Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van SZW en de minister voor PVO over de voortgang van de Subsidieregeling STAP-budget - Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven)

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. L toegevoegd aan wetsvoorstel 35306 - Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven); Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van SZW en de minister voor PVO over de voortgang van de Subsidieregeling STAP-budget
Document­datum 03-06-2022
Publicatie­datum 03-06-2022
Nummer KST35306L
Kenmerk 35306, nr. L
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2022

Vergaderjaar 2021

35 306

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven)

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 juni 2022

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben op 22 maart 2022 gesproken over het afschrift d.d. 8 maart 2022 van de brief aan de Tweede Kamer inzake de voortgang STAP en diversen. De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van deze brief vragen en opmerkingen gemaakt over de implementatie van het STAP-budget, die zijn opgenomen in de brief die op 31 maart 2022 is gestuurd aan Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 26 april 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk was.

De Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Primair en Voortgezet Onderwijs hebben op 2 juni 2022 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Bergman

1 Samenstelling:

Essers (CDA) (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Vos (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop) Geerdink (VVD), Karimi (GL) (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

kst-35306-L ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Den Haag, 31 maart 2022

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben op 22 maart 2022 gesproken over het afschrift d.d. 8 maart 2022 van uw brief aan de Tweede Kamer inzake de voortgang STAP en diversen. De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van deze brief de volgende vragen en opmerkingen over de implementatie van het STAP-budget.

Deelt de regering de mening dat de ernstige stagnatie die optrad bij opening van het STAP-budget en de chaotische en lange wachttijden die daarvan het gevolg waren, voorzienbaar en vermijdbaar waren geweest, ook in het licht met eerdere ervaringen van het openstellen van beperkte subsidies zoals die voor schadeherstel in Groningen?

Is het waar dat er aan opleiders dermate specifieke eisen gesteld zijn, dat veel kleine opleiders niet in aanmerking kwamen voor deelname aan het subsidieprogramma?

Kan de regering aangeven welke aanbieders van studies het grootste deel van de eerste tranche in de wacht hebben gesleept? Kan zij een top-5 aangeven van studie-instellingen inclusief de bedragen die bij hen in de eerste tranche zijn toegewezen? Hoe verklaart zij dat de toekenning niet gelijkelijk verdeeld tot stand gekomen is?

Kan de regering aangeven hoe het toekennen van een STAP-budget van 1.000 euro aan alle Nederlanders van 18 jaar en ouder zich verhoudt tot de 1.000 euro compensatie die het kabinet in gedachten heeft als compensatie voor studenten die gecompenseerd moeten worden in verband met het leenstelsel waardoor ze niet in aanmerking kwamen voor een studiebeurs?

Deelt de regering de mening dat 1.000 euro compensatie voor de pechgeneratie studenten wel zeer mager is vergeleken met het voor velen toegankelijk STAP-budget van gelijke omvang?

Zijn er voorgenomen verbeteringen ten aanzien van de uitrol van de tweede en volgende tranches van het STAP-budget waardoor er geen of minder filevorming meer zal optreden bij openstelling van de tranche en waardoor het budget meer gelijk verdeeld zal worden onder de verschillende aanbieders?

Vormt het STAP-budget geen oneerlijke concurrentie tussen grote aanbieders van studies die tevoren een digitale infrastructuur hadden opgezet om cursisten reeds een deelnamecertificaat te leveren voor de opening van de inschrijving ten opzichte van kleine aanbieders van studies die die mogelijkheid niet hadden?

Kan de regering aangeven op welke wijze gecontroleerd is dat het bij de inschrijvingen ging om studies die uitzicht boden op positieverbetering versus studies die vooral een hobbymatig karakter hadden?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien met belangstelling uit naar uw beantwoording en ontvangt deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 april 2022

Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden van de PvdD-fractie van de vaste commissie voor Financiën naar aanleiding van het afschrift van brief aan de Tweede Kamer inzake de voortgang STAP en diversen niet binnen de gestelde termijn van vier weken mogelijk is vanwege afwezigheid van de betrokken bewindspersonen gedurende het reces. De antwoorden op de vragen zo spoedig mogelijk na het reces aan uw Kamer verzonden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER VOOR PRIMAIR- EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 juni 2022

Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de PvdD-fractie van de vaste commissie voor Financiën naar aanleiding van het afschrift van brief aan de Tweede Kamer inzake de voortgang STAP en diversen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. van Gennip

De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs,

A.D. Wiersma

170928.01U (ingezonden 31 maart 2022)

Schriftelijke vragen van de leden van de PvdD-fractie van de vaste commissie voor Financiën naar aanleiding van het afschrift van brief aan de Tweede Kamer inzake de voortgang STAP en diversen.

