Memorie van antwoord - Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International)

Deze memorie van antwoord i is onder nr. D toegevoegd aan wetsvoorstel 35529 - Machtigingswet oprichting Invest International i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International); Memorie van antwoord
Document­datum 26-02-2021
Publicatie­datum 26-02-2021
Nummer KST35529D
Kenmerk 35529, nr. D
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2021

Vergaderjaar 2020-

35 529

Machtiging tot oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International (Machtigingswet oprichting Invest International)

MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 26 februari 2021

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, de memorie van antwoord inzake het bovenvermelde voorstel aan. In de memorie zeg ik de toezending van enkele documenten toe, die u in de bijlagen1 bij deze brief aantreft.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

S.A.M. Kaag

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Machtigingswet oprichting Invest International. Zij hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de Fractie-Van Pareren, Fractie-Otten en van de fractie van 50PLUS sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA fractie sluiten zich ook aan bij de vragen van de VVD-fractieleden - met dien verstande dat zij in afwachting van de beantwoording, de conclusies in de laatste alinea van de vragen van de VVD-fractie in dit stadium niet onderschrijven.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en waarderen de constructieve grondhouding van de regering tijdens het debat in de Tweede Kamer. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen.

Het kabinet dankt de leden van de fracties VVD, Van Pareren, Otten, 50PLUS, CDA, GroenLinks, PvdA, PVV en SP voor de inbreng op het voorliggende wetsvoorstel Machtigingswet oprichting Invest International. Met belangstelling heeft het kabinet kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de voornoemde leden van de verschillende fracties. De vragen zijn in de volgorde van het verslag genummerd en beantwoord.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, CDA, Fractie-Van Pareren, Fractie-Otten en 50PLUS (hierna: VVD-fractie):

  • 1. 
    De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering heeft gekozen voor een separate organisatie, omdat een joint venture tussen Invest-NL en FMO te ingewikkeld zou zijn. Desondanks wordt ervan uitgegaan dat op tal van terreinen dient te worden samengewerkt. Dit dient te worden neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Vanuit deze leden bestaat de indruk dat dezelfde soort vraagstukken dient te worden opgelost. Kan de regering nader toelichten waarom een joint venture te ingewikkeld is, en wat de facto inhoudelijk het verschil is met de afspraken die in een samenwerkingsovereenkomst moeten worden neergelegd?

Antwoord

Het uitgangspunt bij de vormgeving is altijd geweest dat de gekozen organisatievorm afhankelijk is van de doelstelling en taken van de instelling. Bij de voorbereidende werkzaamheden is begin 2019 de conclusie getrokken dat het, gezien de verschillen tussen de doelstellingen en activiteiten van de toen beoogde nationale en internationale onderdelen van Invest-NL, meer voor de hand lag Invest International als aparte organisatie op te richten dan daarvoor een joint venture op te zetten met als aandeelhouders Invest-NL en FMO. Zo richt de investeringstaak van Invest-NL zich grotendeels op risicodragende investeringen (complexe investeringstrajecten met een langere horizon, gericht op het verstrekken van eigen en achtergesteld vermogen), terwijl Invest International zich vooral zal richten op het verstrekken van leningen, al dan niet gedekt door een exportkredietverzekering. Verder hebben de door Invest International uit te voeren (subsi-die)regelingen weinig raakvlak met de activiteiten van Invest-NL.

Er bestaat daarentegen wel aanzienlijke samenhang tussen de internationale activiteiten van Invest International en van FMO, met name voor wat betreft de internationale markten waarin beide actief zijn en de financiële diensten die worden aangeboden.

Het aangaan van een joint venture tussen Invest-NL en FMO zou al met al tot gevolg hebben gehad dat Invest-NL vooral als een doorgeefluik van de kapitaalstorting van de staat in het internationale deel zou dienen. Daarmee zou de staat als aandeelhouder op verdere afstand staan, waardoor de borging van de publieke belangen die specifiek voor het internationale deel gelden ingewikkelder zou zijn geworden. Het bovenstaande doet er echter niet aan af dat goede samenwerking tussen Invest International en Invest-NL belangrijk is, bijvoorbeeld in de vorm van werkafspraken over het onderling doorverwijzen van (potentiele) klanten. Hiervoor wordt een samenwerkingsovereenkomst opgesteld.

  • 2. 
    De keuze die is gemaakt, wordt ook onderbouwd met het argument dat er geen synergie zou zijn tussen internationale en nationale investeringsprojecten. De toelichting hierop is naar de mening van de leden van de VVD-fractie niet eenduidig omdat door de regering wordt gesteld dat Invest International eerder moet worden gezien als een platform of netwerkorganisatie die samenwerkingsverbanden aangaat met diverse andere instanties en zo nodig bedrijven doorverwijst. Internationale en nationale investeringen kunnen wel degelijk in elkaars verlengde liggen, dus in voorkomende gevallen kan er wel sprake zijn van synergie, zo menen deze leden. Maar gezien de noodzakelijke samenwerkingsverbanden zou de synergie ook gezocht kunnen worden in de stroomlijning van organisaties en het gezamenlijk uitvoeren van bepaalde taken, zoals risk management, afstemmen van ICT-systemen, HR-aangelegenheden etc. Is de regering het met deze leden eens dat dit alles nu via een omweg moet worden geregeld via het afsluiten van diverse samenwerkingsovereenkomsten?

Antwoord

Het kabinet deelt de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat nationale en internationale projecten inderdaad in elkaars verlengde kunnen liggen, maar is van mening dat dit eerder uitzondering dan regel zal zijn en dat dit daarom geen aandeelhouderschap van Invest-NL in Invest International rechtvaardigt. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1, is er een wezenlijk verschil in activiteiten en de daarvoor benodigde expertise. Afspraken over het gezamenlijk uitvoeren van bepaalde taken, bijvoorbeeld op het gebied van ICT of risk management, worden tussen FMO en Invest International gemaakt. Dit betekent dat er van geval tot geval wordt bekeken en beoordeeld waar samenwerking tussen Invest International en Invest-NL het meest nuttig en efficiënt is, om daar vervolgens specifieke afspraken over te maken.

  • 3. 
    In de memorie van toelichting worden de overige IFI's (International Financial Institutions) zeer zijdelings genoemd. Het havenproject in Afrika is een typisch voorbeeld. De vraag laat zich stellen waarom dit project niet zou kunnen worden gerealiseerd via FMO, als lead-investeerder in samenwerking met andere instanties. FMO zou een te beperkt mandaat hebben. Zou de regering dat nader willen onderbouwen, en heeft de regering overwogen het mandaat aan te passen, zodat FMO een prominentere rol had kunnen spelen?

Antwoord

De beoogde doelstelling van Invest International is anders van aard dan de doelstelling van FMO. FMO heeft als hoofddoel het ondersteunen en ontwikkelen van de private sector in ontwikkelingslanden, terwijl Invest International zich primair richt op het ondersteunen van het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven dat een bijdrage levert aan de Nederlandse economie en het verdienvermogen en op internationale projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. De beide doelstellingen vragen verschillende expertise en focus. Zo is de sector- en landenkeuze van FMO gericht op het vergroten van de ontwikkelingsimpact in lage- en middeninkomenslanden, terwijl deze bij Invest International breder is en aansluit bij de vraag vanuit het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast krijgt Invest International een rol bij de financiering van publieke infrastructuurprogramma's waarbij het Nederlandse bedrijfsleven een rol kan spelen, terwijl FMO zich niet op overheden, maar op private partijen richt. Ook bij het in de memorie van toelichting als (fictief) voorbeeld genoemde havenproject in Afrika is er sprake van een publieke afnemer.

