Lijst van vragen en antwoorden over het rapport ‘Welvaart in kaart’ in het kader van het parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip - Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip - Hoofdinhoud
Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 4 toegevoegd aan dossier 34298 - Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip; Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden over het rapport ‘Welvaart in kaart’ in het kader van het parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip |
---|---|
Documentdatum | 10-06-2016 |
Publicatiedatum | 10-06-2016 |
Nummer | KST342984 |
Kenmerk | 34298, nr. 4 |
Commissie(s) | Economische Zaken (ez) |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 juni 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip over het rapport van 20 april 2016 inzake «Welvaart in kaart» (Kamerstuk 34 298, nr. 3).
De tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
1
Op welke wijze en waarom ziet u het bruto binnenlands product (bbp) als een robuuste indicator, gezien de beperkingen die u zelf ook schetst in uw rapport?
De commissie vindt het bbp een robuuste indicator om de omvang van de economie in kaart te brengen. De commissie vindt het bbp voor dat specifieke doel robuust, omdat internationale organisaties sinds jaar en dag werken aan internationale harmonisatie voor de berekeningswijze ervan, waardoor de internationale acceptatie en vergelijkbaarheid groot is. Daarnaast zijn er historische tijdreeksen en actuele cijfers van het bbp beschikbaar en is het - tot op zekere hoogte- mogelijk de effecten van beleidsvoorstellen op het bbp door te rekenen.
2
Heeft u ook nagedacht dan wel onderzocht of economische groei wel altijd per se goed is?
De commissie heeft geen onderzoek gedaan naar de vraag of economische groei al dan niet wenselijk is.
3
Hoe komt het dat de economische welvaartstheorie zo’n prominente plek in het rapport heeft gekregen, was dit een expliciete keuze?
De commissie heeft deze theorie met een respectabele geschiedenis als uitgangspunt voor het onderzoek genomen, omdat zij de lijn van deze theorie ondersteunt dat brede welvaart zaken behelst die voorzien in behoeftebevrediging van mensen. Dat betreft materiële aspecten, maar ook aspecten als onderwijs, gezondheid, milieu, de informele economie, gelijkheid en innovatie. Daarnaast is de economische welvaartstheorie breed toepasbaar. Zo kan de theorie worden toegepast op de welvaart van een individu, maar ook op die van een groep en die van een samenleving. De theorie kan ook worden gebruikt bij intergenerationele vraagstukken door in beleidsanalyses rekening te houden met de behoeftenbevrediging van toekomstige generaties.
4
Waarom wordt er in het rapport niet ingegaan op de suggestie die zowel in de Kamer als in de maatschappij al breder leeft om de Macro Economische Verkenningen (MEV) uit te breiden met ecologische en sociale criteria om zo te komen tot een MEV+?
Het karakter van de Macro Economische Verkenning (MEV) is dat daarin ramingen worden gemaakt. Hierbij trekt de raming van de economische groei doorgaans de meeste aandacht. Het CPB maakt ook scenario’s voor de middellange en lange termijn. De commissie heeft geconstateerd dat het doorrekenen van beleidseffecten op de gehele brede welvaart nog niet mogelijk is. De grootste belemmering daarvoor is het gebrek aan inzicht in effecten op vrijwel alle terreinen, als gevolg van gebrek aan effectonderzoek. Voor het uitbreiden van bestaande ramingsmodellen met meer dimensies van brede welvaart is meer inzicht nodig in het effect van voorgenomen beleid op die dimensies van brede welvaart. De commissie benadrukt daarom ook het belang van goede effectstudies in de beleidscyclus.
5
U stelt niet voor dat Nederland zich aansluit bij de tien landen die testen uitvoeren op basis van de aanbevelingen van de Conference of European Statisticians (CES), waarom niet?
Nederland is, net als België overigens, de testfase al voorbij. De bestaande Monitor Duurzaam Nederland is reeds grotendeels in overeenstemming met de CES-aanbevelingen. De commissie is ervan overtuigd dat de CES-aanbevelingen kunnen worden omarmd in een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart.
6
U verwijst in het rapport uitvoerig naar de historie van de ontwikkeling van een breed welvaartsbegrip in andere landen zoals Frankrijk en Duitsland maar besteedt weinig aandacht aan de ontwikkeling van dit debat in Nederland en de rol die ook verschillende organisaties daarin hebben gespeeld, waarom is dat?
De commissie geeft vooral een beschrijving van de recente ontwikkelingen in Frankrijk en Duitsland, omdat in deze landen vergelijkbare parlementaire onderzoeken naar een breed welvaartsbegrip hebben plaatsgevonden. De commissie heeft tijdens haar onderzoek daarnaast verschillende Nederlandse hoogleraren, organisaties en experts gesproken die al geruime tijd nadenken over de wijze waarop brede welvaart meetbaar gemaakt kan worden.
7
Hoe beoordeelt u het dat, ondanks alle kritiek op het bruto nationaal product (bnp) die u noemt, het bnp toch de enige indicator blijft die het beleid bepaalt wanneer uw aanbevelingen worden uitgevoerd?
De commissie deelt niet de mening van de vraagsteller, dat het BNP de enige indicator is die het beleid bepaalt, als de aanbevelingen van de commissie worden uitgevoerd. Het bruto nationaal product, verwant aan het bbp, is niet opgezet om brede welvaart te meten. De commissie is juist daarom van mening dat het meerwaarde heeft ook andere indicatoren te gebruiken. De commissie stelt dan ook voor op een vast moment in het parlementaire jaar expliciet stil te staan bij de brede welvaart aan de hand van een Monitor Brede Welvaart, zodat het onderwerp brede welvaart meer aandacht krijgt.
8
Is vergelijkbaarheid de belangrijkste reden om een maatstaf voor brede welvaart te ontwikkelen?
De belangrijkste reden voor het ontwikkelen van een maatstaf voor brede welvaart is volgens de commissie dat het onderwerp brede welvaart meer aandacht verdient in het debat. Voor het doorontwikkelen van de bestaande Monitor Duurzaam Nederland tot de gewenste Monitor Brede Welvaart doet de commissie een aantal aanbevelingen. Een daarvan is om de vergelijkbaarheid met andere landen en over de tijd te vergroten. Daarmee zijn trends waar te nemen of wordt zichtbaar of Nederland het goed of slecht doet ten opzichte van andere landen, en krijgen de indicatoren betekenis in het politieke en maatschappelijke debat.
9
Wat is de waarde voor de inwoners van Nederland van een internationale benchmark over brede welvaart?
Ook voor de inwoners van Nederland is het van belang dat er een gestructureerd politiek debat komt over brede welvaart en de politieke beleidskeuzes die daarmee samenhangen. De inwoners van Nederland zijn immers diegenen de gevolgen van het beleid ondervinden. Zie ook het antwoord op vraag 8.
10
Klopt het dat u het brede welvaartsbegrip naast het bbp plaatst? Met andere woorden: dit zijn beide nuttige, maar andere begrippen die elkaar niet vervangen?