  • 1. 
    Deelt de regering de mening dat de ernstige stagnatie die optrad bij opening van het STAP-budget en de chaotische en lange wachttijden die daarvan het gevolg waren, voorzienbaar en vermijdbaar waren geweest, ook in het licht met eerdere ervaringen van het openstellen van beperkte subsidies zoals die voor schadeherstel in Groningen?

Antwoord vraag 1:

Vanwege de toegankelijkheid van deze nieuwe regeling werd rekening gehouden met grote belangstelling. Vooraf was echter niet duidelijk in welke aantallen mensen zich zouden melden. Door de enorme interesse voor het STAP-budget, met pieken van boven de 50.000 belangstellenden die gelijktijdig op het aanvraagportaal wilden inloggen, zijn er bij aanvang helaas technische problemen door de overbelasting ontstaan. De verwerkingscapaciteit moest worden verlaagd om te voorkomen dat het systeem zou vastlopen. Hierdoor ontstonden er op de eerste dag langere digitale wachtrijen dan gewenst. Gedurende de nacht van 1 op 2 maart zijn de wachtrijen weggewerkt en ontstond een stabiele stroom van aanvragen. Uiteraard is het jammer dat mensen langer moesten wachten voordat zij een aanvraag konden indienen. Tegelijkertijd laten de grote aantallen zien dat de regeling voorziet in een grote behoefte voor scholing en ontwikkeling.

Aan het einde van de derde dag was het volledige budget voor het eerste aanvraagtijdvak (€ 32 miljoen) benut en waren ruim 35.000 aanvragen toegekend. Desbetreffende aanvragers hebben kort na hun aanvraag ook een positieve beschikking mogen ontvangen. Uit de grote belangstelling blijkt wel dat het STAP-budget voldoet aan een scholingsvraag. Het is positief dat zoveel burgers zich willen ontwikkelen. De snelle uitputting laat verder zien dat de regeling toegankelijk is.

Uit de ervaringen met het eerste tijdvak is duidelijk geworden op welke onderdelen het aanvraagproces kan worden verbeterd. UWV heeft verbetermaatregelen doorgevoerd waardoor de capaciteit voor het tweede aanvraagtijdvak is uitgebreid om zo lange wachtrijen te voorkomen. Het tweede aanvraagtijdvak is op 2 mei jl. opengegaan en alleen in de ochtend was er vanwege de grote toeloop sprake van korte wachtrijen. Deze wachtrijen zijn vervolgens na het middaguur verdwenen, waarnaar op de tweede dag na openstelling het beschikbare budget van € 36,5 miljoen was uitgeput.

  • 2. 
    Is het waar dat er aan opleiders dermate specifieke eisen gesteld zijn, dat veel kleine opleiders niet in aanmerking kwamen voor deelname aan het subsidieprogramma?

Antwoord vraag 2:

Om de kwaliteit van keurmerken, opleiders en scholingsactiviteiten te kunnen borgen zonder dat de uitvoeringssystematiek van het STAP-budget in de eerste fase wordt overbelast, is er in de eerste fase van het STAP-budget gekozen voor een ingroeimodel voor de instroom van keurmerken.1 Dit is inherent aan het opzetten van het nieuwe uitvoerings-systeem. Vooralsnog is het aantal keurmerken beperkt tot enkele generieke keurmerken. Deze keurmerken zijn toegankelijk voor opleiders in verscheidene vormen. Wel is het zo dat twee van de vijf reeds toegelaten keurmerken er voor hebben gekozen om een omzetseis te hanteren om in aanmerking te komen voor het desbetreffende keurmerk. Met deze omzetseis proberen keurmerken mogelijk de financiële stabiliteit van opleiders en de voortgang van opleidingen te garanderen. Dit is geen eis die voortvloeit uit de regeling van het STAP-budget.