Het samenbrengen van deze onderscheiden doelstellingen in één organisatie, FMO, zou hebben geleid tot een te breed mandaat, met rolvervaging en verlies aan focus bij FMO. Door focus te behouden, kan de vereiste expertise worden opgebouwd, is het voor de buitenwereld, inclusief de klanten van beide organisaties, duidelijk wie wat doet en kunnen ook de raden van bestuur en commissarissen gericht opereren.

Dat doet er niet aan af dat FMO expertise en kennis in huis heeft die voor Invest International erg relevant is, bijvoorbeeld kennis over lokale markten en kennis op het gebied van pricing, risk en compliance. Op dergelijke terreinen zullen beide deelnemingen nauw met elkaar samenwerken. Invest International zal ook samenwerken met andere internationale financiële instellingen, bijvoorbeeld bij de financiering van grote publieke infrastructurele projecten. Samen met RVO zal worden gewerkt aan het goed positioneren van het Nederlandse bedrijfsleven bij dergelijke projecten van de IFI's.

  • 4. 
    De regering streeft naar een «one-stop-shop» voor het bedrijfsleven. Voor nationale investeringen is dat Invest-NL, en voor internationale investeringen is dat Invest International. In eerste aanleg was het de bedoeling krachten te bundelen, de uiteindelijke uitkomst is het oprichten van twee nieuwe organisaties waarbij de organisaties ook nog diverse dochterondernemingen krijgen (één dochteronderneming voor investeringen, één voor ontwikkelingen en één voor regelingen). Ware het niet beter, eenvoudiger en inzichtelijker geweest RVO blijvend te laten fungeren als het eerste aanspreekpunt (eerder genoemde platformorgani-satie) voor het bedrijfsleven en daar de doorverwijzingsfunctie, regelingen en ontwikkelingen neer te leggen en voor investeringen en andere financiële producten een beroep te doen op FMO, Invest-NL of Atradius, ROM's of IFI's, et cetera?

Antwoord:

Het kabinet is ervan overtuigd dat er meerwaarde te behalen valt door de drie taken van Invest International (investeren, projectontwikkeling en uitvoer van regelingen) samen te brengen in één organisatie. Deze meerwaarde wordt uitvoerig beschreven in de memorie van toelichting.

Door de oprichting van Invest International worden verschillende financiële instrumenten voor het internationaal opererende bedrijfsleven bij elkaar gebracht en kan het Nederlandse bedrijfsleven dat exporteert en buiten Nederland investeert, beter bediend worden. In de door de leden van de VVD-fractie voorgestelde constructie zou die meerwaarde niet gerealiseerd worden. Daarnaast zouden het mandaat en de kerntaken van bestaande organisaties moeten worden uitgebreid, wat volgens het kabinet zou leiden tot een gebrek aan focus, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 3. Dit doet er niet aan af dat ook onder de in het wetsvoorstel vervatte opzet goede samenwerking tussen de verschillende instellingen die zich op het bedrijfsleven richten, erg belangrijk is. Juist daarom benadrukt het wetsvoorstel zowel de één loketfunctie van Invest International als de noodzaak om effectieve samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met organisaties als FMO, Atradius, RVO en Invest-NL.

De verdeling van de taken van Invest International over drie dochterondernemingen komt voort uit het vereiste om kruissubsidiëring te voorkomen en zuivere besluitvorming te waarborgen -eisen die uit het mededingingsrecht voortvloeien. De dagelijkse leiding van de onderneming en de overkoepelend strategie liggen echter op het niveau van de holding. Ook zal de klant die bij Invest International aanklopt, op één centraal punt ontvangen worden.

  • 5. 
    De leden van de VVD-fractie constateren dat er ook nog veel onduidelijkheden bestaan over de governance. De Staat is 51% aandeelhouder in FMO en Invest International, en FMO is voor 49% aandeelhouder in Invest International. Ondanks een meerderheidsaandeel van de Staat, is dat onvoldoende om bepaalde beslissingen te nemen. Deze leden menen dat het hierdoor wel bijzonder gecompliceerd wordt. Kan de regering uitleggen hoe gehandeld gaat worden bij verschil van inzicht en bij de geschillenbeslechting?

Antwoord:

Voor een aantal aandeelhoudersbesluiten is, vanwege het fundamentele belang van deze besluiten, inderdaad een gekwalificeerde meerderheid vereist. Welke dit precies zijn, is toegelicht in het antwoord op vraag 18. Afspraken tussen de aandeelhouders over hoe te handelen in geval van verschil van inzicht en over geschillenbeslechting worden vastgelegd in een aandeelhou-dersovereenkomst. Het concept hiervan is voor de volledigheid als bijlage bij deze beantwoording gevoegd2. Ondanks de verwachting dat een eventueel verschil van inzicht tussen de aandeelhouders altijd in goed overleg zal kunnen worden opgelost, is vastgelegd dat eventuele geschillen ten aanzien van de samenwerking en de aandeelhoudersovereenkomst aan de bevoegde rechtbank worden voorgelegd. Het kabinet is van mening dat de governance hiermee op een duidelijke manier is geregeld en vastgelegd.

  • 6. 
    Voor Invest-NL en Invest International is een totaalbedrag uitgetrokken van 2,5 miljard euro (in beginsel is 0,8 miljard euro gereserveerd voor buitenlandse investeringen). Feitelijk zijn het geen investeringsmaatschappijen maar fondsen in een BV-vorm die niet actief zijn op de kapitaalmarkt. Wat is de leverage die de regering denkt te bereiken, of financieren beide maatschappijen projecten in beginsel volledig? Ook vragen de leden van de VVD-fractie of de regering een overzicht kan geven van de projecten die al door het fonds Invest-NL, sinds de oprichting, gefinancierd zijn. Onder normale omstandigheden geeft een marktonderzoek inzicht in de toekomstige pijplijn aan potentiële investeringen. Een dergelijk onderzoek vindt veelal voorafgaand plaats, voor de oprichting van het fonds. Heeft een dergelijk onderzoek nu ook plaatsgevonden?

Antwoord:

Het behoort inderdaad niet tot het mandaat van Invest International om met behulp van het eigen vermogen op de kapitaalmarkten extra financiering aan te trekken. Op projectniveau zal echter wel een ander soort leverage plaatsvinden, namelijk doordat Invest International zoveel als mogelijk met private co-financiers samen zal werken. Door bijvoorbeeld als eerste in een project te stappen of het grootste risico te nemen, zal de drempel voor privaat kapitaal om ook mee te doen («crowding in»), verlaagd worden.

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de kansen van het Nederlandse bedrijfsleven op internationale markten, de daaruit voortkomende marktvraag van het Nederlandse bedrijfsleven naar financiering en de rol die Invest International daarbij kan spelen. Hieruit komt naar voren dat er in de markt behoefte is aan risicodragende financiering en aan versterking van het project-ontwikkelingsvermogen. Ook blijkt hieruit dat er een voldoende grote marktvraag is naar de producten van Invest International om oprichting te rechtvaardigen.

Hieronder een overzicht van de investeringen waaraan Invest-NL zich sinds de oprichting heeft gecommitteerd:

 

Bij oprichting (overname EZK)

EUR

mln.

