Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Hoofdinhoud
Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 35570 - Miljoenennota 2021.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën |
---|---|
Documentdatum | 15-09-2020 |
Publicatiedatum | 15-09-2020 |
Nummer | KST355702 |
Kenmerk | 35570, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2020-2021
35 570
Nr. 2
Nota over de toestand van 's rijks financiën
NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN
INHOUDSOPGAVE
1 Budgettaire kerngegevens en plafondtoetsen 4
1.1 Budgettaire kerngegevens 4
1.3 Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen 23
1.4 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen
2 Uitgaven en niet-belastingontvangsten 44
4 De belasting - en premieontvangsten 67
5 Toelichting op de belastingontvangsten 87
10 Toelichting op de fiscale regelingen 129
11 Normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds 157
12 Overzicht risicoregelingen van het Rijk 162
13 Regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post 168
14 Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen 170
15 Europese begrotingsregels 172
16 Horizontale toelichting 176
Hoge Colleges van Staat en Kabinetten 180
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 188
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 191
Nationale Schuld (Transactiebasis) 194
Infrastructuur en Waterstaat 201
Economische Zaken en Klimaat 205
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 208
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 210
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 214
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 217
Premiegefinancierd Budgettair Plafond Zorg 221
Defensiematerieelbegrotingsfonds 232
Hoge Colleges van Staat en Kabinetten 250
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 266
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 274
Nationale Schuld (Transactiebasis) 279
Infrastructuur en Waterstaat 295
Economische Zaken en Klimaat 300
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 312
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 318
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 332
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 343
Defensiematerieelbegrotingsfonds 373
Homogene Groep Internationale Samenwerking 394
1 BUDGETTAIRE KERNGEGEVENS EN PLAFONDTOETSEN
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2025. Deze cijfers zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2021 293,0 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. Er worden totale uitgaven verwacht van 336,6 miljard euro in 2021.
Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens
(in miljard euro, tenzij anders aangegeven) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Inkomsten (belastingen en sociale premies) |
283,0 |
293,0 |
297,6 |
313,3 |
322,3 |
333,1 |
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond |
303,3 |
314,5 |
324,0 |
329,4 |
335,5 |
344,1 |
Rijksbegroting |
144,2 |
148,4 |
151,6 |
153,0 |
154,3 |
156,9 |
Sociale zekerheid |
85,8 |
90,9 |
93,2 |
94,5 |
96,2 |
98,7 |
Zorg |
73,3 |
75,3 |
79,2 |
81,9 |
85,1 |
88,5 |
Noodmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo |
30,9 |
12,3 |
1,0 |
0,3 |
0,1 |
0,0 |
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo |
3,8 |
9,8 |
2,8 |
4,2 |
5,3 |
4,9 |
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo |
338,0 |
336,6 |
327,7 |
333,9 |
340,9 |
349,1 |
EMU-saldo centrale overheid |
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
Feitelijk EMU-saldo |
|
|
|
|
|
|
Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
|
|
|
|
|
EMU-schuld |
462,7 |
502,0 |
533 |
559 |
583 |
603 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
59,1% |
61,1% |
62,7% |
64,0% |
64,9% |
65,3% |
Bruto binnenlands product (bbp) |
783 |
822 |
849 |
874 |
899 |
924 |
Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 55,0 miljard euro in 2020 en 43,5 miljard euro in 2021. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen in 2021 naar verwachting uit op een tekort van 1,4 miljard euro. Het totale EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 56,3 miljard euro in 2020 en 44,9 miljard euro in 2021. Dit komt overeen met respectievelijk - 7,2 procent en - 5,5 procent van het bbp. De schuld bereikt in 2021 een niveau van 61,1 procent van het bbp.
Het kabinet stuurt in zijn begrotingsbeleid op uitgavenplafonds die voor de hele kabinetsperiode worden vastgesteld. Voor het overgrote deel van de rijksuitgaven geldt een uitgavenplafond. Het totale uitgavenplafond is onderverdeeld in drie deelplafonds: Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg. Het kabinet toetst in de plafondtoetsen het verwachte uitgavenniveau aan het vooraf afgesproken uitgavenplafond voor de jaren van de kabinetsperiode. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven binnen de kabinetsperiode en hoeft niet maximaal benut te worden.
Tabel 1.2 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2020 en 2021 gelijk is aan het totale uitgavenplafond. De uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting en Sociale zekerheid zijn hoger dan in het regeerakkoord vastgelegd. Deze worden gecompenseerd door een onderschrijding van het deelplafond Zorg. Na deze kabinetsperiode nemen de uitgaven structureel toe als gevolg van tegenvallers op de beleidsterreinen onderwijs, justitie en sociale zekerheid. Het kabinet kiest ervoor deze tegenvallers niet te dekken om bezuinigingen op staand beleid te voorkomen. Dit zorgt voor een verslechtering van het EMU-saldo vanaf 2022.
De grootste mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In bijlage 16 en in de suppletoire begrotingen worden de mutaties ten opzichte van Miljoenennota 2020 in meer detail toegelicht. Een overzicht van de noodmaatregelen in kader van corona is opgenomen in paragraaf 1.3.
Tabel 1.2 Plafondtoetsing totaalplafond en deelplafonds |
||
(in miljarden euro, - is onderschrijding) |
2020 |
2021 |
Totaal uitgavenplafond |
||
Uitgavenplafond |
334,2 |
326,8 |
Uitgavenniveau |
334,2 |
326,8 |
Over-/onderschrijding |
0,0 |
0,0 |
Rijksbegroting |
||
Uitgavenplafond |
155,4 |
154,3 |
Uitgavenniveau |
156,6 |
155,1 |
Over-/onderschrijding |
1,1 |
0,8 |
Sociale zekerheid |
||
Uitgavenplafond |
104,0 |
96,0 |
Uitgavenniveau |
104,1 |
96,4 |
Over-/onderschrijding |
0,1 |
0,4 |
Zorg |
||
Uitgavenplafond |
74,7 |
76,5 |
Uitgavenniveau |
73,5 |
75,3 |
Over-/onderschrijding |
|
|
Ontwikkeling uitgaven deelplafond Rijksbegroting
Tabel 1.3 Ontwikkeling uitgaven plafond Rijksbegroting
(in miljoenen euro, - is onderschrijding) 2020 2021 2022 2023 2024 2025
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 142.562 146.036
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:
2 Noodmaatregelen corona |
12.383 |
6.708 |
||||
3 Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg |
390 |
504 |
||||
4 Loon- en prijsontwikkeling |
387 |
|
||||
5 Volumebesluit gaswinning |
|
|
||||
6 Versnellen investeringen |
0 |
279 |
||||
7 Woningmarkt |
0 |
195 |
||||
8 Bedrijvenpakket |
0 |
388 |
||||
9 Meerjarig financieel kader EU-afdrachten '21-'27 |
0 |
352 |
||||
10 Inzet ruimte 2020 en in 2021 |
|
350 |
||||
11 Valuta defensie |
8 |
35 |
||||
12 Overige plafondcorrecties |
67 |
|
||||
13 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 12) |
155.426 |
154.281 |
||||
14 Uitgaven bij Miljoenennota 2020 |
143.546 |
147.008 |
149.922 |
153.537 |
156.833 |
|
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/zonder beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
15 Noodmaatregelen corona |
12.383 |
6.708 |
674 |
269 |
65 |
21 |
16 Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg |
390 |
504 |
420 |
340 |
354 |
151 |
17 Loon- en prijsontwikkeling (incl. GFPF) |
387 |
|
|
|
|
|
18 Versnellen investeringen |
0 |
279 |
382 |
536 |
67 |
58 |
19 Woningmarkt |
0 |
195 |
100 |
100 |
100 |
100 |
20 Bedrijvenpakket |
0 |
388 |
89 |
65 |
46 |
9 |
21 Meerjarig financieel kader EU-afdrachten '21-'27 |
0 |
352 |
|
|
|
|
22 Valuta defensie |
8 |
35 |
51 |
51 |
31 |
26 |
23 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode |
0 |
0 |
|
|
|
|
24 Overige uitgavenmutaties zonder beslag budgettaire ruimte |
67 |
|
|
|
|
|
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
25 HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021 |
|
|
|
|
|
|
26 Intensivering HGIS n.a.v. AIV-advies en mitigatie krimp |
540 |
272 |
152 |
|
|
|
27 Gemeente-, Provincie- en BTW-Compensatiefonds |
413 |
191 |
584 |
151 |
78 |
118 |
28 Overige EU-afdrachten |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
29 Rente |
|
|
|
|
|
|
30 Winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen |
|
497 |
387 |
335 |
311 |
|
31 Prognosemodel justitiële ketens |
113 |
143 |
336 |
331 |
336 |
332 |
32 Asielketen |
143 |
173 |
57 |
51 |
22 |
24 |
33 Dekking J&V |
|
|
|
|
|
|
34 Extra middelen tegen ondermijning |
|
141 |
150 |
150 |
150 |
150 |
35 Referentieraming en studiefinancieringsraming |
42 |
270 |
303 |
390 |
464 |
510 |
36 Dekking OCW |
|
|
|
|
|
|
37 Belasting- en invorderingsrente |
|
|
|
|
|
|
38 Toeslagen: compensatie ouders en herstelacties |
235 |
175 |
90 |
0 |
0 |
0 |
39 Borging stabiliteit en verbetering dienstverlening belastingdienst |
252 |
450 |
451 |
451 |
415 |
374 |
40 Ramingsbijstelling SDE |
0 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
41 ETS-compensatie |
0 |
179 |
0 |
0 |
0 |
0 |
42 Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie |
|
|
0 |
0 |
0 |
0 |
43 Maatregelen Urgenda |
63 |
236 |
0 |
0 |
0 |
0 |
44 Maatregelenpakket stikstof |
125 |
657 |
936 |
635 |
404 |
534 |
45 Veranderingsopgave inburgering |
16 |
41 |
86 |
98 |
102 |
102 |
46 Jeugdzorg |
0 |
0 |
300 |
0 |
0 |
0 |
(in miljoenen euro, - is onderschrijding) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
47 Maatregelen gericht op werken in de zorg |
0 |
20 |
80 |
130 |
130 |
130 |
48 Korting beleidsartikelen VWS-begroting |
|
|
|
|
|
|
49 Eindejaarsmarge (incl. GF/PF en HGIS) |
1.336 |
17 |
5 |
0 |
0 |
0 |
50 In=uit-taakstelling |
|
|
|
0 |
0 |
0 |
51 Taakstellende onderuitputting |
0 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
52 Kasschuiven |
|
|
15 |
44 |
|
441 |
53 Extrapolatie |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
160.067 |
54 Diversen |
183 |
206 |
|
89 |
14 |
56 |
55 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 14 t/m 54) |
156.573 |
155.096 |
152.317 |
153.241 |
154.397 |
156.968 |
56 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (=14-1) 985 972
57 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (=55-13) 1.147 815
De toets op het deelplafond Rijksbegroting laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 1.147 miljoen euro in 2020 en 815 miljoen euro in 2021. In de Miljoenennota 2020 werd de overschrijding voor deze jaren nog ingeschat op 985 en 972 miljoen euro. De huidige overschrijding is een gevolg van zowel aanpassingen van de uitgaven als van het uitgavenplafond. Deze worden hieronder toegelicht. De uitgaven onder plafond Rijksbegroting zijn ten opzichte van de vorige Miljoenennota gestegen met grofweg 13 miljard euro in 2020 en 8 miljard euro in 2021. Het merendeel van deze uitgavenstijging wordt verklaard door de corona-noodmaatregelen die het kabinet getroffen heeft.
Aanpassingen van het uitgavenplafond
Het plafond Rijksbegroting wordt aangepast voor een aantal soorten mutaties. Op plafond Rijksbegroting zijn dit, conform de begrotingsregels, onder andere de overboekingen met de plafonds Sociale Zekerheid en Zorg, en de loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.
Ook is in de begrotingsregels opgenomen dat besluiten over het volume van gaswinning onder het uitgavenplafond gedekt worden. De technische uitwerking hiervan is dat het uitgavenplafond neerwaarts wordt bijgesteld waardoor er minder ruimte resteert onder het uitgavenplafond.
Daarnaast heeft het kabinet besloten om eenmalig het uitgavenplafond in 2020 te verlagen en het plafond 2021 met het gelijke bedrag te verhogen. Dit is gedaan om meer ruimte voor uitgaven in 2021 te creëren.
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond
-
15.Noodmaatregelen corona
Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.
-
16.Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg
Overboekingen van de deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg leiden tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen. Het betreft hier onder andere de overboeking van aanvullende middelen voor dak- en thuislozen van deelplafond Zorg naar het Gemeentefonds en een overboeking van een reservering voor sectoraal maatwerk van deelplafond Sociale Zekerheid naar plafond Rijksbegroting
-
17.Loon- en prijsontwikkeling (incl. GFPF)
De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseeerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De loon- en prijsontwikkeling 2020 is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020 en de loon- en prijsontwikkeling 2021 is neerwaarts bijgesteld. De bijstellingen van de loon- en prijsontwikkeling zijn gelijk aan de aanpassing van het uitgavenplafond.
-
18.Versnellen investeringen
Het kabinet versnelt verschillende investeringen op de beleidsterreinen van IenW en BZK. Het gaat om een totaalbedrag van circa 1,5 miljard euro. Het betreft investeringen zoals onderhoud aan het spoor en (water)wegen, de veiligheid van (fiets)infrastructuur, versnelling van de woningbouwimpuls en verduurzaming van Rijksvastgoed. Hiervoor wordt het uitgavenplafond aangepast met een totaalbedrag van 1,3 miljard euro in de periode tot 2025.
-
19.Woningbouw
Het kabinet heeft besloten om meerjarig de uitgaven en het uitgavenplafond te verhogen voor de woningbouw. Tegelijkertijd wordt de overdachtsbe-lasting verhoogd voor bepaalde groepen en wordt de verhuurderheffing verlaagd. Aan de uitgavenkant wordt een eenmalige intensivering van 95 miljoen gedaan in 2021. Ook wordt er een reeks van 100 miljoen jaarlijks tot en met 2030 op de aanvullende post gereserveerd voor bronmaatregelen om een drempelwaarde voor de bouw in te kunnen voeren als onderdeel van de stikstofwet. Verder worden bestaande plannen voor de woningbouwimpuls versneld (zie «versnellen investeringen» onder punt 18).
-
20.Bedrijvenpakket
Voor het bedrijvenpakket worden meerjarig de uitgaven en het uitgavenplafond verhoogd. Tegelijkertijd wordt het tarief voor de vennootschapsbelasting bevroren. Als onderdeel van het pakket aan de uitgavenkant wordt een nationale scale-up faciliteit ingericht, met behulp van Europese middelen en bijdragen van private investeerders. Ook wordt uitgewerkt hoe startups en scale-ups lokaal beter gesteund kunnen worden. Voor het bedrijfsleven wordt ook gebruik gemaakt van Europese middelen voor cofinanciering bij nationale programma's en kunnen gemeenten uitwerken hoe met behulp van een Rijksbijdrage bedrijventerreinen en winkelcentra te herstructureren.
-
21.Meerjarig Financieel Kader EU-afdrachten '21-'27
Het MFK-akkoord vanaf 2021 is in deze Miljoenennota budgettair verwerkt. Binnen het MFK worden Europese investeringen naar voren gehaald. Daarom heeft het kabinet besloten de budgettaire effecten hiervan te corrigeren op het uitgavenplafond, zoals ook voor de investeringsver-snelling van het kabinet gedaan is (zie punt 18).
-
22.Valuta defensie
De nieuwe raming van de euro/dollarkoers uit het CEP van het Centraal Planbureau leidt tot een budgettaire tegenvaller op de uitgaven in dollars op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Conform kabinetsafspraak komen budgettaire mee- en tegenvallers als gevolg van valutaschomme-lingen direct ten gunste of ten laste van het EMU-saldo. De verwerking vindt plaats via een correctie van het uitgavenplafond.
-
23.Macro-economische mutaties na kabinetsperiode
Volgens de begrotingsregels worden macro-economische uitgavenmutaties na de kabinetsperiode niet betrokken in de besluitvorming. Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende kabinet. Het betreft hier de macro-economische doorwerking op de middelen voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en de rente.
-
24.Overige uitgavenmutaties zonder beslag budgettaire ruimte
Deze post bevat de overige mutaties waarvoor het plafond is gecorrigeerd. Dit zijn onder meer het uitstel van de omzetting van de scholingsaftrek naar een subsidiemaatregel en de verwerking van Design, Build, Finance and Maintain-contracten (DBFM). Bij het aangaan van een DBFM-contract worden (kas)budgetten omgezet in meerjarige beschikbaarheidsbudgetten. Hiervoor worden zowel de uitgaven als het plafond gecorrigeerd.
Uitgavenmutatie met beslag op budgettaire ruimte
-
25.HGIS-bijstelling a.g.v. bni-volume t/m 2021
Conform de reguliere systematiek is het ODA-budget van de HGIS bijgesteld op basis van de verlaagde groeiverwachting van het BNI in de MEV van het Centraal Planbureau.
-
26.Intensivering HGIS n.a.v. AIV-advies en mitigatie krimp
De wereldwijde crisis is zo ingrijpend dat het kabinet ervoor kiest 500 miljoen extra beschikbaar te maken uit algemene middelen om de coronacrisis in de meest kwetsbare landen te bestrijden en het grootste deel van de terugval vanwege de BNI-daling eenmalig te compenseren op de BHOS-begroting.
-
27.Gemeente-, Provincie en BTW-Compensatiefonds
Deze post bestaat uit het accres voor de fondsen, voor zover dit beslag legt op de budgettaire ruimte en de overboekingen naar de fondsen vanaf andere begrotingen onder het plafond Rijksbegroting. In bijlage 11 'Norme-ringssystematiek' wordt het accres verder toegelicht.
-
28.Overige EU-afdrachten
De overige EU-afdrachten omvatten de bijstelling van de begroting voor 2020.
-
29.Rente
De raming van de rentelasten wijzigt als gevolg van geactualiseerde rentestanden in de MEV-raming van het CPB en doordat de verwachte financieringsbehoefte is geactualiseerd.
-
30.Winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen
De raming winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen is aangepast naar aanleiding van de meest recente winstramingen.
-
31.Prognosemodel justitiële keten (PMJ)
Het Prognosemodel Justitiële Keten (PMJ) van het WODC geeft de capaci-teitsbehoefte aan van de justitiële keten. Binnen de justitiële keten worden de komende jaren fors oplopende uitgaven geraamd, vooral voor het gevangeniswezen, de forensische zorg, TBS en de justitiële jeugdinrichtingen. Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld.
-
32.Asielketen
Als gevolg van de hoger dan verwachte asielinstroom en een langere verblijfsduur in de asielopvang loopt de bezetting in het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op. De kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (Development Assistance Committee) worden toegerekend aan official development assistance (ODA). Het overige deel van de opvangkosten wordt generaal ingepast. Dit geldt ook voor de tegenvallers bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Raad voor de Rechtspraak (RvdR).
-
33.Dekking JenV
Deze post betreft meerdere maatregelen ter dekking van problematiek op de J&V-begroting Hieronder vallen ramingsbijstellingen, gedeeltelijke inzet van de prijsbijstelling, het afromen van exploitatieoverschotten bij uitvoeringsorganisaties, inzet van het surplus aan eigen vermogen van het COA, inzet van de asielreserve, inzet van een voorziening van de IND en meevallers uit de afrekeningen over 2019 bij COA en Nidos.
-
34.Extra middelen tegen ondermijning
Het kabinet stelt aanvullende middelen beschikbaar voor de aanpak van ondermijning. Voor deze aanpak komt vanaf 2022 structureel 150 miljoen euro beschikbaar.
-
35.Referentieraming en studiefinancieringsraming
Uit de Referentieraming 2020 bleek dit voorjaar dat de aantallen leerlingen en studenten hoger uitvallen dan de aantallen die in de OCW-begroting in 2019 zijn verwerkt. De voornaamste oorzaak van de tegenvaller is de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS. Ook op de aanvullende bekostiging voor nieuwkomers in het primair en voortgezet onderwijs is er een tegenvaller. Bij studiefinanciering is sprake van hogere uitgaven vanwege meer studenten, onder andere bij het studentenreisproduct.
-
36.Dekking OCW
OCW levert structureel 61 mln. als dekking voor de hogere uitgaven die voortkomen uit de nieuwe referentieraming en studiefinancieringsraming. Deze dekking bestaat uit een deel van de eindejaarmarge, het stopzetten van het experiment vraagfinanciering in het hoger onderwijs, de loon- en prijsbijstelling (LPO) over regeerakkoordreeksen op de Aanvullende Post, een deel LPO buiten de bekostiging en een ramingsbijstelling op subsidies in het primair onderwijs.
-
37.Belasting- en invorderingsrente
Bij de belasting- en invorderingsrente (BIR) wordt een structurele ramings-bijstelling verwerkt van de ontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door de stijging in de afgelopen jaren van het aantal (belastingplichtige) bedrijven en burgers en de gewijzigde verdeelsleutels van de BIR. Daarnaast wordt er voor de uitgavenkant een autonome tegenvaller verwacht als gevolg van hogere belastingteruggaven waarover rente moet worden betaald en vanwege de gewijzigde verdeelsleutels van de BIR.
-
38.Toeslagen: compensatie ouders en herstelacties
In de «Kabinetsreactie op het eindrapport van de Advies-commissie Uitvoering Toeslagen, het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) en het Zwartboek» worden middelen beschikbaar gesteld om de gevolgen van een onredelijk hard toeslagenstelsel zo veel mogelijk te repareren. Dit betreft cumulatief over de jaren 2020, 2021 en 2022 390 miljoen euro voor compensatie aan ouders en cumulatief 110 miljoen euro voor de uitvoeringskosten ervan door Toeslagen.
-
39.Borgen stabiliteit cruciale processen belastingdienst
De Belastingdienst wil nieuwe problemen voorkomen door de druk op cruciale processen te verlagen en door de uitvoeringscapaciteit op gelijk niveau te houden. Het betreft met name middelen voor de belastinginning en de ICT-dienstverlening.
-
40.Ramingsbijstelling SDE
De kasuitgaven van de SDE+ worden 680 miljoen euro neerwaarts bijgesteld om bij te dragen aan Rijksbrede problematiek. Dit is mogelijk omdat het geheel van de resterende meerjarig beschikbare middelen, inclusief de begrotingsreserve duurzame energie toereikend is voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen.
-
41.ETS-compensatie
De subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS biedt specifieke bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage een subsidie ter compensatie voor hogere elektriciteitskosten als gevolg van de EU-emissiehandel. De raming voor 2021 is opwaarts bijgesteld. Hiervoor is 179 miljoen euro uit de algemene middelen aan de EZK-begroting toegevoegd.
-
42.Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en 43. Maatregelen Urgenda
Met een onttrekking aan de begrotingsreserve duurzame energie komen de middelen beschikbaar voor de Urgenda-maatregelen waarvan financiering bij Voorjaarsnota is verwerkt.
-
44.Maatregelenpakket stikstof
De structurele stikstofaanpak versterkt de natuur en biedt perspectief op ruimte voor economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Hiertoe is dit voorjaar een omvangrijk maatregelenpakket geformuleerd. Voor het maatregelenpakket is ruim 5 miljard euro beschikbaar gesteld in de periode tot en met 2030.
-
45.Veranderingsopgave inburgering (VOI)
Per medio 2021 wordt het nieuwe inburgeringsstelsel VOI (Veranderopgave Inburgering) van kracht, waarbij gemeenten de regie krijgen over inburgering. Voor het nieuwe stelsel maakt SZW structureel extra middelen vrij op de eigen begroting. Een deel van deze middelen valt onder deelplafond Sociale Zekerheid, het overige deel valt onder het deelplafond Rijksbegroting.
-
46.Jeugdzorg
Het kabinet is eerder gemeenten voor de periode tot en met 2021 tegemoetgekomen met extra budget om te compenseren voor de extra groei in de jeugdzorg in combinatie met afspraken om de transitie- en transformatie-doelen van de decentralisatie van de jeugdhulp te realiseren. Deze periode wordt verlengd door eenmalig aanvullend 300 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het jaar 2022.
-
47.Maatregelen gericht op werken in de zorg
Het kabinet trekt 130 miljoen euro structureel uit om werken in de zorg aantrekkelijker te maken. Dit gebeurt door het verminderen van werkdruk door meer zij-instromers en het verminderen van administratieve lasten, door meer loopbaanperspectief te bieden, door contracten te verbeteren en door de zeggenschap van professionals te vergroten.
