Verslag - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025

Dit verslag is onder nr. D toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025; Verslag
Document­datum 28-01-2025
Publicatie­datum 28-01-2025
Nummer KST36600VIIID
Kenmerk 36600 VIII, nr. D
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

36 600 VIII

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025

D                        VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS,

CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 27 januari 2025

  • 1. 
    Inleiding

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zij hebben nog een enkele vraag.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde begroting. Naar aanleiding daarvan stellen deze leden graag een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben met grote zorg kennisgenomen van de begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor 2025. De voorgenomen bezuinigingen raken het onderwijs en de wetenschap hard en schaden de economie van de toekomst. Over de zorgen die bij deze leden leven omtrent deze begroting hebben zij een aantal vragen. Het fractielid van OPNL sluit zich aan bij de gestelde vragen door de fractieleden van D66.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en hebben daarover nog een aantal vragen.

1 Samenstelling:

Lagas (BBB), Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Geerdink (VVD), Rietkerk (CDA) (voorzitter), Doornhof (CDA), Van Meenen (D66), Belhirch (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

kst-36600-VIII-D

ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde begroting. Naar aanleiding daarvan stellen deze leden graag een aantal vragen.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde begroting. Naar aanleiding daarvan stellen deze leden graag een aantal vragen.

Met grote zorg hebben de leden van de Volt-fractie kennisgenomen van de Begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025. Naar aanleiding daarvan stellen deze leden graag een aantal vragen.

  • 2. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie merken dat bij de hbo's zorgen leven over maatregelen van de Minister om het aantal internationale studenten terug te brengen, inclusief aan «kleinere» hbo's, bij hogescholen in kleinere steden, specialistische hbo's, zoals ook agrarische hogescholen, en hbo's in grensgebieden. De Minister heeft eerder aangegeven met deze zorgen rekening te willen houden, slechts beperkt in te grijpen bij deze hogescholen en/of maatwerk te willen leveren. De BBB-fractie neemt de zorgen van deze hbo's serieus. Kan de regering aangeven welke maatregelen de Minister voornemens is te treffen voor wat betreft het aantal internationale studenten aan genoemde hbo's? Welke afspraken zijn er wat dit betreft al gemaakt met deze hogescholen?

  • 3. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat de aanpassing van de OCW-begroting heeft geleid tot een verlaging van de rijksbijdrage van 50 miljoen in 2026 die volledig gecompenseerd mag worden met extra STER-inkomsten. Voor het verhogen van de STER-inkomsten is een wetswijziging nodig en de Minister heeft aangegeven eerst een impactanalyse te willen uitvoeren.

Kan de regering haar motieven uiteenzetten om naast de geplande bezuiniging in 2027 en 2028 van € 220 miljoen, de rijksbijdrage nog eens te verlagen met € 50 miljoen? Heeft de regering hierbij onderzoek gedaan naar de effecten van de reeds geplande bezuiniging en deze nieuwe verlaging van de rijksbijdrage?

De fractieleden van GroenLinks-PvdA horen graag van de regering of zij de overtuiging van deze leden deelt dat het van belang is voor het goed functioneren van organisaties die afhankelijk zijn van rijksbijdragen dat zij tijdig en waar mogelijk op lange termijn zekerheid hebben over de hoogte van deze bijdragen.

Is de regering het met deze leden eens dat een organisatie als de NPO belang heeft bij een stabiele financiering? En zo ja, voldoet deze manier van besluitvorming aan de in acht te nemen beginselen van zorgvuldigheid en bestendig overheidsbeleid?

Kan de regering duiden hoe zij de implementatie van de aanbevelingen van de commissie-Van Rijn ziet in het licht van de aangekondigde bezuinigingen, inclusief de verlaging van de rijksbijdrage met € 50 miljoen?

Deelt de regering de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de bezuinigingen in de eerste plaats, en de onduidelijkheid over de manier waarop deze kunnen worden opgevangen in de tweede plaats, het voor de NPO moeilijker maken opvolging te geven aan de aanbevelingen van de commissie-Van Rijn inzake een veilige werkcultuur? Zeker gelet op de constatering dat onzekerheid over de aanstelling van medewerkers en toenemende werkdruk een van de problemen is.

In de optiek van de fractieleden van GroenLinks-PvdA is het nu bijna evident dat er niet of nauwelijks vaste contracten met medewerkers zullen worden afgesloten, vanwege de aangekondigde bezuinigingen en de gebleken onvoorspelbaarheid van beleid (gelet op de onverwachte verlaging van de rijksbijdrage met € 50 miljoen). Deelt de regering deze inschatting? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht zij de aanbeveling van de commissie-Van Rijn, het aantal flexibele contracten te verminderen om medewerkers minder kwetsbaar te maken voor diverse vormen van intimidatie op de werkvloer, uitvoerbaar in het licht van deze (deels onaangekondigde) bezuinigingen?

Kan de regering uiteenzetten hoe zij inschat dat dit effect zal hebben op de verschillende aanbevelingen van de commissie-Van Rijn?

Is de regering het eens met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er nu onduidelijkheid is over de dekking met betrekking tot de verlaging van de rijksbijdrage met € 50 miljoen en dat dat onwenselijk is? Wat gaat de regering doen om deze onduidelijkheid weg te nemen?

Is de regering het met deze leden eens dat het voor de NPO niet mogelijk is tijdig te sturen op de extra korting van € 50 miljoen zolang hierover geen duidelijkheid is? Er is een wetswijziging nodig om online en on demand reclames te gaan verkopen, aldus de fractieleden van GroenLinks-PvdA.

Welke eventuele andere mogelijkheden ziet de regering om de dekking van € 50 miljoen te garanderen zonder dat deze ten koste gaat van de begroting van de publieke omroep?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een aantal vragen met betrekking tot de cultuurparagraaf. Gemeenten en provincies zijn voor het Rijk nog de belangrijkste financiers van cultuur in Nederland, aldus deze leden.

Kent de regering de uitkomsten van het CBS-onderzoek naar de bestedingen van gemeenten en provincies voor cultuur?1 Deze leden hebben naar aanleiding daarvan een aantal specifieke vragen.

Deelt de regering de zorg van de fractieleden van GroenLinks-PvdA dat de reële uitgaven (gecorrigeerd voor inflatie) van gemeenten voor cultuur per inwoner over de gehele linie een dalende trend laten zien?

Deelt de regering de zorg van deze leden dat met het komende zogenaamde «Ravijnjaar 2026» voor gemeenten de bijdragen voor cultuur verder onder druk komen te staan en met name afkalving van presentatie-plekken in het aanbod dreigt?

Wat gaat de regering vanuit haar systeemverantwoordelijkheid voor het culturele klimaat doen om verschraling van het culturele klimaat te voorkomen en wat kan zij zo nodig bijdragen aan versterking daarvan?

Is de regering, naast het nemen van eigen maatregelen, bereid om ook de zorgen over het culturele aanbod met de gemeenten te delen?

Constateert de regering met deze leden dat met name de Randstad-provincies en Gelderland het laten afweten als het gaat om investeren in en bijdragen aan cultuur en daarbij de spreiding van cultuur binnen deze provincies verder onder druk komt te staan?

