Lijst van vragen en antwoorden over de toekomst van de IJsselmeervisserij - Binnenvisserij

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29664 - Binnenvisserij.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Binnenvisserij; Lijst van vragen en antwoorden over de toekomst van de IJsselmeervisserij 
Document­datum 14-04-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST85887
Kenmerk 29664, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

29 664

Binnenvisserij

Nr. 3

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 april 2005

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 2 maart 2005 over de toekomst van de IJsselmeervisserij (29 664, nr. 2). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 april 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Schreijer-Pierik

De griffier van de commissie, De Lange

1 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GL), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (CU), Vendrik (GL), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Veenendaal (VVD), Vacature (CDA), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Vacature (SP), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Verdaas (PvdA).

1, 17 en 28

Welk effect zal een sanering van 50 procent hebben op de directe en indirecte werkgelegenheid op en rondom het IJsselmeer? Welke maatregelen zullen worden genomen om deze effecten te minimaliseren? Kuntude Kamer een overzicht verstrekken waarin zowel het huidige als het verwachte toekomstige (op 31 december 2006) aantal IJsselmeer-visserijbedrijven wordt weergegeven, met daarbij de directe en indirecte werkgelegenheid die de IJsselmeervisserij nu en in de toekomst met zich meebrengt?

Wat zijn de verwachte sociaal-economische gevolgen voor de huidige IJsselmeervissers en voor de visserijgemeenten aan het IJsselmeer en wat zijn de mogelijke alternatieven voor zowel de vissers die zullen moeten afvloeien, als voor de visserijgemeenten die geheel of gedeeltelijk een sector kwijtraken?

Momenteel zijn er 85 vergunninghouders actief op het IJsselmeer. De directe werkgelegenheid bij de visserijbedrijven bedraagt circa 170 perso-nen1.

Uit een sociaal-economische onderzoek2 (uit 1997) blijkt dat de betekenis van de IJsselmeervisserij voor de plaatselijke en regionale economieën beperkt is. Bij een toenmalig totaal bedrijfsresultaat van circa 10 mln. gulden werd de indirecte werkgelegenheid op maximaal 100 mensjaren geschat. Doelstelling van mijn beleid is een reductie van de visserijinspanning met 50% ten opzichte van het huidige niveau te realiseren via een saneringsregeling. Ik zal de regeling zodanig inrichten dat een maximum aan complete vergunningen kan worden gesaneerd. Indien de regeling succesvol is dan zal einde 2006 het aantal vergunninghouders zijn teruggebracht naar circa 40. Gezien de grote mate van diversiteit tussen de bedrijven (fulltime en parttime; aantal werkzame personen) is het niet mogelijk een exacte inschatting te maken van de overblijvende werkgelegenheid. Ik verwacht dat de direct aan de visserij gerelateerde werkgelegenheid zal teruglopen. Vanwege een herstel van de schubvis-bestanden verwacht ik tegelijkertijd een continuering van de huidige aanvoerwaarde, zodat de hiermee gerelateerde indirecte werkgelegenheid in stand blijft. Ook verwacht ik dat een verbetering van de schubvisstand een vergroting van de aan de sportvisserij gerelateerde werkgelegenheid met zich mee zal brengen. Vanuit de betrokken IJsselmeergemeenten en provincies is aangegeven dat men bereid is flankerend beleid te ontwikkelen in relatie tot de sanering. Hierbij denkt men aan het ontwikkelen van toeristisch-recreatieve activiteiten, het stimuleren van en bemiddelen bij vervangende werkgelegenheid, en het ondersteunen van aquacultuur-projecten.

2 en 5

Hoe lang zijn de problemen van overbevissing op het IJsselmeer al

bekend? Waarom is er niet eerder ingegrepen?

Hadden de drastische maatregelen van nu voorkomen kunnen worden als

eerder was ingegrepen?

In het verleden is al enkele malen ingegrepen. In 1996 is de Regeling visserij-inspanning IJsselmeer totstandgekomen. Het doel van deze regeling is een reductie van 50% van de visserij-inspanning ten opzichte van 1996.

1  Overleven of overleveren. Economische en maatschappelijke betekenis van de beroepsbinnenvisserij en haar toekomstperspectieven (2004). OVB & EIM.