-
48.Korting op beleidsartikelen VWS-begroting
Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting wordt, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee wordt beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.
-
49.Eindejaarsmarge en 50. In=uit-taakstelling
Departementen kunnen een deel van de middelen die in 2019 niet zijn besteed via de eindejaarsmarge meenemen naar 2020. Bij Voorjaarsnota 2020 is de eindejaarsmarge toegevoegd aan de departementale begrotingen. Als tegenhanger van de eindejaarsmarge is toen ook een in=uittaakstelling geboekt op de aanvullende post. Het inboeken van een in=uittaakstelling voorkomt dat het uitkeren van de eindejaarsmarge leidt tot belasting van het uitgavenplafond. De gedachte achter de in=uittaak-stelling is dat er aan het einde van dit jaar naar verwachting weer in min of meer dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Bij Miljoenennota 2021 is de in=uittaakstelling reeds met 100 miljoen euro ingevuld. De resterende in=uittaakstelling van 1236 miljoen euro dient gedurende 2020 te worden ingevuld.
-
51.Taakstellende onderuitputting
Bij Voorjaarsnota 2020 is, bovenop de jaarlijkse in=uittaakstelling, een taakstellende onderuitputting ingeboekt op de aanvullende post van 500 miljoen euro in 2020 en 950 miljoen euro in 2021. De taakstelling van 500 miljoen in 2020 is inmiddels bij Miljoenennota 2021 volledig ingevuld. Voor 2021 staat de taakstelling van 950 miljoen euro nog open. Deze taakstelling wordt gedurende 2021 ingevuld met onderuitputting en per saldo meevallers op de begrotingshoofdstukken. De reden voor het inboeken van taakstellende onderuitputting is dat in de afgelopen drie jaar sprake was van forse onderuitputting op de departementale begrotingen. Om te voorkomen dat ruimte onder het uitgavenplafond die gedurende de resterende kabinetsperiode ontstaat niet meer (doelmatig) kan worden ingezet, heeft het kabinet besloten hierop te anticiperen door een taakstellende onderuitputting te verwerken. Het kabinet creëert zo eenmalig maximale ruimte voor extra uitgaven in 2021.
-
52.Kasschuiven
Ten opzichte van de laatste Miljoenennota zijn een aantal middelen vanuit 2019 doorgeschoven naar 2020. Ook zijn middelen geschoven tussen 2020 en latere jaren. Het gaat onder andere om kasschuiven van middelen voor de Veranderopgave Inburgering, warme sanering van de varkenshouderij en de Rijksbijdrage voor de Woningbouw.
-
53.Extrapolatie
Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.
-
54.Diversen
De post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen. Deze post bevat onder andere de in 2020 extra beschikbaar gestelde middelen voor veiligheid en defensie en de meerjarige aanvullende middelen voor de aanpak van het lerarentekort
Ontwikkeling uitgaven deelplafond Sociale Zekerheid
Tabel 1.4 Ontwikkeling uitgaven plafond Sociale Zekerheid |
||||||
(in miljoenen euro, - is onderschrijding) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 |
84.916 |
87.606 |
||||
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van: |
||||||
2 Noodmaatregelen corona |
18.245 |
5.497 |
||||
3 Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg |
|
|
||||
4 Loon- en prijsontwikkeling |
178 |
|
||||
5 Niet-beleidsmatige mutatie WW en Bijstand |
828 |
3.053 |
||||
6 Betaald ouderschapsverlof |
0 |
0 |
||||
7 Wet kindgebonden budget (WKB) |
0 |
150 |
||||
8 Overige plafondcorrecties |
|
|
||||
9 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 7) |
104.008 |
96.016 |
10 Uitgaven bij Miljoenennota 2020 |
85.204 |
87.847 |
90.257 |
93.153 |
96.309 |
|
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/ zonder beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
11 Noodmaatregelen corona |
18.245 |
5.497 |
237 |
|
|
|
12 Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg |
|
|
|
|
|
|
13 Loon- en prijsontwikkeling |
178 |
|
|
|
|
|
14 Niet-beleidsmatige mutatie WW en Bijstand |
828 |
3.053 |
3.342 |
2.306 |
1.296 |
620 |
15 Betaald ouderschapsverlof |
0 |
0 |
155 |
375 |
375 |
375 |
16 Wet kindgebonden budget (WKB) verhoging |
0 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
17 Overige mutaties zonder beslag op budgettaire ruimte |
|
|
149 |
25 |
4 |
2 |
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
18 Kinderopvangtoeslag (KOT) |
109 |
57 |
68 |
78 |
89 |
105 |
19 Ziektewet (ZW) |
132 |
172 |
178 |
169 |
154 |
139 |
20 Amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW) |
57 |
57 |
56 |
56 |
55 |
55 |
21 Dekking amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW) |
|
|
|
|
|
|
22 Arbeidsongeschiktheid |
|
68 |
92 |
95 |
152 |
226 |
23 Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) |
10 |
1 |
13 |
37 |
55 |
60 |
Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte 24 Werknemers (IOAW) |
|
|
5 |
13 |
5 |
|
25 Algemene Ouderdomswet (AOW) |
|
|
6 |
5 |
1 |
|
26 Veranderopgave Inburgering (VOI) |
|
|
|
|
|
|
27 Transitievergoeding na twee jaar ziekte |
|
|
0 |
0 |
0 |
0 |
28 Wet kindgebonden budget (WKB) |
|
|
|
|
|
|
29 Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl) |
|
|
|
|
|
|
30 Toeslagenwet (TW) |
12 |
47 |
54 |
45 |
36 |
31 |
31 Intensivering uitvoering |
0 |
0 |
98 |
98 |
99 |
99 |
32 Eindejaarsmarge |
47 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
33 In=uittaakstelling |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
34 WKB herstelactie |
133 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
35 Kasschuiven |
|
81 |
0 |
|
|
1 |
36 Extrapolatie uitgaven |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
99.550 |
37 Diversen |
|
|
|
|
|
|
38 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 10 t/m 37) |
104.067 |
96.385 |
93.466 |
94.467 |
96.142 |
98.687 |
39 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 10-1) 288 241
40 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 38-9) 59 368
De toets op het deelplafond Sociale Zekerheid laat een verwachte overschrijding van het plafond zien van 59 miljoen euro in 2020 en van 368 miljoen euro in 2021. Bij Miljoenennota 2020 was er sprake van een verwachte overschrijding van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid van 288 miljoen euro in 2020 en van 241 miljoen euro in 2021. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 wordt in 2021 naar verwachting grofweg 8,5 miljard euro meer uitgegeven aan sociale zekerheid. Wanneer de uitgaven voor de coronamaatregelen hiervan worden uitgezonderd zijn de verwachte uitgaven grofweg 3 miljard euro hoger. Voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid geldt dat deze met de nieuwe plafondaanpassingen in 2021 naar boven wordt bijgesteld met 8.410 mln. ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2020. Gecorrigeerd voor de coronamaatregelen is dit 2.913 mln.
Aanpassingen van het uitgavenplafond
Het plafond Sociale Zekerheid wordt, conform de begrotingsregels, aangepast voor een aantal soorten mutaties. Dit zijn onder andere de overboekingen met de plafonds Rijksbegroting en Zorg en de geraamde loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.
Ook is in de begrotingsregels opgenomen dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid.
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond
-
11.Noodmaatregelen corona
Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Deze maatregelen gaan buiten het reguliere uitgavenplafond om. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.
-
12.Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg
Overboekingen van de plafonds Rijksbegroting en Zorg leiden tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen. Het betreft onder andere de overboeking van een reservering voor sectoraal maatwerk naar plafond Rijksbegroting.
-
13.Loon- en prijsontwikkeling
De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De loon- en prijsontwikkeling 2020 is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020 en de loon- en prijsontwikkeling 2021 is neerwaarts bijgesteld. De bijstelling en van de loon- en prijsontwikkeling zijn gelijk aan de aanpassing van het uitgavenplafond.
-
14.Niet-beleidsmatige mutaties WW en bijstand
In de begrotingsregels is afgesproken dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en gemeenten en de werkloosheidsraming van het CPB zijn de ramingen aangepast. Ook voor de uitvoeringskosten van het UWV die gerelateerd zijn aan de stijgende WW-instroom door de oplopende werkloosheid is het uitgavenplafond aangepast. Het CPB raamt dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal WW- en bijstandsuitkeringen gaat toenemen. Dit leidt tot een forse opwaartse bijstelling van de WW- en de bijstandsuitgaven.
-
15.Betaald ouderschapsverlof
Naar aanleiding van het IBO Deeltijdwerk en Richtlijn (EU) 2019/1158 i voert het kabinet vanaf 2 augustus 2022 betaald ouderschapsverlof in. Werknemers krijgen bij opname van ouderschapsverlof een vergoeding van 50% van het laatstverdiende loon (gemaximeerd op 50% van het maximum dagloon). Middels een aanpassing van de Aof-premie en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt het ouderschapsverlof via het inkomstenkader gedekt. Hiervoor word het uitgavenplafond en het inkomstenkader gecorrigeerd.
-
16.Wet kindgebonden budget (WKB) verhoging
Vorig jaar is 150 miljoen euro gereserveerd aan de lastenkant voor het verkleinen van het verschil tussen alleenverdieners en tweeverdieners. Dit wordt nu aangewend voor een verhoging van het bedrag in het kindgebonden budget (WKB) vanaf het derde kind. De kans op armoede onder kinderen in grote gezinnen wordt hierdoor verlaagd.
-
17.Overige uitgavenmutaties zonder beslag op budgettaire ruimte
Het uitgavenplafond wordt gecorrigeerd voor mutaties in het aandeel eigen-risicodragers in de Ziektewet (ZW). Er is een opwaartse bijstelling doordat minder werkgevers eigenrisicodrager zijn. Daarnaast vallen onder deze mutatie de middelen voor een intensivering in de uitvoering, waarbij budget beschikbaar wordt gesteld voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI.
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte
-
18.Kinderopvangtoeslag (KOT)
Het gebruik van kinderopvang is in 2019 en begin 2020 sterker gestegen dan eerder werd verwacht. Hoewel het gebruik daarna licht is afgenomen vanwege de coronacrisis, komt het gebruik van kinderopvang per saldo hoger uit dan eerder geraamd. Voor 2021 is er een dempend effect door een lager gebruik van kinderopvang als gevolg van de coronacrisis. Verwachting is dat de conjunctuur zich in latere jaren geleidelijk herstelt. Daarnaast sluiten de voorschotten KOT naar verwachting beter aan bij het bedrag waar ouders uiteindelijk recht op hebben. Dit leidt in alle jaren tot minder nabetalingen en vooral tot minder ontvangsten uit terugvorderingen.
-
19.Ziektewet (ZW)
De verwachte uitgaven aan de Ziektewet zijn opwaarts bijgesteld door een stijging van het volume. Dit komt door een sterke toename van het aantal WW-gerechtigden. Daarnaast valt de stijging van het aantal flexkrachten met een ZW-uitkering in 2020 hoger uit dan werd verwacht. Door de verslechterde economische omstandigheden neemt de instroom van flexwerkers in latere jaren juist af, doordat naar verwachting minder mensen met een uitzendcontract of tijdelijk dienstverband aan het werk zijn.
-
20.Amendement 16/17-jarigen kinderbijslag (AKW)
De eisen die in de kinderbijslag (AKW) werden gesteld aan 16- en 17-jarigen zijn per 1 januari 2020 vervallen. Het gaat om verlies van het recht op kinderbijslag boven de bijverdiengrens en wanneer het kind gaat studeren in het hoger onderwijs. Hierdoor hebben meer ouders recht op AKW. Daarnaast hebben meer ouders recht op kindgebonden budget (WKB), omdat het recht op AKW een voorwaarde is voor het recht op WKB.
-
21.Dekking amendement 16-17-jarigen kinderbijslag (AKW)
Ter dekking van het amendement 16-17 jarigen wordt het kinderbijslag bedrag voor 2020 niet aangepast met de ontwikkeling van de consumentenprijsindex.
-
22.Arbeidsongeschiktheid
De tegenvaller op de arbeidsongeschiktheidsregelingen (WAO, WGA en IVA) wordt met name veroorzaakt door verwerking van nieuwe inzichten over de ontwikkeling van de beroepsbevolking. De update van de beroepsbevolkingsprognose van het CPB van eind 2019 laat naast een stijging van het aantal werkenden een verschuiving in de samenstelling zien richting vrouwen en ouderen ten opzichte van de vorige prognose uit 2014.
-
23.Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW)
Er is een tegenvaller op de IOW-uitgaven vanaf 2022 als gevolg van de coronacrisis. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal ouderen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep stroomt na twee jaar WW de IOW in.
-
24.Inkomensvoorziening voor Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers (IOAW)
De IOAW is in 2020 en 2021 neerwaarts bijgesteld. Dat is het saldo van een neerwaartse bijstelling door de verwerking van realisaties 2019 en een opwaartse bijstelling vanwege de verwachte doorstroom van oudere werklozen vanuit de WW naar de IOAW. Vanaf 2022 zorgt deze verhoogde doorstroom voor een tegenvaller op de IOAW-uitgaven.
-
25.Algemene Ouderdomswet (AOW)
De raming van de AOW-uitkeringslasten is neerwaarts bijgesteld. De hoger dan verwachte sterfte in de eerste helft van 2020 leidt naar verwachting tot een lager aantal AOW-gerechtigden in 2020 en 2021. Na 2021 is de bijstelling van de raming beperkt.
-
26.Veranderopgave Inburgering (VOI)
Per medio 2021 treedt het nieuwe inburgeringsstelsel VOI in werking, waarbij gemeenten de regie krijgen over inburgering. Voor het nieuwe stelsel maakt SZW structureel middelen vrij. Een deel van deze middelen valt onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid, het overige deel valt onder het plafond Rijksbegroting.
-
27.Transitievergoeding na twee jaar ziekte
De raming op de compensatie transitievergoeding is naar beneden bijgesteld. Dit komt onder andere doordat er eerder nog geen rekening mee was gehouden dat transitievergoedingen die in 2020 door de werkgever betaald worden niet allemaal in 2020 door het UWV gecompenseerd worden (werkgever moet aanvragen, UWV moet beoordelen en uitbetalen).
-
27.Wet kindgebonden budget (WKB)
Er is een meevaller op de WKB door een afname van de uitgaven als gevolg van een positievere inkomensontwikkeling dan verwacht. Daar staat tegenover dat de coronacrisis in 2020 leidt tot een slechtere inkomenspositie van huishoudens en daarmee meer uitgaven aan de WKB. Deze impact is naar verwachting pas zichtbaar in de WKB-uitgaven in 2021; de meevaller is in dat jaar minder groot. In de jaren daarna herstelt de economie naar verwachting gestaag en wordt de WKB-meevaller weer groter.
-
28.Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)
Binnen de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) laten de realisatiecijfers een meevaller zien op de loonkostenvoordelen (LKV), een tegenvaller op het lage-inkomensvoordeel (LIV) en een meevaller op het jeugd-LIV. Op basis van deze realisaties zijn de verwachte uitgaven aan de LKV meerjarig neerwaarts bijgesteld.
-
29.Toeslagenwet (TW)
Er is een tegenvaller op de TW-uitgaven als gevolg van de coronacrisis. Dit komt voor het grootste deel door een stijging van het aantal aanvullingen op WW-uitkeringen. Het CPB verwacht dat we in korte tijd van een hoogtepunt van de conjunctuur naar een dieptepunt gaan. De verwachting is dat het aantal mensen met een WW-uitkering gaat toenemen. Een deel van deze groep heeft recht op een aanvulling vanuit de Toeslagenwet.
-
30.Intensivering uitvoering
Vooruitlopend op de uitkomsten van Werk aan Uitvoering (WAU) heeft het kabinet structureel 100 miljoen beschikbaar gesteld voor knelpunten in de uitvoering bij UWV, SVB en BKWI. Deze knelpunten hebben te maken met het onderhoud en modernisering van ICT, het verbeteren en maatwerk bieden in de dienstverlening en voor artsen- en handhavingscapaciteit.
Het grootste gedeelte valt onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid en is terug te zien in bovenstaande tabel. Het restant van de 100 miljoen valt onder plafond Rijksbegroting.
-
31.Eindejaarsmarge en 32. In=uit-taakstelling
Departementen kunnen een deel van de in 2019 niet-bestede middelen via de eindejaarsmarge doorschuiven naar 2020. Als tegenhanger van de eindejaarsmarge wordt een in=uittaakstelling geboekt op de aanvullende post. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er aan het einde van dit jaar weer in dezelfde mate als in 2019 sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen. Door hiervoor alvast een taakstelling in te boeken zorgt het uitkeren van de eindejaarsmarge 2019 niet voor een belasting van het uitgavenplafond.
-
33.WKB herstelactie
De verdeling van de uitgaven voor de WKB-herstelactie verloopt iets anders over de jaren dan oorspronkelijk geraamd. Dit leidt tot een verschuiving van
55,2 miljoen van 2019 naar 2020. Daarnaast is tijdens de uitvoering een extra groep in beeld gekomen die in aanmerking komt voor herstel. De meerkosten hiervan zijn 78,0 miljoen.
-
34.Kasschuiven bij Najaarsnota 2019
Dit betreft een kasschuif van de middelen voor de herstelactie Wet kindgebonden budget (WKB). Door vertraging van de uitvoering van de herstelactie werd het beoogde kasritme niet gehaald en zijn de middelen naar 2020 geschoven.
-
35.Kasschuiven
Er zijn verschillende kasschuiven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid, waaronder kasschuiven voor Breed Offensief, Veranderopgave Inburgering (VOI) en uitvoeringskosten van het EU-ouderschapsverlof.
-
36.Extrapolatie uitgaven
Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.
-
37.Diversen
Hieronder vallen onder andere herschikkingen binnen de begroting om verschillende moties te dekken, diverse mutaties op de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB en de verwerking van het Beeld van de Uitvoering (BvdU) van gemeenten in de raming van de bijstand voor zelfstandigen (BBZ).
Ontwikkeling uitgaven deelplafond Zorg
Tabel 1.5 Ontwikkeling uitgaven plafond Zorg |
||||||
(in miljoenen euro, - is onderschrijding) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 |
74.713 |
78.364 |
||||
Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van: |
||||||
2 Noodmaatregelen corona |
263 |
58 |
||||
3 Schadelastdip ggz |
|
|||||
4 Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz |
3 |
|||||
5 Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid |
|
|
||||
6 Loon- en prijsontwikkeling |
|
|
||||
7 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 1 t/m 6) |
74.727 |
76.468 |
||||
8 Uitgaven bij Miljoenennota 2020 |
73.443 |
77.154 |
80.692 |
85.047 |
89.566 |
|
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond/ zonder beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
9 Noodmaatregelen corona |
263 |
58 |
||||
10 Schadelastdip ggz |
|
|||||
11 Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz |
3 |
3 |
11 |
11 |
11 |
|
12 Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid |
|
|
|
|
|
|
13 Loon- en prijsontwikkeling |
|
|
|
|
|
|
14 Verwerking mlt 2022-2025 |
|
|
|
|
||
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte: |
||||||
15 Actualisatie Wijkverpleging (VJN) |
|
|
|
|
|
|
16 Actualisatie overige Zvw-uitgaven (niet HLA-sectoren; VJN) |
56 |
|
|
|
|
|
17 Actualisatie Zvw o.b.v. Q2 2020 (MN) |
|
|||||
18 Ramingsbijstelling apotheekzorg en hulpmiddelen |
|
|
|
|
|
|
19 Besparingsverlies vertraging WGP |
88 |
|||||
Standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen in aantal Zvw-20 sectoren |
7 |
7 |
|
|
|
|
21 Tegenvaller Wlz-kader |
480 |
480 |
480 |
480 |
480 |
480 |
22 Ramingsbijstellingen overige Wlz-uitgaven |
|
|
|
|
|
|
23 Sociaal domein |
134 |
184 |
54 |
54 |
54 |
54 |
24 Kasschuif SectorplanPlus 25 Extrapolatie uitgaven |
|
20 |
42 |
94.090 |
||
26 Diversen |
|
81 |
19 |
13 |
15 |
40 |
27 Uitgaven bij Miljoenennota 2021 (= 8 t/m 26) |
73.532 |
75.324 |
79.164 |
81.947 |
85.058 |
88.463 |
28 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2020 (= 8-1) |
|
|
||||
29 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2021 (= 27-7) |
|
|
De toets op het deelplafond Zorg laat een een onderschrijding zien van
1.2 miljard euro in 2020 en 1,1 miljard euro in 2021. Bij Miljoenennota 2020 was er sprake van een onderschrijding van uitgavenplafond Zorg van
1.3 miljard euro in 2020 en 1,2 miljard euro in 2021. De huidige onderschrijding is een gevolg van zowel aanpassingen van de uitgaven als van het uitgavenplafond. Deze worden hieronder toegelicht. De uitgaven onder plafond Zorg zijn ten opzichte van de vorige Miljoenennota gedaald met
I, 8 miljard euro in 2021.
Aanpassing van het uitgavenplafond
Het plafond Zorg wordt, conform de begrotingsregels, aangepast voor een aantal soorten mutaties. Op plafond Zorg zijn dit overboekingen met de plafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid en de loon- en prijsbijstelling. Deze uitgavenmutaties waarvoor het plafond wordt aangepast worden verder uitgesplitst in de tabel onder 'uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond' en worden onder dat kopje verder toegelicht.
Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond
-
9.Noodmaatregelen corona
Het kabinet heeft sinds de uitbraak van corona verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen, daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. In de technische verwerking wordt dit gerealiseerd via een plafondcorrectie. In paragraaf 1.3 van deze bijlage worden de coronamaatregelen verder uitgesplitst.
-
10.Schadelastdip ggz
In de ggz wordt per 2022 een nieuw bekostigingsmodel ingevoerd, dit leidt eenmalig tot een boekhoudkundige verlaging van de uitgaven in 2021 en een even grote afname van het (norm)vermogen van het Zorgverzekering-fonds. Bij de invoering van het huidige bekostigingsmodel zagen we eenzelfde stijging. In de praktijk verandert er niks voor zorgaanbieders, zij krijgen op kasbasis dezelfde vergoeding van de zorgverzekeraar. Net als bij eerdere vergelijkbare wijzigingen in de bekostiging van de Zvw die geen effect hebben op het EMU-saldo, wordt voor deze uitgavenmutatie het uitgavenplafond gecorrigeerd.
II. Doorwerking aanpassing box 3 op eigen betalingen Wlz
De aanpassingen in box 3 hebben effect op de eigen bijdrage Wlz. Omdat voor de eigen bijdrage volgens de Wlz het toetsinkomen een vertraging kent van twee jaar, treedt dit deel van het effect op in 2023.
-
12.Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale zekerheid Overboekingen naar de deelplafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid leiden tot een opwaartse bijstelling van de uitgaven onder het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van de uitgaven is gelijk aan de plafondaan-passing hiervoor. Dit betreft onder andere 75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021 voor dak- en thuislozen, én 53 miljoen euro structureel voor vrouwenopvang.
-
13.Loon- en prijsontwikkeling
De loon- en prijsontwikkeling is in 2020 hoger dan geraamd in de Miljoenennota 2020, in 2021 is deze lager. Dit leidt tot een bijstelling van de uitgaven aan deze post. Om te voorkomen dat verandering in de loon- en prijsontwikkeling leidt tot budgettaire ruimte of problematiek, wordt het uitgavenplafond samen met de uitgaven aangepast.
-
14.Verwerking MLT 2022-2025
Deze bijstelling betreft de technische verwerking van de middellangeter-mijnverkenning (MLT) 2022-2025 van het CPB. De bijstelling wordt voornamelijk veroorzaakt door een lagere volumegroei voor de jaren vanaf 2022 dan waar eerder, op basis van de mlt voor de periode 2018-2021, van uit werd gegaan.
Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte
-
15.Actualisatie wijkverpleging en 16. Actualisatie overige Zvw-uitgaven Op basis van de voorlopige realisatiecijfers over 2019 van het Zorginstituut Nederland zijn de uitgaven van niet HLA-sectoren geactualiseerd bij de Voorjaarsnota 2020. De uitgaven aan wijkverpleging zijn in 2019 441 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een neerwaartse bijstelling van 341 miljoen euro structureel verwerkt in de begroting. De budgettaire afspraken uit het hoofdlijnenakkoord worden in stand gehouden. Daarnaast zijn de uitgaven aan diverse niet-HLA-sectoren in 2019 lager uitgevallen dan geraamd. Vanaf 2020 wordt een deel van deze lagere uitgaven structureel verwerkt in de begroting. Het gaat onder meer om aanpassingen van 58 miljoen euro bij genees- en hulpmiddelen, 53 miljoen euro bij tweedelijnszorg en 30 miljoen euro bij ziekenvervoer. Bij de Miljoenennota 2020 is voor 2020 al 200 miljoen euro actualisatie verwerkt op nominaal en onverdeeld Zvw, per saldo resteert nu een overschrijding van 56 miljoen euro in 2020 (-144 miljoen euro + 200 miljoen euro).