Is de regering bereid om met deze provincies in gesprek te gaan over een reële bijdrage aan het culturele aanbod en te zorgen dat in grote provincies als Gelderland, Noord-Holland en Zuid-Holland ook buiten de grote steden een aantrekkelijk cultuurlandschap blijft bestaan?

Fair pay in de culturele sector is een belangrijk beleidsdoel van het Rijk. Uit eerder onderzoek blijkt dat makers structureel onderbetaald worden. Ook recentere onderzoeken wijzen dit uit. Bij de fractieleden van GroenLinks-PvdA voedt dit de zorg dat fair pay nog lang geen gemeengoed is in de culturele sector. Dit terwijl voor de nu van kracht zijnde kunstenplan-periode voor rijks gesubsidieerde instellingen fair pay een subsidievoorwaarde is. Deze leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van dit onderzoek.

Herkent de regering het beeld uit de recentere onderzoeken dat in de cultuursector er structureel wordt onderbetaald? Zo ja, deelt de regering de zorgen van deze leden over de onderbetaling?

Is de regering het met de fractieleden van GroenLinks-PvdA eens dat dit onderzoek aanleiding zou moeten zijn voor verder onderzoek naar fair pay in de culturele sector?

Wil de regering deze leden met name informeren over hoe de fair pay-maatregel effect gaat krijgen, bijvoorbeeld door het op korte termijn doen van een nulmeting en deze op de helft van deze kunstenplanperiode te herhalen?

Wil de regering deze leden daarbij informeren over de wijze waarop zij de toepassing van fair pay in de culturele sector verder wil stimuleren, dan wel waar nodig afdwingen?

Wil de regering de bevindingen over fair pay ook delen met de andere subsidiërende overheden en, zo nodig, gezamenlijk kijken naar hoe dit verder geïmplementeerd kan worden?

In het aangenomen amendement-Bontenbal2 over het terugdraaien van een aanzienlijk deel van de onderwijsbezuinigingen wordt gesteld dat er een nota van wijziging op de Wet internationalisering in balans (hierna: Wib) ingediend wordt. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke wijzigingen er in die nota zijn te verwachten en wanneer zullen deze worden behandeld. De wijzigingen hebben betrekking op een uitzondering op de beperking van de instroom van internationale studenten in de regio. Welke criteria hanteert de regering bij de nieuwe verdeelsleutel tussen onderwijsinstellingen in de regio en in de rest van het land? Hoe werkt de nieuwe verdeelsleutel uit in zowel de relatieve als de absolute cijfers, ook in verhouding tot de oude verdeelsleutel? En wat zijn de consequenties als deze nota van wijziging in de Wib niet tijdig wordt aangenomen?

Acht de regering de ingeboekte bezuiniging op de afname van internationale studenten haalbaar? Kan zij in haar antwoord betrekken dat het gros van de internationale studenten al bezig is aan een studie met een gemiddelde duur van vier jaar? Tevens is de financiering van onderwijsinstellingen gebaseerd op de studentenaantallen van twee jaar eerder. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden dan ook graag op basis van het voorgaande een appreciatie van de regering krijgen inzake de uitvoerbaarheid van deze bezuiniging.

Heeft de regering ook onderzoek gedaan naar, of is zij in het bezit van, cijfers van de financiële neveneffecten voor de Nederlandse economie en de belastinginkomsten voortkomend uit de aanwezigheid van internationale studenten in Nederland? Zo nee, dan zouden deze leden graag zien dat dit alsnog gebeurt om meer inzicht te verkrijgen in de feitelijke financiële opbrengst van de maatregel. Zo ja, dan zouden deze leden de informatie graag ontvangen.

Acht de regering zich nog gecommitteerd aan het Bestuursakkoord Hoger Onderwijs uit 2022 waarin het Ministerie van OCW zich committeert aan noodzakelijke extra investeringen in het hoger onderwijs? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de bezuinigingen op de meerjarige financiële afspraken inzake de toekenning en besteding van de middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen. Acht de regering de bezuinigingen behoorlijk gelet op het bestuursakkoord, waar instellingen hun beleid en organisaties op afstemmen? In hoeverre kan nog gesproken worden van het ministerie als betrouwbare gesprekspartner richting de onderwijsinstellingen bij dergelijke akkoorden?

Het alom gewaardeerde rapport van dhr. Draghi over het concurrentievermogen van Europa is duidelijk over de toekomst van Europa: meer investeren in kennis en wetenschap. Hoe kijkt de regering aan tegen het rapport? Kan zij een appreciatie geven van dit rapport, en daarbij specifiek ingaan op investeringen in kennis en wetenschap en kan zij daar haar eigen begrotingsbeleid in betrekken? Hoe beoordeelt de regering het feit dat wij, in tegenstelling tot onze buurlanden, bij lange na niet de Europese norm halen van 3% BBP investering in kennis en research? Is de regering van mening dat het niet cruciaal is voor het verdienvermogen van de open economie van Nederland dat ons land een van de koplopers zou moeten zijn inzake investeringen in kennis en research? Kan zij in haar antwoord de laatste stand van de wetenschappelijke literatuur betrekken over de duurzaamheid van de overheidsfinanciën op de lange termijn?

De regering bezuinigt bijna een half miljard op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De fractieleden van GroenLinks-PvdA vragen of er onderzoek is gedaan naar de gevolgen hiervan voor banen. Zo, ja, kan de regering dit deze leden doen toekomen? Zo nee, wil de regering toezeggen dit alsnog doen? Zo nee, waarom niet, gelet op de doelstellingen in het regeerakkoord van de economische paragraaf? Is de regering het met de voorzitter van VNO-NCW, DNB, vooraanstaande Nederlandse bedrijven en de provinciebestuurders eens dat bezuinigen op wetenschap tot beschadiging van onze kenniseconomie leidt? Zo ja, waarom zet de regering deze bezuiniging alsnog door? Kan de regering uiteenzetten hoe zij Nederland bij de internationale top wil laten blijven behoren? Kan zij dit motiveren met wetenschappelijk onderzoek?

De regering bezuinigt hard op kansengelijkheid, funderend onderwijs, diverse succesvolle programma's, gymlessen en op de brede brugklas. Dit is met name nadelig voor kinderen uit achterstandssituaties. Internationaal gezien is het Nederlandse schoolsysteem, waarbij al op zo'n jonge leeftijd geselecteerd wordt en kinderen in gescheiden trajecten worden

opgeleid zeer uitzonderlijk. Brede brugklassen hebben aantoonbaar gunstig effect op vergroting van kansengelijkheid en het tegengaan van segregatie op jonge leeftijd. Wat zijn de gedachte en de visie achter een dergelijke bezuiniging op een aantoonbaar succesvol initiatief? Op basis van welk onderzoek of welke feiten baseert de regering haar overtuiging dat dit bijdraagt aan de kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs?

  • 4. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij het streven naar het verminderen van het aantal Europese studenten beoordeelt in het licht van de artikelen 18 en 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, nu er sprake is van een algehele doelstelling om minder internationale studenten in Nederland te krijgen. Kan er een geslaagd beroep worden gedaan op uitzonderingsgronden uit dit artikel? Zo ja, op welke gronden?