Ja.
11
Wanneer alle kapitalen worden opgeteld en in een cijfer worden uitgedrukt verdwijnt het zicht op afzonderlijke kapitalen. Wat wordt hier meer bedoeld dan de vanzelfsprekendheid dat een totaal of gemiddelde niets zegt over de afzonderlijke getallen?
Vanzelfsprekend geeft een totaal of een gemiddelde andere informatie dan de afzonderlijke getallen waaruit het totaal of gemiddelde is samengesteld. Bij het optellen van kapitaalvormen geldt daarnaast in het bijzonder dat het optellen de suggestie kan wekken dat verschillende kapitaalvormen inwisselbaar zijn. Dat is niet het geval. Bovendien zijn afruilen («trade-off») tussen kapitaalvormen dan niet zichtbaar. Het zicht op afzonderlijke kapitalen is te meer van belang wanneer bepaalde kapitaalvormen beneden kritische, onomkeerbare niveaus komen.
12
Klopt het dat in Bhutan wordt gewerkt met het begrip bruto nationaal geluk (bng) en is dit een werkbare indicator? Is er in Bhutan daarnaast nog een bbp of bnp en hoe verhouden bnp en bng zich tot elkaar?
In Bhutan wordt inderdaad gewerkt met het begrip bruto nationaal geluk (bng). Deze indicator gaat niet uitsluitend over geluk, maar over verschillende dimensies van kwaliteit van leven. Het SCP heeft de commissie erop gewezen dat de bruikbaarheid van het bng voor Nederland niet zo groot lijkt, onder meer omdat er religieuze aspecten in zijn opgenomen die niet een-op-een bruikbaar zijn in de Nederlandse situatie. Van Bhutan wordt ook het bbp berekend. De commissie heeft niet onderzocht welke rol het bng en het bbp in het Bhutaanse beleid vervullen en hoe beide begrippen zich tot elkaar verhouden. De commissie geeft zelf overigens de voorkeur aan een dashboard voor brede welvaart dat in hoofdzaak objectieve indicatoren bevat en dat waar nodig aangevuld wordt met indicatoren uit meting van subjectieve beleving.
13
Heeft u overwogen het individuele welvaartsniveau te onderzoeken in plaats van de welvaart voor de samenleving als geheel?
In haar eerste aanbeveling wijst de commissie erop dat er niet alleen gekeken zou moeten worden naar de welvaart voor de samenleving als geheel, maar ook naar ongelijkheid en verdeling van aspecten van welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. Naar mate de uitsplitsing van cijfers naar groepen uitgebreider en precieser wordt, ontstaat een meer gedifferentieerd beeld van de verdeling van de welvaart. Dit kent echter praktische en methodische beperkingen. De commissie doet daarover geen uitspraak.
14
Hoe komt u tot het begrip brede welvaart?
In het onderzoeksvoorstel waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd in het kader van de Toekomst- en Onderzoeksagenda 2015 was sprake van de term breed welvaartsbegrip. De commissie deze term gehandhaafd. De term sluit aan bij de economische welvaartstheorie, die volgens de commissie goed als uitgangspunt kan dienen voor de invulling van het begrip brede welvaart.
15
Kunt u een definitie geven van het begrip brede welvaart?
De commissie sluit hierbij aan bij de economische welvaartstheorie. Welvaart is volgens deze theorie alles wat voorziet in behoeftebevrediging van mensen, voor zover daarvoor een beroep moet worden gedaan op schaarse middelen. Welvaart, in brede zin, omvat dus tal van aspecten, zoals gezondheid, veiligheid, goede huisvesting en onderwijs. Het betreft niet alleen het «hier en nu», maar ook de gevolgen van ons handelen elders en later.
16
Wat is de achtergrond geweest van de tendens dat het bbp de laatste vijftig jaar steeds meer gelijk wordt gesteld met (materiële) welvaart of met vooruitgang?
De Europese Commissie stelt in haar rapport «Het bbp en verder, Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld» (2009) dat het bbp steeds meer de rol is gaan spelen van proxy indicator voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang in het algemeen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) concludeert in zijn rapport «Naar een lerende economie» (2013) dat het bbp de laatste vijftig jaar steeds meer gelijkgesteld wordt met (materiële) welvaart of met vooruitgang, maar dat het bbp-begrip verschillende beperkingen kent. Gelijkstelling van het bbp met vooruitgang kan samenhangen met de prominente rol die het bbp speelt in de economische wetenschap en in het economisch beleid en voortkomen uit een gebrekkig begrip van het bbp, maar de commissie heeft de oorzaak van deze gelijkstelling niet onderzocht.
17
Wat is in Nederland tot op heden gedaan met de CES-aanbevelingen en behoort Nederland tot de landen die op basis van de CES-aanbevelingen tests uitvoeren?
Nederland is, net als België overigens, de testfase al voorbij. De bestaande Monitor Duurzaam Nederland is reeds grotendeels in overeenstemming met de CES-aanbevelingen. De commissie is ervan overtuigd dat de CES-aanbevelingen kunnen worden omarmd in een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart, door de Monitor Duurzaam Nederland gericht door te ontwikkelen.
18
In hoeverre heeft u zelf overwogen om een meetinstrument te ontwerpen?
De commissie is van mening dat Nederland niet opnieuw het wiel moet uitvinden door een eigen nationale set indicatoren te ontwikkelen voor het meten van brede welvaart. Heel wat internationale organisaties en afzonderlijke landen hebben dergelijke initiatieven al ondernomen. In Frankrijk en Duitsland zijn hiervoor jarenlange trajecten doorlopen, maar met beperkt resultaat en zonder tot overeenstemming te hebben geleid. Ook internationale organisaties als de VN, de OESO, Eurostat en de Wereldbank hebben ieder hun eigen set indicatoren ontwikkeld. De commissie heeft geconstateerd dat er vooralsnog gebrek is aan internationale harmonisatie en afstemming tussen de verschillende landen en internationale organisaties, en dat de verschillende initiatieven mede daardoor tot op heden weinig impact hebben gehad. De commissie pleit er daarom voor bij te dragen aan verdere internationale harmonisatie en aan te sluiten bij de internationale ontwikkelingen in plaats van het zelf ontwikkelen van een set indicatoren.
19
U constateert dat er voldoende informatie beschikbaar is, op welke informatie doelt u?
De commissie constateert dat er op nationaal niveau veel informatie beschikbaar is over brede welvaart, onder meer door vele publicaties van het CBS en de Nederlandse planbureaus. Voorbeelden zijn de publicaties De sociale staat van Nederland, Kwaliteit van leven in Nederland, de Balans van de Leefomgeving, Welvaart en Leefomgeving, en ramingen zoals de Macro Economische Verkenningen. In haar rapport, met name in hoofdstuk 5 en 6, geeft de commissie een overzicht van beschikbare informatie.