Q1-Q3

2020

EUR

mln.

Q4

2020

EUR

mln.

Q1

2021

EUR

mln

Blue Sphere (ETFF)

3,5

(garantie)

Vicentra (TOPPS)

4

Innovatieve scaleup

10,5

Dutch Security Tech

Fund

5

PMC (ETFF)

6,8

(garantie)

EclectIQ (TOPPS)

4

Protix (TOPPS)

7,5

Innovation

Industries Fund II

10

Co-investeringsvehikel

15

   

Dutch Future Fund

EIF (aandeel)

Duurzaam

MKB-fonds

150

2,2

5

TOPPS financiering

5

Bij de start van Invest-NL zijn twee garanties overgenomen uit de energietransitie financieringsfaciliteit ETFF van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), en het co-investeringsvehikel van EZK en het Europees Investerings-fonds. TOPPS-financieringen zijn gedaan in het kader van het programma met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen voor overbruggingskredieten aan innovatieve ondernemingen die door de coronacrisis tijdelijk geen toegang hebben tot kapitaal. Verder heeft Invest-NL een aantal financieringen goedgekeurd die nog niet in het overzicht konden worden opgenomen omdat de identiteiten van de betrokken onderneming en co-financiers nog bekendgemaakt moeten worden.

  • 7. 
    Samenvattend, is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat twee separate organisaties (Invest-NL en Invest International), met twee CEO's en dubbele apparaatskosten voor een totale portefeuille met een potentiële omvang van maximaal 2,5 mld. euro (in de toekomst) niet alleen complex is, maar ook bureaucratisch en qua overhead niet de beste aanwending van belastinggeld?3

Antwoord:

Het kabinet deelt deze conclusie niet. Zoals in de beantwoording van de vragen 1 t/m 6 en in de reactie op het advies van de Raad van State is aangegeven, is de vormgeving weliswaar complex, maar sluiten de gemaakte keuzes het beste aan bij de beoogde doelstelling en taken van Invest International. Het samenbrengen van de drie internationaal-gerichte taken van Invest International onder één dak zal tot synergievoordelen leiden die niet bereikt kunnen worden met het samenvoegen van de nationale en internationale activiteiten van respectievelijk Invest-NL en Invest International. Het gaat voor wat betreft het internationale deel bovendien niet alleen om een investeringsportefeuille van maximaal € 833 miljoen maar ook om het overhevelen van een deels al bestaande regelingenportefeuille van maximaal € 1,5 miljard en van een ontwikkeltaak. Dat vereist specifiek daarop toegesneden expertise en een eigenstandige organisatie en strategie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA:

  • 8. 
    Is de regering het met de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA eens dat de investeringen die vanuit Invest International gedaan worden zich moeten focussen op investeringen die nu niet worden gedaan door de markt vanwege te veel risico en onzekerheid?

Antwoord:

Ja, dat is het kabinet het met de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA eens. De additionaliteitsvereiste, neergelegd in artikel 9 van het wetsvoorstel, is bedoeld om te verzekeren dat Invest International de goede marktwerking niet verstoort en alleen additioneel aan de markt opereert. Wat private partijen zelf oppakken, zal Invest International niet financieren.

  • 9. 
    Is de regering voornemens om zich vooral op de start-ups en midden-en kleinbedrijf te focussen in plaats van multinationals?

Antwoord:

Het bedienen van Nederlandse start-ups en het midden- en kleinbedrijf die voornamelijk in het buitenland actief zijn zal een centrale plaats krijgen in de strategie van Invest International, die in het voorbereidingstraject verder wordt uitgewerkt. Bovendien is een aantal over te brengen regelingen specifiek toegesneden op het midden- en kleinbedrijf. Tegelijkertijd leveren ook grotere bedrijven en multinationals een belangrijke bijdrage aan het oplossen van internationale vraagstukken en aan de Nederlandse economie, profiteren mkb-bedrijven daar indirect veel van (bijvoorbeeld als toeleverancier of in consortiaverband), en spelen ook daar financieringsproblemen die niet door de markt zelf kunnen worden opgelost. In zijn algemeenheid geldt dat Invest International vraaggestuurd zal opereren, afhankelijk van de concrete behoeftes van het bedrijfsleven en van de overheden in ontwikkelingslanden wat betreft de publieke infrastructuurtak.

  • 10. 
    Invest International gaat een hogere risicobereidheid hebben door de focus op positieve externaliteiten in een uitdagende context. Is een marktconform rendement dan wel realistisch? En ondergraaft dit nu net niet juist de toegevoegde waarde van Invest International ten opzichte van de markt? Wil de regering nog steeds een marktconform rendement en, zo ja, hoe hard is deze focus? Waarom zou de markt iets niet financieren als het marktconform rendeert? Is het dan een juiste conclusie dat het niet per se een marktfalen oplost?

Antwoord:

Op de lange termijn is Invest International alleen effectief als de onderneming ook financieel gezond is. Daar hoort een voldoende positief rendement bij. Het door de staat als aandeelhouder vast te stellen normrendement zal uiteraard rekening houden met de maatschappelijke doelstelling van Invest International. De staat streeft niet een zo hoog mogelijk financieel rendement na.

De toegevoegde waarde van Invest International zit vooral in het kunnen nemen van risico's die voor marktpartijen onbekend of niet aanvaardbaar zijn. Uit onderzoek blijkt dat hiervan bijvoorbeeld sprake is bij investeringen met een lange looptijd, bij kleinere projecten die relatief veel capaciteit van de investeerder kosten en bij projecten in landen waar het commerciële partijen ontbreekt aan kennis, bijvoorbeeld doordat die daar niet (meer) actief zijn. Invest International is in dergelijke situaties beter in staat om de daaruit voortvloeiende risico's te dragen, in te schatten en te beprijzen, ook vanwege de specifieke eigen expertise.

  • 11. 
    En dient «rendement» in deze ook niet breder te worden bekeken? Een reductie van CO2, minder gebruik van zoet water, grondstoffen en landgebruik is feitelijk ook rendement, maar wordt vaak niet als zodanig aangemerkt. Wat is hiervan de analyse van de regering? Hoe ziet de regering dat Invest International het maatschappelijke voordeel in ogenschouw moet nemen in de beoordeling, iets wat een private kredietverstrekker niet doet? Is er een toetsings- of wegingskader voor bijvoorbeeld verhoging van brede welvaart of biodiversiteit?

Antwoord:

Het behalen van maatschappelijke rendement is de reden om Invest International op te zetten. Dit rendement bestaat uit zowel de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie (zoals additionele werkgelegenheid), als het bijdragen aan oplossingen voor wereldwijde vraagstukken (SDG's). De door de vragenstellers genoemde uitdagingen als CO2-reductie, goed waterbeheer, beperking van het gebruik van grondstoffen en verantwoord landgebruik, maar ook behoud van biodiversiteit of verhoging van welvaart zijn daarvan goede voorbeelden. Het kabinet verwijst daarvoor ook naar de doelstelling van Invest International, zoals verwoord in art. 3 van het wetsvoorstel en uitgewerkt in de «Aanvullende Overeenkomst» tussen de Staat, FMO en Invest International, inclusief de aanpassing van deze laatste zoals neergelegd in de Kamerbrief van 29 januari jl. (ref 35 529 nr. 22). Invest International zal aan de hand van deze doelstelling «kritieke prestatie-indicatoren» (KPI's) ontwikkelen en hierover aan de aandeelhouders rapporteren. Aan de hand van deze rapportages kan de staat toezien op het maatschappelijke rendement van Invest International en waar nodig bijsturen. Zie ook het antwoord op vraag 14.