2  LEI(1997). Perspectieven IJsselmeervisserij, sociaal-economische situatie en verkenning van de toekomst.

Met het oog hierop zijn er in 1998 en in 2000 saneringsregelingen geweest waarmee de visserij-inspanning werd teruggebracht. Voorts vindt sedert 1996 de visserij plaats door middel van een visplan waarin de vissers aangeven op welke wijze zij de visserij-inspanning beperken om genoemde 50% reductie te bereiken. Ook dat nu opnieuw maatregelen nodig zijn, komt omdat het ecosysteem sneller verandert dan werd voor-

zien. Belangrijkste elementen hierbij zijn de sterke achteruitgang van de aalstand (in geheel Europa) en de veranderingen in het IJsselmeer ten gevolge van natuurontwikkelingen en verschuivingen in de waterkwaliteit.

3

Waarom komen de aangekondigde maatregelen voor bepaalde betrokkenen, zoals bepaalde vissers, toch als een verrassing?

Mijn IJsselmeerbeleid is gebaseerd op een zorgvuldig proces dat een aanvang heeft genomen in 2003. Tijdens diverse informatieavonden is er met de vissers gesproken over de oorzaken van de huidige problemen en het toekomstperspectief. Ook met andere belanghebbenden zoals de sportvisserij, natuurorganisaties en de waterbeheerder is overleg gevoerd. Dit heeft geleid tot mijn syntheserapport «De IJsselmeervisserij: Een integrale knelpuntenanalyse van de visserij, het beleid, en maatschappelijke visies» (mei 2003).

Vervolgens heeft op mijn verzoek de heer Bulte belangrijke elementen aangeleverd voor een toekomstverkenning. Daarnaast heeft er op verschillend niveau met de vissers, de ledenraad van de Producenten Organisatie (PO) IJsselmeer, en met het bestuur van de PO IJsselmeer, overleg plaatsgevonden. De bevindingen hiervan heb ik meegenomen in mijn beleidsbrief.

4 en 15

Waarom is het aalstand herstelplan, genoemd in uw brief van 15 april 2002 (LNV-02-353), niet eerder uitgevoerd?

Wat is de inzet van Nederland bij de uitwerking van het Europese actieplan voor het beheer van de aal?

De aalstand in geheel Europa is zorgelijk. Uitsluitend in Nederland maatregelen nemen heeft geen zin. Mijn inzet is erop gericht dat op Europees niveau evenwichtige maatregelen worden getroffen die gericht zijn op alle levensstadia van de aal.

Nationaal is in samenwerking met de waterbeheerders ingezet op het oplossen van migratiebelemmeringen bij de trek van de aal (van en naar zee). Zo zijn inmiddels zogenoemde vistrappen aangelegd bij stuwen in de Rijn en Maas en zijn op een aantal plaatsen voorzieningen (onder andere aalgoten) getroffen om glasaal vanuit de zee en kustwateren naar de binnenwateren te laten migreren. De waterschappen spelen voorts een belangrijke rol om via het waterbeheer de migratie te verbeteren. Ten aanzien van de aanleg van visgeleidingssystemen bij waterkrachtcentrales hoop ik uw Kamer binnenkort nader te informeren over de mogelijkheden. Inmiddels is onderzoek gestart om bestandsschattingen te doen over de omvang en de uittrek van de aalpopulatie in de stroomgebieden van de Rijn en de Maas. In dit onderzoek participeren Nederlandse en Duitse onderzoekers en betrokken partijen.

Voorts heeft een aantal organisaties, waaronder de georganiseerde sporten beroepsvisserij met mijn steun een platform opgericht waarin plannen voor het herstel van de aalstand ontwikkeld en besproken worden.

6

Hoe wordt het aantal aanlandingen beperkt?

Mijn beleid richt zich niet op de hoeveelheid IJsselmeervis die wordt aangeland of de wijze waarop de IJsselmeervis wordt aangeland. Dit is primair een zaak van de vissers zelf en de lokale overheden, die vaak een belang hebben in de exploitatie van de betreffende IJsselmeerveiling. Mijn beleid richt zich op een beperking van de visserij-inspanning.

7 en 8

Hoe zullen belanghebbenden, zoals beroepsvissers, vissersvrouwen, gemeentebesturen, visafslag, visverwerking, de rest van de vissersgemeenschap en -keten, sportvissers, recreanten, natuurbeschermers en wetenschappers (ecologen, biologen, etc.), betrokken worden bij zowel de sanering als de uitwerking van de toekomst van de IJsselmeervisserij? Wordt er extra aandacht aan communicatie besteedt en zo ja, op welke wijze gaat dat gebeuren?