20
In hoeverre zou een Monitor Brede Welvaart wel of niet overeenkomen met de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)?
Het SCP publiceert uiteenlopende publicaties zoals De sociale Staat van Nederland, het Sociaal en cultureel rapport en het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB). Van deze publicaties komt De Sociale staat van Nederland wat betreft de breedte van onderwerpen nog het meest in de buurt van de Monitor Brede Welvaart. Er zijn echter ook verschillen. De sociale staat van Nederland fungeert als een breed sociaal en cultureel naslagwerk en wordt gekenmerkt door analyses en uitvoerige beschouwingen. De Monitor Brede Welvaart heeft een bredere inhoudelijke scope, door bijvoorbeeld ook in te gaan op de dimensies «elders» en «later». De Monitor moet verder als basis dienen voor een politiek debat over hoe het er op hoofdlijnen voorstaat met de brede welvaart, en moet daarom door middel van een sterke visuele presentatie in één oogopslag zicht bieden op de meest essentiële informatie. Verder hecht de commissie grote waarde aan internationale harmonisatie en zal de monitor daarom in tegenstelling tot De sociale staat van Nederland de systematiek van de CES-recommendations volgen.
Overigens is de Monitor Brede Welvaart een doorontwikkeling van de bestaande Monitor Duurzaam Nederland, die een gezamenlijke publicatie is van het CBS en de planbureaus, waaronder het SCP.
21
Waarom beveelt u aan om de brede welvaart bij Verantwoordingsdag te bespreken?
De commissie vindt het belangrijk dat de Tweede Kamer de monitor op een vast moment in het parlementaire jaar bespreekt met de Minister-President en de Minister van Financiën. De commissie vindt dat er een politiek debat zou moeten plaatsvinden over hoe het er op hoofdlijnen met de brede welvaart voor staat, en over welke politieke keuzes daarbij gemaakt moeten worden. Dat past bij een debat op hoofdlijnen zoals het Verantwoordingsdebat, en niet bij een debat over specifieke deelonderwerpen, al dan niet door een vaste Kamercommissie. Verder geeft de Monitor Brede Welvaart net als in de verantwoordingsstukken een beeld van de stand van zaken (realisaties) en geen ramingen van toekomstige ontwikkelingen. De commissie acht ook daarom Verantwoordingsdag het meest geschikt.
22
Hoe lang duurt het volgens u om op internationaal niveau overeenstemming te bereiken over een breed welvaartsbegrip?
Doordat de zogenoemde CES-recommendations zijn onderschreven door internationale organisaties als de VN, OESO, Eurostat en de Wereldbank, en de «Chief Statisticians» van meer dan zestig landen, waaronder Nederland, is er reeds een belangrijke mate van overeenstemming over het meten van brede welvaart. Aan dit resultaat is echter geen formele verplichting verbonden. Landen en internationale organisaties moeten dus op basis van vrijwilligheid de CES-recommendations invoeren. Veel landen en internationale organisaties hebben hun instrumenten voor het meten van brede welvaart in de praktijk echter (nog) niet in overeenstemming gebracht met de CES-recommendations. Hoe lang dat nog gaat duren is moeilijk te zeggen. Momenteel worden de CES-recommendations in tien landen getest. In Nederland is de Monitor Duurzaam Nederland al grotendeels in overeenstemming met de CES-recommendations. Ook in België worden de CES-recommendations inmiddels toegepast door middel van een jaarlijks geactualiseerde indicatorenset. Nederland kan een verdere impuls aan harmonisatie geven door invoering van de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart. De commissie dringt er verder bij het CBS op aan de internationale harmonisatie te blijven aanjagen.
23
Op welke wijze kan de Monitor Brede Welvaart worden ingericht zodat er meer nadruk komt te liggen op de lange termijn?
Een internationaal invloedrijke wijze om de dimensie «later» te analyseren is de zogenoemde kapitalenbenadering. In deze benadering wordt het «later» benaderd vanuit de vraag in hoeverre er een basis wordt gelegd voor de toekomst of juist wordt ingeteerd op beschikbare kapitalen. Een daarin veel gebruikt onderscheid is dat tussen fysiek, menselijk, natuurlijk en sociaal kapitaal. In de Monitor Brede Welvaart wordt deze kapitalenbenadering gehanteerd. Het is aan het CBS om in de vormgeving de aspecten «hier en nu», «later»en «elders» op een evenwichtige, gelijkwaardige, wijze te presenteren.
24
Waarom stelt u voor een monitor op te stellen en niet één geaggregeerde indicator te creëren (zoals de Human Development Index (HDI) om tegenwicht te bieden aan het bbp?
Internationaal zijn er verschillende initiatieven geweest om te komen tot één maatstaf van brede welvaart, zoals de Human Development Index. Volgens de commissie is het problematisch dat bij de berekening van dergelijke maatstaven aan de verschillende aspecten van brede welvaart een waardering of normatieve weging moet worden toegekend. De commissie pleit er daarom voor een set van meerdere indicatoren te ontwikkelen en deze naast elkaar te presenteren. Zo kan inzicht worden geboden in verschillende aspecten van brede welvaart en in de wijze waarop deze aspecten zich ten opzichte van elkaar ontwikkelen. De commissie sluit hierbij bewust nauw aan bij de benadering van het gezaghebbende «Stiglitz-rapport».
25
Is bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds nagegaan of het CBS bereid en in staat is om jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te publiceren?
De commissie heeft met het CBS gesproken over de mogelijkheid van een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart. Het CBS is bereid en technisch in staat een Monitor Brede Welvaart te ontwikkelen en jaarlijks te publiceren. De commissie is niet in de positie om te kunnen beoordelen of het CBS daartoe in staat is voor zover dit samenhangt met budgettaire randvoorwaarden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het kabinet en het CBS.
26
Heeft Eurostat al kunnen reageren op dit rapport en gaat Eurostat ook werken aan een geharmoniseerd breed welvaartsbegrip?
De commissie heeft gesproken met een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en haar op de hoogte gesteld van het rapport van de commissie. Inmiddels is over het rapport ook een bericht geplaatst op de Beyond GDP website van de Europese Commissie (zie http://ec.europa.eu/environment/beyond_gdp/news_en.html). De commissie heeft geen reactie van Eurostat op het rapport ontvangen. Eurostat werkt al ten minste sinds 2004 aan een geharmoniseerd welvaartsbegrip door actieve deelname aan internationale werkgroepen voor harmonisatie van het meten van brede welvaart/duurzame ontwikkeling. Een belangrijk resultaat hiervan zijn de CES-recommendations.
27
Klopt het dat u vindt dat de Monitor Breed Welvaartsbegrip besproken zou moeten worden bij het Verantwoordingsdebat, zoals het debat op 26 mei 2016? Is er dan niet juist een risico dat het abstracte onderwerp Brede Welvaart ondersneeuwt in een reeks van andere onderwerpen en zou er niet eerder een separaat jaarlijks breed welvaartsdebat moeten komen?