  • 12. 
    In de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Tweede Kamer van 29 januari jl. over de moties en toezeggingen staat dat investeringen in fossiele industrie mogelijk blijven als «er geen haalbaar duurzaam alternatief is en het betreffende land investeert in hernieuwbare energie». Waarom zou er Nederlands geld naar fossiele investeringen gaan als het land zelf al investeert in hernieuwbare energie? Zou het dan niet logischer zijn om juist die investeringen te ondersteunen? Kan de regering voorbeelden noemen van wanneer er geen duurzaam alternatief beschikbaar is en investering in fossiel is te billijken?

Antwoord:

Het ontwerp voor een Aanvullende Overeenkomst tussen de Staat, FMO en Invest International bevat de volgende klimaatpa-ragraaf:

«Invest International brengt zijn gehele investeringsportefeuille in overeenstemming met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs, waarbij de financiering van steenkolenprojecten en de exploratie en ontwikkeling van nieuwe voorraden olie en gas in het buitenland worden uitgesloten. Overige fossiel-gerelateerde investeringen worden niet gedaan behalve in uitzonderlijke gevallen. Invest International zal daarbij toetsen aan de volgende criteria:

  • er dient sprake te zijn van een significante bijdrage aan het oplossen van een energietekort of energietoegang in lage inkomenslanden met extreme energiearmoede en/of;
  • er dient sprake te zijn van een significante bijdrage aan een energietransitie-pad richting klimaatneutraal en/of;
  • er is geen haalbaar duurzaam alternatief en het betreffende land investeert in hernieuwbare energie».

Het kabinet wil Invest International de ruimte bieden te investeren in sectoren van de economie waar hernieuwbare energie nog niet direct of op voldoende schaal haalbaar is. In dergelijke gevallen kan fossiele energie een belangrijke bijdrage leveren aan het halen van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's). Dit speelt met name buiten de elektriciteitssector, zoals bijvoorbeeld de inzet van voertuigen op LNG ter vervanging van meer vervuilende brandstoffen, om zo de luchtvervuiling in de transportsector terug te dringen. Het kabinet stelt wel als voorwaarde dat het betreffende land al werkt aan een duurzame oplossing, die op termijn het gebruik van fossiele brandstoffen kan vervangen, zoals elektrisch vervoer.

  • 13. 
    De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA begrijpen niet waarom de Minister in haar brief van 29 januari jl. aan de Tweede Kamer bij punt 3/4 kiest voor en/of, terwijl het toch in de ogen van de leden «en» zou moeten zijn. Is dit een bewuste keuze of abusievelijk? In de Tweede Kamer is gedebatteerd over het «nee, tenzij principe», met de conclusie dat de Minister de aanvullende overeenkomst zal delen met de Kamer, waarin een nee-tenzij formulering wordt meegenomen. Is dit inmiddels gebeurd? En kan de regering ook de AMvB delen?

Antwoord:

Het kabinet kiest onomwonden voor het «nee-tenzij» principe en heeft dit expliciet verwerkt in de aanvullende overeenkomst. De tekst daarvan, neergelegd in de door vragenstellers genoemde brief van 29 januari jl., luidt nu: «Overige fossiel-gerelateerde investeringen worden niet gedaan behalve in uitzonderlijke gevallen». Het kabinet heeft er verder voor gekozen de uitzonderingsgronden ook expliciet te benoemen. De daarbij gehanteerde «en/of» formulering is bedoeld om aan te geven dat uitzonderingen moeten voldoen aan één of meerdere van deze uitzonderingsgronden, maar niet altijd aan alle drie. De aangepaste aanvullende overeenkomst is met de Tweede Kamer gedeeld; voor de volledigheid is deze ook als bijlage toegevoegd aan deze Memorie van Antwoord.4 Van een regeling van dit onderwerp bij AMvB is derhalve geen sprake meer.

  • 14. 
    Is binnen Invest International een start gemaakt met de SDG-doelen te verankeren, zoals toegezegd in het debat? Zoals bijvoorbeeld een toetsingskader? En kan de regering aangeven hoe er naast de beoordeling van de SDG-toets op individueel projectniveau, en de gehele portefeuille an sich wordt getoetst op SDG?

Antwoord:

Invest International zal de SDG-doelen verankeren in het toetsingskader van Invest International. Voor deze doelen zal de deelneming kritische prestatie-indicatoren (KPI's) ontwikkelen. Tevens worden deze doelen ingezet bij de beoordeling van individuele transacties. In openbare verslaglegging, waaronder het jaarverslag, wordt over de bijdrage aan de SDG's gerapporteerd. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van Invest International zelf om de verankering van de SDG's te operationaliseren. De staat zal hier als aandeelhouder en als opdrachtgever van de regelingen strak op toezien, zowel tijdens het voorziene halfjaarlijkse «beleidsoverleg» als bij de bespreking van het jaarverslag met de aandeelhouders. Zie ook het antwoord op vragen 11 en 15.

  • 15. 
    De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA constateren dat de Minister in de voornoemde brief van 29 januari jl. summier blijft in haar uitleg over motie 14.5 Kan de regering aangeven hoe in de aanvullende overeenkomst motie 14 wordt toegepast en omschreven? Hoe worden deze meetbare doelen geformuleerd? Welke passende methoden worden toegepast om de klimaatimpact inzichtelijker te maken? Hoe wordt jaarlijks verantwoording afgelegd, procedureel en inhoudelijk? In de optiek van deze leden vergt dit een meer integrale analyse van welke investeringen wel en niet worden gedaan dan in eerste instantie met deze wet werd beoogd. Deelt de regering dit standpunt? Kan de regering aangeven hoe deze analyse wordt verdiept? Naar de mening van deze leden gaat het dan niet alleen over welke investeringen je stimuleert maar juist ook hoe projecten, zoals een haven, worden aangevlogen vanuit verschillende transitieopgaven. Kan de regering in haar antwoord concreet ingaan op een project, of voorbeeldproject, zodat inzichtelijk wordt hoe de regering van plan is dit te doen? Ook zouden de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA graag een analyse krijgen van de rol en inbedding van een efficiënte interne CO2-prijs over de investeringspor-tefeuille van Invest International, in lijn met het Nationaal Groeifonds. In de brief van de Minister van 29 januari jl. aan de Tweede Kamer wordt de CO2-beprijzing naar de mening van deze leden te kort genoemd. Kan de regering hier uitgebreider op ingaan?

Antwoord:

Naar aanleiding van motie 14 is de «Aanvullende Overeenkomst» tussen de Staat, FMO en Invest International aangepast. In deze overeenkomst is nu onder andere expliciet gemaakt dat de gehele investeringsportefeuille in overeenstemming dient te zijn met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs en dat Invest International meetbare klimaatdoelstellingen formuleert. Invest International zal aan de hand van deze afspraken en randvoorwaarden zelf een effectieve klimaatstrategie vaststellen en een inzichtelijke methode van rapportage ontwikkelen.