-
17.Actualisatie Zvw o.b.v. Q2 2020
Op basis van de meest recente inschatting van zorgverzekeraars van de verwachte uitgaven inclusief de effecten van COVID-19 zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De ramingen van zorgverzekeraars zijn voor een deel gebaseerd op daadwerkelijke declaraties van de eerste twee kwartalen, maar voor een groter deel op bijschattingen op basis van trends en contracten tussen verzekeraars en aanbieders.
-
18.Ramingsbijstelling genees- en hulpmiddelen en 19. Besparingsverlies vertraging WGP
De uitgaven aan apotheekzorg zijn in 2020 en verder op basis van een raming van Zorginstituut Nederland naar verwachting lager dan eerder geraamd. Dit leidt tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven aan apotheekzorg van 88 miljoen euro in 2020 oplopend tot 100 miljoen euro in 2021 en verder. Daarnaast ontstaat in 2020 door uitstel van de aanpassing van Wet geneesmiddelenprijzen (Wgp) een besparingsverlies (zie reeks 15). Deze kosten worden opgevangen binnen de raming voor apotheekzorg en hulpmiddelen.
-
20.Standaardisatie inkoop- en verantwoordingseisen in aantal Zvw-sectoren
In een aantal Zvw-sectoren worden de inkoop- en verantwoordingseisen gestandaardiseerd. Hierdoor zijn zorgaanbieders minder tijd kwijt aan administratieve lasten. Dit leidt tot een besparing van 100 miljoen euro structureel.
-
21.Tegenvaller Wiz-kader
De NZa heeft in de Maartbrief een tekort van 550 miljoen euro geraamd voor de Wlz als gevolg van extra volumegroei en de groei van wachtlijsten. Na inzet van de resterende herverdeelmiddelen in het Wlz-kader resteert een knelpunt van 480 miljoen euro
-
22.Ramingsbijstelling overige Wlz-uitgaven
Voor het Kwaliteitskader verpleeghuiszorg is in totaal 300 miljoen euro geraamd voor de aanzuigende werking. Per 2021 komt de laatste plak van 110 miljoen euro hiervoor beschikbaar en wordt deze overgeheveld naar het Wlz-kader. Daarnaast wordt de raming voor zorginfrastructuur vanaf 2022 met 20 miljoen euro naar beneden bijgesteld.
-
23.Sociaal domein
Voor het sociaal domein gaan er extra middelen naar gemeenten. Ten eerste 39 miljoen euro structureel voor de uitbreiding van diverse taken voor Veilig Thuis. Ten tweede 16 miljoen euro structureel om 35 centrumgemeenten te ondersteunen in hun verantwoordelijk voor Vrouwenopvang. Als laatste incidentele middelen voor dak- en thuislozen voor preventie, vernieuwing van de opvang en het wonen met begeleiding (75 miljoen euro in 2020 en 125 miljoen euro in 2021). Volgens schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt ons land namelijk bijna 40.000 dak- en thuislozen.
-
24.Kasschuif SectorplanPlus
Het kasritme van de regeling SectorplanPlus wordt op basis van de aanvragen voor het volgende en laatste tijdvak aangepast.
-
25.Extrapolatie
Onder deze post zijn de uitgaven voor het jaar 2025 vastgesteld.
-
26.Diversen
De diversen post betreft onder meer de structurele doorwerking van de laatste uitvoeringscijfers in de Zvw over 2019 (14 miljoen euro structureel), en een besparingsverlies van 40 miljoen euro in 2021 door het uitstellen van de modernisering van het geneesmiddelenvergoedingssysteem met een half jaar, en er worden middelen toegevoegd voor de bekostiging van ggz-opleidingen (17 miljoen euro structureel) en voor de herijking van de tarieven voor de kraamzorg (10 miljoen euro structureel).
1.3 Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen
Gezien de plotselinge en uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten tot noodmaatregelen om de economische gevolgen van het coronavirus het hoofd te bieden. Gegeven deze uitzonderlijke situatie heeft het kabinet besloten dat het reguliere uitgavenplafond niet geldt voor de uitgaven uit het noodpakket. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld.
De raming van het budgettair beslag van veel noodmaatregelen is met onzekerheid omgeven en hangt sterk af van het uiteindelijke beroep op bepaalde regelingen. Op basis van realisaties en uitvoeringsinformatie zijn een aantal regelingen bijgesteld. Daarnaast zijn de maatregelen uit het herstelpakket en het flankerend beleid toegevoegd. Omdat de noodmaatregelen in de praktijk buiten het uitgavenplafond vallen, leiden lagere uitgaven niet tot ruimte voor nieuwe maatregelen. Omgekeerd leidt een hoger dan verwacht gebruik van deze regelingen niet tot problematiek.
Tabel 1 en 2 geven een actueel overzicht van de coronagerelateerde uitgavenmaatregelen waarvoor het reguliere uitgavenplafond niet geldt. Departementen hebben daarnaast extra maatregelen genomen welke wel worden gedekt onder het uitgavenplafond, deze maatregelen worden toegelicht in de VT's van desbetreffende departementen.
Een uitgebreid overzicht van de overheidsfinanciën in coronatijd is ook terug te vinden op www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.
Tabel 1 Uitgaven relevant voor EMU-saldo |
||||||
(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Totaal uitgaven relevant voor EMU-saldo |
30.891 |
12.263 |
987 |
262 |
53 |
15 |
Koninkrijksrelaties en BES fonds |
50 |
|||||
1 Voedselpakketten Landen en Openbare Lichamen |
42 |
|||||
2 Inkomstenderving Openbare Lichamen |
8 |
|||||
Buitenlandse Zaken |
7 |
|||||
3 Consulaire bijstand (noodhulpfonds coronacrisis) |
7 |
|||||
Justitie en Veiligheid |
3 |
40 |
||||
4 Verlopen rijbewijzen en APK's |
3 |
|||||
5 Inhalen achterstanden strafrechtketen |
40 |
|||||
Binnenlandse Zaken |
86 |
22 |
19 |
15 |
||
6 Doorbouwen tijdens coronacrisis |
70 |
|||||
Lagere terugontvangsten huurtoeslag door verlaging 7 invorderingsrente |
8 |
7 |
4 |
|||
8 Lokale culturele voorzieningen provincies 9 Verduurzaming woningen |
8 |
15 |
15 |
15 |
||
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
654 |
201 |
11 |
|||
10 Aanvullende ondersteuning culturele sector |
300 |
|||||
11 Steunpakket onderwijs |
307 |
176 |
11 |
|||
12 Steunfonds voor lokale informatievoorziening (media) |
24 |
|||||
13 Aanpak jeugdwerkeloosheid |
5 |
19 |
||||
14 Programmakosten landelijke publieke omroep |
19 |
|||||
15 Tel mee met taal |
6 |
|||||
Financiën en Nationale Schuld |
1.269 |
528 |
58 |
|
|
|
16 Belasting- en invorderingsrente 1.0 |
88 |
114 |
28 |
13 |
8 |
|
Belasting- en invorderingsrente 2.0 |
66 |
16 |
14 |
12 |
8 |
8 |
Belasting- en invorderingsrente 3.0 |
20 |
119 |
102 |
23 |
12 |
5 |
17 Boetes en schikkingen en bekostiging 1.0 |
59 |
|||||
Boetes en schikkingen en bekostiging 2.0 |
158 |
105 |
||||
18 Herverzekering leverancierskredieten |
640 |
250 |
||||
19 Garantieophoging Europese Investeringsbank |
260 |
|||||
20 Premieontvangsten garantie en rentebaten lening KLM |
|
|
|
|
|
|
Infrastructuur en Waterstaat |
1.324 |
3 |
||||
21 Caribisch Nederland (ferry en subsidie drinkwater) |
3 |
3 |
||||
22 Beschikbaarheidsvergoeding OV |
1.321 |
|||||
Economische Zaken en Klimaat |
2.907 |
1.756 |
200 |
200 |
100 |
100 |
23 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) |
180 |
250 |
200 |
200 |
100 |
100 |
24 Borgstelling MKB |
203 |
|||||
25 Qredits |
31 |
|||||
26 TOGS (Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19) |
895 |
|||||
27 Telecom en netbeheer Caribisch Nederland |
7 |
11 |
||||
28 TVL 1.0 (Tegemoetkoming vaste lasten) (inclusief uitvoeringskosten) |
892 |
4 |
||||
TVL 1.0 - Caribisch Nederland |
4 |
|||||
TVL 2.0 |
454 |
1.372 |
||||
TVL 2.0 - Caribisch Nederland |
3 |
6 |
||||
29 Garantieregeling Kleine Kredieten Corona |
164 |
|||||
30 Fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen |
75 |
75 |
||||
31 Omscholing naar tekortsectoren |
38 |
|||||
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
361 |
3 |
1 |
1 |
||
32 Borgstelling MKB-landbouw |
29 |
|||||
33 Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 |
300 |
|||||
34 Ruimingkosten en stoppersregeling nertsen |
32 |
3 |
1 |
1 |
(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
18.342 |
6.000 |
273 |
|
|
|
35 NOW 1.0 (Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid) |
7.887 |
7791 |
971 |
|||
NOW 1.0 - Caribisch Nederland |
13 |
|||||
NOW 2.0 |
4.455 |
9351 |
1101 |
|||
NOW 2.0 - Caribisch Nederland |
16 |
|||||
Uitvoeringskosten NOW 1 en 2 |
148 |
108 |
34 |
|||
36 NOW 3.0 (inclusief uitvoeringskosten) |
2.204 |
3.204 |
||||
37 Caribisch Nederland 3.0 |
7 |
18 |
||||
38 TOZO 1.0 (Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers) |
2.150 |
|
|
|
||
Subsidie voor Voedselbanken Nederland |
4 |
|||||
TOZO 2.0 |
729 |
|
|
|
||
39 TOZO 3.0 |
229 |
339 |
|
|
|
|
40 Compensatie eigen bijdrage kinderopvang |
331 |
2 |
||||
41 TOFA (Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten) (inclusief uitvoeringskosten) |
21 |
0 |
0 |
|||
42 NL leert door |
27 |
23 |
||||
43 Verlaging invorderingsrente terugbetalingen KOT en WKB |
5 |
4 |
||||
44 Noodopvang kinderopvang |
23 |
|||||
45 Vergoeding voor burgers die geen kinderopvangstoeslag ontvangen |
9 |
|||||
46 Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten |
54 |
318 |
13 |
|||
47 Jeugdwerkloosheid |
9 |
51 |
||||
48 Scholing en leven lang ontwikkelen (LLO) |
170 |
18 |
||||
49 Aanpak armoede en schulden |
23 |
48 |
||||
50 Flankerend beleid arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland |
0 |
1 |
1 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 4.794 1.897 20
51 Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen |
1.589 |
|
|
52 GGD'en en veiligheidsregio's |
511 |
459 |
|
53 IC-capaciteit |
118 |
167 |
20 |
54 Ondersteuning sportsector |
110 |
||
55 Ondersteuning zorgpersoneel |
23 |
3 |
|
56 Onderzoek inzake Covid-19 |
42 |
25 |
|
57 Testcapaciteit RIVM en GGD |
300 |
||
58 Vaccin ontwikkeling en medicatie |
455 |
300 |
|
59 Zorgbonus |
1.327 |
834 |
|
60 Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland |
57 |
13 |
|
61 Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting) |
56 |
111 |
|
62 Meerkosten Corona Wlz (plafond Zorg) |
190 |
||
63 Overige maatregelen (plafond Zorg) |
16 |
45 |
|
Gemeentefonds |
822 |
160 |
|
64 Bijdrage SW bedrijven |
90 |
||
Verlenging compensatie SW bedrijven |
50 |
||
65 Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015 |
144 |
||
66 Lokale cultuur |
60 |
||
67 Tegemoetkoming decentrale overheden - Toeristen- en parkeerbelasting |
225 |
||
68 Verkiezingen |
29 |
||
69 Buurt- en dorpshuizen |
17 |
||
70 Toezicht en handhaving |
50 |
||
71 Inkomstenderving tot 1 juni |
20 |
||
72 Cultuur (huur) gemeenten |
60 |
||
73 Vrijwilligersorganisaties |
7 |
||
74 Incidenteel schrappen opschalingskorting COVID-19 |
70 |
160 |
(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Reserveringen Aanvullende post |
273 |
1.653 |
405 |
108 |
57 |
|
75 Reservering Stoppersregeling nertsen |
130 |
5 |
5 |
|||
76 Reservering OV-beschikbaarheidsvergoeding |
740 |
|||||
77 Reservering Solvabiliteitsfonds |
50 |
250 |
||||
78 Reservering Programma DG Covid-19 |
14 |
16 |
||||
79 Reservering Cultuurpakket 80 Reservering Noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen 81 Reservering Armoede en schulden |
70 |
414 |
45 |
|||
82 Reservering Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten |
215 |
|||||
83 Reservering Flankerend beleid jeugdwerkloosheid 84 Reservering Inkomstenderving na 1 juni (indicatief) |
100 |
33 |
100 |
88 |
42 |
|
85 Reservering Regeling tegemoetkoming dierentuinen 86 Reservering Garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden) |
39 |
30 |
||||
87 Reservering Compensatie energielasten |
25 |
25 |
||||
88 Reservering Regionale podiumkunsten |
15 |
15 |
15 |
15 |
||
1 Uitgaven in 2021 en 2022 hebben betrekking op de verleende subsidie in 2020 en zijn daarom relevant voor het EMU-saldo |
in 2020. |
|||||
Tabel 2 Uitgaven niet relevant voor EMU-saldo |
||||||
(in miljoenen euro, + is hogere uitgaven) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Totaal uitgaven niet relevant voor EMU-saldo |
2.097 |
181 |
|
|
|
|
Koninkrijksrelaties en BES fonds |
355 |
|||||
89 1e Tranche Aruba, Curagao en Sint Maarten |
170 |
|||||
2e Tranche liquiditeitssteun Aruba, Curagao, Sint Maarten |
185 |
|||||
Financiën en Nationale Schuld |
1.000 |
|||||
90 Lening KLM |
1.000 |
|||||
Economische Zaken en Klimaat |
300 |
160 |
|
|
|
|
91 Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) |
150 |
|
|
|
|
|
92 Lening kleine garantiefondsen/regelingen |
10 |
|
|
|
|
|
93 Regionale ontwikkelingsmaatschappijen |
300 |
|
|
|
|
|
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
442 |
21 |
|
|
|
|
38 Tozo 1.0 - Lening |
350 |
|
|
|
||
Tozo 2.0 - Lening |
71 |
|
|
|
||
39 Tozo 3.0 - Lening |
21 |
21 |
|
|
|
-
1.Voedselpakketten Landen en Openbare Lichamen
Het kabinet stelt in totaal twee subsidies van respectievelijk maximaal 16,5 miljoen euro (16 miljoen euro voor Aruba, Sint Maarten en Curagao en 0,5 miljoen euro voor de Openbare Lichamen) en 25,2 miljoen euro (voor Aruba, Sint Maarten en Curagao) beschikbaar om de kwetsbare groepen te kunnen voorzien van voedselpakketten en hygiëneproducten tot en met het einde van 2020.
-
2.Inkomstenderving Openbare Lichamen
Ten gevolge van de Covid-19 crisis lopen de openbare lichamen geraamde inkomsten uit lokale belastingen mis, terwijl de uitgaven op sommige gebieden stijgen. De openbare lichamen ontvangen compensatie voor de gederfde inkomsten in 2020.
-
3.Consulaire bijstand (noodhulpfonds coronacrisis)
De Rijksoverheid levert een bijdrage aan het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland, voor het waarborgen van een veilige terugkeer van
Nederlandse reizigers naar Nederland of - waar niet mogelijk - in urgente gevallen tijdelijk te voorzien in voortgezet veilig verblijf in het land in kwestie.
-
4.Verlopen rijbewijzen en APK's
Het kabinet biedt coulance voor rijbewijzen en APK-keuringen die verlopen in de periode van 16 maart tot 1 juli 2020. De handhaving op APK-keuringen is op 1 juli hervat. De maatregel voor rijbewijzen is verlengd tot 1 juni 2021. Dit leidt tot een derving van naar verwachting ongeveer 2,5 miljoen euro op de generale ontvangsten uit Boeten en Transacties op de begroting van Justitie en Veiligheid.
-
5.Inhalen achterstanden strafrechtketen
Ook in 2021 zal het ministerie van Justitie en Veiligheid achterstanden in de strafrechtketen die zijn ontstaan door corona moeten inhalen. De reclas-seringsorganisaties, DJI, de Raad van de Rechtspraak, het OM en slachtofferhulp Nederland moeten hiervoor extra kosten maken. Hiertoe wordt 40 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van Justitie en Veiligheid.
-
6.Doorbouwen tijdens coronacrisis
Een bedrag van 70 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor een investeringsimpuls maatschappelijk vastgoed (50 miljoen euro) en het ondersteunen van gemeenten bij doorbouwlocaties (20 miljoen euro).
-
7.Lagere terugontvangsten huurtoeslag door verlaging invorderingsrente Het kabinet heeft de invorderingsrente tijdelijk van 4% naar 0,01% verlaagd. Dit leidt bij op de begroting van BZK tot lagere ontvangsten op de huurtoeslag. De generale compensatie voor deze lagere ontvangsten is aan de begroting van BZK toegevoegd. De verlenging van de verlaging van de in rekening te brengen invorderingsrente leidt tot een derving van 9 miljoen euro in 2020 en 2021 vanwege de doorwerking op de huurtoeslag.
-
8.Lokale culturele voorzieningen provincies
Het kabinet heeft een tweede pakket aan maatregelen getroffen ter compensatie van de medeoverheden voor de gevolgen van de coronacrisis. De provincies krijgen voor de periode van medio maart tot en met 1 juni 2020, 8 miljoen euro beschikbaar voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Dit bedrag zal worden uitgekeerd via een specifiek e uitkering.
-
9.Verduurzaming woningen
Voor de verduurzaming van woningen stelt het kabinet 15 miljoen euro beschikbaar in de jaren 2020 tot en met 2022. De middelen worden beschikbaar gesteld via de subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH).
-
10.Aanvullende ondersteuning culturele sector
Het kabinet stelt 300 miljoen euro ter beschikking om cruciale instellingen, makers en ondernemers in de culturele en creatieve sector door de financieel zware maanden heen te helpen en in staat te stellen om te investeren voor het volgende seizoen.
-
11.Steunpakket onderwijs
In dit onderwijspakket zijn verschillende maatregelen opgenomen:
-
•Compensatie voor laatstejaarsstudenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs (bedrag is inclusief uitvoeringskosten) die door coronamaatregelen vertraging oplopen;
-
•Ondersteuning om extra onderwijstijd te organiseren voor leerlingen in een kwetsbare positie, zodat zij leer- en ontwikkelachterstanden door de coronacrisis kunnen inhalen en het voorkomen van studievertraging in funderend onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs;
-
•Inzet tot behoud van stages en leerwerkbanen in het middelbaar beroepsonderwijs;
-
•Uitbreiding aanvullende bekostiging nieuwkomers funderend onderwijs met een kwartaal, om een stevige start, met intensief onderwijs, te faciliteren. De ouders spreken in veel gevallen de Nederlandse taal niet en het afstandsonderwijs is daarmee minder effectief vormgegeven.
-
12.Steunfonds voor lokale informatievoorziening (media)
Het steunfonds voor lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen wordt met 6 maanden verlengd, hiervoor wordt 24 miljoen euro beschikbaar gesteld.
-
13.Aanpak jeugdwerkeloosheid
De laatste tijd is de jeugdwerkloosheid snel opgelopen. Voortijdig schoolverlaters hebben een bovengemiddelde kans om de komende tijd werkloos te worden. Ook jongeren die al eerder voortijdig schoolverlater zijn geworden, maar wel werken, lopen een bovengemiddelde kans om werkloos te worden. Deze middelen zijn bedoeld voor de RMC-regio's en mbo-instellingen om deze groepen jongeren naar school of naar werk te begeleiden.
-
14.Programmakosten landelijke publieke omroep
In 2020 wordt 19 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de publieke omroep. De omroepen hebben extra kosten moeten maken om de programmering aan te passen, omdat evenementen zijn weggevallen en omdat geplande programma's op een aangepaste manier moesten worden opgenomen.
-
15.Tel mee met taal
De Subsidieregeling Tel mee met Taal wordt in 2021 met 6 miljoen euro verhoogd. Het doel is werknemers weerbaarder te maken voor veranderingen in hun werk (zoals digitalisering) en voor te bereiden op eventueel toekomstige beroepsgerichte scholing waarvoor voldoende basisvaardigheden een randvoorwaarde zijn.
-
16.Belasting en invorderingsrente
Het kabinet heeft tijdelijk de belasting- en invorderingsrente van 4% naar 0,01% verlaagd. De verlaging is per 23 maart 2020 ingegaan en gold oorspronkelijk voor drie maanden. Vervolgens heeft het kabinet in het Noodpakket 2.0 besloten de verlaging van de belasting- en invorderingsrente te verlengen tot 1 oktober 2020. Met het Steun- en herstelpakket wordt de verlaagde in rekening te brengen invorderingsrente van 0,01 procent per 1 oktober 2020 verlengd tot en met 31 december 2021. Invorderingsrente is verschuldigd op openstaande belastingschulden. Deze verlenging zorgt er voor dat ondernemers de komende tijd vrijwel geen extra rentekosten hebben op belastingschulden.
De belastingrente wordt per 1 oktober 2020 weer verhoogd tot het niveau van 4%. Belastingrente wordt in rekening gebracht als een aanslag door toedoen van de ondernemer te laat kan worden vastgesteld of als in de aanslag wordt afgeweken van de aangifte. Belastingrente geeft hierdoor een prikkel om op tijd en juist aangifte te doen en/of een voorlopige aanslag aan te vragen. Als ondernemers dit doen hoeven zij geen belastingrente te betalen. Voor alle belastingsoorten met uitzondering van de vennootschapsbelasting komt deze 4% overeen met het percentage zoals dat oorspronkelijk, voorafgaand aan de Coronacrisis, gold. Het percentage voor de vennootschapsbelasting bedroeg oorspronkelijk 8%, maar zal vanaf 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021 op het lagere niveau van 4% (gelijk aan de andere belastingsoorten) liggen. De reeks voor de belastingen invorderingsrente betreft een gesaldeerde reeks waarbij de gevolgen voor de uitgaven en inkomsten zijn verrekend.
-
17.Boetes en schikkingen en bekostiging
Het kabinet komt ondernemers tegemoet door het tijdelijk achterwege laten of terugdraaien van betaalverzuimboetes. Deze verzuimboete brengt de Belastingdienst normaliter in rekening als een belastingplichtige niet (tijdig) betaalt. Deze maatregel wordt verlengd tot het moment dat het bijzondere uitstel vervalt en ondernemers weer aan hun lopende fiscale verplichtingen moeten voldoen.
-
18.Herverzekering leverancierskredieten
Op de herverzekering van leverancierskredieten wordt een schade-uitkering geraamd van 1,3 miljard euro in 2020 en 2021. De geraamde uitvoeringskosten bedragen 80 miljoen euro. De premieontvangsten op de COVID-19-gerelateerde leverancierskredieten in de portefeuille worden geraamd op 200 miljoen euro. De schaderestituties op de COVID-19-gerelateerde leverancierskredieten in de portefeuille worden geraamd op 290 miljoen euro. De bedragen zijn bijgesteld, omdat een deel van de geraamde schade-uitkering op de herverzekering leverancierskredieten voor 2020 wordt verwacht in 2021 en de uitvoeringskosten hoger zijn uitgevallen dan eerder werd geraamd.
-
19.Garantieophoging Europese Investeringsbank
De EIB-groep heeft als onderdeel van maatregelen op Europees niveau een voorstel gedaan om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen door de oprichting van een pan-Europees garantiefonds (EGF). De investeringen onder het garantiefonds zullen een hoog risicoprofiel hebben. Nederland acht het daarom waarschijnlijk dat de garantie ingeroepen zal worden. De verwachte netto verliezen van het garantiefonds van 25 miljard euro worden ingeschat op 20%. Het percentage verwachte verliezen is sterk afhankelijk van de uiteindelijke productmix die ingezet wordt (leningen, garanties, equity). Het Nederlandse aandeel in de verwachte verliezen komt - op basis van het percentage verwachte verliezen van 20%, toegepast op het Nederlandse aandeel in de garantie van 1,3 miljard euro - neer op circa 260 miljoen euro, verdeeld over de looptijd van het fonds.