Recent heb ik een ad interim commissie ingesteld waarin deelnemen onder anderen de beroepsvissers (PO IJsselmeer), de sportvissers (NVVS), de gemeentebesturen (Bestuurlijk overleg IJsselmeervisserij), Vogelbescherming Nederland en het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Deze commissie zal het toekomstig beheer voorbereiden door onder andere het opstellen van een visstandbeheersplan. De commissie wordt ondersteund door het onderzoeksbureau Witteveen + Bos. De commissie zal de communicatie met een brede vertegenwoordiging van belanghebbenden verzorgen.

9

In hoeverre bentubereid invulling te geven aan de voorstellen voor geïntegreerde visserij?

In mijn IJsselmeerbeleid is geen geïntegreerde visserij voorzien. Het voorstel voor geïntegreerde visserij is afkomstig van een groep Waddenvissers. In het beleidsbesluit schelpdiervisserij (2004) heb ik aangegeven ruimte te willen bieden aan deze vorm van visserij. Individuele vissers met verschillende visrechten krijgen de mogelijkheid deze onder te brengen in een groep, waarbij de groepsleden gebruik kunnen maken van de verschillende visrechten. Op experimentele basis start een groep van lokale kustvissers in het Waddengebied hiermee.

10, 23 en 34

Is er geld beschikbaar uit het Waddenfonds voor de sanering van de

IJsselmeervisserij? Zo ja, hoeveel? Zo neen, waarom niet en waar moet

het geld dan vandaan komen?

Heeftude optie van de heer Bulte, om de benodigde financiële middelen

vrij te maken door temporisering van de uitvoering van natuurprojecten

op en rond het IJsselmeer, betrokken bij het beschikbaar gestelde

saneringsbedrag? Zo ja in welke mate? Zo neen, waarom niet?

Om welk totale saneringsbedrag gaat het?

Er is geen geld beschikbaar uit het Waddenfonds. Ik heb een bedrag van € 7 miljoen beschikbaar gesteld in mijn eigen begroting. Omdat een sanering van de visserij de natuurwaarde van het IJsselmeergebied zal versterken komt het saneringsbudget grotendeels ten laste van natuurontwikkelingsgelden.

29, 30 en 31

Waarom is bij de berekening van de saneringskosten voor de reductie van

50 procent van de visserij-inspanningen afgeweken van de berekening

van de heer Bulte, dat er een bedrag tussen de8en 10 miljoen euro nodig

was, waarbij werd uitgegaan van een vrijwillige sanering van 41 procent

van de vissers?

Waarop is de7miljoen euro, dieubeschikbaar hebt voor de sanering van

de beroepsvisserij, gebaseerd? Is er een relatie tussen deze7miljoen euro

en de marktwaarde of executiewaarde van de te saneren

IJsselmeervisserij-bedrijven?

Is7miljoen euro voldoende om 50 procent minder visserij-inspanning te realiseren? Zo ja, kuntuaangeven hoe dit geld precies zal worden gebruikt om de inspanning te doen verminderen?

De inschatting van de heer Bulte is gebaseerd op de systematiek van de vorige saneringsregeling. Voor de huidige regeling zal ik een tender-systematiek hanteren. Dit houdt in dat de honorering van aanvragen geschiedt aan de hand van een rangschikking waarbij telkens de hoogst gerangschikte aanvragen het eerst voor toewijzing in aanmerking komen. Aanvragers worden hoger gerangschikt naarmate hun bieding, waartegen zij bereid zijn hun merken in te leveren, lager is. Verder richt ik de regeling zodanig in dat een maximum aan complete vergunningen kan worden gesaneerd en bij voorkeur het meest schadelijke vistuig. Ik heb het Landbouw-Economisch Instituut gevraagd de huidige waarde van de visrechten te berekenen. Hieruit blijkt dat het beschikbare budget voldoende is om de beleidsdoelstelling (50% reductie) te realiseren.

11

Kuntueen cijfermatige onderbouwing geven, waaruit blijkt dat er een afnemend economisch perspectief is, bijvoorbeeld een overzicht over de laatste vijf jaar van de vangsthoeveelheden, alsmede de omzetcijfers en het aantal professionele vissers dat actief is op het IJsselmeer?