In aanvulling op de generieke keurmerken wordt er in de eerste fase van STAP ook ervaring opgedaan met enkele brancheorganisaties. Deze brancheorganisaties worden in staat gesteld om branche-specifieke scholingsactiviteiten die voldoen aan verschillende kwaliteitseisen door te geven aan het scholingsregister STAP. Het gaat hierbij veelal om kleinere opleiders die specialistische scholing bieden. Dit proces zit nog in de opstartfase en is daarom nu nog beperkt tot een aantal branches die in overleg met de werkgeversorganisaties zijn geselecteerd. Op basis van de ervaringen in de eerste fase zal worden bezien of het aantal brancheorganisaties op den duur kan worden uitgebreid.

In de volgende fase komen ook andere keurmerken in aanmerking. Het toetsingskader en beoordelingsproces, dat op dit moment wordt ontwikkeld, moet voor keurmerken inzichtelijk maken aan welke criteria het keurmerk moet voldoen om toegang te kunnen bieden aan opleiders en scholingsactiviteiten tot het scholingsregister STAP. De verwachting is dat het proces rond de zomer gereed is en de eerste nieuwe keurmerken een verzoek tot toelating kunnen indienen. Hiermee zal het aantal keurmerken dat toegang biedt tot het STAP-budget en daarmee ook het aanbod van keurmerken voor opleiders om toe te kunnen treden verder toenemen.

  • 3. 
    Kan de regering aangeven welke aanbieders van studies het grootste deel van de eerste tranche in de wacht hebben gesleept? Kan zij een top-5 aangeven van studie-instellingen inclusief de bedragen die bij hen in de eerste tranche zijn toegewezen? Hoe verklaart zij dat de toekenning niet gelijkelijk verdeeld tot stand gekomen is?

Antwoord vraag 3:

In het eerste aanvraagtijdvak zijn er voor ruim 4200 verschillende opleidingen van 235 opleiders aanvragen voor het STAP-budget toegekend. Hieronder wordt een overzicht gegeven van het aantal toegekende aanvragen van de vijf meest voorkomende opleiders in het eerste aanvraagtijdvak, afgerond op honderdtallen. Het gemiddelde bedrag per aanvraag was in de eerste ronde € 800:

  • • 
    NHA - afgeronde 8.000 toekenningen;
  • • 
    LOI - 7.400;
  • • 
    Laudius - 3.000
  • • 
    Growth Tribe Education - 2.800;
  • • 
    NTI - 2.100.

Dat de aantallen aanvragen per opleider verschillen heeft waarschijnlijke meerdere oorzaken. Allereerst bepaalt de voorkeur en behoefte van mensen voor welke scholingsactiviteiten het STAP-budget is aangevraagd. Inherent aan het ondersteunen van de eigen regie is dat iemand zelf kan kiezen welke scholing het beste past. Om mensen de ondersteunen bij het maken van de keuze voor passende scholing zijn er, flankerend aan het STAP-budget, vanaf begin april 15.000 ontwikkelad-viezen beschikbaar voor mensen tot maximaal mbo2-niveau.

Een andere waarschijnlijke verklaring voor de verdeling van de toekenningen is de variatie in de breedte van het aanbod per opleiders. De grote opleiders bieden honderden tot meer dan duizend verschillende opleidingen aan via het scholingsregister STAP, terwijl andere opleiders een of enkele opleidingen hebben geregistreerd. Daarbij komt dat sommige opleidingen op meerdere locaties tegelijk en op meerdere momenten in het jaar worden aangeboden.

Naar verwachting hebben daarnaast inspanningen van opleiders om hun aanbod onder de aandacht te brengen tot grotere verschillen in het aantal toekenningen tussen opleiders geleid.