Er bestaan meerdere methodes om klimaatdoelstellingen centraal te stellen in investeringsbeslissingen en hierover te rapporteren. Invest International heeft daarbij de ambitie voorloper te zijn op het terrein van het internaliseren van de klimaatdoelstellingen in het investeringsbeleid. Het hanteren van een interne CO2-schaduwprijs bij de toetsing van investeringsbesluiten aan de doelen van het Klimaatakkoord kan een heel nuttig instrument zijn, maar is niet in alle gevallen makkelijk te hanteren en daarmee niet altijd effectief. Zeker in ontwikkelingslanden en bij kleinere investeringen en transacties, vooral met het midden- en kleinbedrijf, is CO2-beprijzing soms praktisch minder uitvoerbaar of minder efficiënt in te zetten. Multilaterale ontwikkelingsbanken kiezen bijvoorbeeld voor het hanteren van uitsluitings-lijsten en het toetsen aan landen- of sectorspecifieke transitie-paden. Overigens is ook die methodologie nog volop in ontwikkeling. Invest International gaat mee in die ontwikkelingen en zal daarbij gebruik maken van standaarden en methoden voor «carbon accounting», passend bij de specifieke context en doelstellingen van Invest International. De methode die het Nationaal Groeifonds toepast, zal bij de formulering van het eigen toetsingsbeleid door Invest International zeker worden meegewogen.

In de aan de Kamer toegestuurde «Aanvullende Overeenkomst» is opgenomen dat Invest International jaarlijks verantwoording aflegt over haar klimaatdoelstellingen. Dit jaarverslag wordt openbaar gemaakt. De staat ziet toe op deze verantwoording, inclusief de vraag of de doelstellingen en behaalde resultaten in lijn zijn met het Klimaatakkoord van Parijs. Dit verslag is onderwerp van gesprek tussen de Staat, zowel tijdens het voorziene halfjaarlijkse «beleidsoverleg» als bij de beoordeling van het jaarverslag door de aandeelhouders.

  • 16. 
    Sommige regelingen, zoals DGGF en DTIF, gaan naar Invest International, terwijl andere, zoals de SIB-regeling, bij RVO blijven. Kan de regering toelichten welke regelingen voor exportondersteuning wel, en welke niet naar Invest International overgeheveld worden? Wat is de reden dat voor sommige regelingen is besloten dit wel te doen en voor andere niet?

Antwoord:

Er is voor gekozen de regelingen die zich richten op de financiering van concrete projecten en ondernemers over te hevelen van RVO naar Invest International. Het gaat dan om financiering in de vorm van leningen, garanties etc. van mkb-ers om zaken te doen in internationale markten (DGGF en DTIF) en om het tot stand brengen van publieke infrastructuurprojecten (DRIVE,

ORIO, D2B). De subsidieregelingen die bij RVO blijven, richten zich meer op de vóórfase van het internationaal zakendoen of het vergroten van de marktpositionering van mkb-ers, zoals het in de vraag genoemde Starters International Business (SIB), het fonds voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investe-ringsvoorbereidingsprojecten (DHI) of het Partners for International Business-fonds (PIB). Deze regelingen bieden geen export-of investeringsfinanciering.

Voor deze verdeling is gekozen omdat de samenhang en te behalen synergie tussen de regelingen die overgaan en het investeringskapitaal van Invest International, het grootst zal zijn.

  • 17. 
    Is de regering het eens dat er geen sprake meer is van één-loket-gedachte, gelet op de verschillende loketten zoals FMO, Invest-NL, Invest International of Atradius, ROM's of IFI's? Hoe beoordeelt zij dit?

Antwoord:

Invest International wordt hét aanspreekpunt voor Nederlandse ondernemers met een vraag over de financiering van internationale activiteiten. Binnen Invest International worden bestaande en nieuwe internationale financieringsinstrumenten gebundeld binnen één instelling en aangeboden via één loket. De Nederlandse ondernemer die zaken wil doen in het buitenland weet daarmee waar hij/zij terecht kan voor vragen op het gebied van financiering. Ondernemers kunnen met andere ondernemers-vragen nog steeds terecht bij bijvoorbeeld RVO, FMO, Atradius Dutch State Business (exportkredietverzekeringen), Invest-NL (voor financiering met impact voor de Nederlandse economie) en de ROM's (financiering voor nationale en regionale activiteiten). Invest International zal goed samenwerken met deze instellingen, maar zal daar naartoe ook een platformrol vervullen: de rol van Invest International zal niet ophouden als het vaststelt dat het niet het juiste financieringsaanbod voor een ondernemer in huis heeft, maar zal er, in samenwerking met een meer geëigende financieringspartij, voor zorgen dat de ondernemer daar terecht kan met zijn vraag.

  • 18. 
    De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA achten het niet opportuun dat de Nederlandse Staat met haar meerderheidsbelang soms beslissingen niet eigenstandig kan nemen. Bij welke beslissingen is dit aan de orde? En waarom heeft de regering hiervoor gekozen?

Antwoord:

In de statuten van Invest International wordt opgenomen dat de volgende aandeelhoudersbesluiten een gekwalificeerde (twee derde) meerderheid van stemmen vergen:

  • het benoemen van commissarissen;
  • het aanwijzen van de voorzitter van de raad van commissarissen;
  • het vaststellen van het aantal commissarissen;
  • het vaststellen van de jaarrekening;
  • het goedkeuren van een overdracht van aandelen;
  • de uitgifte van aandelen, het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen, het beperken of uitsluiten van het voorkeursrecht bij een uitgifte van aandelen A, het verlenen van machtiging voor een inkoop van aandelen en kapitaalvermindering;
  • het wijzigen van de statuten;
  • juridische fusie, juridische splitsing, omzetting en ontbinding; en
  • overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming aan een derde.

De staat brengt het overgrote deel van het kapitaal in de nieuwe staatsdeelneming in, maar ook FMO verbindt zich als aandeelhouder op lange termijn aan de onderneming en is als zodanig medeverantwoordelijk voor het slagen daarvan. Het kabinet vindt het belangrijk dat ook de belangen van de minderheidsaandeelhouder, ondanks de relatief beperkte financiële investering, voldoende gewaarborgd worden. De hierboven genoemde besluiten zijn van een zodanig fundamentele aard voor de toekomst van de onderneming dat een gekwalificeerde meerderheid van stemmen daar op zijn plaats is. Andere besluiten, zoals een besluit tot winstuitkering of tot het vaststellen van het beloningsbeleid, worden met een gewone meerderheid van stemmen genomen.

Zie ook het antwoord op vraag 5.

  • 19. 
    Waarom is gekozen om Invest-NL en Invest International niet onder één apparaat te brengen?

Antwoord:

Zie de antwoorden op de vragen 1, 2, 4 en 7.

  • 20. 
    Hoe apprecieert de regering de evaluatie van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en welke implicaties en gevolgen heeft dit voor de opzet van Invest International? Hoe kan het dat deze evaluatie één dag na de Tweede Kamerbehandeling werd gepubliceerd? Wanneer was deze evaluatie gereed? Was de Minister op de hoogte dat dit rapport zou uitkomen, een dag na het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer? Kan de regering ook ingaan welke lessen zij trekt met het oog op de wijze van werken bij Invest International om dezelfde teleurstellende resultaten te voorkomen als bij DGGF? Kan de regering hier specifiek ingaan op het gebrek aan interesse bij het Nederlandse mkb om in risicovolle ontwikkelingslanden te investeren en het beperkt aantal gecreëerde banen door DGGF afgezet tegen de ambitie?