Deze leden constateren dat de Minister in zijn Kamerbrief over internationalisering3 heeft aangegeven dat als het aantal Europese studenten niet zo snel daalt als voorgesteld in de begroting, universiteiten en hogescholen met minder middelen net zoveel studenten moeten opleiden. Hoe reflecteert de regering hierop met het oog op de kwaliteit van onderwijs bij de uitvoering van beleid?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er in 2022 met universiteiten financiële afspraken zijn gemaakt in het bestuursakkoord hoger onderwijs over de toekenning en besteding van de middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen. Onderwijsinstellingen zijn aangemoedigd middelen voor starters- en stimuleringsbeurzen uit toekomstige jaren naar voren te halen, door het onderschrijven door de Minister van de aanbevelingen uit het adviesrapport «Investeren in de basis». De universiteiten hebben op basis van de toezeggingen grote, meerjarige investeringen gedaan, waaronder het in dienst nemen van (wetenschappelijk) personeel. Vanaf 1 januari 2025 wordt dit echter opgezegd zonder overgangstijd. Hoe reflecteert de regering hierop in het licht van rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel, vanwege de gedane toezeggingen door een bevoegd persoon? Op welke wijze wordt er door de regering rekening gehouden met de schade die de universiteiten lijden bij de uitvoering? De leden van de CDA-fractie zouden graag een uitgebreidere motivering zien voor wat betreft de algemene rechtsbeginselen dan in de antwoorden op de vragen in de Tweede Kamer over het op meerdere punten niet rechtsstatelijk zijn van het regeerprogramma.

Deze leden constateren dat de jonge universiteiten van Maastricht, Rotterdam en Tilburg een lagere vastevoetbekostiging hebben voor onderzoek. In het bestuursakkoord van 2022 heeft hier compensatie voor plaatsgevonden door extra startersbeurzen toe te kennen. Dit zijn structurele middelen, deze maar raken uit zicht door het schrappen van deze beurzen, ondanks dat ze reeds zijn toegezegd. Hoe beoordeelt de regering het tekort aan budget bij de uitvoering om de vaste voet van jonge universiteiten te compenseren vanuit het oogpunt van rechtmatigheid, nu compensatie is toegezegd? Hoe denkt de regering de vaste voet van deze instellingen structureel te garanderen?

In het amendement-Bontenbal c.s.4 is een uitzonderingsbepaling opgenomen dat hogescholen en universiteiten in grensregio's worden ontzien wat internationale studenten betreft. Welke mogelijkheden ziet de

regering om dit uit te voeren? Kan de Benelux hier een rol in spelen? Of ziet de regering andere mogelijkheden?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij het eenzijdig opzeggen van het bestuursakkoord beoordeelt op het gebied van rechtmatigheid. In het bijzonder gezien de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwens- en materiële rechtszekerheidsbeginsel.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris in de aanbiedingsnota met betrekking tot School en Omgeving5 heeft geschreven dat er in de huidige subsidieregeling 2023-2025 sprake is van een voorrangspositie voor scholen die al een beschikking hebben ontvangen voor 2022-2023, maar dat dit vanwege het gelijkheidsbeginsel niet meer het geval is bij de subsidieregeling 2025-2028. Hoe legt de regering dit uit met het oog op het feit dat het gelijkheidsbeginsel ook betekent dat ongelijke gevallen niet gelijk behandeld mogen worden?

De keuze waarbij geprioriteerd wordt op scholen met de vijf procent hoogste achterstandsscore kan groot effect hebben op huidige coalities, waarbij de langetermijnimpact wegvalt, evenals de kennis en kunde die zijn opgedaan binnen de coalities, terwijl ook voor deze coalities doorlopende middelen de kansengelijkheid bevorderen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering hierop te reflecteren met het oog op de uitvoerbaarheid en het na te streven doel van de subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028, waarbij juist een structurele aanpak belangrijk is.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij de effectiviteit beoordeelt van de bestede middelen buiten de geprioriteerde hoogste vijf procent wanneer uitgegaan wordt van volledige subsidiebedragen bij rangschikking op aflopende onderwijsachterstandsscore en toekenning zolang het budget toereikend is. En wanneer er bij de vijf tot tien procent hoogste achterstandsscore uitgegaan wordt van toekenning naar rato indien het budget niet toereikend is.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven of de effectiviteit groter is wanneer scholen binnen de vijf procent achterstandsscore het volledige subsidiebedrag ontvangen en binnen de vijf tot tien procent naar rato/gedifferentieerd, indien het subsidieplafond bereikt wordt. Dit ten opzichte van volledige toekenning tot het plafond bereikt is.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven of differentiatie (naar rato) buiten de vijf procent en/of tussen de vijf en tien procent juridisch haalbaar is. Indien dit niet het geval, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij de uitvoerbaarheid beoordeelt van de thuiszittersaanpak en het toekomstbestendig passend onderwijs voor elk kind met het oog op de voorliggende bezuiniging.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de indicatoren voor het praktijkonderwijs in 2024 zijn gewijzigd, is dat juist?

Kan de regering aangeven welk effect het wijzigen van de indicatoren heeft op de toedeling van de middelen van School en Omgeving

2025-2028? Meer specifiek voor de scholen die in de subsidieperiode

2023-2025 als categorie A-school zijn aangemerkt.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het juist is dat er sprake is van wijzigingen en om een onderbouwing te geven van de motieven, om met andere indicatoren te gaan werken.

Voorts vragen deze leden de regering wat de effecten zijn op de uitvoerbaarheid.

Inmiddels hebben de leden van de CDA-fractie geconstateerd dat de scholen die tijdens (een deel van) de periode 2023-2025 subsidie hebben ontvangen er vanuit gaan dat ze deze tijdens de subsidieperiode

2025-2028 weer ontvangen, alleen al vanwege het feit dat ze een categorie A- school waren in de subsidieperiode 2023-2025. Wat zijn de effecten en kan de regering hierop reflecteren? Vanuit de urgentie om de subsidie zo spoedig mogelijk vast te stellen, verzoeken deze leden de regering om spoedig met een reactie te komen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van schoolgebouwen zo slecht is dat er dringend actie nodig is. Vanwege de korting op het gemeentefonds komt de uitvoerbaarheid van het voldoen aan klimaatdoelstellingen bij alle scholen in 2030 in het geding. Deze leden vragen aan de regering hoe zij de uitvoerbaarheid van het vernieuwen van schoolgebouwen beoordeelt om aan de huidige normen voor huisvesting te voldoen en het voldoen aan de wettelijke zorgplicht, ook met het oog op het wetsvoorstel dat ervoor moet zorgen dat gemeenten en schoolbesturen meer gaan samenwerken bij bouw en onderhoud van scholen6 in relatie tot het Ravijnjaar en de onderwijsbezui-niging op dit punt.

Deze leden constateren dat de aangekondigde maatregelen veel wijzigingen in beleid, wet- en regelgeving vereisen. Hoe ziet de regering de uitvoerbaarheid van het realiseren van de plannen uit de begroting gezien de bezuinigingen op apparaatskosten voor zover het gaat om wetgevingsjuristen en beleidsmedewerkers, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen naar het oordeel van de regering over het houden van toezicht op informeel onderwijs met het oog op de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid in het licht van Europees verdragen en de Grondwet.

