Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over het vervolgtraject slavernijverleden - Slavernijverleden

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. K toegevoegd aan dossier 36284 - Slavernijverleden.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Slavernijverleden; Verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over het vervolgtraject slavernijverleden
Document­datum 11-04-2025
Publicatie­datum 11-04-2025
Nummer KST36284K
Kenmerk 36284, nr. K
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

36 284

Slavernijverleden

VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 april 2025

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het Slavernijverleden. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • • 
    De uitgaande brief van 18 februari 2025.
  • • 
    De antwoordbrief van 7 februari 2025.

De griffier van de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman

1 Samenstelling:

Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort

(GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

kst-36284-K

ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 18 februari 2025

De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben kennisgenomen van uw brief van 20 januari 2025 over de voortgang van het vervolgtraject excuses slavernijverleden.1 De leden van de JA21-fractie hebben naar aanleiding daarvan enkele vervolgvragen.

In de - naar het oordeel van de leden van de JA21-fractie - uitgesproken onvolkomen beantwoording van hun vragen schrijft u over «het nemen van de verantwoordelijkheid voor de rol en betrokkenheid van de historische bestuurlijke voorgangers in het slavernijverleden».2 Vermoedelijk is dit gewoon een vrijplaats, maar mogelijk schept dit een gevaarlijk precedent, aldus deze leden. Want het criterium voor het «nemen van verantwoordelijkheid» voor of namens de «historische bestuurlijke voorgangers» is niet afgebakend.

Hoe ziet u andere gebeurtenissen en perioden in de Nederlandse geschiedenis in deze context? Bestaat hier de mogelijkheid dat de Nederlandse staat ook «verantwoordelijkheid» moet nemen? Te denken valt bijvoorbeeld aan de benadeling van de Molukkers door de Nederlandse staat na de onafhankelijkheid van Indonesië.

Impliceert «verantwoordelijkheid nemen» altijd een geldsom voor de in uw beantwoording genoemde doelen?

Bent u van mening dat de vastgestelde € 200 miljoen voldoende is voor dergelijke doelen, of moet er nog meer geld worden uitgegeven? Zo nee, is het bedrag dan eigenlijk te hoog? Of is volgens u deze € 200 miljoen precies genoeg om aan de genoemde doelen te voldoen? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom bijvoorbeeld € 180 miljoen niet voldoende is en € 200 miljoen wel?

De commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

I.M. Lagas MDR

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2025

Hierbij bied ik u het antwoord aan op de vragen d.d. 18 februari 2025 van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van mijn brief van 20 januari 2025 (Kamerstukken I 2024/25, 36 284, J.) over het vervolgtraject slavernijverleden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.J.M. Uitermark

De fractieleden van JA21 vragen of het schrijven over «het nemen van de verantwoordelijkheid voor de rol en betrokkenheid van de historische bestuurlijke voorgangers in het slavernijverleden» niet mogelijk een gevaarlijk precedent schept. Want het criterium voor het «nemen van verantwoordelijkheid» voor of namens de «historische bestuurlijke voorgangers» is niet afgebakend.

Antwoord: «Het nemen van de verantwoordelijkheid voor de rol en betrokkenheid van de historische bestuurlijke voorgangers in het slavernijverleden» is gezet binnen een zeer kenmerkende context. Het gaat om een unieke situatie waarin de Nederlandse staat en haar bestuurlijke voorgangers direct betrokken waren bij het koloniale slavernijsysteem, een door de staat georganiseerd en ondersteund systeem van uitbuiting. Het is juist een zorgvuldig afgebakende erkenning, die is gebaseerd op vaststaande historische feiten, en niet op een eindeloos of onduidelijk principe. Het is een gerichte erkenning van duidelijk specifiek historisch onrecht.

De fractieleden van JA21 vragen hoe u andere gebeurtenissen en perioden in de Nederlandse geschiedenis in deze context ziet? Te denken valt bijvoorbeeld aan de benadeling van de Molukkers door de Nederlandse staat na de onafhankelijkheid van Indonesië.

Antwoord: Er is geen blauwdruk voor het proces van heling, verzoening en herstel. Iedere historische gebeurtenis staat op zichzelf en vraagt om een eigen passende reactie nadat het is beoordeeld binnen zijn eigen kaders. En het is van belang om te benadrukken dat de excuses van de Nederlandse staat voor haar aandeel in het slavernijverleden zijn gebaseerd op zeer specifieke historische feiten. De excuses voor het Nederlands slavernijverleden staat daarom los van andere pijnlijke perioden uit de Nederlandse geschiedenis.

De fractieleden van JA21 vragen of verantwoordelijkheid nemen altijd een geldsom impliceert voor in uw beantwoording genoemde doelen?

Antwoord: Nee, verantwoordelijkheid nemen impliceert niet altijd een geldsom. Het bieden van herstel in de breedste zin van het woord gaat om erkenning en bewustwording. De eenmalig vrijgemaakte geldsom is geen doel, maar een middel. Een middel om te investeren in meer kennis en bewustwording, om te erkennen en te herdenken en om de gevolgen van het slavernijverleden te bestrijden en zo blijvende verandering in gang te zetten.

De fractieleden van JA21 vragen of de vastgestelde € 200 miljoen voldoende is voor dergelijke doelen, of dat er nog meer geld moet worden uitgegeven. Zo nee, is het bedrag dan eigenlijk te hoog? Of is volgens u deze € 200 miljoen precies genoeg om aan de genoemde doelen te voldoen? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom bijvoorbeeld € 180 miljoen niet voldoende is en € 200 miljoen wel?

Antwoord: Het bedrag van € 200 miljoen is tot stand gekomen op basis van overleg met de betrokken gemeenschappen en een resultaat van politieke afwegingen. Dit bedrag is bedoeld als investering in projecten en initiatieven die bijdragen aan meer kennis over het slavernijverleden, bewustwording over de gevolgen daarvan, en een beter begrip van hoe dit verleden doorwerkt in onze samenleving vandaag de dag. Daarnaast blijft het kabinet zich onverminderd inzetten voor gelijke kansen en de bestrijding van discriminatie en racisme. De € 200 miljoen is het bedrag dat nodig wordt geacht om de vastgestelde doelen te realiseren. Wat telt is dat we nu samen met de betrokken gemeenschappen concrete stappen zetten.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 284, K

5

1

Kamerstukken I 2024/25, 36 284, J.

2

Ibid.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.