2000

2001

2002

2003

Aanvoer (*1000 kg) Waarde (*1000 euro)

3 297 5 657

2 830 5 995

2 126 5 010

1 775 3 993

Bron: Productschap Vis

Een recent economisch onderzoek1 concludeert dat bij ongewijzigd beleid

de inkomsten van de IJsselmeervissers de komende jaren verder zullen

afnemen.

Het is mij niet bekend hoeveel professionele vissers er op dit moment

fulltime actief zijn met de IJsselmeervisserij. Een groot aantal van de

huidige 85 vergunninghouders oefent de visserij uit op parttime basis.

12

Vindt het onderzoek naar de teruggang van de visstand in het IJsselmeer, datuheeft aangekondigd in uw brief van 15 april 2004 (LNV-04-216) inmiddels plaats? Zo ja, door wie wordt dit onderzoek uitgevoerd en wanneer kan de Kamer worden geïnformeerd over de resultaten?

Dit onderzoek, uitgevoerd door het Nederlands Visserij Instituut (RIVO), is van start gegaan en zal naar verwachting begin 2006 worden afgerond.

13

Kuntude Kamer nader informeren over de aanwezige hoeveelheid aalscholvers en de daarbij behorende visconsumptie en kuntunader inzicht verschaffen in de toename van deze vogelsoort gedurende de laatste vijf jaar?

1  Overleven of overleveren. Economische en maatschappelijke betekenis van de beroepsbinnenvisserij en haar toekomstperspectieven (2004), OVB & EIM.

2  S.H.M. van Rijn & M.R. van Eerden (2002). Aalscholvers in het IJsselmeergebied concurrent of graadmeter, RIZA-rapport.

Na een sterke toename van de aalscholverpopulatie in de jaren ’80 is er begin jaren ’90 een terugval geweest waarna het aantal broedparen zich rond de 12 000 heeft gestabiliseerd2. Wel is er sprake van een seizoensgebonden fluctuatie in het aantal aanwezige aalscholvers (lichte toename in de wintermaanden). De draagkracht van het ecosysteem bepaalt de predatiedruk door aalscholvers. Door de overbevissing zijn kleinere vissen sterk oververtegenwoordigd in het totale bestand. Hiervan profiteren de aalscholvers. Uit hetzelfde onderzoek blijkt ook dat de aalscholver voornamelijk schubvis (pos, baars, blankvoorn) consumeert, en weinig aal (<1%).

Bij het huidige gemiddelde aantal aalscholvers op het IJsselmeer kan de totale aalconsumptie geschat worden op circa 10 ton per jaar.

14 en 21

Kuntuuw oordeel, dat de wijze waarop de IJsselmeervisserij plaatsvindt

niet voldoende duurzaam is, nader onderbouwen?

Welk onderzoek heeft uitgewezen dat met name bij de aalvisserij met

schietfuiken de bijvangst meer dan 90 procent van de totale vangst

bedraagt?

De IJsselmeervisserij is niet voldoende duurzaam omdat er sprake is van een te hoge visserij-inspanning en weinig selectieve visserijmethoden. De visserij op het IJsselmeer is intensiever dan de visserij op de Noord-zee1. De visstand staat dientengevolge onder druk. Dit uit zich in afnemende bestanden en/of vermindering van het aantal grote vissen in een bestand. Overbevissing is vanuit visserijkundig (onevenwichtige opbouw jaarklassen) en economisch (minder opbrengsten tegen hogere kosten) oogpunt ongunstig.

Uit onderzoek uitgevoerd door het RIVO2 blijkt dat met name de aalvisserij met (schiet)fuiken veel ongewenste bijvangst heeft welke voor het grootse deel sterft. Overbodige sterfte van aquatische organismen past niet binnen mijn duurzaamheidsbeleid voor de binnenvisserij. Bovendien betreft de bijvangst ook jonge exemplaren van soorten die van commercieel belang zijn voor de beroepsvisserij.

16

Kuntueen kwantificering geven van de vereenvoudiging van de regelgeving en vermindering van de administratieve lastendruk voor de visserijsector en de betrokken overheden? Om welke bedragen gaat het en binnen welke termijn moet het worden gerealiseerd?

Mijn beleid is erop gericht een grotere mate van verantwoordelijkheid voor het visstandbeheer bij de betrokken partijen te leggen. In dit kader zal de ad interim commissie onder voorzitterschap van de heer Van der Weijden ook het huidige complexe systeem van visserijbeheer nader beschouwen en voorstellen voor vereenvoudiging uitwerken. Uiterlijk per 1 januari 2008 zal dit worden gerealiseerd.