De Inspectie van het Onderwijs heeft kritiek op de uitvoerbaarheid, effectiviteit en rechtsstatelijke implicaties van de beoogde toezichtstaken bij het voorstel voor de Wet toezicht informeel onderwijs.7 Zij stelt dat de voorgestelde rol wezensvreemd is aan haar reguliere toezichttaken en acht het onwaarschijnlijk dat het toezicht effectief kan worden uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen de regering te reflecteren op de kritiek van de Inspectie van het Onderwijs.

De leden van de CDA-fractie constateren tot hun tevredenheid dat er voorlopig niet bezuinigd wordt op de Rijkscultuurfondsen, wat positief nieuws is voor erfgoedevenementen. Desalniettemin vragen de leden van de CDA-fractie de regering meer specifiek voor wat betreft maritiem erfgoed of de doelen met betrekking tot de instandhouding hiervan gehandhaafd worden. Hoeveel middelen zijn er voor de uitvoering van activiteiten met landelijke uitstraling als DelfSail, Sail Kampen en Sail Vlissingen geraamd in de meerjarenbegroting 2025-2028?

  • 5. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De coalitiefracties in de Tweede Kamer hebben een akkoord gesloten met enkele oppositiefracties over een vermindering van de voorgenomen bezuinigingen, zo constateren de leden van de D66-fractie. Desondanks resteert een bezuiniging van 1,1 miljard euro structureel op onderwijs en onderzoek. Het streven van de coalitie is erop gericht om het geld voor onderwijs zoveel mogelijk structureel van aard te laten zijn en minder gebruik te maken van subsidies, ook al is de bekostiging achter de subsidies tot heden van structurele aard. De leden van de fractie van D66 delen de intentie om minder met subsidies te werken. Maar deelt de regering ook de opvatting van deze leden dat dit iets anders is dan subsidies ruwweg afschaffen, zoals de regering nu doet? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat deze handelwijze getuigt van onbetrouwbaar bestuur?

De onverminderd voorgenomen bezuinigingen in het funderend onderwijs raken, naar de mening van de leden van de D66-fractie, rechtstreeks de (gelijke) kansen voor juist de meest kwetsbare leerlingen en de vele leerlingen voor wie de harde selectie bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs te vroeg komt. Deze leden doelen hierbij met name op de grove bezuinigingen op de investeringen in kansengelijkheid, brede brugklassen, thuiszitters, gymlessen enzovoorts. En tevens op de ongehoorde bezuinigingen op de rijke schooldag, c.q. het programma School en Omgeving, dat in gang gezet is om kinderen in achterstand en armoede cultuur, sport, natuur, huiswerkbegeleiding en eventueel extra lessen te bieden. Is de regering het met de leden van de fractie van D66 eens dat het onverantwoord is te bezuinigen op kansen van juist de meest kwetsbare kinderen? En dat bovendien door zo te handelen het kabinet zich bestuurlijk onbetrouwbaar opstelt naar zowel deze kinderen en hun ouders, als naar de scholen en schoolbesturen die op basis van de door het vorige kabinet gedane, structurele investeringen verplichtingen zijn aangegaan, onder andere naar personeel, die voor de scholen en besturen blijven bestaan, maar waarvoor de financiële ondergrond nu rücksichtsloos weggenomen wordt? En deelt het kabinet de opvatting van de D66-fractie dat deze bezuinigingen daardoor materieel onuitvoerbaar zijn?

Over de onverminderd voorgenomen bezuinigingen op hoger onderwijs en wetenschap hebben de leden van de fractie van D66 ook enkele vragen. Behoudens het schrappen van de langstudeerboete blijven deze bezuinigingen vrijwel onverkort overeind. Daarmee wordt naar de mening van deze leden ernstig gebroken met de erkenning door vorige kabinetten dat extra investeringen in het hoger onderwijs en in onderzoek zeer noodzakelijk waren en meer dan ooit zijn. Zoals ook uit het recente rapport van dhr. Draghi over de toekomst van het Europees concurrentievermogen onweerlegbaar blijkt. Hoe kan de regering de discrepantie tussen de noodzakelijkheid van investeringen en het eigen handelen (draconisch bezuinigen) verklaren en rechtvaardigen? En deelt de regering de opvatting van vele toonaangevende Nederlandse bedrijven en onder andere VNO-NCW dat met deze bezuinigingen de toekomst onder ons land economisch ernstig bedreigd wordt? Is de regering met de fractie van D66 van mening dat zij zich met ook deze bezuinigingen bestuurlijk onbetrouwbaar toont? Niet alleen door de drastische wijziging van koers (van investeren naar bezuinigen), maar juist ook door het feit dat de verplichtingen die de besturen in het hoger onderwijs en de wetenschap naar hun personeel zijn aangegaan, op basis van bestuursakkoorden met de overheid, onverminderd blijven bestaan, terwijl de financiële grond of dekking daarvoor nu rücksichtsloos wordt weggenomen? En deelt de

regering de opvatting van de leden van de D66-fractie dat deze bezuinigingen daardoor materieel onuitvoerbaar zijn?

In de begrotingsstaten Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is opgenomen dat de starters- en stimuleringsbeurzen al vanaf 1 januari 2025 worden afgeschaft. De leden van de fractie van D66 constateren daardoor dat er geen transitietijd is voor universiteiten. Instellingen die middelen naar voren hebben gehaald komen hiermee direct middelen tekort. Dit vergroot de impact van de bezuinigingen. Hoe zorgt de regering ervoor dat deze bezuinigingen onderwijsinstellingen niet onnodig hard raken?

De leden van de D66-fractie hebben gezien dat op scholen met een rijke schooldag veel wordt gedaan om de basisvaardigheden te verbeteren. Zo is er ruimte voor extra lestijd of wordt er op creatieve manier lesgegeven, zoals het spelen van rekenspelletjes tijdens sport. Bovendien heeft een verbeterd welzijn een positief effect op de leerprestaties van leerlingen. De rijke schooldag weghalen staat haaks op de ambitie van deze regering om werk te maken van de basisvaardigheden van leerlingen. Volgens de leden van de D66-fractie is deze bezuiniging per saldo een onderwijsver-arming voor leerlingen. Wat zijn volgens de regering de consequenties van het afschaffen van de rijke schooldag? Hoe zorgt zij ervoor dat de basisvaardigheden ondanks de bezuiniging op de rijke schooldag op peil blijven?

Dan hebben de leden van de fractie van D66 nog een aantal meer specifieke vragen. In de begrotingsstaat is een bezuiniging van

175 miljoen euro voorzien op het hoger onderwijs. Tot op heden is niet duidelijk hoe invulling zal worden gegeven aan deze post. Hoe gaat de regering deze bezuiniging invullen? Overweegt zij om de bezuiniging evenredig door te voeren, door de Rijksbekostiging per student te verlagen, of gebruikt de regering een ander systeem? Treffen de bezuinigingen alle studies, of overweegt de regering om uitzonderingen op te nemen voor bepaalde opleidingen? Zo ja, welke afwegingen maakt de regering hierin?

