Brief regering; Reactie op het rapport van de CTIVD inzake de rubricering van staatsgeheimen door de AIVD - AIVD - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 47 toegevoegd aan dossier 29924 - Toezichtsverslagen AIVD en MIVD en dossier 30977 - AIVD.
Inhoudsopgave
Officiële titel | AIVD; Brief regering; Reactie van de minister van Binnenlandse Zaken n.a.v. het Toezichtsrapport nr. 33 van de CTIVD inzake de rubricering van staatsgeheimen door de AIVD (herdruk) |
---|---|
Documentdatum | 26-09-2012 |
Publicatiedatum | 23-08-2012 |
Nummer | KST3097747N1 |
Kenmerk | 30977; 29924, nr. 47 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
30 977 AIVD 29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD
Nr. 47 HERDRUK*) BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 augustus 2012
De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft in het kader van haar taak als bedoeld in artikel 64, tweede lid,
onder a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) een onderzoek verricht inzake de rubricering van staatsgeheimen door de AIVD. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de CTIVD een toezichtsrapport vastgesteld dat geheel openbaar is. Het toezichtsrapport alsmede mijn reactie daarop treft u bijgaand aan.
Mede naar aanleiding van een klachtadvies van de CTIVD inzake een onderzoek van de AIVD naar het uitlekken van staatsgeheime gegevens aan De Telegraaf, is in de Tweede Kamer een discussie ontstaan over de vraag of de AIVD op een juiste manier informatie als staatsgeheim rubriceert. Op verzoek van de Tweede Kamer heb ik de CTIVD verzocht een onderzoek in te stellen naar de rubricering van staatsgeheimen door de AIVD, waarin de CTIVD heeft bewilligd. Ik ben de CTIVD zeer erkentelijk voor het uitvoerige onderzoek dat zij sinds juni 2010 heeft verricht en de wijze waarop zij de resultaten in haar rapport uiteen heeft gezet.
Mede gelet op de geschetste aanleiding voor het onderzoek, heb ik met genoegen kennisgenomen van de conclusie van de CTIVD dat het rubriceren in den brede bij de AIVD goed verloopt en dat dit in het bijzonder geldt voor de rubricering van operationele informatie, zijnde informatie die rechtstreeks betrekking heeft op de taakuitoefening van de AIVD.
In het rapport biedt de CTIVD, in de vorm van per onderwerp gegroepeerde aanbevelingen, enkele handreikingen om de interne regelgeving en werkwijze ten aanzien van (de)rubricering beter op de wettelijke bepalingen te doen aansluiten. De conclusies en aanbevelingen van de CTIVD worden in beginsel door mij onderschreven, zij het dat sommige punten aanleiding geven tot een nadere reactie, die u onderstaand aantreft.
Allereerst merk ik op dat het eigen is aan de taak van de AIVD om te werken met staatsgeheime informatie. Binnen de dienst, waar jaarlijks een enorme hoeveelheid documenten wordt geproduceerd, waarvan ook telkenmale dient te worden vastgesteld of deze dienen te worden gerubriceerd en op welk niveau, is het dus dagelijkse praktijk om te gaan met staatsgeheimen. Niettemin is het van belang om scherp te blijven op een juist gebruik van de rubricering. Daarom heeft de AIVD het project rubricering gestart. Het projectteam heeft als opdracht de bepalingen uit het Voorschrift informatie beveiliging rijksdienst - bijzondere informatie (Vir-bi) te vertalen naar geactualiseerde rubriceringsrichtlijnen, waarin nader wordt gespecificeerd hoe bepaald dient te worden of informatie staatsgeheim is en welk soort informatie gerubriceerd dient te worden als respectievelijk CONFIDENTIEEL, GEHEIM of ZEER GEHEIM. De aanbevelingen van de CTIVD die zien op de wijze, hoogte en duur van de rubricering van informatie zullen hierbij worden meegenomen.
De CTIVD doet de aanbeveling de overwegingen om de informatie te rubriceren per geval duidelijk en schriftelijk vast te leggen ten einde het toekomstig derubriceringsonderzoek te vergemakkelijken. Het vastleggen van de hier bedoelde overwegingen zou inderdaad een bijdrage kunnen leveren. Toch zal bij een toekomstig derubriceringsonderzoek altijd een integrale beoordeling van de informatie nodig blijven en hebben de mogelijke voordelen dus maar een beperkte betekenis. In dat licht bezien acht ik het standaard vastleggen van deze overwegingen - mede gelet op de hoeveelheid gerubriceerde documenten die bij de AIVD worden opgesteld - disproportioneel. Deze aanbeveling zal ik dan ook niet opvolgen.
Ten aanzien van de aanbeveling van de CTIVD om waar mogelijk per alinea in alle documenten aan te geven of deze staatsgeheim is, wil ik dit op zijn haalbaarheid en de gevolgen daarvan voor de AIVD-praktijk nader laten onderzoeken. Het onderwerp zal dan ook in het genoemde project rubricering worden meegenomen.
De CTIVD acht het aangewezen dat de AIVD het centrale toezicht op het op consistente wijze toepassen van de rubriceringsvoorschriften sterker verankert in de organisatie dan nu het geval is. In dit verband heeft de CTIVD vastgesteld dat er weinig structuren zijn ingesteld waarbinnen op teamoverstijgend niveau de rubricering van informatie structureel aan bod komt. Het projectteam bekijkt of het mogelijk is beide aspecten te combineren, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan een periodieke evaluatie door middel van interne audits op (de kwaliteit van) rubricering.
De CTIVD constateert verder dat er een langlopende discussie is tussen de algemene rijksarchivaris en het ministerie van OC&W enerzijds en het ministerie van BZK, het ministerie van Defensie, de AIVD en de MIVD anderzijds over het overbrengen van archiefbescheiden die betrekking hebben op zogenoemde agenten- en informantendossiers. Dit vormt ook de reden waarom door de AIVD tot op heden nog geen gegevens zijn overgebracht naar het Nationaal Archief. Ik acht het met de CTIVD van groot belang dat deze discussie op korte termijn wordt hervat en tot een besluit wordt gebracht hoe om te gaan met gegevens van agenten en informanten. Overigens is dit een problematiek die niet alleen de AIVD raakt, maar ook de MIVD, en de te nemen stappen in dit dossier zullen dan ook in goed overleg met mijn collega van Defensie dienen te worden ondernomen. Ik heb inmiddels het initiatief tot hervatting van de discussie genomen.
Ik ben het in dit verband met de CTIVD eens dat het aanbeveling verdient de archiefvoorbereiding op een zodanige manier in te richten dat wordt geanticipeerd op de overbrenging naar het Nationaal Archief dan wel vernietiging van de gegevens. Deze aanpak zal echter consequenties op financieel en personeelsgebied hebben. Tevens geldt dat een realistische termijn waarop de archiefvoorbereiding gerealiseerd kan worden in acht moet worden genomen. Ik heb de AIVD gevraagd een impactanalyse te maken, alvorens hierover besluiten kunnen worden genomen.
Tot slot doet de CTIVD de aanbeveling om voor alle gegevens die aan de Commissie IVD worden verstrekt waar mogelijk per alinea aan te geven of deze staatsgeheim zijn. Ik zal bezien of en, zo ja, hoe aan deze wens van de Commissie IVD kan worden tegemoet gekomen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies
*) i.v.m. het ter inzage leggen van het Toezichtsrapport nr. 33 van de CTIVD bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.