In afwachting van de instelling van een visstandbeheerscommissie (VBC) voor het IJsselmeer zal de regelgeving op korte termijn niet gewijzigd worden. Mocht wijziging van regelgeving aan de orde komen, dan zal in dat kader uiteraard vermindering van de administratieve lastendruk worden bezien.

18

Hoe wordt de bijvangst van soms wel 25 tot 35 kilo per kilo aal beperkt?

Hoe wordt voorkomen dat deze bijvangst dood overboord wordt gezet?

Zowel door vissers als door onderzoekers is in het verleden nagedacht over de bijvangstproblematiek bij de fuikenvisserij. Er zijn geen technische oplossingen gevonden welke (met behoud van de vangstefficiëntie) resulteren in een significante reductie van de bijvangst. Wel is sedert midden jaren ’80 het plaatsen van ringen waardoor ondermaatse aal kan ontsnappen verplicht gesteld. Mogelijk kan sterfte van de bijvangst bij de grote fuik beperkt worden door het gebruik van zogenoemde «kamers». Hiertoe zal ik een onderzoek instellen (zie beleidsbrief).

1  Lammens, E. (1999). Het voedselweb van het 19 IJsselmeer en Markermeer, RIZA-rapport.

2  C.M. Deerenberg (2004). Bijvangsten in fuiken in het IJsselmeergebied en de grote rivieren – wat eraan te doen?, RIVO-rapport.

Hoe zou een mogelijke verbreding en vernieuwing van de bedrijfstak eruit kunnen zien?

Hoewel dit primair een taak is van de vissers denk ik dat een verbetering van de afzetmogelijkheden (onder andere keurmerk), de ontwikkeling van zogenoemde «blauwe diensten» ten behoeve van de sportvisserij, wateren natuurorganisaties, herstructurering en samenwerking, kunnen resulteren in een verbreding en vernieuwing van de bedrijfstak. Met name bij een herstel van de schubvis-stand zie ik goede mogelijkheden voor dienstverlening aan de sportvisserij.

20

Waarop is de 50 procent reductie van de totale visserij-inspanning gebaseerd en waaruit blijkt dat een reductie van 50 procent noodzakelijk is voor het herstel van de visstand?

Bij de reductiedoelstelling heb ik mij gebaseerd op een aantal recente onderzoeken. Het onderzoek van het bureau Witteveen + Bos (gericht op de visserij met staande netten) adviseert een reductie van de visserijinspanning met 50%. Dit zal resulteren in een significante verbetering van de visstand alsmede een vermindering van de bijvangst van watervogels in de staande netten1.

Het RIVO2 adviseert dat voor een duurzame aalvisserij, met voldoende bijdrage aan de paaistand, de visserij-inspanning op aal maximaal 20% van de huidige inspanning zou mogen bedragen. Ik heb uiteindelijk besloten tot een reductie van 50% omdat ik ook rekening heb gehouden met de sociaal-economische gevolgen.

22

Welk aandeel levert een eventueel verbod op schietfuiken aan het herstel van de visstand? Is bij de 50 procent reductie van de visserij-inspanningen hiermee rekening gehouden?

Het aandeel van een eventueel verbod op schietfuiken aan het herstel van de visstand is niet precies bekend, maar zal substantieel zijn en wordt meegenomen bij het onderzoek naar de teruggang van de visstand (zie vraag 12). Een verbod op schietfuiken is vooral ingegeven vanwege de grote mate van bijvangst van schubvis bij dit type vistuig, en zal dus een bijdrage leveren aan een meer natuurlijke bestandsopbouw. Een mogelijk verbod op schietfuiken staat los van mijn doelstelling de visserijinspanning uiterlijk per 31-12-2006 met 50% te reduceren.

24

Waarom wordt in uw brief de bijdrage van de NVVS aan een fonds ten

behoeve van een warme sanering niet langer genoemd?

De NVVS heeft in haar reactie van 1-11-2004 naar aanleiding van mijn verzoek een bijdrage te leveren aan de sanering van de beroepsvisserij op het IJsselmeer laten weten dat zulks primair onder de verantwoordelijkheid valt van de rijksoverheid. Indien er al sprake van een financiële bijdrage zou zijn dan worden hier vergaande voorwaarden aan verbonden, zoals het verkrijgen van het schubvisrecht. Dit past niet bij mijn beleid tot behoud van de IJsselmeervisserij als bedrijfsactiviteit voor een beperkt aantal economisch gezonde bedrijven.