De groei van het aantal studenten op universiteiten stagneert. Samen met de voorgenomen bezuinigingen staan universiteiten voor een forse financiële opgave. Daardoor wordt er op dit moment door verschillende instituten al naar bezuinigingsmogelijkheden gezocht. In hoeverre acht de regering deze samenloop met de voorgenomen bezuinigingen realistisch en uitvoerbaar? Leidt deze combinatie volgens de regering niet tot onomkeerbare schade door verlies van opleidingen en daarmee de nodige beroepsprofessionals? Wat is volgens de regering de schade, veroorzaakt door de bezuinigingen, voor onze innovatie en brede welvaart?

Op wetenschappelijk onderzoek wordt 92 miljoen euro bezuinigd. In het hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet is ook afgesproken dat het Nationaal Groeifonds wordt stopgezet. Dit fonds was een belangrijk instrument voor de financiering van wetenschappelijk onderzoek, gericht op innovatie in cruciale sectoren. Hoe gaat de regering invulling geven aan de bezuiniging op wetenschappelijk onderzoek? Welke consequenties zullen de bezuinigingen hebben voor de toekomst van wetenschappelijk onderzoek in Nederland?

In het amendement-Bontenbal c.s.8 is opgenomen dat er een nota van wijziging wordt ingediend op het voorstel voor de Wet internationalisering in balans (Wib). De instroom van internationale studenten moet zo behouden worden in regio's waar de gevolgen van de Wib impact hebben op het onderwijsaanbod. Het amendement noemt een aantal regio's, maar stelt dat deze «niet limitatief» zijn. Hoe gaat de regering juridisch invulling geven aan dit amendement? Welke criteria gaat zij gebruiken om te bepalen welke regio's onder het amendement vallen?

Hoe gaat de regering de instroom van Europese studenten monitoren? Kijkt de Minister bij het beperken van de instroom van internationale studenten alleen naar bacheloropleidingen, of ook naar masteroplei-dingen?

Als gevolg van het amendement-Bontenbal c.s. zal een deel van de hogescholen en universiteiten worden ontzien in de Wib. Wat zijn hiervan de gevolgen voor de overige hogescholen en universiteiten in het land? Worden onderwijsinstellingen die niet onder het amendement-Bontenbal c.s. vallen volgens de regering door deze wijziging niet onevenredig hard getroffen? Hoe zorgt de regering ervoor dat het onderwijsaanbod in het gehele land op peil blijft?

Volgens het amendement-Bontenbal c.s. moet de instroom van internationale studenten behouden blijven in regio's waar de gevolgen van de Wib impact hebben op het onderwijsaanbod. Ook het voortbestaan van opleidingen in de grote steden kan door een terugloop van studentenaantallen in gevaar komen. De Wib zal daardoor impact hebben op alle regio's in Nederland. Hoe bepaalt de regering wanneer het onderwijsaanbod onder het amendement-Bontenbal c.s. valt? Gaat het kabinet het onderwijsaanbod in de grote steden ook beschermen middels het amendement-Bontenbal c.s.?

Een deel van de bezuinigingen in de begrotingsstaten wordt gedekt door de afname van Europese studenten. Er hoeft minder geld uitgegeven te worden door de verwachting van de regering dat er minder studenten zullen zijn. Hoe realistisch is de verwachting van de regering dat het aantal Europese studenten zal afnemen? Wat zijn de gevolgen voor de begroting als blijkt dat de instroom van Europese studenten gelijk blijft, of zelfs toeneemt?

Doordat studenten gemiddeld vier jaar over een opleiding doen, zal het beperken van de instroom van Europese studenten pas over vier jaar volledig effect hebben op het totaal aantal ingeschreven studenten in Nederland. Hoe houdt de regering hier rekening mee in het uitvoeren van de bezuinigingen? Overweegt de regering om de Rijksbekostiging per student te verlagen als het aantal internationale studenten niet snel genoeg daalt?

Deze regering heeft de doelstelling om het aantal Europese studenten in Nederland te verminderen. Volgens artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie mag er binnen de EU niet gediscrimineerd worden op basis van nationaliteit. Hoe is de regering van plan om de komst van studenten uit andere Europese landen naar Nederland tegen te houden? Zijn deze maatregelen volgens de regering juridisch houdbaar?

De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen over de media. Objectieve en onafhankelijke media, lokaal en (inter)nationaal, zijn volgens hen essentieel om de betrouwbare en toegankelijke informatie te bieden die de basis vormt voor onze democratie. De regering geeft aan dat de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) een essentiële rol speelt in de verrijking en verbinding van de Nederlandse samenleving door zijn informerende en impactvolle programma's. Hoe verhoudt zich dit tot de

voorgenomen bezuinigingen van de regering op de landelijke publieke omroep van structureel 100 miljoen euro vanaf 2027?

Deze regering gaat bezuinigen op de lokale journalistiek met 200 miljoen euro vanaf 2025. De lokale journalistiek is niet alleen een bron van informatie, maar ook een belangrijke kracht binnen de ontwikkeling van gemeenschappen. Daarom is het noodzakelijk dat lokale media de democratie goed kunnen blijven ondersteunen door burgers te informeren. Volgens het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek verliezen de lokale media inkomsten door lager publiek en lagere advertentie-inkomsten door concurrentie van sociale media.9 Welke maatregelen worden getroffen om de financiering van lokale media te waarborgen, zodat zij hun essentiële rol in de democratische samenleving kunnen blijven vervullen?

Kan worden aangegeven in hoeverre door de voorgenomen bezuinigingen de plannen voor digitalisering en innovatie binnen de mediasector worden beïnvloed?

De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de sociale veiligheid bij publieke omroep, bijvoorbeeld bij de NTR, WNL en Ongehoord Nederland. Volgens de regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, moeten de omroepen nog veel werk verrichten voor een cultuurverandering. Hamer vreest dat door de bezuiniging de sociale veiligheid en het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag onder druk komen te staan.10 Tegelijk met de bezuiniging krijgt de NPO ook niet meer de

3,6 miljoen euro om de sociale veiligheid te verbeteren.11 Welke alternatieve middelen zullen worden ingezet zodat de sociale veiligheid bij publieke omroepen hersteld wordt en hoe wordt dit gemonitord?

De regering geeft aan dat ze private lokale en regionale journalistiek wil versterken zodat iedereen in Nederland toegang heeft tot onafhankelijke nieuwsvoorziening. Zal de nationale journalistiek ook worden versterkt? Hoe gaat de regering de nationale journalistiek versterken? Daarnaast zien de leden van de D66-fractie dat steeds meer de veiligheid van journalisten in het geding is. Zijn de beoogde middelen afdoende om journalisten in staat te stellen hun werk in veiligheid te verrichten? Welke aanvullende maatregelen treft de regering om de veiligheid van journalisten te garanderen?