-
20.Premieontvangsten garantie en rentebaten lening KLM
De Nederlandse Staat ontvangt rente voor de verstrekte lening en premie voor de afgegeven garantie aan KLM.
-
21.Caribisch Nederland (ferry en subsidie drinkwater)
Het kabinet stelt 2 miljoen euro beschikbaar voor een ferryverbinding voor twee jaar tegen gereduceerd tarief tussen Sint Maarten, St Eustatius en Saba. Het kabinet stelt daarnaast in totaal 0,7 miljoen euro beschikbaar voor een tijdelijke verlaging van kosten voor drinkwater in Caribisch Nederland voor de periode van 1 mei t/m 31 december 2020. De coronamaatregel van 2020 voor tijdelijke verlaging van het tarief voor drinkwater wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022.
-
22.Beschikbaarheidsvergoeding OV
Het kabinet heeft de openbaarvervoerbedrijven gevraagd om per 1 juni de dienstregeling weer op te schalen, waarbij het doel is met een optimale inzet van personeel en materieel te streven naar een maximale capaciteit. Dat geldt voor de treinen van de NS, de trams, bussen en metro van de stadsvervoerders HTM, GVB en RET, de bussen en treinen van de regionale vervoerders zoals Arriva en Connexxion en de veerdiensten naar de Friese Waddeneilanden. Voor al deze vervoerdiensten gelden concessieafspraken tussen de decentrale overheden of Rijksoverheid en de bedrijven. Het kabinet heeft besloten een beschikbaarheidsvergoeding te bieden die past bij deze vraag. In totaal kost de regeling naar verwachting tot eind 2020 1,5 miljard euro. Hiervoor wordt door het kabinet 1,3 miljard euro extra beschikbaar gesteld.
-
23.Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
Binnen de GO wordt een extra corona-module toegevoegd voor garanties op bankleningen, 80% voor het grootbedrijf en 90% voor het kleinbedrijf. Het garantieplafond van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) wordt verhoogd van 400 miljoen euro naar 10 miljard euro. Hierdoor kunnen meer bedrijven aanspraak maken op deze regeling. Dit leidt naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op te vangen.
-
24.Borgstelling MKB
Het garantiebudget van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) wordt verhoogd tot 1,5 miljard euro. Onder het coronaluik binnen de BMKB wordt tijdelijk het borgstellingskrediet verhoogd van 50 naar 75% (BMKB-c). De overheid staat voor 90 procent borg op het borgstellingskrediet. Daarnaast is de premie voor het coronaluik binnen de BMKB verlaagd van 3,9% naar 2% voor looptijden tot en met twee jaar. Voor looptijden van vanaf twee jaar tot en met vier jaar is de premie 3%. Financiers kunnen daardoor gemakkelijker en sneller krediet verruimen waardoor meer MKB-bedrijven eerder meer geld kunnen lenen. Dit leidt naar verwachting tot hogere kosten voor de overheid om toekomstige verliesdeclaraties op te vangen.
-
25.Qredits
Qredits, verstrekker van kleine kredieten, wordt gecompenseerd voor minder opbrengsten door het uitstel van de aflossingsverplichting en een rentekorting op leningen voor geraakte ondernemingen in de kredietportefeuille. Daarnaast is er nog 25 miljoen euro beschikbaar gesteld voor overbruggingskredieten met rentekorting.
-
26.Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) Er is een noodloket ingericht voor een tegemoetkoming van eenmalig 4.000 euro als noodvoorziening naast de overige regelingen, voor ondernemers die direct zijn getroffen door overheidsmaatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en die hun omzet daardoor geheel of grotendeels zien verdwijnen. In lijn met de beleidsregel Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS, voorheen Noodloket) is er een beleidsregel gepubliceerd voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De voorwaarden zijn enigszins aangepast aan de specifieke omstandigheden op deze eilanden.
-
27.Telecom en netbeheer Caribisch Nederland
Voor Caribisch Nederland wordt 25 US-dollar per aansluiting per maand beschikbaar gesteld tot eind 2020 om de kosten van een vaste internetverbinding te verlagen. Daarnaast wordt budget beschikbaar gesteld aan de energiebedrijven, zodat het netbeheertarief voor elektriciteit in de periode 1 mei tot en met 31 december 2020 naar nul verlaagd kan worden. De coronamaatregel van 2020 voor tijdelijke verlaging van de tarieven voor energie en telecom wordt verlengd met een kalenderjaar tot 1 januari 2022.
-
28.Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB (TVL)
De TVL biedt bedrijven in sectoren die hard geraakt zijn door de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus een tegemoetkoming voor de vaste lasten. Het kabinet biedt deze bedrijven ook na 1 oktober ondersteuning, om ze in staat te stellen de noodzakelijke aanpassingen in hun bedrijfsvoering te doen.
De TVL wordt verlengd voor een periode van negen maanden, waarbij het maximale subsidiebedrag wordt verhoogd naar 90.000 euro per drie maanden. Zo kan de TVL beter tegemoetkomen aan de behoeften van het (midden)grote mkb, voor wie de huidige cap van 50.000 euro voor vier maanden te laag is om een wezenlijke bijdrage aan de vaste kosten te leveren. Voor de tranche tot en met 31 december wordt de TVL verlengd onder de huidige voorwaarden, dat wil zeggen dat bedrijven met een omzetverlies van meer dan 30% in aanmerking komen. Vanaf 1 januari worden de voorwaarden voor de TVL aangescherpt door deze omzetder-vingsgrens te verhogen naar 40%. Voor de periode 1 april tot en met 30 juni wordt de grens op 45% gesteld. De overige voorwaarden voor de TVL blijven ongewijzigd: zo blijft het percentage van de vaste kosten dat de TVL vergoedt 50%. Het budgettair beslag voor deze negen maanden bedraagt (inclusief Caribisch Nederland) 1.820 miljoen euro.
-
29.Garantieregeling Kleine Kredieten Corona
Om in het kader van de coronaproblematiek ook ondernemers te helpen die geen bestaande kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, wordt in samenwerking met de banken een garantieregeling in uitvoering genomen voor kredieten tot 50.000 euro.
-
30.Fondsvermogen Regionale Ontwikkel Maatschappijen
Er wordt 150 miljoen euro (75 miljoen euro in 2020 en 75 miljoen euro in 2021) beschikbaar gesteld ter versterking van het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkel Maatschappijen (ROMs). Met de Corona-Overbrug-gingslening heeft het kabinet via de ROM's straks circa 800 mkb-onderne-mingen met overbruggingskredieten geholpen. Door het fondsvermogen van ROM's te versterken, kunnen de ROM's in nieuwe financieringsrondes ook het eigen vermogen van deze veelal innovatieve mkb-ondernemingen versterken. Daarmee wordt de solvabiliteitspositie van deze bedrijven verstevigd. Voorwaarde is wel dat de regio's zelf cofinanciering verschaffen.
-
31.Omscholing naar tekortsectoren
In 2021 wordt 37,5 miljoen beschikbaar gesteld voor intersectorale scholing naar tekortberoepen in het mkb. Hiermee kunnen 10.000 trajecten met een gemiddeld subsidiebedrag van 3.750 euro per stuk worden gesubsidieerd.
-
32.Borgstelling MKB-landbouw
De regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) wordt opgehoogd, verruimd en uitgebreid om liquiditeitsproblemen van land- en tuinbouwbedrijven te verlichten zodat bedrijven met een gezond toekomstperspectief gefinancierd kunnen blijven. Voor uitvoeringskosten en verwachte verlies-declaraties is 29 miljoen euro gereserveerd.
-
33.Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 Voor ondernemers in de sierteeltsector en delen van de voedingstuinbouw is een compensatieregeling opengesteld van maximaal 600 miljoen euro. Ook telers van fritesaardappelen kunnen gebruik maken van een compensatieregeling van maximaal 50 miljoen euro. Bij sluiting van de inschrijving bleek het budget voor de sierteeltsector niet volledig te worden uitgeput. Dit was aanleiding om de raming met 350 miljoen euro naar beneden bij te stellen.
-
34.Ruimingskosten en stoppersregeling nertsen
Er wordt 37 miljoen euro toegevoegd aan de begroting van LNV voor de kosten die samenhangen met de ruiming van de met COVID-19 besmette nertsenfokkerijen. LNV voegt hier een eigen bijdrage van 3 miljoen euro aan toe uit het diergezondheidsfonds. Daarnaast zijn er ook middelen op de LNV-begroting (10 miljoen euro) gereserveerd voor de uitvoeringskosten van de verplichte stoppersregeling nertsenhouderijen. Van deze middelen wordt 5 miljoen euro door middel van een kasschuif naar latere jaren geschoven.
-
35.Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) Middels de NOW ontvangen werkgevers maximaal 90% van hun loonkosten als subsidie. Het vergoedingspercentage is gerelateerd aan het omzetverlies dat werkgevers verwachten door het coronavirus. Werkgevers committeren zich eraan om de lonen van de betrokken werknemers voor 100% door te betalen. De initiële subsidieperiode duurde drie maanden (maart, april, mei). Met het tweede noodpakket is de subsidieperiode verlengd met vier maanden tot en met september. Vanuit de middelen voor de NOW zijn de kosten van de tijdelijke subsidie compensatie loonkosten en inkomensvoorziening ten behoeve van Caribisch Nederland bekostigd, in de tabel staan deze apart vermeld. Ook de uitvoeringskosten van de NOW-regeling t/m september staan apart in de tabel vermeld.
-
36.Verlenging NOW (NOW 3.0)
De NOW-3 gaat in per 1 oktober, en bestaat uit drie tranches van drie maanden. De NOW duurt dus tot 1 juli 2021. Dat betekent langdurige steun voor banen en bedrijven. Bedrijven moeten zich kunnen aanpassen aan de nieuwe economische situatie. Vandaar dat ook in toenemende mate ruimte wordt geboden om de loonsom te laten dalen, zonder dat dit leidt tot een subsidieverlaging. Een loonsomdaling is geen criterium om subsidie aan te kunnen vragen. Verder wordt het subsidiepercentage stapsgewijs verlaagd (80% tot 1 januari, 70% tot 1 april, en 60% tot 1 juli) ), gaat het minimale omzetverlies om in aanmerking te komen omhoog (naar 30% per 1 januari 2021), en vervalt de korting (bovenop de verrekening van de subsidie) op de subsidie bij bedrijfseconomisch ontslag. De bedragen in de tabel zijn inclusief de geraamde uitvoeringskosten vanaf oktober.
-
37.Caribisch Nederland 3.0
De subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies voor Caribisch Nederland wordt met 9 maanden verlengd en geleidelijk afgebouwd. Verder wordt net als in Europees Nederland via flankerend beleid de dienstverlening met betrekking tot arbeidsbemiddeling tijdelijk geïntensiveerd.
-
38.Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo)
De Tozo is een tijdelijke voorziening voor zelfstandige ondernemers (waaronder zzp'ers) met financiële problemen als gevolg van het coronavirus. De Tozo is een aangepaste variant op de reeds bestaande regeling Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). De ondersteuning kent twee vormen, (1) een aanvullende uitkering voor levensonderhoud als het inkomen door de coronacrisis tot onder het sociaal minimum is gedaald en/of (2) een lening voor bedrijfskapitaal. De uitkering voor levensonderhoud vult het inkomen aan tot het sociaal minimum. De lening is gericht op het oplossen van liquiditeitsproblemen. Uit de middelen van de Tozo-1 hebben de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een eenmalige subsidie van 4 miljoen euro beschikbaar gesteld als vangnet voor het calamiteitenfonds Voedselbanken. Bij de verlenging van de Tozo in het tweede noodpakket is een partnertoets ingevoerd als voorwaarde. Gemeenten voeren de regeling uit.
-
39.Verlenging Tozo
De Tozo wordt verlengd met 9 maanden tot 1 juli 2021, en gaandeweg afgebouwd. Zo krijgen zelfstandigen de tijd om zich aan te passen. Per 1 oktober 2020 wordt een beperkte vermogenstoets ingevoerd, namelijk de lage vermogensgrens van 46.250 euro uit het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Die ziet op direct beschikbare geldmiddelen en niet op ander vermogen (bijv. woning, bedrijfspand of voorraden). Vanaf (uiterlijk) 1 januari 2021 krijgen ondernemers heroriëntatiegesprekken met gemeenten. Vanaf 1 juli 2021 stopt de TOZO en blijft de Bbz als vangnet dienen voor de groep zelfstandigen.
-
40.Compensatie eigen bijdrage kinderopvang
Omdat ouders wordt gevraagd de factuur van de kinderopvangorganisaties door te betalen, terwijl de kinderopvang en de BSO (gedeeltelijk) gesloten waren, compenseert het kabinet de eigen bijdrage aan de kinderopvang. Het bedrag van 333 miljoen euro heeft betrekking op de periode van 16 maart tot en met 7 juni. Dit is de periode dat de kinderopvang en de BSO (gedeeltelijk) gesloten waren. De compensatieregeling stopte na 7 juni en is niet verder verlengd.
-
41.Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) De TOFA had als doel om flexwerkers die door de coronacrisis substantieel inkomensverlies hebben geleden, maar geen aanspraak kunnen maken op een uitkering, tegemoet te komen in de kosten voor hun levensonderhoud. Deze tegemoetkoming bedroeg 550 euro bruto per maand en is door het UWV verstrekt over de maanden maart, april en mei 2020.
-
42.NL leert door
NL leert door is een flankerend crisispakket dat tezamen met noodpakket 2.0 is aangekondigd, met als doel degenen die door de crisis hard en onverwacht zijn getroffen tijdig de transitie naar ander werk te laten maken, door zich te oriënteren op actuele loopbaankansen en eventueel daarvoor benodigde (online) scholing. Met de subsidie worden ontwikkeladviezen en cursussen gericht op om- en bijscholing gratis toegankelijk gemaakt.
-
43.Verlaging invorderingsrente terugbetalingen KOT en WKB
Het kabinet heeft de invorderingsrente tijdelijk van 4% naar 0,01% verlaagd. Dit leidt op de begroting van SZW tot lagere ontvangsten op de kinderop-vangtoeslag (KOT) en het kindgebonden budget (WKB). De generale compensatie voor deze lagere ontvangsten is aan de begroting van SZW toegevoegd. De verlenging van de verlaagde in rekening te brengen invorderingsrente leidt ook tot een derving van 5 miljoen euro in 2020 en 2021 vanwege de doorwerking op het kindgebondenbudget en de kinderopvang-toeslag.
-
44.Noodopvang kinderopvang
Het kabinet heeft ten tijde van de sluiting van scholen en kinderopvang besloten om noodopvang te organiseren voor kinderen van wie één of beide ouders een cruciaal beroep hebben. Gemeenten coördineren de noodopvang, in overleg met kinderopvangorganisaties en scholen. Het bedrag van 23 miljoen euro heeft betrekking op de periode 16 maart tot 1 juli 2020 en is uitgekeerd middels een overboeking aan het gemeentefonds.
-
45.Vergoeding voor burgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen De eigen bijdrage van ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen en niet onder de gemeentelijke doelgroep vallen, wordt gecompenseerd. Het gaat om de eigen bijdrage die betaald is gedurende de periode dat de kinderopvang gesloten was.
-
46.Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten
De tijdelijke nieuwe crisisdienstverlening van werk(loosheid) naar werk is bedoeld om met werkloosheid bedreigde werknemers, de mensen die al werkloos zijn geworden, schoolverlaters en ex-ZZP'ers zo snel mogelijk naar werk te begeleiden, en zo langdurige werkloosheid te voorkomen. Het kabinet stelt middelen beschikbaar zodat werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten in de arbeidsregio's gezamenlijk mensen kunnen helpen bij het vinden van nieuw werk en (om)scholing. Hiervoor komen er regionale mobiliteitsteams om deze crisisdienstverlening in de regio's en met sectoren aan te bieden.
Aanvullend worden middelen vrijgemaakt voor werkgeversdienstverlening bij het UWV, ondersteuningstrajecten voor zelfstandigen en ontwikkelad-viezen bij (dreigende) werkloosheid. Daarnaast wordt het re-integratie-budget bij gemeenten tijdelijk verhoogd in lijn met de verwachte verhoogde instroom van de bijstand en worden incidenteel aanvullende middelen vrijgemaakt voor de dienstverlening aan de nieuwe instroom in de bijstand. Tot slot wordt een impuls gegeven om mensen uit de banenafspraak betrokken te houden bij de arbeidsmarkt.
-
47.Jeugdwerkloosheid
Om jeugdwerkloosheid onder jongeren tegen te gaan worden middelen vrijgemaakt voor de begeleiding van jongeren naar werk of een vervolgopleiding. De maatregelen richten zich op schoolverlaters uit het praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, voortijdig schoolverlaters en kwetsbare schoolverlaters uit het mbo.
-
48.Scholing en leven lang ontwikkelen (LLO)
Er worden middelen vrijgemaakt voor extra inzet op verschillende vormen van scholing. Naast een tijdelijke werkgeverssubsidie ter bevordering van de leercultuur op de werkvloer wordt de subsidie voor online scholing uit het crisispakket 'NL leert door' verlengd, wordt het scholingsbudget WW bij het UWV verhoogd en worden middelen gereserveerd voor praktijkleren in het MBO.
-
49.Aanpak rmoede en schulden
Ten behoeve van het terugdringen van armoede en problematische schulden worden aanvullende middelen gereserveerd voor het gemeentelijk schuldenbeleid, de bijzondere bijstand en wordt een deel van de maatregelen in de brede schuldenaanpak versneld ingevoerd.
-
50.Flankerend beleid arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland
Net als in Europees Nederland wordt via flankerend beleid tijdelijk geïntensiveerd in arbeidsmarktbeleid om werklozen naar een nieuwe baan te begeleiden/om te scholen. Wat betreft de duur van flankerend beleid wordt aangesloten bij het besluit voor Europees Nederland.
-
51.Aanschaf en distributie medische beschermingsmiddelen
De totale uitgaven aan medische beschermingsmaterialen worden in 2020 geraamd op 1,6 miljard euro en 25 miljoen euro in 2021. Dit zijn zowel uitgaven die door VWS zijn gedaan voor persoonlijke beschermingsmaterialen als de verleende bevoorschotting aan het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het is momenteel nog onzeker welk deel van de ingekochte medische beschermingsmiddelen wordt verkocht aan zorginstellingen. Voor de uitlevering van medische beschermingsmiddelen aan zorginstellingen in 2020 is in 2021 een teruggave van verleende voorschotten vanuit het LCH aan VWS van 85 miljoen euro geraamd. Dit ontvangstenbudget wordt in 2021 herijkt.
-
52.GGD'en en veiligheidsregio's
De GGD'en en veiligheidsregio's vervullen een belangrijke rol tijdens de coronacrisis. De extra middelen zijn benodigd, zodat deze partijen hun rol blijven vervullen. Zo maken GGD'en kosten voor het opzetten, bemensen en uitvoeren van het bron- en contactonderzoek en het opzetten van teststraten. Daarnaast zijn er middelen nodig voor bemonstering en dienstverlening. Voor de veiligheidsregio's zijn middelen beschikbaar gesteld voor de extra kosten die gemaakt worden voor onder andere de coronacentra, distributie van beschermingsmiddelen en crisiscommunicatie.
-
53.IC-capaciteit
Op basis van het opschalingplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg worden voor de opschaling naar 1.350 IC-bedden en de flexibele verdere opschaling naar 1.700 IC-bedden en de daarmee corresponderende uitbreiding van het aantal klinische bedden middelen gereserveerd in 2020 en 2021. Daarnaast worden er middelen beschikbaar gesteld voor kosten van opleidingen die samenhangen met het opschalen van de IC-capaciteit.
-
54.Ondersteuning sportsector
Voor de sportsector (sportbonden, sportverenigingen en sportaanbieders) wordt 146 miljoen euro beschikbaar gesteld als aanvullende compensatie voor het waarborgen van de continuïteit van de sportinfrastructuur. Hiermee kunnen de voornaamste problemen als gevolg van Covid-19 maatregelen voor ruim 800 zwembaden, ruim 50 sportbedrijven en ruim 24.000 sportverenigingen worden weggenomen. De 146 miljoen euro bestaat uit 110 miljoen euro extra middelen, 25 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld via de Aanvullende post van Financiën. Daarnaast is 11 miljoen euro specifiek gedekt binnen de VWS-begroting voor de Stichting waarborgfonds voor sportverenigingen.
-
55.Ondersteuning zorgpersoneel
Naast de zorgbonus zijn er ook ondersteunende maatregelen genomen, zodat personeel dat beschikbaar wilde zijn tijdens de coronacrisis geregistreerd kon worden en een aangepaste opleiding kon volgen. (Her)Registratie is ook in 2021 nog mogelijk. Naast de 23 miljoen euro is 10 miljoen euro beschikbaar voor een bijdrage aan de Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWIC) (dit is specifiek gedekt binnen de VWS-begroting).
-
56.Onderzoek inzake Covid-19
In 2020 en 2021 zijn er middelen beschikbaar gesteld om noodzakelijk onderzoek te doen naar Covid-19, waaronder rioolonderzoek. De onderzoeken wordt uitgevoerd door ZonMW, RIVM, GGD en derden.
-
57.Testcapaciteit RIVM en GGD
Vanaf 1 juni kan iedereen met (milde) klachten getest worden op corona. Hiervoor is een uitbreiding van de testcapaciteit nodig. De testen worden uitgevoerd door de GGD'en.
-
58.Vaccin ontwikkeling en medicatie
Door de EU worden overeenkomsten gesloten om de beschikbaarheid van vaccins veilig te stellen. Hieruit volgen ook financiële verplichtingen voor de lidstaten om vaccins af te nemen. Het kan daarbij gaan om aanschaf-, productie- en ontwikkelkosten. Hiervoor is 400 miljoen euro in 2020 beschikbaar gesteld en 300 miljoen euro in 2021. Tevens is 50 miljoen euro beschikbaar gesteld voor onderzoek aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).
-
59.Zorgbonus
Naar aanleiding van de motie Van Kooten-Arissen heeft het kabinet een bonusregeling voor zorgprofessionals uitgewerkt, van 1.000 euro (netto) per betrokken zorgprofessional in 2020. De verwachte uitgaven voor de bonus bedragen 1.440 miljoen euro in 2020, waardoor ca. 800.000 zorgprofessionals een bonus kunnen ontvangen en het bedrag wordt aangevuld met de eindheffing loonbelasting. Om de noodzakelijke inzet van mensen voor de uitvoering van de zorgbonus, die normaal voor de uitvoering van het stagefonds worden ingezet, mogelijk te maken moet het laatste deel uit het proces van de jaarlijkse uitvoering van het stagefonds naar begin 2021 worden verplaatst. De uitgaven voor het stagefonds vinden daarom pas plaats in 2021 (113 miljoen euro).
Tenslotte is besloten dat in 2021 nogmaals een zorgbonus van 500 euro (netto) wordt uitgekeerd. De verwachte uitgaven bedragen 720 miljoen euro in 2021.
-
60.Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland
Het Caribisch deel van het Koninkrijk wordt op basis van het Koninkrijks-tatuut ondersteund in de coronacrisis. Conform adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) wordt de zorgcapaciteit op deze eilanden opgebouwd. VWS helpt bij de tijdelijke uitbreiding van IC-capaciteit, het versterken van de publieke gezondheid, extra capaciteit bij medische evacuaties en voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen.
-
61.Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)
Er zijn meerdere kleine maatregelen waaronder een vergoeding voor JGZ-instellingen, middelen voor de campagne samen sterk, bijdragen aan het landelijk coördinatiecentrum patiënten spreiding. Ook worden kosten gemaakt voor het opzetten van een app, een nieuw digitaal registratiesysteem voor de testen en een klantencontactcentrum om digitale gegevensuitwisseling mogelijk te maken.
-
62.Meerkosten Corona Wlz (plafond Zorg)
Zorgaanbieders maken extra personele en materiële kosten in verband met het Covid-19. In de beleidsregel SARS-CoV-2 virus van de NZa is geregeld dat deze kosten buiten de contracteerruimte vergoed worden. Het financiële effect hiervan wordt ingeschat op 150 miljoen euro. Daarnaast bevat deze post 40 miljoen euro voor pgb-budgethouders als gevolg van extra kosten voor aanvullende zorg of vervangende zorg door Covid-19.
