMJ gebruikt voor haar berekeningen deze cijfers over geregistreerde misdrijven.

Het PMJ is een wiskundig model dat de basis vormt voor de meerjarige cijfers betreffende de capaciteitsbehoefte in de justitiële keten. De basis van het PMJ wordt gevormd door ontwikkelingen in de samenleving die geheel of grotendeels buiten de directe invloedsfeer van overheidsbeleid liggen. Het PMJ legt een verband tussen deze ontwikkelingen en de geregistreerde misdrijven. In het PMJ worden negentien delictscategorieën onderscheiden op basis van wetsartikelen. Dit zijn: zwaar geweld, licht geweld, zedenmisdrijven, diefstal met geweld, eenvoudige diefstal, gekwalificeerde diefstal, overige vermogensmisdrijven, vernieling & openbare orde, rijden onder invloed, overige verkeersmisdrijven, hard drugs, soft drugs, economische misdrijven, overige misdrijven, leerplichtwetovertredingen, vervoersovertredingen, verkeersovertredingen, APV-overtredingen en overige overtredingen.

Onder andere verkeersmisdrijven en opiumdelicten worden doorgaans als haaldelicten beschouwd; hier komt de politie immers delicten op het spoor. Voor georganiseerde criminaliteit geldt dit doorgaans ook, aangezien in dat kader nauwelijks aangiften binnenkomen. Geweld, zedenmisdrijven en vermogensdelicten worden doorgaans als aangiftedelicten beschouwd, omdat deze vaak aan het licht komen doordat een slachtoffer aangifte doet. Dit onderscheid is echter niet geheel zuiver te maken: er zijn drugsdelicten en verkeersmisdrijven die door aangifte aan het licht komen en omgekeerd ook geweld-, zeden- en vermogensdelicten die door de politie of een opsporingsambtenaar worden geconstateerd.

Geconcludeerd kan worden dat de geraamde capaciteitsbehoefte door het PMJ-model zowel op haal- als aangiftedelicten (onder andere georganiseerde, ondermijnende criminaliteit) is gebaseerd.

Ten aanzien van de inzet en middelen van de strafrechtsketen om georganiseerde, ondermijnende criminaliteit afdoende aan te kunnen pakken zijn niet alleen de PMJ-ramingen van belang. Over de benodigde inzet heeft mijn ambtsvoorganger met de gezagen afspraken gemaakt, die zijn neergelegd in de Veiligheidsagenda 2015-2018 (Kamerstuk 28 684, nr. 412). Daarin is afgesproken dat het OM en de politie jaarlijks minimaal 950 criminele samenwerkingsverbanden aanpakken door middel van een opsporingsonderzoek. Daarnaast wordt afhankelijk van opkomende nieuwe fenomenen of benodigde beleidsintensiveringen bekeken of extra middelen nodig zijn. Zo heeft het OM de afgelopen kabinetsperiode meermaals financiële versterkingen ontvangen ten behoeve van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Omdat bij haaldelicten zoals georganiseerde, ondermijnende criminaliteit niet kan worden afgegaan op aangiftecijfers, worden andere instrumenten gebruikt om beter zicht te krijgen op aard en ontwikkeling van deze vorm van criminaliteit.

De belangrijkste instrumenten daarbij zijn het vierjaarlijkse Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit van de politie, de regionale ondermijningsbeelden die in opdracht van de stuurgroepen door de RIEC’s worden opgesteld en de landelijke variant hiervan die het LIEC opstelt, en de meerjarige Monitor Georganiseerde Criminaliteit van het WODC. In aanvulling hierop heeft mijn ambtsvoorganger het WODC opdracht gegeven onderzoek te laten doen naar de aard en omvang van niet-geregistreerde criminaliteit, waaronder ondermijnende criminaliteit. Naar verwachting zal dit onderzoek in februari 2018 gereed zijn.

Tot slot wil ik uw Kamer erop attenderen dat een effectieve aanpak van haalcriminaliteit en zeker georganiseerde, ondermijnende criminaliteit niet vanuit een strafrechtelijke aanpak alleen zal komen. De aanpak is integraal, dat wil zeggen een goede combinatie van strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en fiscale instrumenten in combinatie met een gedegen preventiebeleid: het opwerpen van barrières, het weerbaar maken van het openbaar bestuur en branches en het beschermen van onze maatschappelijke voorzieningen tegen criminele beïnvloeding. De resultaten van deze integrale aanpak kunnen niet altijd in harde cijfers worden uitgedrukt, maar zijn een optelsom van het geheel van interventies en maatregelen die door de gezamenlijke partijen worden getroffen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.