Ook over het onderwerp emancipatie hebben de leden van de D66-fractie nog een vraag. De regering geeft aan zich te zullen blijven inzetten voor gendergelijkheid en de rechten voor vrouwen en minderheden in multilaterale verbanden, waaronder de Verenigde Naties en de Europese Unie. Daarbij wordt ook aangegeven dat dit in samenwerking met Buitenlandse Zaken wordt gedaan. Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen binnen de Begrotingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op de inzet van het Ministerie van OCW op dit thema en de samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

Tot slot hebben de leden van de D66-fractie nog een vraag over het onderwerp cultuur. In de begroting wordt de bijdrage voor de basisinfrastructuur gehandhaafd, maar de bezuinigingen treffen wel ander beleid en instellingen, zoals regionaal cultuurbeleid en kleinere instellingen. Daar komt ook nog eens de korting op het gemeentefonds bij. Heeft de regering zicht op de impact van deze bezuinigingen op regionale en kleine

culturele instellingen, en op het gevolg hiervan voor cultuurparticipatie in de regio en het effect op diversiteit en inclusiviteit?

  • 6. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen de regering een overzicht - in één tabel met direct vergelijkbare kolommen - van alle bezuinigingen (posten en bedragen) zoals die opgenomen waren in de oorspronkelijke OCW-begroting enerzijds en alle (nog overblijvende) bezuinigingen (en, waar van toepassing, extra investeringen) in de door de Tweede Kamer aangenomen, geamendeerde begroting. Hierbij geldt de huidige begroting als het «basispad».

Daarnaast vragen de voornoemde leden zo precies mogelijk aan te geven hoeveel scholen en hoeveel leerlingen getroffen zouden zijn geweest door de oorspronkelijk (in de ingediende begroting) voorgenomen bezuiniging op het programma School en Omgeving en hoeveel getroffen zullen zijn door de nog overblijvende bezuiniging in de door de Tweede Kamer aangenomen begroting.

Het programma School en Omgeving heeft als doel om leerlingen extra kansen te bieden naast het reguliere onderwijs. Welke specifieke activiteiten of initiatieven binnen dit programma worden het meest geraakt door de bezuinigingen, en welke groepen leerlingen zullen de grootste impact ervaren?

Hoeveel startersbeurzen zijn er de komende jaren - per jaar te verdelen -in de geamendeerde begroting en hoeveel waren dat er geweest zonder enige bezuiniging hierop, dus met handhaving van de huidige afspraken?

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) waarschuwt dat de bezuinigingen op onderzoek de positie van Nederland als kennisland ondermijnen. Hoe reflecteert de regering op deze waarschuwing? Worden er concrete stappen gezet om de schade aan innovatie en talentbehoud te beperken, te voorkomen dat wetenschappers en kennisinstellingen worden ontmoedigd door de bezuinigingen en te blijven bijdragen aan de maatschappelijke opgaven van Nederland, zoals klimaatverandering, gezondheid en digitalisering?

Uit een rapport van het Mulier Instituut van afgelopen oktober bleek dat een derde van de scholen in het primair onderwijs niet voldoet aan de wettelijke norm van minimaal 90 minuten bewegingsonderwijs per week.12 Eerder was al bekend dat de subsidiegelden voor Impuls Bewegingsonderwijs zouden worden stopgezet. Met de bezuiniging op de Impuls Bewegingsonderwijs valt er nu een groot gat in die ondersteuning voor scholen. Kan de regering toelichten wat de gevolgen zijn voor de gelijke toegang tot sport- en beweegactiviteiten voor alle kinderen, met name voor diegenen in kwetsbare omstandigheden, nu de subsidiegelden voor de Impuls Bewegingsonderwijs zijn stopgezet en ook niet hervat gaan worden?

Gezien de grote variatie in de naleving van de bewegingsonderwijsnorm tussen scholen vragen de leden van de SP-fractie of en, zo ja, wat de regering specifiek doet voor scholen die al moeite hadden om het vereiste aantal uren bewegingsonderwijs aan te bieden, zoals blijkt uit het Mulier Instituut-rapport, en die nu geconfronteerd worden met de stopzetting van de subsidie.

Er wordt aangegeven dat de bezuinigingen op het onderwijs deels worden gecompenseerd door besparingen op de zorgbegroting. Hoe rechtvaardigt de regering deze keuze, gezien de al bestaande druk op zowel het zorg- als het onderwijssysteem?

  • 7. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

In de ogen van de leden van de ChristenUnie-fractie is een begroting niet slechts een opsomming van beleidsvoornemens en bijpassende cijfers, maar geeft die uitdrukking aan een inhoudelijke visie op het beleidsterrein waarop de begroting betrekking heeft. Deze leden vragen welke inhoudelijke langetermijnvisie op onderwijs, cultuur en wetenschap ten grondslag ligt aan de door de regering voorgestelde begroting voor 2025.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de beslisnota bij de Kamerbrief Beheersing van internationale studentenstromen13 dat de Ministeries van OCW en Financiën overeengekomen zijn dat het verschil tussen de prognose en het aantal internationale studenten, wanneer dit lager is dan de prognose, kan worden gebruikt om een deel van de in het hoofdlijnenakkoord afgesproken bezuiniging op internationale studenten (post nr. 41 in de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord) in te vullen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te bevestigen dat deze afspraak blijft bestaan, ook nu de taakstelling structureel is verminderd met € 125 miljoen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om inzichtelijk te maken hoeveel er op basis van de geamendeerde begroting nog bezuinigd moet worden op internationale studenten als wordt aangenomen dat hun aantal de komende jaren gelijk blijft.

Een deel van de dekking voor de amendementen op de voorgestelde begroting wordt gevonden in een verhoging van de reclame-inkomsten bij de publieke omroep door online reclame mogelijk te maken. Tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer heeft de Minister aangegeven dat hiervoor een wetswijziging nodig is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of deze wetswijziging inmiddels wordt voorbereid en wanneer wordt verwacht dat het wetsvoorstel in consultatie gaat.

De Nederlandse universiteiten zijn onderling overeengekomen dat voor Nederland unieke opleidingen pas kunnen worden opgeheven nadat onder meer advies is gevraagd aan het Rectorencollege van UNL en het Regieorgaan Geesteswetenschappen. Is de regering voornemens om hierbij een vinger aan de pols te houden, nu de universiteiten uiteindelijk ieder voor zich moeten beslissen over sluitingen en het risico bestaat dat unieke opleidingen verdwijnen of opleidingen worden opgeheven die nu nog op meerdere universiteiten bestaan, maar door de financiële situatie van de universiteiten uiteindelijk definitief op alle universiteiten (dreigen te) verdwijnen, zo vragen deze leden. Welke mogelijkheden heeft de regering om dat laatste te voorkomen?

De motie-Krul c.s.14 verzoekt de regering om in januari 2025 duidelijkheid te verschaffen over de alternatieve invulling voor de «ombuiging subsidie bij- en nascholing medisch specialisten». De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of deze alternatieve invulling al bekend is en, zo

ja, waaruit deze bestaat. Mocht dat nog niet bekend zijn, dan vragen deze leden de regering toe te zeggen om de Eerste Kamer daarover per brief te informeren voorafgaande aan de behandeling van de begrotingsstaten OCW in deze Kamer.