De commissie vindt het jaarlijkse verantwoordingsdebat inderdaad het meest geschikte moment om expliciet stil te staan bij de Monitor Brede Welvaart. De Monitor Brede Welvaart gaat net als de verantwoordingsstukken over de stand van zaken, over realisaties. Omdat de monitor op hoofdlijnen een overzicht geeft van hoe het er met de brede welvaart voor staat, krijgt de Kamer in dit debat juist een beter inzicht in zaken als onderwijs, gezondheid, milieu, de informele economie en innovatie. Zeker als, conform de aanbevelingen van de commissie, de cijfers actueler worden, er betere informatie komt over ongelijkheid en verdeling van welvaart over verschillende bevolkingsgroepen, de cijfers vergeleken kunnen worden met andere landen en over de tijd, en als de gegevens visueel aantrekkelijker worden gepresenteerd. De commissie is van mening dat langs deze weg het verantwoordingsdebat zich zal kunnen ontwikkelen tot een veel breder debat gericht op beleidsevaluatie. Om die reden beveelt de commissie ook aan dat er, voorafgaande aan het Verantwoordingsdebat, een kabinetsreactie komt op de «monitor brede welvaart».
28
Hoeveel landen werken met een breed welvaartsbegrip?
Wereldwijd zijn er vele honderden initiatieven genomen om brede welvaart te meten. Het is daarom moeilijk te zeggen hoeveel landen precies momenteel met een breed welvaartsbegrip werken. Het International Institute for Sustainable Development onderhoudt een database waaruit bijvoorbeeld blijkt dat er voor het meten van duurzame ontwikkeling bijna negenhonderd initiatieven bestaan. Het gaat om individuele landen die een eigen meetsysteem voor brede welvaart ontwikkelen, of om internationale organisaties met meetsystemen voor (onderdelen van) brede welvaart. Daarnaast werken ook gezamenlijk werkgroepen van de VN, de OESO en Eurostat, waaraan ook de Wereldbank en nationale statistiekbureaus deelnemen, aan internationale harmonisatie van het meten van brede welvaart. Een belangrijk resultaat hiervan is de publicatie in 2014 van aanbevelingen voor het meten van duurzame ontwikkeling, de «CES-recommendations on measuring sustainable development», die door de internationale instituten en de «Chief Statisticians» van meer dan zestig landen, waaronder Nederland, zijn onderschreven.
29
Tellen boetes en dwangsommen mee in het bbp zoals dat nu bestaat?
Het bbp is onderdeel van het systeem van nationale rekeningen. Dit statistische systeem is geformaliseerd in een gezaghebbend wereldwijd handboek, dat vele honderden pagina’s omvat. De algemene lijn is hierin dat boetes en dwangsommen inkomensoverdrachten zijn die niet meetellen voor het bbp.
30/31
Hoe worden negatieve producten zoals kernafval en negatieve diensten zoals criminaliteit meegenomen in het bbp, zoals dat nu bestaat? Hoe worden milieuvervuiling en klimaatopwarming meegenomen in het bbp, zoals dat nu bestaat?
Milieuschades worden in het bbp niet tot uitdrukking gebracht. Een voorbeeld vormen de schades aan bijvoorbeeld bodem, water en natuur die het gevolg zijn van onze productie- en consumptieactiviteiten en die niet worden opgeruimd. Deze schades zijn geen onderdeel (aftrekpost) van het bbp, waardoor de welvaartsgroei wordt overschat. Als de milieuschade wordt opgeruimd (en er per saldo geen milieuschade is), dan beïnvloeden deze compensatiemaatregelen, zoals zuiveringsactiviteiten, het bbp wel positief.
Het bbp meet ook aspecten waarvan algemeen wordt aangenomen dat ze niet bijdragen aan de verbetering van de maatschappij. Als een ruit ingegooid wordt en deze vervolgens wordt vervangen, dan draagt dit positief bij aan de hoogte van het bbp, terwijl er geen vooruitgang is geboekt.
Zwarte en illegale (betaalde) arbeid wordt voor een deel in het bbp meegeteld op basis van schattingen. Naar de aard van het BBP zijn daarvoor aannemelijke redenen.
32
Vergt de deeleconomie, mantelzorg en vrijwilligerswerk een aanpassing van het bbp of het brede welvaartsbegrip en welke invloed hebben sociale media en robotisering hierop?
Het opnemen van informele (onbetaalde)arbeid in het BBP is niet zinvol, omdat dit juist de bestaande meerwaarde van BBP (meting omvang (formele) economie) niet ondersteunt. Het is beter om in kader van indicatoren brede welvaart deze aspecten afzonderlijk in beeld te brengen.
33
Wat heeft de Franse overheid tot op heden gedaan met de uitkomsten van de commissie-Stiglitz?
Naar aanleiding van het rapport van de commissie-Stiglitz (2009) heeft Franse Raad voor Economische Analyse samen met de Duitse Raad van Economische Experts in 2010 een gezamenlijk rapport gepubliceerd, waarin een voorstel wordt gedaan om te komen tot 25 basisindicatoren voor brede welvaart. Het rapport beschrijft de stappen en problemen om deze 25 basisindicatoren meetbaar te maken, zonder tot een concreet uitgewerkt dashboard te komen. Na de commissie-Stiglitz en het Frans-Duitse initiatief heeft het onderwerp «brede welvaart» in Frankrijk enkele jaren stilgelegen. In 2015 heeft het Franse parlement het onderwerp weer op de agenda gezet door een wetsvoorstel aan te nemen waarin de regering wordt verzocht te komen tot nieuwe welvaartsindicatoren naast het bbp. In reactie op dit wetsvoorstel heeft de Franse regering in november 2015 een rapport («les nouveaux indicateurs de richesse») uitgebracht met tien nieuwe welvaartsindicatoren naast het bbp.
34
Hoe is de discussie in het Franse parlement verlopen rondom het rapport van de commissie-Stiglitz?
De commissie heeft alleen de meest recente ontwikkelingen in het Franse parlement gevolgd, namelijk de publicatie in 2015 van het rapport «les nouveaux indicateurs de richesse» dat in navolging van de commissie-Stiglitz is geschreven. Vanuit het Franse parlement is er nogal wat kritiek op dit laatste rapport geleverd. Een van de kritieken was dat er een nationale dialoog met de bevolking heeft plaatsgevonden, maar dat de Franse regering niet alle resultaten uit deze dialoog heeft overgenomen. Ook werd aangegeven dat de gekozen indicatoren veel beleidsterreinen niet afdekken en dat ze nogal willekeurig gekozen lijken te zijn. Tevens is er de kritiek dat het rapport niet onafhankelijk van de regering is opgesteld, waardoor het parlement geen oordeel kan vormen over de resultaten van het regeringsbeleid op basis van onafhankelijke informatie. Ook de Franse Minister van Financiën heeft in het parlement gezegd dat het rapport «les nouveaux indicateurs de richesse» gezien moet worden als een eerste stap om welvaart te meten en dat er nog veel werk verzet moet worden om het project verder te brengen.1
35
Heeft het rapport van de commissie-Stiglitz geleid tot beleidswijzigingen in Frankrijk of elders? Zo nee, waarom niet?