-
63.Overige maatregelen (plafond Zorg)
Dit betreft geraamde kosten in het kader van de opschaling van de IC- en ELV-capaciteit, alsmede een pakketmaatregel over extra fysiotherapie voor ex-Covid-19-patiënten.
-
64.Bijdrage SW bedrijven en verlenging compensatie SW bedrijven Als gevolg van het coronavirus zijn de sociale werkbedrijven geheel of gedeeltelijk gesloten. Daardoor vallen bedrijfsopbrengsten weg waarmee (deels) de loonkosten van medewerkers die werkzaam zijn voor een sociale werkbedrijf worden gefinancierd. Tekorten in de exploitatie worden in de reguliere systematiek opgevangen door een hogere gemeentelijke bijdrage. Deze financieringsbron staat onder druk omdat gemeenten meer financiële gevolgen hebben van de coronacrisis. Het kabinet heeft daarom besloten om de Rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening (Wsw) te verhogen met 90 miljoen euro voor de periode 1 maart 2020 tot 1 juni 2020 ter compensatie van een deel van de loonkosten. Dit bedrag is toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie. Deze bijdrage wordt verlengd middels een additionele bijdrage van 50 miljoen euro.
-
65.Continuïteit zorg, uitstel noodzakelijke zorg en meerkosten Jeugdwet en Wmo 2015
De medeoverheden spannen zich in om te zorgen dat de dienstverlening aan burgers en ondernemers zo goed mogelijk doorgaat. Denk daarbij aan de continuïteit van de zorgverlening en ondersteuning in het sociaal domein. Omwille van de continuïteit van zorg voor cliënten tijdens corona-maatregelen én voor continuïteit van het stelsel nadien zijn maatregelen genomen, teneinde cliënten op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 hulp en ondersteuning te kunnen blijven bieden. Er is besloten een voorschot te verlenen van 144 miljoen euro voor de meerkosten en inhaalzorg. Dit wordt uitgekeerd via de algemene uitkering (46 miljoen euro) en de decentralisatie-uitkeringen Maatschappelijke opvang (91 miljoen euro) en Vrouwenopvang (7 miljoen euro).
-
66.Lokale cultuur
Het kabinet heeft besloten om een bevoorschotting op de compensatie aan medeoverheden te verstrekken van 60 miljoen euro voor de lokale culturele infrastructuur voor de periode van medio maart 2020 tot en met 1 juni 2020.
-
67.Tegemoetkoming decentrale overheden - Toeristen- en parkeerbelasting Gemeenten worden op dit moment geconfronteerd met dalende inkomsten uit toeristen- en parkeerbelasting als gevolg van de coronamaatregelen. Het is de vraag of de geleden derving van de afgelopen maanden dit jaar nog geheel wordt ingehaald. Het kan wel zijn dat de inkomsten uit deze heffingen de tweede helft van het jaar weer stijgen richting het gebruikelijk niveau. Het kabinet heeft besloten de gemeenten voor de periode van
1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 te compenseren. Hiermee is een bedrag van 225 miljoen euro gemoeid, waarvan 100 miljoen euro voor de toeristenbelasting en 125 miljoen euro voor gederfde parkeerinkomsten op grond van de geraamde gederfde inkomsten in deze periode.
-
68.Verkiezingen
Het kabinet stelt 29 miljoen euro beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra kosten bij de herindelingsverkiezingen in november 2020 en de Tweede Kamer-verkiezing in 2021 als gevolg van de corona-maatregelen. De extra kosten hangen onder meer samen met aanvullende kosten voor de inrichting van stemlokalen, voor het mogelijk moeten huren van alternatieve locaties die in de coronacrisis beter geschikt zijn om als stemlokaal in te richten, voor toegankelijkheid van die locaties en voor de aanvullende werkzaamheden die gemeenten moeten doen ter voorbereiding van de verkiezingen. Dit bedrag wordt uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering.
-
69.Buurt- en dorpshuizen
Het kabinet stelt 17 miljoen euro voor 2020 beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra uitgaven voor de dorps- en buurthuizen. De extra uitgaven bestaan onder andere uit het kwijtschelden van huur en het compenseren van tegenvallende inkomsten uit bijvoorbeeld horeca en zaalverhuur van buurt- en dorpshuizen. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.
-
70.Toezicht en handhaving
Het kabinet stelt 50 miljoen euro voor 2020 beschikbaar om gemeenten te compenseren voor de extra toezicht- en handhavingskosten als gevolg van onder andere de extra inzet van boa's en de extra verkeersmaatregelen. Ook dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.
-
71.Inkomstenderving tot 1 juni
Door de corona-maatregelen waren er in de periode van 1 maart tot 1 juni geen terrassen opgesteld en zijn er geen markten- en evenementen geweest. Gemeenten zijn daardoor geconfronteerd met een terugval van inkomsten uit terrasprecario en uit markt- en evenementenleges. Het kabinet heeft besloten de gemeenten voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 voor dit doel te compenseren voor een bedrag van 20 miljoen euro. Dit bedrag wordt uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering.
-
72.Cultuur (huur) gemeenten
Eerder heeft het kabinet de gemeenten, voor de periode van medio maart tot en met 1 juni 2020, 60 miljoen euro verstrekt voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur. Deze organisaties missen onder andere inkomsten uit kaartverkoop en horeca, terwijl de vaste lasten zoals huisvesting en beveiliging doorlopen. Het kabinet stelt aan gemeenten nogmaals 60 miljoen euro beschikbaar voor de periode van 1 juni tot en met 31 december 2020. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.
-
73.Vrijwilligersorganisaties
Het kabinet stelt 7,3 miljoen euro beschikbaar om lokale vrijwilligersorganisaties, zoals de scouting en speeltuinen, te compenseren. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de motie van het lid Peters c.s.. Dit bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene uitkering.
-
74.Incidenteel schrappen opschalingskorting COVID-19
Gezien de toegenomen financiële druk bij gemeenten door corona heeft het kabinet besloten de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021 incidenteel te schrappen. Dit leidt tot een verhoging van de algemene uitkering van het gemeentefonds van 70 miljoen euro in 2020 en 160 miljoen euro in 2021.
-
75.Reservering Stoppersregeling nertsen
Op de aanvullende post is 140 miljoen euro gereserveerd voor een nog nader uit te werken verplichte stoppersregeling voor nertsenfokkerijen. Inclusief de 10 miljoen euro die op de LNV-begroting is gereserveerd komt het totaal bedrag voor de verplichte stoppersregeling op 150 miljoen euro.
-
76.Reservering OV-beschikbaarheidsvergoeding
De beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer wordt verlengd tot 1 juli 2021. In afwachting van uitwerking van de afspraken is de reservering op de aanvullende post geplaatst.
-
77.Reservering Solvabiliteitsfonds
VNO-NCW heeft het initiatief genomen om samen met institutionele beleggers een investeringsfonds op te richten dat Nederlandse (middel)grote bedrijven zou kunnen herkapitaliseren. De initiatiefnemers zien graag een bijdrage van de Staat in het fonds om het volume van het fonds te vergroten en als bevestiging dat met het fonds bijgedragen wordt aan het economische herstel van Nederland. Het kabinet vindt het belangrijk dat in de kern gezonde bedrijven voor Nederland worden behouden. In het voorstel van de private initiatiefnemers wordt beoogd dat de staat op gelijke voet participeert qua materiële voorwaarden zoals rendement, voorwaarden en duur van de investering. Het fonds zelf zal niet door de Staat, maar door een fondsmanager worden beheerd op basis van marktconforme parameters. De Staat zal zich hier opstellen als een stille investeerder op gelijke voet met de andere private investeerders, zodat geen sprake zal zijn van staatssteun. Het kabinet vindt het positief dat private partijen met dit initiatief zijn gekomen. Omwille van de budgettaire systematiek reserveert het Kabinet nu alvast 300 miljoen euro voor een overheidsbijdrage in het fondskapitaal. Definitieve besluitvorming vindt plaats later dit najaar, waarbij zal worden getoetst of dit fonds een probleem oplost en of er voldoende interesse is bij institutionele beleggers zoals bijvoorbeeld pensioenfondsen. Ook is een nadere uitwerking van het investeringsfonds door de private initiatiefnemers van belang.
-
78.Reservering Programma DG Covid-19
In juli 2020 is een interdepartementaal programma DG opgericht, gehuisvest bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Op de aanvullende post wordt cumulatief 30 miljoen euro gereserveerd voor de programmakosten en de operationele kosten in de jaren 2020 en 2021.
-
79.Reservering Cultuurpakket
Voor aanvullende steun aan de culturele en creatieve sector wordt in 2021 414 miljoen euro beschikbaar gesteld. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de aanvullende post. Van dit bedrag is 200 miljoen euro bedoeld voor verlenging van het eerdere steunpakket cultuur tot de eerste helft van 2021. Daarnaast wordt 64 miljoen euro beschikbaar gesteld voor diverse doeleinden, zoals het behoud van private collecties, het opstarten van pilots om wendbaarheid en weerbaarheid van de sector te vergroten en voor een regeling voor historisch erfgoed. Voor lokale culturele infrastructuur wordt 150 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hierdoor worden gemeenten in staat gesteld om de cruciale lokale culturele infrastructuur te ondersteunen.
-
80.Reservering Noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen
Als onderdeel van de bescherming tegen het coronavirus is besloten om 70 miljoen euro te reserveren op de aanvullende post voor het aanleggen van een noodvoorraad persoonlijke beschermingsmiddelen voor medewerkers in de publieke sector of werkzaam in vitale processen en cruciale beroepen (m.u.v. van de zorg). De noodvoorraad wordt aangelegd om gedurende 45 dagen essentiële processen te kunnen voortzetten.
-
81.Reservering Armoede en schulden
Ten behoeve van het terugdringen van armoede en problematische schulden worden aanvullende middelen gereserveerd voor het gemeentelijk schuldenbeleid en bijzondere bijstand. In 2021 worden middelen vrijgemaakt voor een garantiefonds schulden dat de inzet van het saneringskrediet bevordert. Zie ook 'Aanpak armoede en schulden' bij SZW.
-
82.Reservering van werk(loosheid) naar werk, dienstverlening gemeenten Het kabinet reserveert middelen voor werkgevers, sociale partners, beroepsonderwijs, UWV en gemeenten die met elkaar samenwerken in regionale mobilitietsteams om crisisdienstverlening aan te bieden. Daarnaast worden middelen gereserveerd voor het re-integratiebudget bij gemeenten (dienstverlening aan bijstandsgerechtigden). Zie ook 'Van werk(loosheid) naar werk en dienstverlening gemeenten' bij SZW.
-
83.Reservering flankerend beleid jeugdwerkloosheid
In verband met de maatregelen - als onderdeel van het flankerend beleid SZW - waarmee kwetsbare leerlingen en studenten te maken kunnen krijgen, is de verwachting dat een deel van de kwetsbare leerlingen en studenten die laag- of niet gekwalificeerd het onderwijs zouden verlaten en naar de arbeidsmarkt uit zouden stromen, door deze nazorg en begeleiding langer zullen doorleren. In verband hiermee ontstaan extra uitgaven voor bekostiging van het mbo/pro/vso (186 miljoen euro), de regeling praktijkleren (29 miljoen euro) en extra studiefinanciering (49 miljoen euro). Deze uitgaven zijn op de AP gereserveerd en worden voor zover nodig in het voorjaar van 2021 en 2022 op basis van de meest actuele ramingen van de leerlingen- en studentenaantallen overgeheveld.
-
84.Reservering Inkomstenderving na 1 juni (indicatief)
In aanvulling op de reeds genomen compensatiemaatregelen voor inkomstenderving is 100 miljoen euro gereserveerd voor nadere compensatie van gemeenten in 2020. Zodra meer bekend is over de financiële impact van de inkomstenderving op gemeentelijk niveau zal de uitkering verder worden uitgewerkt. Naar verwachting zal dit in de Najaarsnota 2020 en in de decem-bercirculaire 2020 van het gemeentefonds kunnen worden verwerkt.
-
85.Reservering Regeling tegemoetkoming dierentuinen Dierentuinen zijn zwaar geraakt door de coronacrisis en leiden als gevolg daarvan grote verliezen. Naar verwachting loopt het omzetverlies in 2020 op tot 132 miljoen euro, terwijl de vaste hoge kosten voor specialistische zorg, huisvesting en noodzakelijk onderhoud voor de dieren doorlopen. Faillissement dreigt daardoor voor veel dierentuinen. Het kabinet stelt in totaal maximaal 39 miljoen euro beschikbaar om faillissement voor dierentuinen af te wenden. Alleen instellingen die in het bezit zijn van een dierentuinvergunning, bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staan onder SBI-code 91041 en die financieel gezond waren voor de crisis kunnen aansprak maken op de tegemoetkoming. De precieze invulling van de regeling wordt momenteel uitgewerkt. In afwachting van een nadere uitwerking worden de middelen op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën gereserveerd.
-
86.Reservering Garantiefonds (fonds voor hulp bij schulden)
Voor het jaar 2021 worden er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post voor een garantiefonds schulden dat de inzet van saneringskrediet bevordert. Dit fonds wordt momenteel verder uitgewerkt.
-
87.Reservering Compensatie energielasten
Het kabinet stelt 25 miljoen euro beschikbaar in de jaren 2021 en 2022 ten behoeve van een regeling aan de uitgavenkant van de begroting om tegemoet te komen in de energiekosten van specifieke sectoren, namelijk de glastuinbouw, de chemie en de papier- en voedselindustrie. Deze middelen worden in afwachting van nadere uitwerking gereserveerd op de aanvullende post.
-
88.Reservering Regionale podiumkunsten
Op de aanvullende post is 15 miljoen euro voor vier jaar (2021-2024) gereserveerd voor het fonds podiumkunsten.
-
89.Liquiditeitssteun Aruba, Curagao en Sint Maarten
Aruba, Sint Maarten en Curagao ontvangen een eerste en een tweede tranche liquiditeitssteun in de vorm van een lening voor de periode april tot en met juni voor een pakket aan noodmaatregelen om de effecten van Covid-19 te mitigeren. De lening heeft een looptijd van twee jaar en een rentepercentage van 0%.
-
90.Lening KLM
De Nederlandse Staat verstrekt een directe lening aan KLM met een omvang van 1 miljard euro. De lening is een achtergestelde lening. Dit betekent dat wanneer KLM haar crediteuren niet kan terugbetalen, deze lening (en daarmee de Nederlandse Staat) pas als laatste wordt terugbetaald. Daarmee neemt de Nederlandse Staat relatief veel risico op zich via deze lening, hetgeen weerspiegeld wordt door de eveneens relatief hoge rente die KLM op deze lening betaalt. De verwachting is dat de trekkingen van de directe lening verspreid in tranches zullen zijn over de looptijd, zij het met een concentratie in het eerste jaar wanneer de behoefte aan additionele liquiditeit het grootste is.
-
91.Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR)
Als steunmaatregel wordt een lening van 150 miljoen euro verstrekt aan Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR). Door deze lening kan SGR consumenten schadeloos blijven stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties. Ook kan door deze steun het vouchersysteem voor pakketreizen na 1 juni 2020 in stand blijven. Het vouchersysteem voorkomt dat consumenten massaal hun reisgelden terugvragen bij geannuleerde pakketreizen, met mogelijke faillissementen van reisorganisaties tot gevolg.
-
92.Lening kleine garantiefondsen/regelingen
Er wordt 10 miljoen euro gereserveerd voor leningen aan kleine garantiefondsen/regelingen in de reisbranche.
-
93.Regionale ontwikkelingsmaatschappijen
De corona overbruggingslening (COL) draagt bij aan de verbetering van de liquiditeitspositie van innovatieve bedrijven. Er wordt hiervoor 100 miljoen euro beschikbaar gesteld aan regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's). Vanwege het grote aantal ingediende aanvragen en de inschatting van de ROM's dat dit aantal de komende maanden verder stijgt, heeft het kabinet besloten om een tweede tranche van 200 miljoen euro aan leningen voor de COL beschikbaar te stellen.
1.4 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota
De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar. Deze presentatie verschilt op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en haar bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.4.1.
De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip; dat wil zeggen, de (bruto)uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, waaronder boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.
Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (HGIS = homogene groep internationale samenwerking). In de visuele samenvatting worden al deze middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost 'Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking', omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek worden deze middelen echter toegewezen aan verschillende begrotingshoofdstukken, zoals die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.9 in bijlage 2.
Tabel 1.4.1 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota
2021 Bron
Inkomsten
293 0 Budgettaire kerngegevens en visuele ' samenvatting
Uitgaven
97,8
96,4 Tabel 2.6 bijlagen MN
1.4 Tabel 2.5 bijlagen MN
86.7
75,3 Tabel 2.7 bijlagen MN 5,8 Tabel 2.5 bijlagen MN 5,6 Hoofdstuk 16 artikel 8.1 en 8.3 0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN 40,0
40,1 Tabel 2.5 bijlagen MN 0,1 Tabel 2.9 bijlagen MN
35.7
29,6 Tabel 2.5 bijlagen MN
2.5 Tabel 2.5 bijlagen MN
3.6 Hoofdstuk 9 artikel 6
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid
Zorg
Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds
Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds Btw-compensatiefonds
Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking |
14,0 |
|
Plafond R Buitenlandse Zaken |
10,5 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS Buitenlandse Zaken |
1,5 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS) |
5,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Justitie en Veiligheid |
12,6 |
|
Plafond R Justitie en Veiligheid |
12,6 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS Justitie en Veiligheid |
0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Defensie |
11,2 |
|
Plafond R Defensie |
11,5 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS Defensie |
0,2 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Infrastructuur en Waterstaat |
9,3 |
|
Plafond R Infrastructuur en Waterstaat |
9,3 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat |
0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
bij: plafond R Infrastructuurfonds |
0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
Rentelasten |
3,7 |
|
Rentelasten staatsschuld |
3,8 Hoofdstuk 9A artikel 11 |
|
Rentelasten schatkistbankieren |
|
|
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
6,1 |
|
Plafond R Binnenlandse Zaken |
6,0 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
Plafond R Koninkrijksrelaties |
0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
Plafond R BES-fonds |
0,0 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
Economische Zaken en Klimaat |
6,5 |
|
Plafond R Economische Zaken en Klimaat |
6,5 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS EZK |
0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Financiën |
3,1 |
|
Plafond R Financiën |
6,8 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: Btw-compensatiefonds |
3,6 Hoofdstuk 9B artikel 6 |
|
af: HGIS Financiën |
0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1,8 |
|
Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1,8 Tabel 2.5 bijlagen MN |
|
af: HGIS LNV |
0,0 Tabel 2.9 bijlagen MN |
|
Overig |
8,1 |
293 0 Budgettaire kerngegevens en visuele ' samenvatting
-
1.Totaal inkomsten
-
2.Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo
Budgettaire kerngegevens en visuele
336,6
samenvatting
-
3.EMU-saldo centrale overheid 43 5 Budgettaire kerngegevens en visuele
(=1-2) ' samenvatting
2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN
Deze bijlage biedt een overzicht van de verschillende manieren waarop de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de overheid worden weergegeven. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden betalingen geboekt in de periode waarin betaling plaatsvindt, in het tweede geval de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd: welke bedragen worden van de bankrekeningen van het Rijk afgeschreven. Bij het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt niet uitgegaan van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis: de uitgaven worden geboekt in de periode waarin rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.
Tabel 2.1. bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid: de optelsom van de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een uitgavenplafond. De uitgaven mogen het uitgavenplafond niet overschrijden. Het uitgavenplafond is gesplitst in drie deelpla-fonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid en het plafond Zorg. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van de drie plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen, deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven genoemd.
In het bovenste deel van de tabel zijn de uitgaven uitgesplitst in de begro-tingsgefinancierde en de premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsge-financierde uitgaven worden betaald uit belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinan-cierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.
Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 bron |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven Plafond Rijksbegroting |
138.995 |
156.573 |
155.096 |
152.317 |
153.241 |
154.400 |
156.968 Tabel 2.5 |
Plafond Sociale Zekerheid |
22.553 |
41.855 |
30.104 |
25.399 |
25.210 |
25.508 |
25.854 Tabel 2.6 |
Plafond Zorg |
2.271 |
2.483 |
2.094 |
2.104 |
1.994 |
1.991 |
2.004 Tabel 2.7 |
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond |
18.032 |
33.677 |
38.894 |
40.459 |
44.831 |
47.399 |
49.051 Tabel 2.8 |
Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
181.852 |
234.588 |
226.188 |
220.279 |
225.276 |
229.298 |
233.877 Tabel 2.4 |
Premiegefinancierde netto-uitgaven Plafond Sociale Zekerheid |
58.207 |
62.212 |
66.281 |
68.067 |
69.257 |
70.634 |
72.834 Tabel 2.6 |
Plafond Zorg |
67.462 |
71.049 |
73.230 |
77.059 |
79.953 |
83.067 |
86.459 Tabel 2.7 |
Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven |
125.669 |
133.261 |
139.511 |
145.127 |
149.210 |
153.701 |
159.292 |
Totaal netto-uitgaven |
307.521 |
367.849 |
365.699 |
365.406 |
374.486 |
382.999 |
393.169 |
Plafond Rijksbegroting |
138.995 |
156.573 |
155.096 |
152.317 |
153.241 |
154.400 |
156.968 Tabel 2.5 |
Plafond Sociale Zekerheid |
80.760 |
104.067 |
96.385 |
93.466 |
94.467 |
96.142 |
98.687 Tabel 2.6 |
Plafond Zorg |
69.733 |
73.532 |
75.324 |
79.164 |
81.947 |
85.058 |
88.463 Tabel 2.7 |
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond |
289.488 |
334.172 |
326.805 |
324.947 |
329.655 |
335.600 |
344.118 |
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond |
18.032 |
33.677 |
38.894 |
40.459 |
44.831 |
47.399 |
49.051 Tabel 2.8 |
Totaal netto-uitgaven |
307.521 |
367.849 |
365.699 |
365.406 |
374.486 |
382.999 |
393.169 |
Tabel 2.2 geeft alle uitgaven zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleids- en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de uitgaven en verderop in bijlage 6 het saldo van de overheid, zijn de uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld niet in deze tabel opgenomen.
Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
1 |
De Koning |
44 |
45 |
46 |
47 |
47 |
47 |
47 |
2A |
Staten-Generaal |
173 |
191 |
191 |
173 |
171 |
171 |
175 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
134 |
149 |
137 |
132 |
132 |
132 |
131 |
3 |
Algemene Zaken |
66 |
75 |
82 |
75 |
76 |
77 |
78 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
196 |
506 |
86 |
90 |
90 |
107 |
107 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
10552 |
10.183 |
11.393 |
11.232 |
11.267 |
11.660 |
11.971 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
13662 |
14.451 |
14.211 |
13.946 |
13.757 |
13.620 |
13.729 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
5617 |
6.791 |
6.643 |
6.159 |
6.056 |
6.097 |
6.230 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
43075 |
44.624 |
43.684 |
44.121 |
44.562 |
44.439 |
44.509 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
7023 |
6.561 |
5.914 |
5.464 |
4.272 |
3.875 |
3.664 |
9B |
Financiën |
9434 |
11.099 |
9.265 |
8.838 |
8.656 |
8.613 |
8.289 |
10 |
Defensie |
10719 |
11.480 |
11.629 |
12.057 |
11.796 |
11.825 |
11.401 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
8005 |
10.138 |
16.476 |
9.566 |
10.815 |
10.098 |
10.098 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
5337 |
9.669 |
7.837 |
5.984 |
6.447 |
6.364 |
6.145 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid |
1534 |
2.033 |
2.065 |
1.423 |
1.407 |
1.295 |
1.337 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
39076 |
61.821 |
52.494 |
47.930 |
47.863 |
48.351 |
49.115 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
18014 |
26.632 |
25.887 |
26.359 |
27.621 |
29.157 |
30.417 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
3047 |
3.141 |
3.064 |
3.046 |
3.026 |
3.022 |
3.107 |
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
1.000 |
2.000 |
3.000 |
4.000 |
4.000 |
50 |
Gemeentefonds |
31298 |
33.444 |
32.819 |
32.419 |
31.864 |
31.672 |
31.466 |
51 |
Provinciefonds |
2467 |
2.608 |
2.483 |
2.432 |
2.422 |
2.412 |
2.402 |
55 |
Infrastructuurfonds |
5761 |
6.237 |
13.804 |
6.714 |
7.694 |
7.258 |
7.110 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
63 |
72 |
34 |
34 |
34 |
34 |
34 |
64 |
BES-fonds |
44 |
55 |
47 |
35 |
35 |
35 |
35 |
65 |
Deltafonds |
1076 |
1.068 |
1.219 |
1.272 |
1.511 |
1.430 |
1.571 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
0 |
4.610 |
4.947 |
4.774 |
4.828 |
4.417 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
4.206 |
6.976 |
9.219 |
12.041 |
15.579 |
90 |
Consolidatie1 |
|
|
|
|
|
(7.990) |
(8.048) |
HGIS |
Internationale Samenwerking2 |
(5.289) |
(5.395) |
(5.114) |
(5.313) |
(5.259) |
(5.320) |
(5.438) |
1 Dit betreft een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het <<bruto>> boeken van bijdragen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt, als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.
