Overwegingen bij COM(2021)704 - Schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening 952/2013 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Bepaalde in de bijlage vermelde landbouw- en industrieproducten worden momenteel niet of in ontoereikende mate vervaardigd, waardoor niet aan de behoeften van de afnemende sectoren in de Unie kan worden voldaan. Daarom is het in het belang van de Unie om een gedeeltelijke of volledige schorsing van de in artikel 56, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad 4 bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (“GDT-rechten”) voor die producten toe te staan.

(2) Er moet worden verduidelijkt dat mengsels, bereidingen of samenstellingen die de onder de schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief vallende producten bevatten, van de werkingssfeer van deze verordening moeten worden uitgesloten, omdat uitsluitend de in de bijlage beschreven producten onder de schorsing vallen.

(3) Met het oog op de belangen van de Unie, de technische ontwikkeling van producten, gewijzigde omstandigheden of economische trends op de markt kan het noodzakelijk zijn bepaalde schorsingen te beëindigen. Daarom moet in een evaluatie van schorsingen worden voorzien.

(4) Ter bevordering van een geïntegreerde productie van batterijen in de Unie moet de datum voor de verplichte evaluatie van bepaalde in de bijlage vermelde producten worden vastgelegd op 31 december 2022, zodat bij die evaluatie rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de batterijsector in de Unie.

(5) De statistieken voor bepaalde in de bijlage bij deze verordening genoemde producten zijn vaak opgesteld in aantal stuks, vierkante meter of andere meeteenheden dan het gewicht. In bepaalde gevallen zijn dergelijke bijzondere maatstaven evenwel niet opgenomen in de gecombineerde nomenclatuur die is vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 5 . Daarom moet worden bepaald dat bij de invoer van de betrokken producten niet alleen het gewicht in kilogram of ton, maar ook de desbetreffende bijzondere maatstaven in de douaneaangifte voor het vrije verkeer moet worden opgenomen.

(6) Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad 6 is meermaals gewijzigd. Aangezien de productcodes uit de gecombineerde nomenclatuur bij Verordening (EU) 2021/1832 van de Commissie 7 zijn geactualiseerd om aan internationale verplichtingen in verband met de wijzigingen in de nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem van 2022 te voldoen, moeten er bovendien verscheidene wijzigingen worden aangebracht in de codes van de in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 opgenomen gecombineerde nomenclatuur. Er moeten ook andere wijzigingen worden aangebracht in die verordening. Verordening (EU) nr. 1387/2013 dient derhalve omwille van de duidelijkheid te worden vervangen.

(7) Om te vermijden dat de toepassing van de regeling van autonome schorsingen wordt onderbroken en om te voldoen aan de richtsnoeren die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 13 december 2011 inzake autonome tariefschorsingen en ‐contingenten, moeten de schorsingen voor de in de bijlage bij deze verordening opgenomen producten toepassing vinden vanaf 1 januari 2022. Deze verordening moet daarom ook vanaf de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden en met spoed vanaf 1 januari 2022 van toepassing zijn.

(8) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het voor de verwezenlijking van de fundamentele doelstelling om het concurrentievermogen van de bedrijven in de Unie te verbeteren, hetgeen hen in staat zal stellen werkgelegenheid te behouden of te creëren en hun structuren te moderniseren, noodzakelijk en passend regels vast te stellen voor de schorsing van de GDT-rechten voor de in de bijlage bij deze verordening vermelde landbouw- en industrieproducten. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.