Het rapport van de commissie-Stiglitz heeft vooral een belangrijke rol gespeeld in het nationale en internationale debat over het meten van brede welvaart. Zo heeft het rapport een grote invloed gehad op de meetsystemen van de OESO en van Eurostat. Ook in Nederland is de invloed van het rapport goed zichtbaar, bijvoorbeeld in de Monitor Duurzaam Nederland. In hoeverre er specifiek naar aanleiding van het rapport van de commissie-Stiglitz concrete beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, heeft de commissie niet onderzocht.
36
Kijkt u voor het meten van brede welvaart alleen naar objectieve factoren of ook naar subjectieve factoren?
De commissie heeft de voorkeur voor een dashboard dat in hoofdzaak objectieve indicatoren bevat en dat waar nodig aangevuld wordt met indicatoren uit meting van subjectieve beleving. Subjectieve indicatoren zijn nodig bij het meten van een aantal aspecten van brede welvaart. Denk bijvoorbeeld aan indicatoren voor sociaal kapitaal zoals vertrouwen in instituties.
37
Wat vindt u van het begrip welzijn en wat is de waarde daarvan?
In de welzijnsbenadering gaat het in de praktijk vaak om subjectief welzijn, waarbij geluk en tevredenheid kernbegrippen zijn. Onderzoek naar subjectief welzijn is in principe gericht op het «hier en nu». Onderzoek naar geluk en tevredenheid met het leven is direct gericht op levensuitkomsten en niet op levensvoorwaarden (zoals inkomen en gezondheid). De commissie-Stiglitz wijst erop dat met het meten van subjectief welzijn (geluk) via directe enquêtering van mensen over hun gemoedstoestand, aanvullend op objectieve maatstaven, een meer omvattend beeld verkregen kan worden van de kwaliteit van leven van mensen.
Welzijn is een begrip dat verband houdt met brede welvaart, evenals begrippen als kwaliteit van leven en geluk. De termen hebben veel overlap, maar leggen ook andere accenten. Brede welvaart valt niet samen met subjectief welzijn/geluk. Brede welvaart is afhankelijk van alles wat voorziet in behoeftebevrediging van mensen, voor zover daarvoor een beroep moet worden gedaan op schaarse middelen. Subjectief welzijn/geluk is ook afhankelijk van zaken die niet of slechts indirect te maken hebben met het omgaan met schaarse middelen (bijvoorbeeld liefdesgeluk).
De commissie is van mening dat de indicatorenset voor brede welvaart gericht moet zijn op levensvoorwaarden, en niet om levensuitkomsten, omdat de voorwaarden beïnvloedbaar zijn door beleid en de uitkomsten niet, of zeer indirect. De commissie geeft de voorkeur aan een set van indicatoren voor brede welvaart die in hoofdzaak objectieve indicatoren bevat, waar nodig aangevuld met indicatoren uit meting van subjectieve beleving. Immers, bij het meten van een aantal aspecten van brede welvaart zijn subjectieve indicatoren nodig.
38
Waarom wordt gekozen voor het bbp als indicator voor de omvang van de economie en niet voor het bruto nationaal inkomen (bni) als productie zich heeft verplaatst en bepaalde vormen van dienstverlening slecht kwantificeerbare productie hebben?
De commissie maakt geen keuze voor het bruto binnenlands product (bbp) boven het bruto nationaal inkomen (bni). Het bbp en het bni zijn beide onderdeel van het systeem van nationale rekeningen. Dat systeem bevat een breed palet aan indicatoren om allerlei verschillende dimensies van de economie in kaart te brengen. Het bbp en het bni zijn aan elkaar verwante begrippen die een verschillende functie hebben.
39
Welke sancties kent de verordening op het niet hanteren van het Europees systeem van rekeningen (ESR)?
Op grond van artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan de Europese Commissie (of een andere lidstaat) tegen een lidstaat die tekortschiet in de nakoming van de verordening de zogenoemde inbreukprocedure of infractieprocedure starten. In dat geval wordt een lidstaat aansprakelijk gesteld als die lidstaat inbreuk pleegt. Dit wil zeggen dat een lidstaat verplichtingen, die uit het Europees recht voortkomen, niet nakomt. Dit kan ertoe leiden dat de Europese Commissie een zaak begint bij het Europees Hof van Justitie. Het Hof kan de centrale overheid van de lidstaat een boete of last onder dwangsom opleggen om beëindiging van de inbreuk af te dwingen.
40
Wordt de effectiviteit en betrouwbaarheid van de voor «now-casting» gebruikte methodes getoetst aan de hand van statistiek? Zo ja, wat zijn de uitkomsten hiervan?
De commissie adviseert het kabinet het CBS te verzoeken jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te ontwikkelen en doet daarbij een aantal aanbevelingen. Een daarvan is om de actualiteit van de in de monitor gepresenteerde gegevens te verhogen, al dan niet door gebruik te maken van het voorspelling van gegevens naar het heden («now-casting»). Deze methode wordt nu ook al gebruikt om een actuele raming voor het bbp te maken. Het is aan het CBS om te bepalen in hoeverre «now-casting» (ook bij andere indicatoren) tot betrouwbare resultaten leidt en toegepast kan worden.
41
In welke mate is sprake van een evenredig verband tussen de toe- en afname van economische groei en de toe- en afname van werkgelegenheid?
Er is een samenhang tussen economische groei en werkgelegenheid: een toe- of afname van de economische groei gaat - met enige vertraging - veelal gepaard met een toe- of afname van de werkgelegenheid. Hoe sterk die samenhang is en of sprake is van «evenredigheid»heeft de commissie niet onderzocht.
42
Kunt u aangeven wat u de waarde van het bbp vindt?
Het bbp is een indicator om de omvang van de economie in kaart te brengen. De commissie vindt het bbp voor dat doel robuust, omdat internationale organisaties sinds jaar en dag werken aan internationale harmonisatie voor de berekeningswijze ervan, waardoor de internationale vergelijkbaarheid groot is. Daarnaast zijn er historische tijdreeksen en actuele cijfers van het bbp beschikbaar en is het mogelijk de effecten van beleidsvoorstellen op het bbp door te rekenen.
43
Ziet u de componenten uit de tabel op bladzijde 26 als «trade-offs»? Met andere woorden: leidt een stijging van het één tot een daling of beperking van een ander? Of kan het welvaartsniveau op alle losse componenten stijgen?
De bedoeling van de tabel is aan te geven dat het bbp niet alle componenten uit de tabel meet en niet bedoeld is om brede welvaart te meten. Het is niet in algemene zin te stellen dat de componenten in de tabel «trade-offs» zijn of zich in dezelfde richting ontwikkelen. Het kan allebei voorkomen.