2 In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Dit betreft alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst van boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. Omdat inzicht wordt gegeven in de niet-belastingontvangsten en verderop in bijlage 6 het saldo van de overheid, worden de ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld niet meegeteld.
Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
1 |
De Koning |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2A |
Staten-Generaal |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
4 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
3 |
Algemene Zaken |
6 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
7 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
56 |
40 |
38 |
31 |
31 |
31 |
31 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
805 |
750 |
921 |
938 |
954 |
974 |
991 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
1.646 |
1.485 |
1.574 |
1.576 |
1.585 |
1.596 |
1.578 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
753 |
763 |
666 |
608 |
608 |
571 |
561 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
1.398 |
1.405 |
1.445 |
1.513 |
1.563 |
1.629 |
1.688 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
12.155 |
5.215 |
11.187 |
6.534 |
4.710 |
4.889 |
4.801 |
9B |
Financiën |
4.254 |
2.811 |
2.231 |
3.063 |
3.192 |
3.218 |
3.504 |
10 |
Defensie |
406 |
285 |
160 |
160 |
160 |
160 |
160 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
52 |
33 |
20 |
17 |
14 |
16 |
14 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
3.455 |
5.683 |
4.816 |
3.557 |
4.179 |
4.331 |
4.417 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
124 |
281 |
237 |
89 |
76 |
74 |
70 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
1.896 |
1.830 |
1.837 |
1.865 |
1.986 |
2.059 |
2.076 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
749 |
173 |
205 |
113 |
113 |
113 |
113 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
59 |
69 |
57 |
52 |
47 |
42 |
42 |
50 |
Gemeentefonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
51 |
Provinciefonds |
|||||||
55 |
Infrastructuurfonds |
5.614 |
6.188 |
13.804 |
6.714 |
7.694 |
7.258 |
7.110 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
40 |
72 |
34 |
34 |
34 |
34 |
34 |
64 |
BES-fonds |
|||||||
65 |
Deltafonds |
1.090 |
1.024 |
1.219 |
1.272 |
1.511 |
1.430 |
1.571 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
0 |
4.610 |
4.947 |
4.774 |
4.828 |
4.417 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
0 |
60 |
92 |
91 |
91 |
91 |
90 |
Consolidatie |
|
|
|
|
|
|
|
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(181) |
(186) |
(165) |
(160) |
(155) |
(153) |
(152) |
Totaal |
28.558 |
21.691 |
38.077 |
26.089 |
25.149 |
25.372 |
25.238 |
Tabel 2.4 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer, oftewel de uitgaven (tabel 2.2) minus de niet-belastingontvangsten (tabel 2.3).
Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
1 |
De Koning |
44 |
45 |
46 |
47 |
47 |
47 |
47 |
2A |
Staten-Generaal |
169 |
187 |
187 |
169 |
167 |
167 |
171 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
128 |
143 |
131 |
126 |
125 |
125 |
125 |
3 |
Algemene Zaken |
60 |
68 |
75 |
68 |
68 |
70 |
70 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
141 |
467 |
48 |
59 |
59 |
76 |
76 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
9.747 |
9.433 |
10.472 |
10.294 |
10.313 |
10.686 |
10.980 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
12.017 |
12.966 |
12.637 |
12.370 |
12.172 |
12.023 |
12.150 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
4.864 |
6.027 |
5.977 |
5.550 |
5.449 |
5.525 |
5.670 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
41.678 |
43.220 |
42.239 |
42.608 |
42.999 |
42.810 |
42.821 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
|
1.346 |
|
|
|
|
|
9B |
Financiën |
5.181 |
8.288 |
7.033 |
5.775 |
5.464 |
5.395 |
4.785 |
10 |
Defensie |
10.313 |
11.195 |
11.469 |
11.897 |
11.636 |
11.665 |
11.241 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
7.953 |
10.105 |
16.457 |
9.549 |
10.801 |
10.082 |
10.084 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
1.883 |
3.986 |
3.021 |
2.427 |
2.268 |
2.033 |
1.728 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1.410 |
1.752 |
1.828 |
1.335 |
1.331 |
1.221 |
1.267 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
37.179 |
59.990 |
50.657 |
46.065 |
45.877 |
46.292 |
47.039 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
17.265 |
26.459 |
25.682 |
26.246 |
27.508 |
29.044 |
30.303 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
2.988 |
3.072 |
3.007 |
2.994 |
2.979 |
2.979 |
3.064 |
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
1.000 |
2.000 |
3.000 |
4.000 |
4.000 |
50 |
Gemeentefonds |
31.298 |
33.444 |
32.819 |
32.419 |
31.864 |
31.672 |
31.466 |
51 |
Provinciefonds |
2.467 |
2.608 |
2.483 |
2.432 |
2.422 |
2.412 |
2.402 |
55 |
Infrastructuurfonds |
147 |
49 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
23 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
64 |
BES-fonds |
44 |
55 |
47 |
35 |
35 |
35 |
35 |
65 |
Deltafonds |
|
44 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
4.147 |
6.884 |
9.128 |
11.949 |
15.488 |
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(5.108) |
(5.209) |
(4.950) |
(5.154) |
(5.104) |
(5.167) |
(5.286) |
De volgende tabellen (2.5 tot en met 2.7) geven per deelplafond aan welke uitgaven er onder vallen, op welk begrotingshoofdstuk deze staan, en of de uitgaven begrotings- of premiegefinancierd zijn.
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
1 |
De Koning |
44 |
45 |
46 |
47 |
47 |
47 |
47 |
2A |
Staten-Generaal |
169 |
187 |
187 |
169 |
167 |
167 |
171 |
2B |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs |
128 |
143 |
131 |
126 |
125 |
125 |
125 |
3 |
Algemene Zaken |
60 |
68 |
75 |
68 |
68 |
70 |
70 |
4 |
Koninkrijksrelaties |
78 |
91 |
27 |
37 |
36 |
52 |
51 |
5 |
Buitenlandse Zaken |
9.747 |
9.433 |
10.472 |
10.294 |
10.313 |
10.686 |
10.980 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
12.017 |
12.966 |
12.637 |
12.370 |
12.172 |
12.023 |
12.150 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
4.886 |
6.054 |
6.009 |
5.583 |
5.481 |
5.558 |
5.702 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
39.929 |
41.258 |
40.094 |
40.315 |
40.689 |
40.526 |
40.562 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
5.446 |
4.675 |
3.708 |
3.268 |
2.126 |
1.801 |
1.677 |
9B |
Financiën |
5.549 |
7.030 |
6.753 |
6.095 |
5.819 |
5.781 |
5.516 |
10 |
Defensie |
10.308 |
11.191 |
11.463 |
11.896 |
11.633 |
11.664 |
11.241 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
7.953 |
10.105 |
9.310 |
9.549 |
10.801 |
10.082 |
10.084 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
4.267 |
7.536 |
6.497 |
5.750 |
5.773 |
5.740 |
5.768 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
1.410 |
1.752 |
1.828 |
1.335 |
1.331 |
1.221 |
1.267 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
452 |
724 |
1.391 |
1.159 |
1.121 |
1.135 |
932 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
3.407 |
8.210 |
5.787 |
3.639 |
3.499 |
3.451 |
3.369 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
3.001 |
3.109 |
3.037 |
3.018 |
2.999 |
2.994 |
3.079 |
50 |
Gemeentefonds |
27.501 |
29.555 |
29.414 |
29.050 |
28.543 |
28.399 |
28.240 |
51 |
Provinciefonds |
2.467 |
2.608 |
2.483 |
2.432 |
2.422 |
2.412 |
2.402 |
55 |
Infrastructuurfonds |
147 |
49 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
60 |
Accres Gemeentefonds |
0 |
0 |
209 |
1.370 |
2.268 |
3.174 |
4.240 |
61 |
Accres Provinciefonds |
0 |
0 |
32 |
138 |
221 |
305 |
403 |
64 |
BES-fonds |
44 |
55 |
47 |
35 |
35 |
35 |
35 |
65 |
Deltafonds |
|
44 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
66 |
Defensiematerieelbegrotingsfonds |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
80 |
Prijsbijstelling |
0 |
0 |
478 |
977 |
1.455 |
1.925 |
2.351 |
81 |
Arbeidsvoorwaarden |
0 |
0 |
1.118 |
1.943 |
3.112 |
4.271 |
5.585 |
86 |
Algemeen |
0 |
|
1.862 |
1.654 |
984 |
751 |
918 |
HGIS Internationale Samenwerking |
(5.071) |
(5.245) |
(4.979) |
(5.178) |
(5.124) |
(5.182) |
(5.300) |
|
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
138.995 |
156.573 |
155.096 |
152.317 |
153.241 |
154.400 |
156.968 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting |
138.995 |
156.573 |
155.096 |
152.317 |
153.241 |
154.400 |
156.968 |
|
Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid |
||||||||
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
20.566 |
39.946 |
27.768 |
22.801 |
22.453 |
22.450 |
22.461 |
50 |
Gemeentefonds |
1.987 |
1.957 |
1.903 |
1.855 |
1.808 |
1.760 |
1.712 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
|
432 |
742 |
949 |
1.298 |
1.680 |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven |
22.553 |
41.855 |
30.104 |
25.399 |
25.210 |
25.508 |
25.854 |
|
40 |
Sociale verzekeringen |
58.207 |
62.212 |
66.281 |
68.067 |
69.257 |
70.634 |
72.834 |
Premiegefinancierde netto-uitgaven |
58.207 |
62.212 |
66.281 |
68.067 |
69.257 |
70.634 |
72.834 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid |
80.760 |
104.067 |
96.385 |
93.466 |
94.467 |
96.142 |
98.687 |
Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
461 |
550 |
584 |
573 |
456 |
444 |
447 |
50 |
Gemeentefonds |
1.809 |
1.933 |
1.501 |
1.514 |
1.514 |
1.514 |
1.514 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
0 |
9 |
17 |
23 |
32 |
43 |
Begrotingsgefinancierde netto- |
2.271 |
2.483 |
2.094 |
2.104 |
1.994 |
1.991 |
2.004 |
|
uitgaven |
||||||||
41 |
Zorg |
67.462 |
71.049 |
73.230 |
77.059 |
79.953 |
83.067 |
86.459 |
Premiegefinancierde netto-uitgaven |
67.462 |
71.049 |
73.230 |
77.059 |
79.953 |
83.067 |
86.459 |
|
Totaal netto-uitgaven onder plafond |
69.733 |
73.532 |
75.324 |
79.164 |
81.947 |
85.058 |
88.463 |
Zorg
Tabel 2.8 geeft per begrotingshoofdstuk de uitgaven weer die buiten het totale uitgavenplafond vallen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.
Tabel 2.8 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
4 |
Koninkrijksrelaties |
63 |
376 |
21 |
22 |
23 |
24 |
24 |
7 |
Binnenlandse Zaken |
|
|
|
|
|
|
|
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
1.749 |
1.962 |
2.145 |
2.293 |
2.311 |
2.283 |
2.259 |
9A |
Nationale Schuld (Transactiebasis) |
|
|
|
|
|
|
|
9B |
Financiën |
|
1.258 |
280 |
|
|
|
|
10 |
Defensie |
5 |
4 |
5 |
1 |
3 |
2 |
0 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
0 |
0 |
7.147 |
0 |
0 |
0 |
0 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
|
|
|
|
|
|
|
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
16.161 |
19.321 |
21.498 |
22.105 |
22.303 |
22.707 |
23.646 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
13.397 |
17.698 |
19.311 |
22.035 |
23.552 |
25.149 |
26.487 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|
|
|
|
|
|
|
19 |
Nationaal Groeifonds |
0 |
0 |
1.000 |
2.000 |
3.000 |
4.000 |
4.000 |
58 |
Diergezondheidsfonds |
23 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
AP |
Aanvullende posten |
0 |
0 |
6 |
42 |
115 |
191 |
266 |
HGIS |
Internationale Samenwerking |
(37) |
(36) |
(29) |
(25) |
(20) |
(15) |
(15) |
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven buiten het plafond |
18.032 |
33.677 |
38.894 |
40.459 |
44.831 |
47.399 |
49.051 |
|
Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond |
18.032 |
33.677 |
38.894 |
40.459 |
44.831 |
47.399 |
49.051 |
Tabel 2.9 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op, die een gedetailleerder overzicht van de HGIS-uitgaven bevat en gelijktijdig met de Miljoenennota wordt gepubliceerd.
(in miljoenen euro) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
5 |
Buitenlandse Zaken |
1.359 |
1.537 |
1.475 |
1.430 |
1.417 |
1.448 |
1.449 |
6 |
Justitie en Veiligheid |
35 |
34 |
35 |
35 |
35 |
34 |
34 |
7 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
0 |
0 |
8 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
62 |
63 |
63 |
63 |
63 |
63 |
63 |
9B |
Financiën |
327 |
190 |
47 |
267 |
313 |
347 |
379 |
10 |
Defensie |
184 |
194 |
224 |
224 |
210 |
209 |
209 |
12 |
Infrastructuur en Waterstaat |
26 |
37 |
30 |
21 |
21 |
21 |
21 |
13 |
Economische Zaken en Klimaat |
25 |
29 |
27 |
27 |
27 |
27 |
27 |
14 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
30 |
35 |
32 |
32 |
32 |
32 |
32 |
15 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
16 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
22 |
15 |
7 |
5 |
5 |
5 |
5 |
17 |
Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking |
3.001 |
3.109 |
3.037 |
3.018 |
2.999 |
2.994 |
3.079 |
86 |
Algemeen |
0 |
0 |
0 |
53 |
0 |
0 |
0 |
Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS |
5.071 |
5.245 |
4.979 |
5.178 |
5.124 |
5.182 |
5.300 |
|
9B |
Financiën |
37 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
17 |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
0 |
|
|
|
|
|
|
Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS |
37 |
|
|
|
|
|
|
In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol binnen het begrotingsbeleid. Om de lastendruk voor burgers en bedrijven te beheersen, wordt bij het Regeerakkoord een pad afgesproken voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, die in de Startnota voor de duur van de kabinetsperiode in het inkomstenkader wordt vastgelegd.
Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:
-
1.Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
-
2.Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka-derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorgpremies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Een voorbeeld illustreert dit. Stel dat zich een meevaller voordoet in de zorguitgaven. Dit geeft ruimte binnen de uitgavenplafonds, die mag worden ingezet voor uitgaven elders. Per saldo worden de totale uitgaven daarmee niet lager. Tegelijkertijd leiden de lagere uitgaven automatisch tot lagere zorgpremies vanwege de lastendekkende financiering van de zvw, waardoor de inkomsten dus wel afnemen. Om de inkomsten op peil te houden, is dan een compenserende lastenverzwaring nodig. Per saldo is het effect op het EMU-saldo dan nul. Incidentele wijzigingen in de premies die onder meer het gevolg zijn van het wegwerken van tekorten en overschotten in het zorgverzekeringsfonds en het verschil tussen de VWS-raming en de door verzekeraars vastgestelde nominale premie worden niet binnen het inkomstenkader gecompenseerd. Ook worden wijzigingen in de ZVW-premiegrondslag nadat de hoogte van de zorgpremies eenmaal is vastgesteld niet gecompenseerd binnen het inkomstenkader.
-
3.Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd ('herijkt'). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.
Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit.
Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.
-
-Bij Miljoenennota 2019 is het inkomstenkader gesloten ten opzichte van Startnota.
-
-Bij Miljoenennota 2020 is bij het Klimaat- en Pensioenakkoord en bij het lastenverlichtingspakket huishoudens augustus gekozen voor een kader-correctie, waardoor de lasten minder stijgen dan beoogd bij Startnota. Voor de overige pakketten is het inkomstenkader gesloten bij Miljoenennota 2020.
-
-Sinds Miljoenennota 2020 hebben er meerdere wijzigingen plaats gevonden in het inkomstenkader. Deze worden hieronder verder toegelicht.
3a. Ontwikkeling regulier inkomstenkader kader tussen MN2020 en MN2021
Tabel 3.3.1 Overzicht lastenrelevante ontwikkelingen regulier kader sinds
Miljoennnota 2020
In miljarden euro's, - is lastenverlichting 2021
Verhoging basistarief box 1 0,46
-
(4)Reguliere maatregelen inkomstenkader MN2020 tm cMEV2021 (zie ook paragraaf
(3+4) Totaal inkomstenkader tot cMEV2021 0,17
w.v. Verlaging basistarief box 1 (burgers) - 0,22
w.v. Verhoging aof-premie (bedrijven) 0,05
-
-0,32
(1 t/m 7) Totaal inkomstenkader tussen MEV2020 en MEV2021
w.v burgers - 1,29
Tabel 3.3.1 geeft de lastenrelevante ontwikkelingen tussen Miljoennnota 2020 en Miljoennnota 2021 weer. Hieronder volgt een puntsgewijze toelichting.
Ad (1) en Ad (2)
De lagere lastenrelevante zorgpremies bij kMEV2021 ten opzichte van de MEV2020 van ongeveer 0,5 miljard euro (1) zijn gedekt door het basistarief box 1 en aof-premie te verhogen (2).
Ad (3) en Ad (4)
De lastenrelevante zorgpremies de nieuwe cMEV2021 raming leidden t.o.v. kMEV2021 tot een lastenrelevante opbrengst van 262 miljoen euro in 2021 (3). Na het oplossen van deze dervingen binnen het eigen domein resteert er tussen MN2020 toen het kader is gesloten en cMEV2021 een tekort in het reguliere kader van 96 miljoen euro (4) (zie ook paragraaf 3b voor een overzicht van deze maatregelen). De derving in het reguliere kader samen met de lastenrelevante opbrengst van de hoger geraamde zorgpremies bij cMEV2021 zorgen voor lastenrelevante opbrengst van 166 miljoen euro, waarvan 218 miljoen euro bij burgers (en een tekort van 52 miljoen euro bij bedrijven.
Ad (5)
Het inkomstenkader bij cMEV2021 is gesloten door het basistarief box 1 met 218 miljoen euro te verlagen en de aof-premie met 52 miljoen euro te verhogen.
Ad (6)
Tussen cMEV2021 en MEV2021 is er nog een bijstelling geweest van de zorgpremies. De lastenrelevante zorgpremies vallen €0,2 mld lager uit dan bij cMEV2021. Omdat de besluitvorming ten tijde van deze raming was afgerond is er geen sprake van compenserende lastenverzwaring.
Ad (7)
Het additionele lastenpakket leidt per saldo tot een tekort in het inkomstenkader van €0,1 miljard. In paragraaf 3f wordt dit pakket verder toegelicht.
Ad (1 t/m 7)
De lagere zorgpremies tussen cMEV2021 en MEV2021 en het additionele lastenpakket leiden per saldo tot een tekort in het inkomstenkader van €0,3 miljard in 2021.
3b. Uitsplitsing maatregelen regulier kader (Ad (4) in tabel 1)
Tabel 3.3.2 Uitsplitsing maatregelen regulier kader (regel (4) in tabel 3.3.1)
Nummer In € miljoen (-/- is lastenverlichting) 2021
Maatregelen tussen MN2020 en MN2021
1 Later afschaffen betalingskorting Vpb - 160
3 Later invoeren gelijktrekken tweede en derde pijler pensioen 100
4 Verlenging verlaagde EB-tarief openbare laadpalen - 4
5 Wijzigingen Natuurschoonwet 0
7 Liquidatieverliesregeling - 20
8 Vrijstelling EB walstroom - 1
11 Reparatie mede-eigendomsbepaling verhuurderheffing - 3
12 Voorkomen vrijstelling valutawinsten en negatieve rente op schulden 42
13a Derving AT1 (inc. tegenmaatregel) - 241
13b Verhogen bankenbelasting ter dekking 241
14a IACK HR co-ouderschap - 33
14b Verlagen IACK ter dekking HR co-ouderschap 33
15a EZK wbso aanpassing 2021 - 157
15b Dekking voorstel wbso onderuitputting uit 2019 en envelop 2017 en 2018 157
17a Verhogen basistarief box 1 (gebruik reservering €150 mln) 150
Kadercorrectie: gebruik reservering €150 mln voor wkb derde kind 17b verhogen (+€544) - 150
18a Doorwerking knip in toeslagjaar op zorgtoeslag - 39
Gedekt uit verhogen normpercentages zorgtoeslag alleenstaanden en 18b paren (+0,04%-punt). 39
19a Maximum ouderenkorting verhogen (+ € 55) - 100
19b gedekt uit verhoging TES (+0,03%) 100
20a Maximum algemene heffingskorting verhogen (+€ 20) - 185
20b Dekking verhoging AHK met €20 door verlaging maximale arbeidskorting 185
21a verruimen gerichte vrijstelling scholingskosten - 16
21b Verlaging vrije ruimte 2e schijf wkr 21
Stand regulier inkomstenkader - 96
Toelichting per maatregel
-
1.Uitstel afschaffen vpb betalingskorting
Het afschaffen van de vpb betalingskorting wordt wegens uitvoerbaarheid uitgesteld. De huidige verwachte inwerkingtreding is 2023.
-
2.Pensioen bedrag ineens
Uitstel van de maatregel leidt tot een incidentele derving in 2021.
-
3.Uitstel fiscale ruimte 3e en 2de pijler gelijk maken (2022 ipv 2021)
In pensioenakkoord is ruimte gereserveerd voor het gelijktrekken van de tweede en de derde pijler. Door vertraging valt gereserveerde ruimte van 100 miljoen in 2021 vrij.
4 Verlengen verlaagde EB-tarief openbare laadpalen
Over elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting wordt tot een verbruik van 50.000 kWh het EB tarief 2e schijf toegepast. Tot 10.000 kWh geldt normaal gesproken het EB tarief 1e schijf. Het gaat om een verlenging van 2 jaar, waardoor de maatregel structureel geen geld kost.
-
5.Wijzigingen natuurschoonwet
Naar aanleiding van de evaluatie van de Natuurschoonwet worden de voorwaarden om in aanmerking te komen voor fiscale voordelen op basis van natuurbeheer op landgoederen strenger. Dit levert een opbrengst op van 1 miljoen euro in 2031 verdeeld over enkele verschillende belasting-soorten, maar met name in box 1 IB.
-
6.btw e-commerce
Verschillende moderniseringen in de btw-behandeling van grensoverschrijdende leveringen via e-commerce. Onder andere afschaffing van de btw-vrijstelling voor invoer van pakketjes van buiten de EU van minder dan € 22. De invoeringsdatum is wegens uitvoerbaarheid nog onzeker, huidige inschatting is 2022. De opbrengst is €150 mln structureel.
7 Liquidatieverliesverrekening
Levert minder op door herijking van maatregel. 8 Vrijstelling EB walstroom
Het introduceren van een vrijstelling of een verlaagd tarief voor walstroom stimuleert dat aanmerende schepen in de haven gebruikmaken van een aansluiting op het elektricieitsnet van de wal. De maatregel kost €1 mln structureel vanaf 2021.
11 Reparatie mede-eigendomsbepaling verhuurderheffing
Repareert een gebrek in de bepaling over huurwoningen in mede-eigendom, kost in 2020 incidenteel 3 miljoen euro, structureel 1 miljoen euro.
12 Voorkomen vrijstelling valutawinsten en negatieve rente op schulden
Het voorkomen dat valutawinsten worden vrijgesteld door toepassing van artikel 10a Wet Vpb 1969. Hetzelfde geldt voor negatieve rente op 10a-schulden. Technische wijziging. De maatregel wordt getroffen om opportunistisch gebruik van de tegenbewijsregeling in een anti-misbruikbepaling tegen te gaan.