Antwoord:

Voor de appreciatie van de evaluatie en de implicaties en gevolgen voor Invest International, verwijs ik uw Kamer naar de kabinetsreactie op de tussentijdse evaluatie van het DGGF (Kamerstuk 34 952 nr. 120 ).

Deze kabinetsreactie is op 9 december 2020, een kleine week voor het Wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer, aan de Tweede Kamer aangeboden. Het eindrapport is op 3 augustus 2020 door de evaluator opgeleverd. Daarna zijn de bevindingen besproken met de drie uitvoerders met het oog op het opstellen van een beleidsreactie. Het kabinet heeft zich ervoor ingespannen de beleidsreactie vóór het Wetgevingsoverleg te publiceren.

Het kabinet kan zich niet vinden in de suggestie dat de resultaten van het DGGF teleurstellend zouden zijn. De evaluatie laat een genuanceerd beeld zien. Het DGGF is een relevant instrument gebleken dat additioneel aan de markt het grote financieringstekort helpt te overbruggen van het mkb dat actief is in ontwikkelingslanden. Het adresseert de belangrijkste BHOS-beleidsdoelstellingen (waaronder werkgelegenheidsgroei, productiviteitsgroei, duurzame kennisoverdracht en succes voor Nederlandse bedrijven wereldwijd). Ook blijkt het succesvol in het bereiken van de belangrijkste doelgroepen in het BHOS-beleid (vrouwen, jongeren, en ondernemers in fragiele staten).

Tegelijkertijd levert de evaluatie enkele belangrijke lessen op die ook worden besproken met de uitvoerder. Deze lessen laten zich als volgt samenvatten: 1. Zorg voor goede bekendheid bij de doelgroep en voor toegankelijke dienstverlening 2. Maak goede samenwerkingsafspraken met andere uitvoerders om de effectiviteit en impact van de middelen te vergroten 3. Sluit met de projectselectie aan bij andere door Nederland gefinancierde initiatieven (programmatische aanpak) om zo duurzame en systemische impact tot stand te brengen.

Met betrekking tot het (veronderstelde) gebrek aan interesse bij het Nederlandse mkb om in risicovolle ontwikkelingslanden te investeren: het kabinet constateert dat de vraag naar onderdelen 1 en 3 van het DGGF (gericht op het Nederlandse mkb) minder snel op gang is gekomen dan de vraag naar onderdeel 2 (gericht op het lokale mkb in ontwikkelingslanden). De vraag voor beide onderdelen neemt echter gestaag toe, getuige ook het feit dat ultimo 2020 bijna 80% van het investeringskapitaal van DGGF-onderdeel 1 gecommitteerd was. Er ligt desalniettemin ruimte om de verschillende financieringsmogelijkheden die het DGGF biedt voor Nederlandse ondernemers nog beter bekend te stellen.

DGGF heeft minder directe banen gecreëerd dan initieel door de uitvoerders werd voorzien. Dit heeft verschillende oorzaken. Kern daarvan is dat het DGGF een zodanig innovatief fonds is, dat het moeilijk is gebleken om vooraf een goede inschatting te maken van het aantal te realiseren banen. Dat aantal werd verder negatief beïnvloed door de toevoeging van het segment «starters» aan DGGF-onderdeel 1, de sterker dan oorspronkelijk voorziene focus van DGGF-onderdeel 2 op kleine en kwetsbare bedrijven en de vertraging die in de eerste jaren is opgetreden bij de opbouw van de investeringsportefeuille. Overigens heeft het kabinet, gelet op de complexiteit van het maken van dit soort inschattingen, nooit gecommuniceerd over prognoses, maar rapporteert het nauwgezet over de gerealiseerde banen via de jaarlijkse resultatenrapportage. Die cijfers laten een consistent stijgende lijn zien.

Het kabinet verwijst voor een nadere toelichting naar de antwoorden op feitelijke vragen gesteld door de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede Kamer, welke op korte termijn aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.6

  • 21. 
    Kan de regering uiteenzetten hoe Invest International concreet gaat werken aan het ondersteunen en stimuleren van investeringen die echt aansluiten bij de Afrikaanse wens voor inclusieve duurzame ontwikkeling en het creëren van banen in de landbouw, zo vragen de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA.

Antwoord:

Een van de sectoren waar Invest International op zal focussen is de agrifood sector. Het zal, om zo veel mogelijk positieve impact te bereiken, actief projecten en business-cases ontwikkelen binnen dit thema. Daarbij kan Invest International voortbouwen op de reeds bestaande publiek-private samenwerking binnen de Afrika Task Force die gericht is op de ontwikkeling van een aantal kansentrajecten in verschillende landen in Afrika. Afrika zal een belangrijk onderdeel van de regionale focus zijn omdat hier zowel veel SDG gerelateerde uitdagingen als veel kansen voor Nederlandse bedrijven liggen die niet door de markt worden gefinancierd.

Het aanbod aan financieringsproducten dat Invest International hiervoor ter beschikking heeft, varieert van assistentie bij het ontwikkelen van business-cases of het doen van haalbaarheidsstudies en milieu en sociale impactstudies tot het daadwerkelijk (mee-)financieren van een private of publieke investering of een SDG-relevante exporttransactie. Bovendien zal Invest International een aantal OS-regelingen voor de financiering van publieke infrastructuurprojecten uitvoeren die als expliciet doel hebben bij te dragen aan inclusieve duurzame ontwikkeling van het betreffende land. Vraag-gestuurdheid vanuit het ontvangende land speelt daarbij een grote rol.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

  • 22. 
    De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting het volgende: «FMO brengt een breed netwerk binnen de internationale financiële sector mee, dat met de oprichting van Invest International meer ten goede komt aan het Nederlandse bedrijfsleven. Hierdoor kan er in de toekomst met internationale banken samengewerkt worden aan de financiering van de plannen van Nederlandse marktpartijen.» 7 Deze leden vragen de regering of er niet samengewerkt kan worden met internationale banken aan de financiering van de plannen van Nederlandse marktpartijen.

Antwoord:

Invest International zal waar mogelijk samenwerken met internationaal opererende commerciële banken voor de financiering van activiteiten van Nederlandse ondernemers. Invest International zoekt altijd naar de best mogelijke financieringsoplossing voor de Nederlandse marktpartij, bij voorkeur in samenwerking met en waar mogelijk met cofinanciering van de banken.

Zie ook het antwoord op vraag 6, 1e alinea.

  • 23. 
    Verder lezen deze leden in de memorie van toelichting: «De Nederlandse huisbank van de onderneming kan niet alle nodige krediet verstrekken vanwege het landenlimiet, beperkte omvang en/of beperkte waardering van de onderpanden.» 8 Kan de regering het genoemde landenlimiet nader duiden? Welke landen betreft dit? Hoe en op welke grond zijn deze gelimiteerd? En hoe hoog zijn deze limieten? De leden van de PVV-fractie verzoeken u deze uit te splitsen per land.

Antwoord:

Commerciële banken bedienen niet alle landen en markten. Banken hanteren eigen limieten voor de financiering van activiteiten in landen waar sprake is van een relatief hoog risico. Welke landen dit betreffen en hoe hoog deze limieten zijn, verschilt per bank en is afhankelijk van het eigen bedrijfsbeleid. Het gaat hierbij om interne, concurrentiegevoelige informatie.