De voorgestelde begroting bevat onder meer een bezuiniging van € 155 miljoen op het programma School en Omgeving. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe die bezuiniging in de praktijk zal worden uitgevoerd. Met andere woorden: wie worden daadwerkelijk door deze bezuiniging geraakt? En welke mogelijkheden ziet de regering om de effecten van deze bezuiniging voor kwetsbare groepen leerlingen zoveel mogelijk te dempen?

De door het kabinet voorgestelde bezuinigingen op het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs lijken grote gevolgen te gaan hebben voor studies en studierichtingen die in financieel-economische zin wellicht niet het meest rendabel zijn, maar die wel heel waarde(n)vol zijn voor het kweken van onderling begrip, het overbruggen van tegenstellingen en het versterken van zinvol samenleven. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan studierichtingen binnen de geesteswetenschappen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering het beeld herkent dat de door het kabinet voorgestelde bezuinigingen juist dit soort studies extra hard kunnen gaan raken, omdat er nauwelijks of geen sprake is van voldoende massa in de zin van aantallen (potentiële) studenten en evenmin van voldoende andere geldstromen. En welke mogelijkheden ziet de regering om daar iets aan te doen?

Hoe rijmt de regering de zeer hoge verwachtingen die dit kabinet blijkens het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma heeft van innovatie met de door ditzelfde kabinet voorgestelde bezuinigingen op uitgerekend wetenschap en ontwikkeling?

De totale uitgaven aan het bekostigde hoger onderwijs zijn het afgelopen decennium gestegen, maar dat geldt ook voor de studentenaantallen, die in de afgelopen tien jaar met maar liefst 34% zijn toegenomen. Kan de regering voor de afgelopen tien jaar inzichtelijk maken welk bedrag hogescholen en universiteiten per jaar per student hebben ontvangen?

Tijdens de schriftelijke behandeling van de begroting in de Tweede Kamer heeft de Minister aangegeven dat het in 2021 door PwC geconstateerde tekort van € 1,1 miljard in het wetenschappelijk onderwijs niet zonder meer kan worden doorgetrokken naar de periode 2025-2028.15 Kan de regering echter wel inzichtelijk maken wat er na verschijning van het PwC-rapport is gedaan om de ontoereikende financiering op te lossen en hoe deze maatregelen zich verhouden tot de gemaakte keuzes in de OCW-begroting over 2025?

De Minister heeft in zijn beleidsreactie op het onderzoeksrapport van de Nederlandse Arbeidsinspectie over de psychosociale arbeidsbelasting op universiteiten aangegeven dat het noodzakelijk is dat de werkdruk op universiteiten daalt.16 In deze brief constateert de Minister ook dat hij op basis van de afspraken in het hoofdlijnenakkoord moet bezuinigen op het hoger onderwijs. Acht de regering het reëel dat de universiteiten de werkdruk op korte termijn verder kunnen reduceren nu zij worden geconfronteerd met een bezuinigingsopgave, die bovendien sommige faculteiten onevenredig lijkt te gaan raken? Welke concrete maatregelen

neemt de regering om te voorkomen dat de bezuinigingen juist een werkdrukverhóging tot gevolg hebben?

Instellingen in het hoger onderwijs hebben door de zogeheten lump sum-financiering veel vrijheid bij het verdelen van deze gelden. Hoe zorgt de regering er binnen dit financieringsmodel voor dat de bezuinigingen zo min mogelijk consequenties hebben voor de primaire taak van deze instellingen, namelijk onderwijs en onderzoek? Wat kan de regering doen om de bestedingen door instellingen in het hoger onderwijs te toetsen op doelmatigheid?

Voor een laagdrempelige overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs en in het kader van kansengelijkheid hechten sommige instellingen en deskundigen grote waarde aan de zogenoemde «brede brugklassen». Deze kunnen op basis van de door het kabinet voorgestelde begroting geen doorgang vinden. Kan de regering aangeven welke consequenties dit heeft voor leerlingen die baat hebben bij een laagdrempelige overgang en ondersteuning van kansengelijkheid zoals hiervoor bedoeld? En is de regering voornemens daar iets aan te doen?

  • 8. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie lezen dat bezuinigingen van zo'n € 2 miljard op onderwijs, cultuur en wetenschap na onderhandelingen met coalitiefracties in de Tweede Kamer zijn verminderd met € 748 miljoen.17 Deze leden constateren dat zo'n € 1,2 miljard aan bezuinigingen in stand blijft.

Waar in de Rijksbegroting zijn deze bezuinigingen exact terug te vinden? Deze leden ontvangen graag een overzicht inclusief uitleg op welke posten precies bezuinigd wordt.

Daarnaast ontvangen de leden van de PvdD-fractie graag een overzicht van alle bezuinigingen op wetenschappelijk onderzoek.

Dekking voor de bezuinigingen wordt gevonden in andere begrotingen, bijvoorbeeld € 165 miljoen op het budget «VWS-subsidieregeling Strategisch opleiden medisch specialistische zorg».

Waarom kiest de regering ervoor om een opleidingssubsidie in de zorg te korten terwijl het breed bekend is dat de zorg al langere tijd kampt met uitdagingen, zoals oplopende arbeidsmarkttekorten en een alsmaar toenemende zorgvraag?18

Waarom zijn betrokken organisaties, zoals de Federatie Medisch Specialisten, voorafgaand aan de bezuinigingen niet betrokken of geïnformeerd?19

Studenten van de «pechgeneratie» krijgen een tegemoetkoming voor het leenstelsel van € 34,17 euro per studiemaand. Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat dit bedrag in schril contrast staat met het bedrag dat studenten voor en na de pechgeneratie hebben ontvangen (de hoogte van de basisbeurs voor uitwonenden was in 2024 bijvoorbeeld € 302,39 per maand)? Is de regering voornemens om een aanvullende compensatie te realiseren die vergelijkbaar is met de hoeveelheid die studenten voor en na de pechgeneratie (hebben) ontvangen?

Het rentepercentage op studieschulden is vanaf 1 januari 2025 weer gestegen.20 Is de regering het met deze leden eens dat het opnieuw laten stijgen van rente op studieschulden kan leiden tot nog meer (financiële) stress bij de pechgeneratie? Zo ja, is de regering voornemens om hier iets tegen te doen? Zo nee, waarom niet?

De Eerste Kamer heeft in een aangenomen motie van het lid Koffeman (PvdD) c.s.21 gevraagd om studenten van de pechgeneratie op een behoorlijke wijze te compenseren voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten. In een reactie van de Minister wordt gesteld: «In het regeerprogramma van dit kabinet is een extra tegemoetkoming opgenomen voor leenstelselstudenten. Met dit voornemen acht het kabinet deze motie alsnog uitgevoerd.»22

Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat de motie een compensatie vraagt voor rentelasten, en dat deze rentelasten anders zijn dan de «tegemoetkoming voor de gemiste basisbeurs»? Deze leden ontvangen graag een reflectie van de regering hierop.23

Is de regering voornemens om alsnog uitvoering te geven aan de motie door behoorlijke compensatie te verlenen voor betaalde of te betalen rentelasten voor de pechgeneratie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De koopkracht van studenten gaat volgens berekeningen van het Nibud in 2024-2025 met bijna 7% achteruit.24 In de praktijk betekent dit dat studenten gemiddeld € 113,- minder te besteden hebben per maand.

Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat deze cijfers in strijd zijn met de eerdere uitspraak van het kabinet dat «mensen er volgend jaar op vooruit gaan»?25 Is de regering voornemens om maatregelen te nemen die zorgen dat studenten er alsnog in koopkracht op vooruitgaan, net zoals andere groepen in Nederland? Zo ja, welke maatregelen gaat de regering nemen? Zo nee, waarom niet?

  • 9. 
    Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fracties stellen dat door instemming van de Tweede Kamer met het amendement van het lid Bontenbal c.s. over het terugdraaien van een aanzienlijk deel van de onderwijsbezuinigingen veel onduidelijkheid is ontstaan over hoe dit amendement uitgevoerd gaat worden en of dit uitgevoerd kan worden.26 Wat gebeurt er als het amendement niet (volledig) uitgevoerd kan worden?

De regering gaat bezuinigen op de promotiebeurs voor leraren in het funderend onderwijs. Kan de regering aangeven hoeveel leraren nu gebruikmaken van deze beurs? Welke concrete oplossingen worden geboden om het lerarentekort aan te pakken en leraren te behouden voor het onderwijs, gezien de financiële beperkingen? Hoe denkt de regering zonder financiële incentives het lerarentekort te lijf te gaan? Zijn er regionaal gerichte strategieën om de lerarentekorten in specifieke

gebieden te verlichten? Hoe wordt het budget ingezet om zij-instromers en parttime docenten aan te trekken?

Het Bestuursakkoord Hoger Onderwijs en Wetenschap loopt van 2022 tot en met 2027. De regering heeft met de bezuinigingen op het hoger onderwijs en onderzoek eenzijdig afspraken uit het bestuursakkoord gewijzigd. Kan de regering aangeven wat de juridische consequenties zijn van de OCW-begroting in relatie tot het bestuursakkoord, zo vragen de leden van de Volt-fractie.

De regering heeft een bezuiniging in de OCW-begroting opgenomen van € 168 miljoen voor het terugdringen van internationale studenten. In de memorie van toelichting is te lezen dat er een uitzondering wordt gemaakt voor opleidingen in bèta en techniek.27 Hoe wil de regering dit gaan uitvoeren? Is het selecteren op basis van nationaliteit niet verboden bij artikel 1 van onze Grondwet? Hoe wil de regering binnen de kaders van de Grondwet en het EVRM uitvoering geven aan deze bezuiniging? Het Europees Hof heeft eerder duidelijk gemaakt dat dergelijke maatregelen alleen gerechtvaardigd kunnen worden in uitzonderlijke gevallen en uitsluitend als er een goed onderbouwd beroep wordt gedaan op één van de uitzonderingsgronden uit de jurisprudentie. In dit geval ontbreekt een gerichte maatregel, en het is volstrekt onduidelijk op welke uitzonderingsgrond Nederland denkt te kunnen steunen, aldus de leden van de Volt-fractie. Hoe juridisch houdbaar acht de regering deze bezuiniging binnen de Europese context?

Kan de regering toelichten waarop de hoogte van de taakstelling door het beperken van de instroom van internationale studenten is gebaseerd? En hoe is de verlaging van de oorspronkelijke taakstelling precies berekend?

Het lijkt zeer onrealistisch om het aantal Europese studenten aan universiteiten te verminderen in het tempo dat is opgenomen in de OCW-begroting. Dit komt doordat er nu al veel Europese studenten zijn, die gemiddeld vier jaar over hun wo-bacheloropleiding doen. Met andere woorden: zelfs als de instroom nu wordt beperkt, zal dit pas over vier jaar volledig zichtbaar zijn in het totale aantal ingeschreven Europese studenten. De leden van de Volt-fractie vragen hoe de regering dit gaat aanpakken. En klopt het dat de Rijksbekostiging per student lager uitvalt als hogescholen en universiteiten er niet in slagen het beoogde aantal internationale studenten te weren?

Kan de regering aangeven hoe de resterende bezuiniging wordt verdeeld over universiteiten en hogescholen? En worden bepaalde universiteiten en hogescholen hierbij ontzien?

De regering gaat bezuinigen op de publieke omroep. Wat is de langetermijnstrategie van de regering voor de publieke omroep om journalistieke vrijheid te garanderen en te opereren met minder middelen? Hoe waarborgt de regering dat de afhankelijkheid van alternatieve financiering (bijvoorbeeld door sponsoring) de redactionele onafhankelijkheid van de publieke omroep niet beïnvloedt? Zijn er afspraken gemaakt om advertentie-inkomsten niet te laten interfereren met redactionele keuzes?

Kan de regering aangeven wat er gebeurt als de Eerste Kamer niet instemt met een of meerdere begrotingsstaten?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet de nota naar aanleiding van het verslag - bij voorkeur uiterlijk 31 januari 2025 - met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Rietkerk

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dragstra

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600 VIII, D

19

1

CBS, «Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies 2023», geraadpleegd op www.cbs.nl.

2

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VIII, nr. 141.

3

Kamerstukken II 2024/25, 22 452, nr. 91.

4

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VIII, nr. 141.

5

Beslisnota bij Kamerbrief over voorhang Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028.

6

Wet planmatige aanpak onderwijshuisvesting, nog niet bij de Tweede Kamer ingediend.

7

Internetconsultatie (Overheid.nl I Consultatie Wet toezicht informeel onderwijs) 7 januari 2025 gesloten.

8

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VIII, nr. 141.

9

Lokale media en de wensen van hun publiek

10

Mariëtte Hamer: «Sociale veiligheid bij publieke omroep nog niet op orde» - Performa OR

11

NPO krijgt geen miljoenen voor sociale veiligheid, gevolgen voor programmering in 2025

12

Een derde van de basisscholen voldoet niet aan wettelijke normen voor gymles - Mulier Instituut

13

Kamerstukken II 2024/25 22 452, nr. 91.

14

Kamerstukken II 2024/25 29 282, nr. 591.

15

Kamerstukken II 2024/25 36 600 VIII, nr. 18, p. 109-110.

16

Kamerstukken II 2024/25 883, nr. 503.

17

«Akkoord over de gewijzigde OCW-begroting», geraadpleegd op tweedekamer.nl.

18

Federatie Medisch Specialisten, «Bezuinigingen: Zware klappen medisch-specialistische zorg», geraadpleegd op www.demedischspecialist.nl.

19

Ibidem.

20

«Bittere pil voor pechgeneratie: rentepercentage op studieschuld stijgt weer iets», geraadpleegd op www.rtl.nl

21

Kamerstukken I 2022/23, 36 200, P.

22

Kamerstukken I 2024/25, 36 600 VIII, B.

23

«Tegemoetkoming gemiste basisbeurs», geraadpleegd op www.duo.nl.

24

«Kleine koopkrachtstijging voor meeste huishoudens», geraadpleegd op www.nibud.nl.

25

«Premier Schoof over begroting: mensen gaan erop vooruit», geraadpleegd op www.nos.nl.

26

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VIII, nr. 141.

27

Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VIII, nr. 2, p. 13, 27.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.