13a Derving AT1 (inclusief tegenmaatregel)
Als gevolg van een recent arrest van de Hoge Raad (HR) kwalificeert aanvullend tier 1 kapitaal (AT1 kapitaal) van banken en verzekeraars fiscaal als schuld.[1] Hierdoor kan de vergoeding over AT1 kapitaal naar alle waarschijnlijkheid in aftrek worden gebracht bij het bepalen van de fiscale winst. In het belastingplan wordt de minimumkapitaalregel aangepast, waardoor deze inconsistentie wordt opgelost (vanaf 2021 wordt ATI niet langer meegenomen als eigen vermogen voor de toepassing van deze regel en gaat de eigenvermogenratio van 8% naar 9%).
13b Verhogen bankenbelasting
De hogere derving in 2021 van het AT1 arrest wordt binnen de financiële sector gedekt door middel van een eenmalige compensatie in 2021 via de bankenbelasting. Op deze manier wordt de dekking opgehaald bij grootbanken, de groep die ook het meeste voordeel heeft bij de aftrekbaarheid van AT1 kapitaal.
14 IACK HR co-ouderschap
De maximale iack gaat met € 113 omlaag in 2021, ter dekking van een ruimere interpretatie van het begrip co-ouderschap (uitspraak Hoge Raad). In 2022 en verder is de verlaging € 36 (na 2021 stijgt de iack dus weer met € 77), omdat in 2021 incidenteel meer dekking nodig was vanwege het feit dat de uitspraak van de Hoge Raad leidt tot een derving in belastingjaren 2019, 2020 en 2021;
15 EZK wbso aanpassing 2021 en dekking
In 2021 wordt het eerste tarief van de wbso voor starters en niet starters incidenteel verhoogd. Dit wordt gefinancierd uit de onderuitputting uit 2019 als ook door gebruik te maken van envelop met onderuitputting uit eerdere jaren.
16 btw hoger onderwijs
Sinds een arrest van de Hoge Raad uit 2018 bestaat er verschil in de mate waarin instellingen die hoger openbaar onderwijs en instellingen die hoger bijzonder onderwijs (hbo/universiteit) verzorgen de aan hen in rekening gebrachte btw op algemene kosten in aftrek kunnen brengen. Deze maatregel herstelt dit verschil, waardoor ook instellingen die hoger openbaar onderwijs verzorgen een ruimer percentage in aftrek mogen brengen van de aan hen in rekening gebrachte btw op algemene kosten.
-
17.Verhogen basistarief box 1 (gebruik reservering €150 mln)
De reservering van €150 mln vanaf 2021 structureel, die tijdelijk als verlaging van het basistarief box 1 was geboekt, wordt gebruikt aan de uitgavenkant om de wkb voor het derde kind te verhogen, wat een kader-correctie vergt.
18 Zorgtoeslag verbetervoorstellen en dekking
Enkele maatregelen n.a.v. IBO-Toeslagen en de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen leiden tot hogere uitgaven, waarvan 38,5 miljoen euro voor de zorgtoeslag. Dekking komt uit door extra verhoging van de normpercentages (+0,04%-punt) in de zorgtoeslag, conform de afspraak uit het voorjaar.
-
19.Maximum ouderenkorting verhogen
Verhoging van de maximale ouderenkorting met €55 naar €1.703, gefinancierd uit een verhoging van TES (+0,03%-punt). Dit verbetert de mediane koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden met +0,1%.
-
20.Budgetneutrale schuif tussen de AHK (maximum + €20) en de AK (bedrag bij knikpunt 2 en 3 -€30):
_Een budgettair neutrale schuif tussen een verhoging van de algemene heffingskorting en een verlaging van de arbeidskorting.
-
21.Verruiming gerichte vrijstelling scholingskosten en dekking uit verlagen wkr
De gerichte vrijstelling voor scholing in de loonbelasting wordt uitgebreid zodat ex-werknemers die bijvoorbeeld werkloos zijn geraakt in bepaalde gevallen nog op kosten van hun ex-werkgever een opleiding of studie kunnen volgen, zonder dat daar loonheffingen over zijn verschuldigd. Dit biedt ook een oplossing voor bepaalde fiscale belemmeringen die worden ervaren bij het aanbieden van private individuele leerrekeningen.
Als dekking van de verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholing, wordt het percentage van de vrije ruimte boven de eerste € 400.000 van de loonsom ingeperkt van 1,2% naar 1,18%.
-
22.Envelop aandelenopties
Om de fiscale behandeling van aandelenopties als loon voor start-ups en scale-ups te verbeteren is een maatregel uitgewerkt dat was opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2021 met beoogde inwerkingstredings-datum 1 januari 2021. Na uitvoerig overleg met deskundigen op het gebied van aandelenopties is gebleken dat het niet duidelijk is of deze maatregel in genoeg gevallen het beoogde effect heeft. Het voorstel wordt daarom verder uitgewerkt, waarbij bijvoorbeeld een later tijdstip van belastingheffing wordt voorgesteld. Hiervoor wordt € 5 mln gereserveerd per 2022. Beoogde inwerkingtreding van de maatregel wordt dan per 1 januari 2022 en de maatregel wordt dan opgenomen in het Belastingplan 2022.
Invoeren mkb knop aof per 2022
Tabel 3.3.3. laat de aanpassingen zien bij de aof premie in het kader van het invoeren van een apart verlaagd tarief voor het mkb. Het oorspronkelijke plan was om in 2021 een premiekorting aof in te voeren van €450 mln, gefinancierd uit een verhoging van de aof en gebruik makend van de envelop van €200 mln uit het heroverwegingspakket dividendbelasting. Deze optie bleek niet uitvoerbaar. Er wordt volgens de bestaande plannen daarom een gedifferentieerde Aof-premie ingevoerd per 2022. Dit betekent een lager tarief voor bedrijven tot 25 werknemers (gemeten naar de loonsom van een gemiddelde werknemer). Met de beschikbare 450 mln. kan het Aof-tarief voor MKB (tot 25 werknemers) structureel ongeveer 1,1%-punt worden verlaagd ten opzichte van het reguliere tarief. In de augustus-besluitvorming is afgesproken om het budget van 450 mln. uit 2021 door te schuiven naar 2022 en 2023. Dit vergt wat betreft het niet gebruik van de envelop in 2021 wel een kadercorrectie van €200 mln.
Tabel 3.3.3 Aanpassingen door invoering mkb knop aof per 2022 |
||||
In €miljoen, in mutaties, - is lastenverlichting |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Uitboeken premiekorting wegens niet uitvoerbaar |
450 |
|||
Uitboeken tariefstijging Aof alle wergevers tbv premiekorting |
|
|||
Kadercorrectie: niet gebruik envelop €200 mln in 2021 |
|
200 |
||
Invoeren gedifferentieerde premie aof (mkb knop) |
|
|||
Verhogen generieke aof premie ter dekking |
250 |
|||
Incidenteel extra verhogen mkb knop |
|
150 |
150 |
|
Kadercorrectie: Gebruik mkb envelop deel 2021 |
150 |
|
|
|
Incidenteel verhogen generieke aof premie ter dekking |
150 |
|
|
|
saldo |
0 |
0 |
0 |
0 |
Verhoging aof-premie commissie Heerts
De commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling bij Beroepsziekten stelt in zijn advies van 14 mei 2020 onder meer voor een algemene tegemoetkoming in te stellen voor (ex) werkenden die lijden aan een ernstige beroepsziekte, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Een ander voorstel betreft een versterking van de kennisinfrastructuur op het terrein van beroepsziekten. In de Kabinetsreactie van 13 juli 2020 neemt het Kabinet deze voorstellen over. Dit wordt gefinancieerd door de aof premie in 2022 met grofweg €46 mln te verhogen in 2022 en vanaf 2023 structureel met €85 mln.
Tabel 3.3.4 Overzicht kadercorecties sinds MN 2020
In € miljoen (- is lastenverlichting) 2021
1a Derving Sofina arrest - 910
1b Kadercorrectie: dekking Sofina 2021 uit opbrengst latere jaren 910
2a Derving verhuurderheffing tot €1 mld - 800
Kadercorrectie: dekking verhuurderheffing tot €1 mld door reeks incidenteel te 2b maken 800
Derving overschrijding verhuurderheffing en heffingsvermindering uit Urgenda 2c boven €1 mld - 10 00
3a Afschaffen scholingsaftrek per 2022 ipv 2021 - 218
3b Kadercorrectie: afschaffen scholingsaftrek per 2022 ipv 2021 218
5a Afschaffen postcoderoosregeling 2,5
5b Kadercorrectie afschaffen postcoderoosregeling - 2,5 1. Derving Sofina arrest
Door de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Sofina tegen de Franse staat kunnen ook in Nederland buitenlandse verlieslatende vennootschappen de ingehouden dividendbelasting over hun portfoliobelangen terugkrijgen.
Dit zal leiden tot een incidentele derving van de dividendbelasting door claims uit het verleden en, bij ongewijzigd beleid, een structurele derving van dividendbelasting in de toekomst. Er wordt daarom, per 2022 een maatregel genomen die in binnenlandse situaties de verrekening van dividendbelasting in de vpb beperkt tot maximaal het bedrag aan verschuldigde vpb. Deze maatregel voorkomt de eerder genoemde derving in de dividendbelasting voor toekomstige gevallen en levert bovendien een opbrengst op in de vpb.
2 Derving verhuurderheffing
In de augustusbesluitvorming is ook besproken om de overschrijding van het budget van de heffingsvermindering in de verhuurderheffing te dekken. Samen met de heffingsvermindering uit Urgenda tot een derving van 1,8 miljard euro bovenop de ruimte van 200 miljoen euro in 2020 en 2021. Voor 0,8 miljard euro is dit opgelost door een kadercorrectie toe te passen waarmee de structurele reeks van 100 miljoen euro wordt omgevormd tot een incidenteel bedrag van 1 miljard in 2021. Het resterende tekort van 1 miljard euro wordt onder andere opgelost door een woningcorporaties te verplichten de huren ter verlagen voor huurders met lage inkomens en hoge huren. Deze huurverlaging zorgt cumulatief voor een daling van de huren met 157 mln., en geeft een inverdieneffect op de huurtoeslag van 38 mln. Het resterende deel wordt opgelost door de verhuurderheffing structureel met €62 mln te verhogen.
-
3.Afschaffen scholingsaftrek per 2022
De scholingsaftrek wordt een jaar later afgeschaft (per 2022 ipv 2021). Dit leidt tot de noodzaak tot een kadercorrectie in 2021 van €218 mln.
-
4.Afschaffen postcoderoosregeling
Het verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie (ook wel de postcoderoosregeling genoemd) is ingevoerd in 2014. De postcoderoosregeling (PCR) heeft betrekking op kleinschalige, duurzame opwekking van (zonne)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen.
Sinds 1 januari 2016 is het verlaagde tarief gelijkgesteld aan het EB tarief eerste schijf elektriciteit, waar voorheen een vaste vergoeding per kWh elektriciteit van toepassing was. In tegenstelling tot bij de salderingsre-geling hebben gebruikers van de postcoderoosregeling geen ODE voordeel. De salderingsregeling wordt per 1 januari 2023 geleidelijk afgebouwd tot nul in 2031.
Om te voorkomen dat de postcoderoosregeling een ontwijkingsmoge-lijkheid wordt voor huidige gebruikers van de salderingsregeling heeft het kabinet besloten om de postcoderoosregeling vanaf 1 januari 2021 om te zetten in een uitgavensubsidie. Hiermee wordt voorkomen dat er aan de inkomstenkant van de begroting alsnog uitholling van de belastinggrondslag kan plaatsvinden. Dit is geboekt al oplopende belastinginkomsten, waar daarnaast een kadercorrectie wordt ingeboekt.
Alle fiscale coronamaatregelen worden buiten het inkomstenkader geplaatst, om zo de economie te ondersteunen.
3f. Aanvullend pakket augustus
Tabel 3.3.5 geeft een overzicht van de aanvullende besluitvorming aan de lastenkant.
Tabel 3.3.5 Aanvullend besluitvormingspakket augustus inkomstenkant
Pakket A |
in €miljard, - is lastenverlichting, in standen |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 Struc |
|
1 |
Commissie Ter Haar: basispakket |
0,12 |
1,17 |
1,06 |
0,73 |
|
1a |
Beperking verrekening verliesverrekening |
117 mln. |
995 mln |
889 mln |
555 mln |
|
1b |
Aanpassing arm's-lengthbeginsel (informeel kapitaal) |
173 mln |
173 mln |
173 mln |
||
2 |
Earningsstrippingmaatregel icm vermogensaftrek (onderzoek nodig) (saldoneutraal vormgegeven) |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
||
3a |
Borstlap: Zelfstandigenaftrek verder/ sneller afbouwen (tot €3240 in 2036) (hangt samen met naar voren halen arbeidskorting naar 2021) |
0,03 |
0,07 |
0,10 |
0,53 |
|
3b |
Arbeidskorting €73 uit 2022 naar 2021 halen (compensatie voor ZA in 2022) |
|
0,00 |
0,00 |
0,00 |
|
3c |
Lastenverlichting burgers: verlagen basistarief box 1 in stappen naar 0,2%-punt structureel (verzachting borstlap zelfstandigen) |
|
|
|
|
|
4a |
Differentiatie OVB starters en beleggers (8%) |
0,46 |
0,48 |
0,49 |
0,63 |
|
4b |
Verhuurderheffing verlagen met 200 mln |
|
|
|
|
|
5 |
Box 3: hvv naar €50.000 |
|
|
|
|
|
1 t/m 5 |
totaal 1 t/m 5 |
|
0,81 |
0,66 |
0,82 |
Pakket B
Bevriezen tarieven hoog vpb tarief
6 op 25% |
2,86 |
2,86 |
2,86 |
2,86 |
|
verlengen vpb eerste schijf structureel met 195.000 vanaf 2022 7 (45.000 in 2021) |
|
|
|
|
|
8 BIK invoeren |
|
|
|
|
|
6+7+8 |
totaal 6+7+8 |
0,59 |
|
|
|
A+B |
totaal A+B |
|
0,79 |
0,65 |
0,80 |
1 Commissie Ter Haar: Beperking verrekening verliesverrekening
Deze maatregel stelt een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voor (terwijl dat nu zes jaar voorwaarts is). Daarbij zijn de verliezen slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Daarboven zijn de verliezen slechts tot 50% van de belastbare winst in een jaar verrekenbaar, waarbij die winst eerst wordt verminderd met € 1 miljoen.
1b Aanpassing arm's-lengthbeginsel (informeel kapitaal)
In het voorjaar van 2021 komt het kabinet met een afzonderlijk wetsvoorstel om het arm's-lengthbeginsel aan te passen in gevallen dat er bij een neerwaartse bijstelling van de winst in Nederland in een ander land -kortgezegd - geen of een te lage corresponderende bate in aanmerking wordt genomen. Deze maatregel houdt kort gezegd in dat een neerwaartse correctie van de fiscale winst niet in aanmerking wordt genomen indien bij de andere, gelieerde partij geen of een te lage opwaartse bijstelling van de winst plaatsvindt. Met deze maatregel loopt Nederland internationaal meer in de pas.
2 Earningsstrippingmaatregel i.c.m. vermogensaftrek
Met deze maatregel wordt voorgesteld om de earningsstripping verder te beperken om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen meer evenwichtig te maken en de opbrengst te gebruiken voor een vermogensaftrek. Dit is een ingrijpende wijziging, daarom moet deze optie onderzocht worden hoe vorm te geven.
3 Borstlap: Zelfstandigenaftrek verder/sneller afbouwen, arbeidskorting naar voren halen en lasten burgers verlagen
De zelfstandigenaftrek wordt jaarlijks met €110 extra verlaagd tot 3.240 euro in 2036. Dat levert structureel 538 mln op. Daardoor duurt de afbouw langer. In 2021 worden zzp'ers gecompenseerd door de voorgenomen verhoging van de AK van 73 euro in 2022 naar voren te halen. Dit kost incidenteel ca 520 mln. (structureel nul). Daarnaast wordt het tarief eerste schijf verlaagd met 0,13%-punt in 2021 en 0,2%-punt vanaf 2022. Het tarief van de eerste schijf in de inkomstenbelasting bedraagt in 2020 37,35% en wordt in 2021 37,10%.
4a. Differentiatie OVB starters en beleggers (8%)
Natuurlijke personen tussen de 18 en 35 jaar die de verkregen woning zelf gaan bewonen worden eenmalig vrijgesteld van OVB, de toepassing van het tarief van 2% wordt ingeperkt tot natuurlijke personen die de woning zelf gaan bewonen, de overige verkrijgers (beleggers) gaan het normale OVB-tarief betalen van 6% (8% vanaf 1 januari 2021).
4b verlagen verhuurderheffing met €200 mln per jaar
5 Box 3: hvv naar 50.000 euro
Het heffingvrij vermogen gaat naar 50.000 euro per persoon en 100.000 euro voor partners. Dit wordt voor een deel gedekt door de tarieven.
6 Bevriezing hoog tarief vpb
HEt hoge vpb tarief blijft structureel 25%. Dit geeft een opbrengst van 2,8 mld.
7 verlengen vpb eerste schijf structureel met 195.000 euro vanaf2022 (circa 45.000 euro in 2021)
De eerste schijf van de vpb wordt structureel verlengd met 45.000 euro in 2021 en circa 195.000 euro vanaf 2022.
9 BIK invoeren
Het kabinet heeft besloten tot het invoeren van een Bijzondere Investerings-korting (BIK). De BIK laat ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. De maatregel zou een budgettair belang hebben van 2 mld. euro per jaar. Van de regeling zijn uitgesloten investeringen die naar hun aard in aanmerking komen voor de EIA, MIA of VAMIL. De precieze afbakening en het daarbij passende percentage wordt nog uitgezocht.
Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021, en bekostigen uit het bevriezen van het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (vpb) op het huidige niveau. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en ziet op investeringen waarvoor de beslissing is genomen na 1 oktober 2020 en die plaatsvinden vanaf 1 januari 2021. De in 2021 gedane investeringen kunnen dan worden verzilverd in 2022 op basis van een goedkeurende beschikking van RVO.nl. Deze beschikking is leidend voor de Belastingdienst voor de toekenning van de afdrachtvermindering.
De maatregel beoogt investeringen te stimuleren in de huidige crisissituatie. Als de economische crisis voorbij is, is de maatregel in deze vorm niet langer nodig. Op basis van een evaluatie van de maatregel zal het budget gebruikt worden voor een regeling met een soortgelijk doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
Het lastenpakket in paragraaf 3f leidt tot een lastenverlichting in 2021 van €0,1 mld. Daarnaast is tussen de cMEV2021 en de MEV2021 nog een nieuwe raming van de zorgpremies gemaakt. Hierdoor komen de lastenrelevante zorgpremies in 2021 €0,2 mld lager uit dan geraamd bij cMEV2021. Omdat de besluitvorming aan de lastenkant al was afgerond voor deze raming leidt dit tot een lastenverlichting in het inkomstenkader. Voor het overige is het inkomstenkader zoals hierboven beschreven gesloten. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is er daar om in 2021 sprake van een tekort in het
kader van €0,3 mld. |
|
Tabel 3.3.6 Totaalstand inkomstenkader MEV2021 |
|
In €miljard, - is lastenverlichting |
2021 |
totaal additioneel lastenpakket A+B |
|
Totaal zorgpremies tussen cMEV2021 en MEV2021 |
|
Totaal tekort inkomstenkader |
|
Zowel het ministerie van Financiën als het CPB hanteren in hun publicaties het begrip «beleidsmatige lastenontwikkeling» (blo). De definities van dit begrip wijken echter van elkaar af. De afgelopen jaren is er telkens veel discussie geweest over verschillende definities rondom de beleidsmatige lasten. Het kabinet heeft het afgelopen jaar daarom samen met het CPB een nieuwe gezamenlijke definitie van de beleidsmatige lasten ontwikkeld.
Nieuwe beleidsmatige lastenontwikkeling
In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo) deze kabinetsperiode. De nieuwe lastendefinitie wordt uitgesplitst tussen burgers, bedrijven en het buitenland. Er is in 2020 en 2021 sprake van een lastenverlichting van circa €5 mld. Deze lastenverlichting zit volledig bij burgers. In totaal stijgen de lasten deze kabinetsperiode met €0,3 mld. Onderliggend is er sprake van een lastenverlichting van circa €5 mld bij burgers en een lastenverzwaring van €5 miljard bij bedrijven. De ontwikkeling van de blo komt vrijwel geheel overeen met wat het CPB in de MEV2021 heeft gepubliceerd. Alleen in 2021 is de blo bij het CPB €0,2 mld lager, met name omdat het CPB een eigen, lagere zorgpre-mieraming hanteert. Dit is een begrijpelijk verschil wat ook wenselijk is om te zien in de blo.
Tabel 3.4.1. Beleidsmatige lastenontwikkeling nieuwe definitie cum
In €mld, - is lastenverlichting |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2018-2021 |
Totaal |
1,4 |
3,7 |
|
|
0,3 |
burgers |
0,5 |
0,2 |
|
|
|
bedrijven |
1,0 |
3,5 |
|
1,1 |
5,1 |
buitenland |
0,0 |
0,0 |
0,1 |
0,0 |
0,1 |
Ontwikkeling blo sinds start kabinet
Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de blo zien ten opzichte van het zogeheten basispad. In het basispad zouden de beleidsmatige lasten deze kabinetsperiode met meer dan €10 mld stijgen. Dit basispad bestaat uit oude maatregelen die doorlopen in deze kabinetsperiode en hogere zorgpremies door de stijgende zorgkosten en de doorwerking van het Regeerakkoord op de zorgpremies en de compensatie hiervan. Ten opzichte van dit basispad verlicht het kabinet de lasten met €10 miljard deze kabinetsperiode, waardoor de lasten over de kabinetsperiode slechts met €0,3 mld stijgen.
Tabel 3.4.2 Beleidsmatige lastenverlichting ten opzichte van basispad cum
In €mld, - is lastenverlichting |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 2018-2021 |
|
Basispad (inclusief zorgpremies RA en compensatie) |
2,4 |
4,2 |
2,7 |
1,2 |
10,5 |
Regeerakkoord t/m MN2021 |
|
|
|
|
|
Totale blo |
1,4 |
3,7 |
|
|
0,3 |
Verschil nieuwe definitie blo met oude definitie blo (inkomstenkader)
Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de beleidsmatige lasten volgens zowel de oude als de nieuwe definitie zien. De oude definitie was gelijk aan de ontwikkeling van het inkomstenkader. De nieuwe definitie wijkt hiervan af op onderstaande punten.:
-
•De zorgtoeslag is niet relevant nieuwe blo-definitie, wel voor het inkomstenkader
-
•Kadercorrecties worden niet meegenomen in de nieuwe blo-definitie. Voor de begrotingssystematiek zijn deze kadercorrecties van belang, maar deze zijn niet relevant voor de beleefde lastenontwikkeling van burgers en bedrijven.
-
•Premiebijstellingen zorgverzekeraars na de MEV worden voor aankomend jaar wel meegenomen in de nieuwe BLO-definitie. Ook veranderingen in de zorgpremies als gevolg van incidentele oorzaken worden wel in de nieuwe blo meegenomen. Zo sluit de nieuw blo-definitie beter aan bij hoe burgers en bedrijven de ontwikkeling van de zorgpremies ervaren.
-
•Regelingen aan de uitgavenzijde die via het fiscale instrumentarium worden verrekend zijn wel relevant voor de nieuwe blo maar niet voor het inkomstenkader
-
•Gerechtelijke uitspraken met fiscale consequenties woren op een andere manier meegenomen in de nieuwe definitie van de blo.
Wat het kabinet en het CPB betreft sluit deze nieuwe definitie hierdoor beter aan bij de daadwerkelijke ervaren lastenontwikkeling van burgers en bedrijven.
Tabel 3.4.3 Verschil nieuwe lastenontwikkeling |
en oude definitie beleidsmatige |
||||
Beleidsmatige lastenontwikkeling (in €mld, in mutaties) |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
cum 2018-2021 |
Nieuwe blo (gezamenlijke definitie met CPB) |
1,4 |
3,7 |
|
|
0,3 |
Oude blo (definitie inkomstenkader) |
2,1 |
3,8 |
|
|
0,7 |
Verschil nieuwe en oude blo |
|
|
|
2,9 |
|
Over de kabinetsperiode stijgen de lasten in de nieuwe definitie blo minder hard dan onder de oude definitie. Het grootste verschil zit in de jaren 2020 en 2021. In 2020 is de lastenverlichting in de blo €2,5 mld hoger dan onder de oude definitie, terwijl in 2021 de lastenverlichting juist €2,9 mld lager is. Dit verschil komt voor een belangrijk deel omdat de fiscale Coronamaatre-gelen buiten het inkomstenkader zijn geplaatst, maar wel meetellen in de nieuwe beleidsmatige lastenontwikkeling. Aangezien deze fiscale Corona-maatregelen leiden tot een incidentele lastenverlichting in 2020 is de lastenverlichting in de nieuwe definitie blo hoger dan in de oude definitie inkomstenkader. Dit lijkt te passen in de wens om in 2020 de directe Corona-maatregelen te verzachten door incidentele maatregelen.