44
Op welke wijze kan vrijwilligerswerk concreet worden meegenomen bij de berekening van de brede welvaart in Nederland? Heeft u hier een suggestie voor?
Een veelgebruikte methode om hier zicht op te krijgen is tijdsbestedingsonderzoek. Het SCP doet sinds 1975 onderzoek naar tijdsbesteding, op basis van door het CBS verzamelde gegevens. Met behulp van dergelijk onderzoek kan een beeld worden verkregen van de tijdsbesteding aan zaken als vrijwilligerswerk, huishoudelijke diensten en vrije tijd. In de Monitor Duurzaam Nederland is tevens een indicator voor vrijwilligerswerk opgenomen.
45
Heeft u een suggestie via welke indicator het bbp en/of het brede welvaartsbegrip positief, of in ieder geval niet negatief, kan worden beïnvloed in een situatie dat een weduwe met haar huishoudelijke hulp trouwt en hem of haar niet langer uitbetaalt?
Door middel van tijdsbestedingsonderzoek (zie ook het antwoord op vraag 43) wordt zichtbaar dat de tijd die wordt besteed aan (onbetaalde) huishoudelijke diensten toeneemt. Daarnaast kunnen effecten optreden in indicatoren als tevredenheid en gezondheid.
46
Waarom worden op dit moment in het bbp alleen investeringen meegenomen in financieel en economisch kapitaal?
Het bbp is een indicator voor de omvang van de economie, maar is nooit bedoeld geweest om brede welvaart te meten. Daarom zijn niet alle aspecten van brede welvaart in het bbp opgenomen. De berekeningswijze voor het bbp wordt vastgesteld onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties (VN), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de OESO, de Wereldbank en de Europese Commissie/Eurostat. De berekening van het bbp is inmiddels zo complex geworden dat de bijbehorende handboeken voor statistici vele honderden pagina’s beslaan. De commissie heeft conform haar onderzoeksopdracht op hoofdlijnen onderzocht wat het bbp wel en niet meet. De commissie heeft geen onderzoek gedaan naar de redenen waarom bepaalde specifieke zaken wel of niet mee worden genomen in de berekening van het bbp.
47
Wat is volgens u het beste onafhankelijke criteria of instrument waarmee brede welvaart gemeten kan worden?
De commissie adviseert het kabinet in haar eerste aanbeveling het CBS te verzoeken jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te publiceren. De commissie adviseert daartoe de bestaande Monitor Duurzaam Nederland door te ontwikkelen tot de gewenste Monitor Brede Welvaart.
48
Welke indicator zou er aan bij kunnen dragen dat wanneer de samenleving iets oppakt in plaats van de overheid dit positieve effecten heeft voor de berekening van de brede welvaart?
Een algemeen antwoord op deze vraag is niet te geven, omdat het afhangt van de casus. De commissie wijst bij het meten van (aspecten van) brede welvaart wel op het belang van internationale harmonisatie. De commissie pleit ervoor om in Nederland niet zelfstandig nog een initiatief toe te voegen aan de vele bestaande initiatieven om brede welvaart te meten. Om die reden heeft de commissie niet zelf een indicatoren-set gemaakt om brede welvaart te meten, of een keuze gemaakt voor individuele indicatoren om bepaalde aspecten van brede welvaart inzichtelijk te maken.
49
Welke pogingen zijn sinds de jaren ’60 ondernomen om alternatieve maatstaven te creëren en waarom mislukten deze?
Er zijn pogingen ondernomen om het bbp en andere variabelen uit het systeem van nationale rekeningen te corrigeren voor positieve en negatieve welvaartseffecten, resulterend in een alternatieve financiële indicator. Deze benadering heeft tot indicatoren geleid als de Genuine Progress Indicator (GPI) en Adjusted Net Savings (ANS). Een in Nederland ontwikkelde indicator is het milieuDuurzaam Nationaal Inkomen (mDNI). Om tot één financieel cijfer te komen dienen in de berekening wel enkele methodische stappen gezet te worden die niet allemaal onomstreden zijn. Zo is het moeilijk om de juiste financiële waarde te bepalen van bijvoorbeeld huishoudelijke arbeid, natuurlijke hulpbronnen en milieuschades omdat hiervoor dikwijls geen marktprijzen voorhanden zijn. Begin jaren negentig kwam een andere benadering voor het meten van brede welvaart op, waarin niet langer werd gestreefd naar één financieel cijfer als alternatief voor of aanvulling op het bbp. In plaats daarvan kwam een gewogen gemiddelde van diverse dimensies van brede welvaart. Daardoor wordt de problematiek van het beprijzen van verschillende dimensies van welvaart omzeild. De Human Development Index (HDI) van de VN is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld van deze benadering. Ook hier bestaat echter een methodologisch probleem, namelijk dat weging van verschillende dimensies van brede welvaart ten opzichte van elkaar nodig is om tot één gemiddeld cijfer te komen. Het probleem is dat het relatieve gewicht van afzonderlijke dimensies niet gebaseerd kan worden op objectieve gegevens. Daarbij spelen normatieve afwegingen een rol.
Waarschijnlijk vanwege een combinatie van deze factoren heeft geen van de genoemde indicatoren zich kunnen ontwikkelen tot een internationaal breed geaccepteerd en gezaghebbend cijfer, dat zich kan meten met het BBP.
Een alternatieve benadering is het presenteren van sets van meerdere indicatoren. Daarbij is het uitgangspunt dat brede welvaart, welzijn en duurzame ontwikkeling multidimensionale fenomenen zijn en dat iedere dimensie een eigen indicator verdient. Het doel is daarbij dus niet meer om tot één cijfer te komen. De Monitor Brede Welvaart, die de commissie aanbeveelt, sluit bij deze laatste benadering aan.
Deze benadering wordt gekozen in het gezaghebbende «Stiglitz-rapport», waar de aanbevelingen van onze commissie bij aansluiten.
De commissie constateert tevens dat er bij initiatieven voor alternatieve maatstaven nog een gebrek is aan internationale harmonisatie en afstemming tussen de verschillende landen en internationale organisaties.De commissie wijst daarom op het belang van internationale harmonisatie en pleit ervoor aan te sluiten bij de internationale ontwikkelingen.
50
In hoeverre is het genoemde rapport van het Federaal Planbureau bruikbaar voor de Nederlandse situatie en wordt dit gebruikt door het CBS bij de Monitor Duurzaam Nederland?
De Monitor Duurzaam Nederland is grotendeels in overeenstemming met de CES-recommendations. Ook in België worden de CES-recommendations inmiddels toegepast door middel van een jaarlijks geactualiseerde indicatorenset. Het rapport van het Federaal Planbureau is gepubliceerd ná het verschijnen van de laatste Monitor Duurzaam Nederland, en kon daarvoor dus nog niet gebruikt worden. Bij de ontwikkeling van de nieuwe Monitor Brede Welvaart kan het CBS wel gebruik maken van het rapport van het Federaal Planbureau.