1  Voor vogels en vissen, bepaling van de omvang van de vogelsterfte in de staande nettenvisserij in 2002–2003, Wittenveen + Bos (2003).

2  W. Dekker (2004). De aal en aalvisserij van het IJsselmeer, RIVO-rapport.

25 en 37

Op welke wijze zal de saneringsregeling zorgen voor een reductie van de

visserijcapaciteit tot ca. 17 000 aaleenheden? Aan welke aanvullende

maatregelen denkt u, als blijkt dat de saneringsregeling niet tot het

gewenste doel leidt?

Aan welke beperkende maatregelen denkt u, als de reductiedoelstelling

niet wordt gehaald?

Door het uitkopen van voldoende visrechten kan de visserijcapaciteit worden teruggebracht naar circa 17 000 eenheden. Indien dit niet wordt gerealiseerd kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld een tijdelijke sluiting van de visserij (in tijd of in een bepaalde locatie). Deze aanvullende maatregelen zullen mede afhankelijk zijn de maatregelen die de Europese Commissie zal nemen in het kader van het Europese aalherstelplan.

26

Op welke termijn zal de sanering van de beroepsvisserij op het IJsselmeer

van start gaan?

Zodra ik goedkeuring heb van de Europese Commissie (inzake de staatssteuntoetsing) zal ik de regeling openstellen.

27

Welke mogelijke verdere beperkingen voorzietuna besluitvorming over

de voorstellen van de Europese Commissie?

Ik weet niet welke verdere beperkingen de Europese Commissie wil opleggen. Tot op heden heeft de Commissie nog geen concreet voorstel uitgebracht.

32

Hoe hoog zullen naar verwachting de uitvoeringskosten zijn van de

saneringsregeling?

Circa € 135 000.

33

Hoe zal de saneringsregeling worden geïmplementeerd? Op welke wijze zal de toekenning en uitbetaling van de saneringsgelden plaatsvinden? Zullen de gelden worden uitbetaald in volgorde van binnenkomst en wat gebeurt er bij een «overtekening» van deze maatregel?

Het principe van de regeling is dat bedrijven worden gestimuleerd om volledig te stoppen. Bij bedrijven die gedeeltelijk stoppen wordt slechts een vergoeding betaald voor de meeste schadelijke vistuigen, dat wil zeggen schietfuiken, grote fuiken en staande netten. Omdat de regeling wordt opgezet als een tender, vindt rangschikking plaats volgens een systeem waarbij:

  • • 
    Aanvragen voor definitieve beëindiging hoger worden gerangschikt dan aanvragen voor vermindering van de visserij.
  • • 
    Aanvragen worden hoger gerangschikt naarmate de bieding (voor de aangeboden aaleenheden) lager is.
  • • 
    Aanvragen worden vervolgens hoger gerangschikt naarmate het vistuig schadelijker is.
  • • 
    Tenslotte worden aanvragen hoger gerangschikt naarmate deze eerder zijn ontvangen.

Indien er aanzienlijk meer belangstelling bestaat voor de regeling zodanig dat de visserij-inspanning verder dan de aangegeven doelstelling kan worden verminderd, en/of er meer schadelijk vistuig kan worden uitgekocht, dan zal ik een mogelijke verhoging van het subsidieplafond nader onderzoeken.

35

Welk bedrag is er naar schatting gemoeid met het verhuren van visrechten aan de sport- en beroepsvisserij vanaf 2008? Aan wie komt dit bedrag ten goede, c.q. waartoe worden deze opbrengsten aangewend?

Momenteel bedragen de opbrengsten van verhuur circa € 100 000. Dit bedrag komt ten goede aan de staat. Over de hoogte van dit bedrag in 2008 kan ik op dit moment geen concrete uitspraken doen.

36

Wat verstaatuonder middellange termijn voor aanpassing van de visserijinspanning op het IJsselmeer? Welke maatregelen zullen er dan noodzakelijk zijn?

Hieronder versta ik een periode van 5–7 jaar. Eventuele verdere aanpassing van de visserij-inspanning aan de draagkracht van het systeem zal een taak zijn voor de VBC. Afhankelijk van de wijze van visstandbeheer zal de VBC maatregelen kunnen nemen.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.