  • 24. 
    Is er op dit moment in Afrikaanse landen wetgeving actueel die vereist dat uitvoering van projecten internationaal worden aanbesteed? Zo ja, welke landen betreft dat? En in hoeverre wordt deze wetgeving in de praktijk daadwerkelijk uitgevoerd?

Antwoord:

De meeste Afrikaanse landen beschikken over wetgeving die het openbaar (internationaal) aanbesteden van publieke projecten verplicht stelt. Het kabinet acht het van belang dat bij door Nederland gefinancierde projecten value for money wordt gewaarborgd door middel van transparante en competitieve aanbestedingen. Nederland volgt bij het financieren van publieke projecten de aanbestedingswetgeving van het ontvangende land en internationaal gangbare standaarden voor publieke aanbesteding, in het bijzonder de OESO Good Procurement Practices for Official Development Assistance.

  • 25. 
    De Minister voor BHOS wil de mogelijkheid hebben om accenten aan te doen brengen in de investeringsdomeinen en de geografische focus.9 En via het aandeelhouderschap kan de Minister indirect staatsinvloed uitoefenen op de strategie van de investeringstaak. Staat dit niet op gespannen voet met het kwalificeren van de kapitaalstorting door het Rijk, ten behoeve van de investeringstaak van Invest International, als een financiële transactie? Invest International (of een daartoe opgerichte dochtermaatschappij) dient dan investeringsbeslissingen onafhankelijk te kunnen nemen, los van bemoeienis van aandeelhouders, in deze de Staat, zo menen de leden van de PVV-fractie.

Antwoord:

De PVV-fractie stelt terecht dat het voor de kwalificatie als financiële transactie van belang is dat de activiteiten van Invest International op voldoende afstand van de staat uitgevoerd worden. Aan die voorwaarde wordt met de huidige opzet voldaan. Dit is bevestigd door het Centraal Bureau voor Statistiek, dat hierop toeziet en de kapitaalstorting als een financiële transactie heeft gekwalificeerd. De aandeelhouders hebben geen zeggenschap over individuele investeringsbeslissingen, voor zover de waarde daarvan niet de nader te bepalen statutaire drempelwaardes overstijgen. Het bestuur van Invest International neemt, binnen de kaders van de wet en aanvullende overeenkomst, de investeringsbeslissingen.

  • 26. 
    FMO wordt 49% aandeelhouder van Invest International en zal haar NL-Business divisie overdragen aan Invest International.10 Op welke waarde wordt de NL-Business divisie getaxeerd? Dekt de waarde van de NL-Business divisie 49% van de aandelen?

Antwoord:

De waardering van de inbreng van FMO heeft nog niet plaatsgevonden. Het is echter duidelijk dat de waarde daarvan niet in verhouding zal staan tot het door de staat in te brengen investe-ringskapitaal. Om deze reden is ervoor gekozen om twee typen aandelen te introduceren: aandelen A en aandelen B. De aandelen A, waaraan het stemrecht gekoppeld is, worden voor 51% gehouden door de staat en voor 49% door FMO. De inbreng van FMO zal op de aandelen A plaatsvinden. Bij de aandelen A zal de staat ten opzichte van de inbreng van FMO pro rata 51% storten; dit gebeurt vanuit het investeringsvermogen. Het resterende bedrag zal worden gestort op aandelen B. Per saldo zal daarmee de overgrote meerderheid van het kapitaal van de staat worden ingebracht op aandelen B. Daarvan wordt de staat de enige eigenaar. Aan de aandelen B is geen stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders verbonden, maar wel het recht op winstuitkering.

  • 27. 
    Ook wordt gemeld dat de door NL-Business reeds geïnitieerde projecten, die in de investeringsdochter zullen worden ondergebracht, worden geherfinancierd vanuit het investeringsvermogen van Invest International.11 De leden van de PVV-fractie vragen de regering wat de kosten van deze herfinanciering zijn. Herfinanciering duidt er op dat deze projecten al gefinancierd zijn. Waar blijven deze financiële middelen?

Antwoord:

De projecten die met NL-Business overgaan naar Invest International zijn in eerste instantie door FMO, als eigenaar van NL-Business, gefinancierd. Deze projecten zullen middels herfinanciering door Invest International worden overgenomen, wat kort na de oprichting van de vennootschap zal plaatsvinden met de middelen uit de initiële kapitaalstorting. De waarde van de te herfinancieren portfolio zal door een onafhankelijke deskundige worden bepaald; dit is nog niet gebeurd. Naar verwachting zal het gaan om een waarde van tussen de € 40 en € 60 miljoen.

  • 28. 
    In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Tweede Kamer d.d.

19 oktober 2020 is te lezen bij de beantwoording van vraag 26: «Het is juridisch mogelijk dat partijen die bij de overeenkomst zijn aangesloten een privaatrechtelijke procedure starten en elkaar aanspreken op naleving van de overeenkomst bij de daarvoor bevoegde rechter onder Nederlands recht. Dit is echter alleen mogelijk voor ondertekenende partijen.» 12 Kunnen NGO's ook vallen onder de ondertekenende partijen, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Antwoord:

De aanvullende overeenkomst wordt ondertekend door de aandeelhouders en door Invest International. Deze partijen gaan met het ondertekenen van deze overeenkomst wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen aan. Externe partijen, zoals NGO's, zijn niet betrokken bij deze afspraken en zijn daarom geen ondertekenende partij. Andere belanghebbenden, wat ook NGO's kunnen zijn, kunnen gebruik maken van een klachtenmechanisme bij Invest International, dat na oprichting op de website van Invest International vermeld zal worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP:

  • 29. 
    In de eerste plaats bestaat er bij de leden van de fractie van de SP nog enige onduidelijkheid over het doel van de op te richten privaatrechtelijke entiteit. Na amendering in de Tweede Kamer luidt artikel 3 van het wetsvoorstel: «Invest International heeft tot doel ondersteuning te bieden voor op het buitenland gerichte activiteiten van ondernemingen en internationale projecten die een bijdrage leveren aan de Nederlandse economie door het verbeteren van de internationale concurrentiepositie en het verdienvermogen, en voor internationale projecten die voorzien in oplossingen voor wereldwijde vraagstukken zoals bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling». Hierbij is «en voor» in de plaats gekomen voor «waaronder» in het oorspronkelijke wetsvoorstel, hetgeen

11    Ibidem.

12    Kamerstukken II, 2020-2021,35 529, nr. 9 Blz. 14.

een duidelijke onderschikking van het tweede aan het eerste doel impliceerde. Echter, de nieuwe formulering impliceert niet per se een gelijkwaardigheid van beide doelstellingen. Het financieren van projecten die bijdragen aan de oplossing van wereldwijde vraagstukken en aan een duurzame ontwikkeling is ook een doel, maar er staat niets in de wetstekst dat impliceert dat Invest International hieraan in even grote mate aan moet bijdragen als aan het eerstgenoemde doel. Noch dat deze doelen tegelijkertijd gediend moeten worden. Is de regering het eens met deze lezing van de leden van de SP-fractie? Hoe ziet de regering de verhouding tussen beide doelstellingen; zijn deze volgens de regering volstrekt gelijkwaardig? Zo ja, hoe zal dat dan in de praktijk tot uiting komen? Is bijdragen aan de oplossing van wereldwijde vraagstukken een voorwaarde die geldt voor alle te financieren projecten, of voor slechts een deel? Indien het laatste, hoe groot zou dit deel dan (ongeveer) moeten zijn?