51
In welke opzichten is de Monitor Duurzaam Nederland niet in overeenstemming met de CES-aanbevelingen?
Het CES-raamwerk is conceptueel nagenoeg hetzelfde als de Monitor Duurzaam Nederland en heeft een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt. Op het gebied van specifieke indicatoren bestaat soms een verschil dat met name wordt ingegeven door databeschikbaarheid. Voor de Monitor Duurzaam Nederland konden het CBS en planbureaus putten uit alle data die voor Nederland beschikbaar zijn, terwijl voor de CES-recommendations een belangrijk criterium was dat de indicatoren beschikbaar waren voor alle landen (in internationale statistische databases).
52
De commissie-Stiglitz schrijft heel bewust geen indicatoren voor, ook niet voor de dimensie «elders». U noemt ontwikkelingshulp als indicator, waarom en wat zegt dit meer over brede welvaart dan andere indicatoren?
Bij het meten van brede welvaart is volgens de commissie niet alleen de welvaart «hier en nu» en «later» van belang, maar ook de impact van nationale welvaart op andere landen in de wereld («elders»). In een globaliserende wereld neemt de verwevenheid tussen economieën van landen toe. Daarmee neemt ook het belang toe van het inzichtelijk maken van welvaartseffecten van landen op elkaar. Voor Nederland geldt dit des te meer, omdat Nederland een op export georiënteerde economie heeft en omdat Nederland veel internationale handel bedrijft.
De commissie pleit ervoor om in de Monitor Brede Welvaart aan te sluiten bij de internationaal breed onderschreven CES-recommendations. Voor de dimensie «elders» geldt dat er nog belangrijke vragen en lacunes in (wetenschappelijke) kennis en informatie bestaan. Voor deze dimensie wordt in de CES-recommendations onder meer voorgesteld te werken met indicatoren voor stromen van goederen en kapitaal (import, export, ontwikkelingshulp, etc.).
Een kanttekening bij het gebruik van indicatoren voor stromen van goederen en kapitaal is dat de omvang ervan nog niet automatisch iets zegt over de beleidsmatige wenselijkheid daarvan. De indicatoren geven wel een beeld van de omvang van de stromen.
53
Klopt het dat brede welvaart veel meer is dan alleen het begrip duurzaamheid dat vooral kijkt naar de houdbaarheid van de huidige ontwikkelingen op de lange termijn?
Ja. Brede welvaart is inderdaad meer dan alleen het aspect van houdbaarheid van de huidige ontwikkelingen op de lange termijn. Brede welvaart bestaat uit drie dimensies: behalve «later», ook «hier en nu» en «elders».
54
In welke mate beschikt Nederland al over betrouwbare indices voor de genoemde doelstellingen van de Verenigde Naties (VN)?
Ten tijde van het onderzoek van de commissie was het indicatorensysteem voor de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties nog niet vastgesteld. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Kamer onlangs geïnformeerd over de stand van zaken van de monitoring hiervan (Kamerstuk 33 625, nr. 213, d.d. 24 mei 2016). Daarin zet de Minister de laatste stand van zaken uiteen.
55
Heeft u ook gekeken naar de internationale benchmark van het World Economic Forum? Zo ja, wat waren daarvan de bevindingen?
In januari 2015 heeft het World Economic Forum een Discussion Paper uitgebracht met de titel «Benchmarking Inclusive Growth and Development». Dit bevat een «preliminary Inclusive Growth and Development Benchmarking Framework». Dit is één van de vele initiatieven om (aspecten van) brede welvaart meetbaar te maken. Het International Institute for Sustainable Development (IISD) onderhoudt een database van dergelijke initiatieven wereldwijd. Deze database bevat bijna negenhonderd initiatieven. In het kader van het onderzoek was het voor de commissie ondoenlijk al deze honderden initiatieven diepgaand te onderzoeken. De focus van de commissie lag daarom op de voor beleid en politiek belangrijkste en terugkerende instrumenten in Nederland en op instrumenten die in internationaal verband van belang zijn. Het verkennende discussiestuk van het World Economic Forum viel buiten deze selectie.
56
Adviseert u om aspecten als welzijn en geluk ook mee te nemen als indicator van brede welvaart?
De commissie geeft de voorkeur aan een dashboard voor brede welvaart dat in hoofdzaak objectieve indicatoren bevat en dat waar nodig aangevuld wordt met indicatoren uit meting van subjectieve beleving (waarvan welzijn en geluk voorbeelden zijn). Immers, bij het meten van een aantal aspecten van brede welvaart zijn subjectieve indicatoren nodig. De indicatoren uit de CES-recommendations zijn overigens ook met name objectief van aard. De commissie stelt voor de CES-recommendations te volgen in de Monitor Brede Welvaart.
57
In hoeverre wijkt de periodieke publicatie «De sociale staat van Nederland» af van een gewenste publicatie over het brede welvaartsbegrip?
De sociale staat van Nederland is een tweejaarlijkse publicatie van het SCP dat fungeert als een breed sociaal en cultureel naslagwerk. In de publicatie wordt de kwaliteit van leven van de Nederlandse bevolking en van verschillende groepen daarbinnen beschreven en geanalyseerd in uitvoerige beschouwingen.
De commissie pleit voor een publicatie die als basis kan dienen voor een politiek debat over hoe het er op hoofdlijnen voorstaat met de brede welvaart. Voor dit debat acht de commissie een Monitor Brede Welvaart het meest geschikt, die door middel van een sterke visuele presentatie in één oogopslag zicht biedt op de meest essentiële informatie. Daarnaast vindt de commissie het van groot belang dat deze Monitor aansluit bij de internationale ontwikkelingen door de CES-recommendations te volgen.
58
Wat publiceert het CBS nu al dat als input kan dienen in een voor de commissie bruikbaar begrip van brede welvaart?
De eerste aanbeveling van de commissie strekt ertoe dat het kabinet het CBS verzoekt jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te publiceren. Daartoe adviseert de commissie de bestaande Monitor Duurzaam Nederland (van het CBS en de planbureaus) gericht door te ontwikkelen tot deze nieuwe monitor.
59
U stelt dat in het politieke debat verdeling en ongelijkheid van het inkomen een belangrijke rol speelt, hoe zou die ongelijkheid een plaats moeten krijgen in de brede welvaart index en in de better life index?
De commissie beveelt aan in de Monitor Brede Welvaart bij relevante indicatoren informatie te geven over ongelijkheid en verdeling van aspecten van welvaart over verschillende bevolkingsgroepen. De exacte mogelijkheden hiervoor hangen ook samen met databeschikbaarheid, dat is verder aan het CBS om te bepalen bij het vormgeven van de monitor.
