Motie Van Ginneken over een snelle inwerkingtreding van de regeling CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit en deze voorzien van meer ambitie - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023 - Hoofdinhoud
Deze motie i is onder nr. 54 toegevoegd aan wetsvoorstel 36200 XII - Vaststelling begroting Infrastructuur en Waterstaat 2023 i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023; Motie; Motie van het lid Van Ginneken over een snelle inwerkingtreding van de regeling CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit en deze voorzien van meer ambitie |
---|---|
Documentdatum | 01-12-2022 |
Publicatiedatum | 02-12-2022 |
Nummer | KST36200XII54 |
Kenmerk | 36200 XII, nr. 54 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-
2023
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023
MOTIE VAN HET LID VAN GINNEKEN
Voorgesteld 1 december 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regeling voor CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit 1 januari 2023 in werking had moeten treden en (weer) uitgesteld is vanwege uitstel van de Omgevingswet;
constaterende dat verschillende maatregelen uit het Klimaatakkoord zijn uit- of afgesteld;
constaterende de omvangrijke resterende opgave van de mobiliteitssector in het reduceren van CO2 in 2030;
verzoekt de regering de regeling voor CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit op de kortst mogelijke termijn, bijvoorbeeld als onderdeel van het klimaatpakket van de Voorjaarsnota, te voorzien van meer ambitie;
verzoekt de regering deze regeling zo snel mogelijk in werking te laten treden, al dan niet via een alternatief wet- of regelgevend traject;
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Ginneken
kst-36200-XII-54 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 200 XII, nr. 54