Motie Petersen c.s. over stemming over het wetsvoorstel na afronding en beoordeling van een praktijkproef - Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie)
Deze motie1 is onder nr. M toegevoegd aan wetsvoorstel 35673 - Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie2.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie); Motie van het lid Petersen c.s. over stemming over het wetsvoorstel na afronding en beoordeling van een praktijkproef |
---|---|
Documentdatum | 12-03-2024 |
Publicatiedatum | 12-03-2024 |
Nummer | KST35673M |
Kenmerk | 35673, nr. M |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2024
Vergaderjaar 2023-
35 673
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie)
MOTIE VAN HET LID PETERSEN C.S.
Voorgesteld 12 maart 2024
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat volgens de Raad van State en het ATR niet duidelijk wordt of en hoe het opstellen van de in dit wetsvoorstel beoogde werkwijze leidt tot meer kennis en een beter bewustzijn bij werkgevers, en vervolgens tot niet-discriminatoir handelen, en dat de uitvoerbaarheid voor werkgevers niet is vastgesteld;
overwegende dat discriminatie (onder meer op basis van etnische achtergrond, leeftijd, geslacht, of lichamelijke beperkingen) overal - en dus ook bij werving en selectie - moet worden uitgebannen, en dat de intentie en doelstelling van het wetsvoorstel dit onderschrijven;
overwegende dat bij gebreke van empirisch materiaal geen proef of pilot is uitgevoerd om de redenering van het wetsvoorstel in de praktijk te toetsen, dat derhalve niet duidelijk is of en hoe het opstellen van de in het wetsvoorstel voorgeschreven werkwijze leidt tot meer kennis en een beter bewustzijn, en vervolgens tot niet-discriminatoir handelen, en dat derhalve empirische onderbouwing noodzakelijk is;
overwegende dat veel werkgevers niet beschikken over een werkwijze, dat zij deze moeten opstellen en maatregelen in kaart moeten brengen, dat zij hiervoor inzicht nodig hebben in de mechanismen die gangbaar zijn om discriminatie tegen te gaan, dat deze volgens de toelichting bij het wetsvoorstel zijn in te delen in de categorieën objectiveren en structureren, individualiseren en vermijden van associaties, dat deze werkwijze en maatregelen bovendien moeten voldoen aan de stand der wetenschap en professionele dienstverlening (en de veranderingen daarin), en dat dit niet alleen veel gevraagd is van werkgevers, maar in veel gevallen ook niet proportioneel is;
kst-35673-M ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
overwegende dat een adequate en representatieve praktijkproef voor verschillende segmenten werkgevers (conform de matrix groot en klein, commercieel en niet commercieel) inzicht kan geven in de effectiviteit van het wetsvoorstel, in de administratieve lasten voor elk van deze segmenten werkgevers, en in de verhouding tussen de effectiviteit van het wetsvoorstel enerzijds en de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel anderzijds, en dat een (door de Minister in haar brief genoemde) onafhankelijke onderzoekspartij op basis van een praktijkproef een gezaghebbend oordeel kan hebben over de verhouding tussen effectiviteit en uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel;
verzoekt de regering om conform het advies van het ATR eerst een praktijkproef zoals hierboven beschreven uit te voeren en een gezaghebbende onafhankelijke onderzoekspartij hierover een oordeel te laten geven, alvorens de Kamer dit wetsvoorstel in stemming brengt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Petersen
Huizinga-Heringa
Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 35 673, M 2
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
- 1.In een motie staat een vraag of verzoek van één of meerdere Tweede- of Eerste Kamerleden aan de regering. Deze wordt vooraf gegaan door een standaard aanhef en een opsomming van overwegingen en constateringen. Iedere motie begint met de woorden 'De Kamer, gehoord de beraadslaging'. Ieder deel van de opsomming begint met woorden als 'constaterende dat' of 'overwegende dat'. Na deze opsomming volgt de uiteindelijke vraag of het verzoek.
- 2.Het wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om een werkwijze te hebben die gericht is op het voorkomen van discriminatie bij werving en selectie van werknemers. Werkgevers met 25 of meer werknemers moeten deze werkwijze schriftelijk vastleggen. Bij het extern inhuren van arbeidskrachten moet een werkgever ook nagaan of deze verplichting wordt nageleefd. De Inspectie SZW ziet erop toe dat werkgevers een dergelijke werkwijze hebben. Als die ontbreekt, kan de Inspectie daarvoor een boete opleggen, die vervolgens ook openbaar wordt gemaakt. Het doel is om werkgevers bewuster te maken van arbeidsmarktdiscriminatie. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) worden voor dit wetsvoorstel aangepast.