Antwoord:

Het kabinet onderschrijft met de amendering dat het om gelijkwaardige doelen gaat. De invulling van de doelstelling zal onderdeel uitmaken van de strategie van Invest International die, binnen de kaders van het wettelijke mandaat en het mandaat van de regelingen, wordt uitgewerkt door de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van de onderneming. Hierbij is het uitgangspunt dat de activiteiten van Invest International zoveel mogelijk bijdragen aan oplossingen voor wereldwijde vraagstukken.

  • 30. 
    Tevens vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre wordt uitgesloten dat gefinancierde activiteiten van ondernemingen een negatieve bijdrage zullen leveren aan genoemde oplossingen, of aan duurzame economische ontwikkelingen.

Antwoord:

Deze activiteiten zullen worden uitgesloten.

  • 31. 
    In dit kader vragen de leden van de SP-fractie de regering onder welke condities nu precies Invest International ook investeringen in de fossiele industrie zou kunnen financieren. Uit het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer hebben de leden van de SP-fractie begrepen dat hier een «nee-tenzij principe» zal gelden. De Minister heeft aan de Tweede Kamer toegezegd dit principe uit te werken in een aanvullende overeenkomst, welke met de Tweede Kamer gedeeld zou worden. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze uitwerking, welke zij nog niet gezien hebben, en vragen zich af wat het nee-tenzij principe in de praktijk zal betekenen. Onder welke voorwaarden kan Invest International wel (bedrijfs-)activiteiten die geen of een negatieve bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling, zoals investeringen in de fossiele industrie, financieren?

Antwoord:

Als bijlage bij de onderhavige brief vindt u de brief met de reactie op de Moties en Toezeggingen van de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 529 nr. 22 ).11 Deze brief bevat de uitwerking van het «nee, tenzij» principe en wat dat betekent voor aanvragen voor financiering in de fossiele industrie. Zie ook het antwoord op de vragen 12 en 13.

  • 32. 
    Voorts hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen met betrekking tot de vormgeving van Invest International, en de parlementaire betrokkenheid daarbij, dit in het bijzonder naar aanleiding van het advies van de Algemene Rekenkamer (ARK). In de memorie van toelichting lezen de leden van de SP-fractie dat de aanbeveling van de ARK de Staten-Generaal te informeren over de afspraken in de joint venture overeenkomst en overige relevante overeenkomsten zal worden opgevolgd worden door de concepttekst van de joint venture overeenkomst ter informatie met het wetsvoorstel mee te zenden aan de Staten-Generaal.12 De voornoemde leden constateren echter dat de conceptovereenkomst enkel naar de Tweede Kamer is meegezonden, dus niet naar beide Kamers der Staten-Generaal. Zij vragen derhalve wanneer voornoemd concept ook aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal zal worden gezonden.

Antwoord:

De concepttekst van de joint venture-overeenkomst is abusievelijk niet tegelijkertijd aan beide Kamers gestuurd. U vindt deze als bijlage bij de beantwoording.13

  • 33. 
    Mede in het licht hiervan, hebben de leden van de SP-fractie zorgen over hoe de parlementaire betrokkenheid van de gehele Staten-Generaal, in het geval onderhavig wetsvoorstel wordt aangenomen, nu in de praktijk geborgd zal worden. Dit betreft ook de tweede aanbeveling van de ARK, in casu voornemens tot (majeure) uitbreiding van de taken van Invest International tijdig voor te leggen aan de Staten-Generaal. Kan de regering bevestigen deze aanbeveling over te nemen? Zo ja, hoe zal deze uitgevoerd worden? Zullen beide Kamers tijdig in de gelegenheid worden gesteld zich over dergelijke voornemens te buigen en daar eventueel ook uitspraken over te doen? Hoe weegt dan voor de regering het al dan niet verkrijgen van steun voor dergelijke voornemens van beide Kamers?

Antwoord:

Het kabinet bevestigt dat deze aanbeveling wordt overgenomen. Beide Kamers zullen tijdig geïnformeerd worden over (majeure) uitbreidingen van de taken van Invest International. Nadat beide Kamers geïnformeerd zijn, kunnen Kamerleden hierover mondelinge of schriftelijke vragen stellen of een motie aannemen. Over het belang van het al dan niet verkrijgen van steun voor dergelijke voornemens kan het kabinet zich op voorhand niet uitlaten, anders dan dat het in het algemeen natuurlijk de voorkeur geniet om brede steun te krijgen voor een voorstel.

Geheel nieuwe taken kunnen, op grond van artikel 4, tweede lid, van het wetsvoorstel bij algemene maatregel van bestuur aan Invest International worden opgedragen, maar alleen als dat verenigbaar is met het doel, bedoeld in artikel 3. Een wijziging van de wet is daarvoor niet nodig. Overigens voorziet het kabinet op de korte noch op de langere termijn nieuwe taken voor Invest International.

  • 34. 
    Overwegende het advies van de ARK, en kennisgenomen hebbende van de reactie daarop van de regering in haar memorie van toelichting, klopt het dat zolang de kaders van de (brede) doelstelling (zoals verwoord in artikel 3 van het wetsvoorstel) gerespecteerd worden de mogelijkheid tot het oprichten van dochtermaatschappijen onbegrensd is? En klopt het dat de Staten-Generaal daarbij dan uit het zicht blijven, zoals de ARK ook stelt?

Antwoord:

Het klopt dat het oprichten van dochtermaatschappijen door Invest International in beginsel onbegrensd is, zolang dit binnen de gestelde wettelijke (in lijn met de doelstelling en taken) en contractuele (in lijn met de aanvullende overeenkomst) kaders gebeurt. Tot het oprichten van een dochtervennootschap kan door de onderneming bijvoorbeeld worden besloten als er voor een investering een vennootschappelijke rechtsvorm wordt gekozen waarin investeerders kunnen deelnemen. Dit geldt overigens voor alle staatsdeelnemingen en valt binnen de ondernemingsvrijheid die de onderneming toekomt.

De Staten-Generaal worden bij de oprichting van een dochtervennootschap niet betrokken, tenzij, zoals in het antwoord bij vraag 33 is aangegeven, bij de oprichting van de vennootschap sprake is van een uitbreiding van taken.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Eerste Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 529, D 20

1

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

kst-35529-D ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

2

Bijlage 1, Kamerstuk 35 529 nr. 5.

3

Zoals in de inleiding is gemeld, onderschrijven de leden van de CDA-fractie in dit stadium deze conclusies niet.

4

   Bijlage 2: aanvullende overeenkomst. Zie ook het antwoord op vraag 12.

5

   Motie van de leden Van den Nieuwenhuijzen en Van der Lee over de gehele investeringsporte-feuille in overeenstemming brengen met de Parijsdoelstellingen, Kamerstukken II, 2020-2021, 35 529, nr. 14.

6

Kenmerk Buitenlandse Zaken: BZDOC-1235421577-13.

7

   Kamerstukken II, 2019-2020, 35 529, nr. 3, blz.4.

8

   Idem, blz. 5.

9

   Idem, blz. 15.

10

   Idem, blz. 15.

11

Bijlage 3: Kamerstuk 35 529 nr. 22.

12

   Kamerstukken II, 2019-2020, 35 529, nr. 3, blz. 38.

13

   Bijlage 1: Kamerstuk 35 529 nr. 5.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.