60
Ziet u de elementen uit de better life index op bladzijde 55 als «trade-offs», met andere woorden: leidt een stijging van het één tot een daling of beperking van een ander? Of kan het welvaartsniveau op alle losse elementen stijgen?
Het is niet in algemene zin te stellen dat de componenten in de tabel «trade-offs» zijn of zich daarentegen in dezelfde richting ontwikkelen. Het kan allebei voorkomen.
61
Kunt u aangeven waarom u de better life index zo goed vindt? Is het nodig, en zo ja waarom, om naast de better life index nog een ander instrument te ontwikkelen?
Een van de instrumenten waarin verschillende aspecten van brede welvaart «hier en nu» zijn opgenomen is de Better Life Index van de OESO. De commissie vindt deze index een bruikbaar instrument, omdat deze aansluit bij internationale ontwikkelingen op het gebied van brede welvaart en internationale vergelijking mogelijk maakt, en omdat de gegevens op een aantrekkelijke en toegankelijke wijze zijn gepresenteerd. De Better Life Index schiet echter tekort als instrument voor brede welvaart. De belangrijkste reden is dat de index alleen betrekking heeft op «hier en nu», en niet op de dimensies «later» en «elders». Om de brede welvaart beter in beeld te brengen adviseert de commissie de huidige Monitor Duurzaam Nederland gericht door te ontwikkelen tot een jaarlijkse Monitor Brede Welvaart en daarbij de Better Life Index van de OESO als inspiratiebron te nemen om de visuele presentatie van de dashsboards te verhelderen.
62
Hoe hoog staat een land als Denemarken dat voorop loopt in de wereld met groene energie op de ranking van landen van voetafdruk per capita?
Er zijn verschillende soorten voetafdrukken. Het Living Planet Report 2014 van het Wereldnatuurfonds bevat een overzicht van de rangorde van landen voor de omvang van de ecologische voetafdruk, per hoofd van de bevolking. In deze lijst stond Denemarken op de vierde plaats.
63
In hoeverre zijn er landen die volop vervuilen terwijl zij tegelijkertijd een veel lagere voetafdruk per capita hebben dan landen die als «groen» worden gezien?
Er zijn verschillende soorten voetafdrukken. De ecologische voetafdruk is een bekende soort voetafdruk. Dit is een samengestelde indicator die rekening houdt met verschillende ecologische effecten. De score van de ecologische voetafdruk correspondeert door verschillende kenmerken en beperkingen niet altijd met de daadwerkelijke ecologische situatie. De commissie vindt de ecologische voetafdruk niet geschikt voor beleidsvorming, omdat het een samengestelde indicator is, rekent met virtueel in plaats van met daadwerkelijk landgebruik en uitgaat van mondiaal gemiddelde opbrengsten voor verschillende typen land, waardoor efficiëntiewinsten niet tot uitdrukking komen in de voetafdruk.
Verder is de ecologische voetafdruk weliswaar samengesteld uit een aantal aspecten, maar is deze samenstelling vanuit ecologisch oogpunt niet volledig. Er wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met vervuilende emissies. Het samenstellen van verschillende aspecten leidt er ook toe dat aan de verschillende aspecten gewichten moeten worden toegekend, zonder dat daar een wetenschappelijke basis voor bestaat.
De voetafdruk kan worden uitgedrukt per capita. De voetafdruk per capita kan tussen landen worden vergeleken. De verschillen tussen landen hangen van uiteenlopende zaken af. De verschillen tussen landen geven een beeld van de mate waarin inwoners van verschillende landen beslag leggen op de beschikbare hulpbronnen op aarde. Deze verschillen hangen onder meer samen met verschillen in de efficiëntie van productieprocessen en de mate van internationale handel van landen.
Door het hierboven genoemde kan het in theorie voorkomen dat een land dat minder vervuilt een grotere ecologische voetafdruk heeft dan landen die meer vervuilen. De vraag in hoeverre dit in de praktijk ook daadwerkelijk het geval is, viel buiten de scope van het onderzoek.
64
Bent u zich ervan bewust dat het begrip duurzaamheid zich moeilijk laat opnemen in indicatoren, omdat het vaak maar de vraag is hoe werkelijk duurzaam zaken zijn die oppervlakkig gezien duurzaam lijken?
Brede welvaart en duurzaamheid zijn inderdaad begrippen die veel aspecten en nuances kennen. De commissie denkt daarom dat dit het beste is te ondervangen met een brede set indicatoren. Daarbij zijn er zeker ook indicatoren die aspecten van duurzaamheid adequaat weergeven. Dit stelt de politiek in staat de verschillende aspecten ten opzichte van elkaar te wegen.
65
Denkt u in dat licht dat het überhaupt mogelijk is om tot een zinnige en enigszins genuanceerde maatstaf te komen van de stand op duurzaamheidsgebied per land?
De commissie heeft onderzoek gedaan naar een maatstaf voor brede welvaart. De commissie denkt dat een Monitor Brede Welvaart, waarin verschillende indicatoren naast elkaar zijn opgenomen, waaronder indicatoren op het gebied van duurzaamheid, een zinnige maatstaf is voor brede welvaart. Deze monitor kan volgens de commissie een basis bieden voor een politiek debat over hoe het er op hoofdlijnen met de brede welvaart voor staat, en over welke politieke keuzes daarbij gemaakt moeten worden.
66
Zijn de in het rapport genoemde dashboards voldoende geschikt om te aggregeren tot één indicator voor brede welvaart? Zo nee, wat moet gebeuren om de hierin weergegeven informatie voor dit doel geschikt te maken?
De commissie vindt dat niet gezocht zou moeten worden naar één geaggregeerde indicator, maar veeleer naar een set indicatoren om brede welvaart te meten. Internationaal zijn er verschillende initiatieven geweest om te komen tot indicatoren die de welvaart in één cijfer uitdrukken naast of in plaats van het bbp. Volgens de commissie is het problematisch dat bij de berekening daarvan aan de verschillende aspecten van brede welvaart een waardering of normatieve weging moet worden toegekend.
67
Richten de voetafdrukken die op dit moment beschikbaar zijn zich alleen op ecologische onderwerpen en is de voetafdruk daarom slechts een element van een breed welvaartsbegrip?
De voetafdrukken die op dit moment beschikbaar zijn, hebben betrekking op ecologische onderwerpen. Het gaat bijvoorbeeld om voetafdrukken voor ecologie, koolstofuitstoot, de landgebruik, materialengebruik, biodiversiteit en watergebruik. Het klopt dat voetafdrukken een element van brede welvaart zijn, omdat brede welvaart ook over onder meer sociale en economische aspecten gaat. Theoretisch gezien is het overigens ook mogelijk voetafdrukken voor andere onderdelen van brede welvaart te ontwikkelen, om bijvoorbeeld effecten op sociaal gebied die elders optreden inzichtelijk te maken. Dergelijke voetafdrukken zijn op dit moment echter nog niet beschikbaar en de daarvoor benodigde kennis schiet vooralsnog tekort.
Noot 1
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.