Wat verder opvalt is dat nog niet alle opleiders die op dit moment in aanmerking komen voor het STAP-budget hun aanbod, of slechts een deel daarvan, hebben geregistreerd in het STAP-scholingsregister. Opleiders die zich nog moeten aansluiten worden hierbij ondersteund door de uitvoeringsorganisaties. Sinds openstelling van het eerste aanvraagtijdvak is het aantal opleiders inmiddels al ruim verdubbeld. De verwachting is dat dit aantal nog aanzienlijk gaat toenemen aangezien de aansluiting van de brancheorganisaties recent is gestart en de aansluiting van het CEDEO-en CPION-keurmerk binnenkort zal starten. Naarmate het aanbod uitbreidt, is de verwachting dat de aanvragen zich over meer opleiders zal spreiden. In ieder geval wordt de komende aanvraagtijdvakken het gebruik van het STAP-budget nauwgezet gevolgd waarbij ook aandacht wordt besteed aan de variatie van de aanvragen.

  • 4. 
    Kan de regering aangeven hoe het toekennen van een STAP-budget van 1.000 euro aan alle Nederlanders van 18 jaar en ouder zich verhoudt tot de 1.000 euro compensatie die het kabinet in gedachten heeft als compensatie voor studenten die gecompenseerd moeten worden in verband met het leenstelsel waardoor ze niet in aanmerking kwamen voor een studiebeurs?

Antwoord vraag 4:

Het gaat hier om twee verschillende regelingen waarvoor verschillende budgetten zijn gereserveerd. Het STAP-budget is een budget neutrale wijziging van het beleid op het terrein van leven lang ontwikkelen gericht op de gehele beroepsbevolking, zowel werkend als werkzoekend. Het STAP-budget is recent ingevoerd nadat de fiscale aftrek scholingskosten is afgeschaft. De fiscale aftrek is afgeschaft omdat uit de evaluatie van de regeling bleek dat de aftrek beperkt werd gebruikt en dat gebruikers relatief hoogopgeleid waren.2 Daarnaast werd geconcludeerd dat het voorschieten van de kosten voor scholing voor met name lage inkomens en praktisch opgeleiden een drempel vormde. De bedoeling van het STAP-budget is om de middelen voor scholing die beschikbaar waren voor de fiscale aftrek via een uitgavenregeling breder toegankelijk te maken. In de afweging van het vaststellen van het maximum bedrag van € 1.000 is meegewogen dat een aanzienlijke publieke bijdrage de drempels tot het volgen van post-initiële scholing verlaagt. Het maximum bedrag van € 1.000 is afgeleid van de bedragen die werden opgevoerd bij de recent afgeschafte fiscale aftrek van scholingsuitgaven. Het maximum bedrag voor STAP is iets hoger vastgesteld dan de gemiddelde tegemoetkoming onder de fiscale aftrek.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat er 1 miljard euro beschikbaar is voor studenten die geen basisbeurs hebben gehad. In de hoofdlijnenbrief over studiefinanciering van 25 maart 2022 zijn verschillende scenario's geschetst waarop die 1 miljard euro kan worden verdeeld. In die brief heeft het kabinet een voorkeursvariant benoemd en op basis daarvan komt een student die geen basisbeurs heeft gehad voor een bedrag van € 359 per jaar in aanmerking. Voor een studie van 4 jaar onder het leenstelsel gaat het om een bedrag van € 1.436,--.

  • 5. 
    Deelt de regering de mening dat 1.000 euro compensatie voor de pechgeneratie studenten wel zeer mager is vergeleken met het voor velen toegankelijk STAP-budget van gelijke omvang?

Antwoord vraag 5:

Het gaat hier om twee verschillende regelingen waarvoor verschillende budgetten zijn gereserveerd. Beide regelingen kennen een ander doel en kunnen om die reden ook niet met elkaar worden vergeleken. De bedoeling van het STAP-budget is om de middelen voor scholing die beschikbaar waren voor de fiscale aftrek via een uitgavenregeling breder toegankelijk te maken. In de afweging van het vaststellen van het maximum bedrag van € 1.000 is meegewogen dat een aanzienlijke publieke bijdrage de drempels tot het volgen van post-initiële scholing verlaagt.

Het kabinet stelt een tegemoetkoming beschikbaar voor studenten die geen basisbeurs hebben ontvangen, omdat het in de ogen van het kabinet wrang is dat deze groep tussen twee studiefinancieringssystemen invalt met een basisbeurs.

  • 6. 
    Zijn er voorgenomen verbeteringen ten aanzien van de uitrol van de tweede en volgende tranches van het STAP-budget waardoor er geen of minder filevorming meer zal optreden bij openstelling van de tranche en waardoor het budget meer gelijk verdeeld zal worden onder de verschillende aanbieders?
  • 7. 
    Vormt het STAP-budget geen oneerlijke concurrentie tussen grote aanbieders van studies die tevoren een digitale infrastructuur hadden opgezet om cursisten reeds een deelnamecerti-ficaat te leveren voor de opening van de inschrijving ten opzichte van kleine aanbieders van studies die die mogelijkheid niet hadden?

Antwoord vraag 6 en 7:

Zoals in reactie op vraag 1 reeds genoemd, is kort na openstelling van het eerste aanvraagtijdvak reeds duidelijk geworden op welke onderdelen het aanvraagproces kan worden verbeterd zodat technische problemen door overbelasting kunnen worden voorkomen. UWV is de implementatie van verbetermaatregelen aan het afronden zodat de capaciteit voor het volgende aanvraagtijdvak verder kan worden uitgebreid.

Er zal gemonitord worden voor welke opleidingen het STAP-budget aangevraagd zal worden. Het aantal opleiders en scholingsactiviteiten neemt nog steeds toe waardoor de verdeling over de verschillende opleiders waarschijnlijk ook zal veranderen in de volgende aanvraagtijd-vakken. Het STAP-budget moet door het individu zelf worden aangevraagd door in te loggen via DigiD. Het is voor opleiders niet mogelijk om vooraf een claim te leggen op het budget.

Om het STAP-budget aan te kunnen vragen moet het individu zich eerst bij de opleider hebben ingeschreven voor een opleiding. Opleiders kunnen er voor kiezen om aanmeldgegevens in de vorm van een vooraanmelding aan te leveren bij UWV. Als opleiders gebruik maken van het aanleveren van gegevens via de vooraanmelding verkleint het risico dat het individu onjuiste gegevens invult tijdens het aanvragen van het STAP-budget. De vooraanmelding leidt geenszins tot een verhoogde kans op aanspraak door de opleider op het STAP-budget.

Bij het aanvraagproces van het STAP-budget wordt geen deelnamecerti-ficaat gevraagd. Het STAP-budget dient namelijk voorafgaande aan de start van de scholing te worden aangevraagd. Na afloop van de scholingsactiviteit dient de opleider wel een bewijs van deelname aan te leveren bij UWV. De toetsingskamer STAP houdt in de gaten of het bewijs van deelname terecht is afgegeven.

  • 8. 
    Kan de regering aangeven op welke wijze gecontroleerd is dat het bij de inschrijvingen ging om studies die uitzicht boden op positieverbetering versus studies die vooral een hobbymatig karakter hadden?

Antwoord vraag 8:

Opleiders die zijn toegelaten op basis van hun keurmerk of erkenning mogen enkel arbeidsmarktgerichte scholing opgeven in het scholingsre-gister. Dit houdt in dat hobbymatige opleidingen niet in aanmerking komen voor het STAP-budget. Door de Universiteit van Maastricht is een instrument voor opleiders ontwikkeld om zelf vast te kunnen stellen welke scholing arbeidsmarktgericht is. De Toetsingskamer STAP ziet toe dat dit instrument goed wordt toegepast en gaat naar aanleiding van signalen in gesprek met het betreffende keurmerk en de opleider om niet passende opleidingen uit het scholingsregister te verwijderen. Als dat niet tot de gewenste actie leidt, kan de opleider de toegang tot het STAP-budget worden ontzegd.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 35 306, L 10

1

Zie Kamerstukken II 2020/21,30 012, nr. 137, waarin de keuze voor erkenningen en keurmerken is toegelicht.

2

CPB (2016) Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.