Ook kent het inkomstenkader specifieke regels voor de zorgpremies en wordt de zorgtoeslag aan de inkomstenkant geboekt, terwijl de nieuwe blo zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de daadwerkelijke ontwikkeling van de zorgpremies. Dit leidt tot lagere zorgpremies in de blo bij de nieuwe definitie in 2020 en hogere zorgpremies in 2021.
Een uitgebreider overzicht van de aansluiting tussen de oude en nieuwe definitie blo is te vinden in een gezamenlijk met het CPB geschreven Achter-gronddocument.1
4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN
Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.
Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis2 relevant. Daarnaast worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabel aan het einde van deze bijlage. In deze tabel wordt tevens de aansluiting van de ontvangsten op kasbasis naar EMU-basis gemaakt.
De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de WLZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale belastingen, premies volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen weergegeven. De ontwikkeling in 2020 en 2021 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de belasting- en premieontvangsten van 2020 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van het vorige ramingsmoment (Update overheidsfinanciën juni 2020), waarbij de belangrijkste ramingsbij-stellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2021 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel ('expert opinion'). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2024. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten voor 2020 en 2021 op EMU-basis en op kasbasis. Voor een verdere toelichting op de raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.
4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2020 en 2021
Het Rijk realiseert in 2020 in totaal 19,7 miljard euro minder belasting en premieontvangsten dan in 2019. Dit is te zien in tabel 4.2.1. Deze tabel is op EMU-basis en bevat dus geen uitstel van belastingbetaling. In bijlage 5 van deze Miljoenennota wordt de raming van het uitstel toegelicht. De afname komt voor 9,8 miljard euro door de negatieve endogene ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met de economische ontwikkelingen, in het bijzonder de corona-crisis. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in de daling van de waarde van het bbp. Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 9,9 miljard euro lagere belasting- en premieontvangsten. Dat bevat genomen beleidsmaatregelen zowel voor als tijdens de coronacrisis. Zo heeft aangepast beleid een neerwaarts effect van 4,4 miljard euro op het EMU-saldo ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Dat nieuwe beleid bestaat voor het overgrote deel uit fiscale maatregelen die volgen uit de noodpakketten banen en economie. De grootste budgettaire impact in 2020 volgt uit de mogelijkheid voor bedrijven om een fiscale reserve in de winst over 2019 op te nemen (-3 miljard euro in de vennootschapsbelasting), de mogelijkheid voor direc-teurgrootaandeelhouders om hun gebruikelijk loon te verlagen (-1 miljard in de loonheffing), de vrijstelling van btw voor de aanschaf van mondkapjes, medische hulpmiddelen en het uitlenen van zorgpersoneel (gezamenlijk - 0,4 miljard euro), en de tijdelijke opschorting van de premiedifferentiatie bij overwerk op grond van de wet Arbeidsmarkt in Balans (-0,1 miljard euro in de premies werknemersverzekeringen).
Tabel 4.2.1 Ontwikkeling inkomsten op EMU-basis 2019-2021 (in miljoenen euro's) |
|||
2019 |
2020 |
2021 |
|
Belastingen en premies volksverzekeringen |
234,4 |
214,1 |
220,9 |
waarvan belastingen |
194,9 |
176,2 |
183,9 |
waarvan premies volksverzekeringen |
39,4 |
37,9 |
37,1 |
Premies Werknemersverzekeringen |
68,3 |
68,9 |
72,1 |
Totaal |
302,7 |
283,0 |
293,0 |
Jaar-op-jaarmutatie |
|
10,1 |
|
waarvan endogene groei |
|
|
|
waarvan beleidsmaatregelen |
|
11,7 |
|
Endogene mutatie (in %) |
|
|
|
Waardeontwikkeling BBP (in %) |
|
5,0% |
In 2021 groeien de belasting- en premieontvangsten met 10,1 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 11,7 miljard euro opwaarts. Dit is in belangrijke mate vertekend door de omvorming van ProRail naar een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) per 2021. Dit levert eenmaligebelastingontvangsten van 7,1 miljard euro op, waar navenante uitgaven van het Rijk tegenover staan. Daarnaast lopen in 2021 incidentele fiscale beleidsmaatregelen voor 2020 vanwege de coronacrisis af. De fiscale coronareserve zorgt dat vpb-plichtige ondernemingen in 2021 minder verlies kunnen verrekenen. Op die manier leidt gebruik van de fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting in 2020 tot meer vennootschapsbelastingontvangsten in 2021 van 6 miljard euro ten opzichte van 2020. Ook beleidsmaatregelen die niet samenhangen met de coronacrisis hebben invloed op de belasting- en premieontvangsten in 2021. Deze worden nader toegelicht in paragraaf 4.4.2. Tegelijkertijd blijven de economische ontwikkelingen een neerwaarts effect hebben op de belasting- en premieontvangsten, met 1,7 miljard euro. Voor een groot deel hangt dat samen met minder vpb-ontvangsten in 2021 als gevolg van lagere winsten in 2020. Ook neemt de geraamde werkloosheid in 2021 verder toe, wat leidt tot minder loonheffing.
4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2020
In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2020 vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2020. De nieuwe raming voor 2020 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2021 van het CPB en de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten tot en met juli 2020. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is de raming van de totale belastingen premieontvangsten op EMU-basis per saldo 22,5 miljard euro neerwaarts bijgesteld. Dat hangt samen met het fors negatievere economische beeld voor 2020 ten gevolge van de coronacrisis ten opzichte van het economische beeld voor 2020 onderliggend aan de Miljoenennota 2020 en maatregelen vanwege de coronacrisis. Ten opzichte van de Miljoenennota 2020 is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp in 2020 met - 6,5 procentpunt neerwaarts bijgesteld.
Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2020 op EMU-basis (in miljoenen euro's) |
|||
Miljoenennota 2020 |
Vermoedelijke uitkomsten 2020 |
Verschil |
|
Indirecte belastingen |
96.522 |
87.379 |
|
Invoerrechten |
3.500 |
3.151 |
|
Omzetbelasting |
60.478 |
54.057 |
|
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
2.462 |
1.620 |
|
Accijnzen |
12.388 |
11.110 |
|
Overdrachtsbelasting |
3.131 |
3.122 |
|
Assurantiebelasting |
2.914 |
2.946 |
32 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.392 |
4.259 |
|
Belastingen op een milieugrondslag |
4.520 |
4.569 |
49 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
296 |
267 |
|
Belasting op zware motorrijtuigen |
202 |
194 |
|
Verhuurderheff ing |
1.791 |
1.635 |
|
Bankbelasting |
447 |
449 |
2 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
138.704 |
126.449 |
|
Loon- en inkomensheffing |
105.116 |
102.666 |
|
Dividendbelasting |
5.153 |
3.938 |
|
Kansspelbelasting |
590 |
321 |
|
Vennootschapsbelasting |
26.167 |
17.489 |
|
Schenk- en erfbelasting |
1.679 |
2.035 |
356 |
Overige belastingontvangsten |
230 |
280 |
50 |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
235.456 |
214.108 |
|
Premies werknemersverzekeringen |
70.056 |
68.874 |
|
waarvan zorgpremies |
43.163 |
42.636 |
|
Totaal belasting- en premieontvangsten |
305.511 |
282.982 |
|
De raming van de totale indirecte belastingen is met 9,1 miljard euro neerwaarts bijgesteld opzichte van de Miljoenennota 2020. De grootste bijdrage komt van de geraamde btw-ontvangsten (-6,4 miljard euro). De consumptie van huishoudens krimpt 4,4%. Ook de accijnzen zijn neerwaarts bijgesteld (-1,3 miljard euro). Dat hangt vooral samen met de accijnzen op minerale en lichte olie. Het afgelopen halfjaar nam het wegverkeer af door bijvoorbeeld minder woon-werkverkeer.
De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2020 met 12,3 miljard euro neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2020. De vennootschapsbelasting (vpb) levert met - 8,7 miljard euro de grootste bijdrage. Bedrijfswinsten zijn zeer conjunctureel gevoelig. De economische krimp werkt sterk door in de bedrijfswinsten. Vpb-plichtige ondernemers hebben de mogelijkheid om hun voorlopige aangifte over de verwachte winst in 2020 neerwaarts te herzien. De loon- en inkomensheffing is ook neerwaarts bijgesteld (-2,4 miljard euro). Zo maken ondernemers voor de inkomstenbelasting (ib-ondernemers) minder winst en hebben ook zij de mogelijkheid tot het bijstellen van hun voorlopige aangifte. Ook de door het CPB geraamde werkgelegenheid neemt af. De dividendbelasting neemt 1,2 miljard euro af. Door de verslechterde economische situatie keren ondernemingen minder dividend uit aan aandeelhouders.
Ten slotte komen de ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen 1,2 miljard euro lager uit. Dat hangt samen met de daling van de geraamde werkgelegenheid, zoals bij de loonheffing.
In 2020 nemen de belasting- en premieontvangsten met ongeveer
4,4 miljard euro extra af als gevolg van beleidsmaatregelen ten opzichte van de Miljoenennota 2020. Tot en met de Miljoenennota 2020 zorgen beleidsmaatregelen voor 5,4 miljard euro minder belasting- en premieontvangsten (tabel 4.3.2). In bijlage 4 van de Miljoenennota 2020 wordt daar meer informatie over gegeven. Daar komt in 2020 sinds de Miljoenennota 2020
4,4 miljard extra minder ontvangsten door beleid bovenop. Dat zit vooral in maatregelen vanwege de coronacrisis. De maatregel met het grootste budgettaire belang is de mogelijkheid voor vpb-plichtige ondernemers om inde aangifte over 2019 een 'fiscale coronareserve' te treffen. Daarmee hoeven ondernemers minder belasting over hun winst te betalen in 2020, maar kunnen ze later ook minder verlies verrekenen. De mogelijkheid tot minder verliesverrekening uit zich echter in de kas van 2021 bij het doen van de aangifte over de winst van 2020.
Tabel 4.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2020 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2021
In figuur 4.4.1 zijn de geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2021 opgenomen.
Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2021 op EMU-basis
Loon- en inkomensbelasting
Omzetbelasting (btw)
Zorgpremies
Premies volksverzekeringen
Premies werknemersverzekeringen
Vennootschapsbelasting
Accijnzen
Overdrachts- en assurantiebelasting
Motorrijtuigenbelasting
Belastingen op een milieugrondslag
Dividendbelasting
Invoerrechten
Schenk- en erfbelasting Belasting op personenauto's en motorrijwielen (BPM) Verhuurderheffing
Bankbelasting
Overig
0 20 40 60 80
Miljarden euro's
Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieontvangsten in 2021. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2020 naar 2021 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die vooral samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.
Tabel 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2021 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
Vermoedelijke uitkomsten 2020 |
Maatregelen |
Endogeen |
Endogeen in % |
2021 |
|
Indirecte belastingen |
87.379 |
1.525 |
4.470 |
5,1% |
93.375 |
Invoerrechten |
3.151 |
0 |
324 |
10,3% |
3.475 |
Omzetbelasting |
54.057 |
1.024 |
3.359 |
6,2% |
58.440 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.620 |
|
157 |
9,7% |
1.471 |
Accijnzen |
11.110 |
131 |
932 |
8,4% |
12.173 |
Overdrachtsbelasting |
3.122 |
758 |
|
|
3.426 |
Assurantiebelasting |
2.946 |
|
87 |
3,0% |
3.032 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.259 |
|
158 |
3,7% |
4.365 |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.569 |
3 |
|
|
4.355 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
0 |
6 |
2,4% |
274 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
194 |
0 |
11 |
5,5% |
204 |
Verhuurderheffing |
1.635 |
|
106 |
6,5% |
1.468 |
Bankbelasting |
449 |
241 |
0 |
0,0% |
690 |
Directe belastingen en premies |
|||||
volksverzekeringen |
126.449 |
8.167 |
|
|
127.291 |
Loon- en inkomensheffing |
102.666 |
|
1.805 |
1,8% |
101.019 |
Dividendbelasting |
3.938 |
891 |
|
|
4.067 |
Kansspelbelasting |
321 |
12 |
192 |
59,8% |
525 |
Vennootschapsbelasting |
17.489 |
10.722 |
|
|
19.737 |
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
|
|
|
1.944 |
Overige belastingontvangsten |
280 |
0 |
0 |
0,0% |
280 |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
214.108 |
9.692 |
|
|
220.946 |
Premies werknemersverzekeringen |
68.874 |
2022 |
1203 |
1,7% |
72.099 |
waarvan zorgpremies |
42.636 |
1621 |
916 |
2,1% |
45.174 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
282.982 |
11.715 |
|
|
293.045 |
In 2021 bedragen de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis naar verwachting 293,0 miljard euro. Ten opzichte van de meest actuele raming van de ontvangsten voor 2020 stijgen de ontvangsten in 2021 daarmee met 9,9 miljard euro. Beleidsmaatregelen zorgen voor 11,7 miljard euro hogere ontvangsten in 2021 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat om zowel maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten als maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt alsmede eerdere fiscale maatregelen vanwege de coronacrisis. De verwachte endogene krimp van de belasting- en premieontvangsten in 2021 bedraagt 1,8 miljard euro (-0,6 procent). In de volgende paragrafen wordt nader op de endogene ontwikkeling ingegaan. In bijlage 5 van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting op de ramingsmethodiek en wordt ingegaan op de ramingen op transactiebasis zoals opgesteld voor de grootste belastingsoorten.
4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2021 De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2021. Voor 2021 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 5,0 procent.
De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2021 blijft daar bij achter, omdat de totale belasting- en premieontvangsten in 2021 juist afnemen vanwege economische ontwikkelingen.
De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2021 bedraagt 5,1 procent. Deze ontwikkeling wordt voor een groot deel bepaald door de btw-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen. De btw-ontvangsten hangen vooral af van de consumptieve bestedingen, de investeringen in woningen en de overheidsinvesteringen. De waardeontwikkeling van de particuliere consumptie groeit in 2021 met 6,0 procent sneller dan de de totale economische groei in waardetermen. Ook de duurzame consumptie herstelt in 2021. De investeringen in woningen nemen met 1,4 procent af, terwijl de overheidsinvesteringen toenemen met 10,8 procent. Daarmee komt de endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten naar verwachting uit op 6,2 procent in 2021. De endogene ontwikkeling van de ontvangsten uit de bpm komt uit op 9,7 procent in 2020. De bpm-ontvangsten hangen af van het aantal autoverkopen en de CO2 -uitstoot daarvan. De verwachting is dat de verkoop van auto's in 2021 herstel vertonen conform de ontwikkeling van de duurzame consumptie. De ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting - waarvoor het gewicht van de in Nederland geregistreerde auto's de grondslag vormt - nemen naar verwachting met 3,7 procent toe in 2021 door een groter wagenpark. De ontvangsten uit de overdrachtsbelasting komen in 2021 14,5 procent lager uit. Het CPB verwacht dat zowel de transacties als de verkoopprijzen dalen. De totale WOZ-waarde van sociale huurwoningen vormt de grondslag van de verhuurderheffing. In 2021 nemen de ontvangsten uit de verhuurderheffing naar verwachting met 6,5 procent toe. Een groei van zowel het volume als de prijs van ingevoerde goederen zorgen voor een toename van de ontvangsten uit invoerrechten met 10,3%. De ontvangsten uit de accijnzen nemen 8,4% toe in 2021. De verwachting is dat vooral de accijnzen op lichte en minerale oliën herstellen na 2020, waarin bijvoorbeeld minder woon-werkverkeer plaatsvond vanwege de coronacrisis. De belastingen op een milieugrondslag bevat vanaf 2021 de naar verwachting per 2021 ingevoerde vliegbelasting. Door de gevolgen van de coronacrisis op het vliegverkeer zal deze belasting in 2021 waarschijnlijk minder ophalen dan oorspronkelijk beoogd. Door deze endogene ontwikkeling gaat de raming nu uit van een opbrengst van 80 miljoen euro in 2021.3
De endogene ontwikkeling van de directe belastingen en de premies volksverzekeringen - de belastingen op inkomen en vermogen - bedraagt - 5,8 procent in 2021. Een grote bijdrage aan deze daling levert de vennootschapsbelasting (vpb) met - 48,4%. Hoewel de economie in 2021 verder herstelt met positieve gevolgen voor de bedrijfswinsten, zullen veel vpb-plichtige ondernemers hun definitieve aanslag voor hun winst over 2020 krijgen. Door lagere bedrijfswinsten in 2020 en de mogelijkheid om hun eventuele verliezen in 2020 te verrekenen met eventuele winst in 2019 zullen deze definitieve aanslagen naar verwachting lager uitvallen. Tevens zullen winsten in 2021 weliswaar herstellen, maar wel lager zijn dan voor de coronacrisis. Daarmee zullen de voorlopige aanslagen, die begin 2021 worden opgelegd, over de winsten in 2021 lager uitvallen.
De qua omvang belangrijkste directe belastingsoort is de loon- en inkomensheffing.4 Voor de ontwikkeling van de ontvangsten uit deze belastingsoort zijn vooral de verwachte loonontwikkeling, de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van winsten van zelfstandigen van belang. De grondslag van de loon- en inkomensheffing wordt daarnaast ook beïnvloed door de omvang van de hypotheekrenteaftrek en pensioenpremies. De ontvangsten uit de loon- en inkomensheffing stijgen in 2021 met 1,8 procent, wat lager is dan de groei van het bbp in waardetermen. De arbeidsmarkt volgt vertraagd op de ontwikkeling van het bbp. De werkgelegenheid zal in 2021 verder dalen, terwijl de contractloonstijging wat terugloopt. Contractlonen worden vaak meerjarig afgesproken in cao's. Deze factoren hebben een drukkende werking op de loonheffingsontvangst in 2021. De inkomensheffing neemt relatief meer toe. De bedrijfswinsten van ib-ondernemers zullen in 2021 herstellen en veel directeurgrootaandeel-houders zullen in 2021 belasting betalen over belastingjaar 2019. In dat jaar ontvingen veel directeurgrootaandeelhouders dividend uit hun onderneming om te anticiperen op een verhoging van het box-2-tarief. De raming van de dividendbelasting laat een afname van 19,4 procent zien in 2021. Ondernemingen keren minder dividend uit door de lagere winsten. Daarnaast loopt de extra ontvangst door anticipatie op het box-2-tarief van 2019 en januari 2020 niet in die mate door in 2021. De raming van de schenken erfbelasting voor 2021 bedraagt 1,9 miljard euro en volgt uit de negatieve ontwikkeling van huizenprijzen als benadering voor de ontwikkeling van het nagelaten vermogen.
De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen - waar ook de zorgpremies onder vallen - nemen met 1,7 procent toe in 2021. Onderliggend gaat het om een negatieve ontwikkeling van de grondslag door minder hogere lonen en minder werkgelegenheid, zoals bij de loonheffing, in combinatie met de stijging van de aan de zorguitgaven gekoppelde zorgpremies.
4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten
In 2021 nemen de belasting- en premieontvangsten met 11,7 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2021 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2021 nog een op-of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2020, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2021 effect heeft.
Bij de indirecte belastingen is de beleidsmatige toename per saldo
1,5 miljard euro. Onderliggend nemen de btw-ontvangsten beleidsmatig met 1,0 miljard euro toe ten opzichte van 2020. Dat hangt ter eerste samen met de omvorming van ProRail tot een ZBO, wat tot een eenmalige opbrengt in de btw leidt van 0,7 miljard euro. Daarnaast lopen de incidentele maatregelen in 2020 vanwege de coronacrisis tot een einde, zoals de btw-verlaging op mondkapjes en inhuur van zorgpersoneel. Ook de opbrengst van de overdrachtsbelasting neemt beleidsmatig toe (0,8 miljard euro). Dit hangt samen met de verhoging van het reguliere tarief van 6% naar 8% per 2021, in combinatie met de introductie van een startersvrijstelling en beperking van het verlaagde tarief van 2%. Beleidsmatige mutaties in de bpm zorgen juist voor 0,3 miljard lagere ontvangsten en hangen samen met het Klimaatakkoord. De accijnzen hebben 0,1 miljard euro hogere ontvangsten door beleidsmatige mutaties. Vanaf 2021 wordt de verhuur-derheffing met 0,2 miljard euro verlaagd. Daarnaast spelen in 2021 de eerste heffingsverminderingen voor verduurzaming van woningen. Tot slot wordt in 2021 de bankenbelasting eenmalig verhoogd.
Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 8,2 miljard euro toe in 2021. Voor 10,7 miljard euro is sprake van hogere vennootschapsbelastingont-vangsten door beleidsmutaties. Dat hangt ten eerste samen met de mogelijkheid om een 'fiscale coronareserve' over de winst van 2019 te (zie hierboven) Ten opzichte van 2020 leidt dat in 2021 tot 6,0 miljard euro extra vpb-ontvangst. Bovendien is sprake van een incidentele opbrengst van
4,5 miljard euro in de vennootschapsbelasting door de omvorming van ProRail tot ZBO. Deze omvorming leidt bovendien tot een incidentele opbrengst in de dividendbelasting van 2,0 miljard euro. Daarnaast is voor de dividendbelasting sprake van een incidentele derving als gevolg van het Sofina-arrest van 0,9 miljard euro.
Voor de loon- en inkomensheffing speelt in 2021 de invoering van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) een rol. Werkgevers kunnen tijdelijk een korting krijgen op de loonheffing die zijn voor hun werknemers afdragen wanneer zij investeren in voor de BIK kwalificerende bedrijfsmiddelen. Dit leidt tot een derving van 2,0 miljard euro vanaf 2021. Daarnaast wordt de arbeidskorting verhoogd. Hiertegenover staat dat werkgevers in de zorg in 2020 een bedrag ontvangen om hun medewerkers een bonus van 1000 euro netto uit te keren. De loonheffing die hiermee gepaard gaat leidt in 2021 tot een incidentele ontvangst van 0,6 miljard euro.5
Beleid met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen leidt per saldo tot 2,0 miljard euro hogere ontvangsten in 2021. Dat wordt bijna in zijn geheel verklaard door de stijging bij de premies zorgverzekeringswet van 1,6 miljard euro. Deze beleidsmutatie hangt samen met stijgende zorgkosten en een lastendekkende premie voor het zorgverzekeringsfonds.
In tabel 4.4.2 wordt de totale beleidsmatige mutatie in 2021 van 11,7 miljard uitgesplitst naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de «verticale mutaties» van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2021. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2021 nog budgettaire effecten heeft.
Tabel 4.4.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2021 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
Beleid vorige kabinetten 1.009
waarvan verlaging vpb-tarieven - 1.362
waarvan verlaging lasten op arbeid (zoals invoering tweeschijvenstelstel) - 2.919
waarvan BP2019 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen) 2.522
waarvan effect heroverweging afschaffing dividendbelasting op inkomensheffing - 1.849
Miljoenennota 2021 13.345
waarvan omvorming Prorail 7.130
waarvan BP2021 en augustusbesluitvorming (incl. update ramingen) - 515
Totaal 11.715
Het in de Startnota verwerkte beleid heeft - op basis van de op dat moment ingeboekte beleidsramingen - in 2021 een lastenverlichtend effect van
3,3 miljard euro. Onderliggend is vooral sprake van lastenverlichtingen door de toen voorgenomen verlaging van de vpb-tarieven en door verlaging van de lasten op arbeid. Beleid dat voor het eerst tot uiting komt in Miljoenennota 2019 met (tevens) een budgettair effect in 2021 is per saldo inkom-stenverhogend met 2,8 miljard euro. Hierbij speelt met name de verhoging van het box-2-tarief per 2020 een rol. Dga's anticipeerden hierop door eind 2019 extra dividend uit te keren, wat zich in 2021 vertaalt in extra belastingopbrengsten in de inkomensheffing. In de Miljoenennota 2020 zijn ook weer verschillende beleidsmaatregelen met een budgettair effect verwerkt. Het belangrijkste pakket is hierbij de 'heroverweging pakket vestigingsklimaat'. Bij deze heroverweging heeft het kabinet gekeken naar het gehele pakket aan fiscalemaatregelen gericht op het versterken van het vestigingsklimaat. Dit pakket heeft in 2021 een neerwaarts effect op de belastingontvangsten doordat is afgezien van afschaffing van de dividendbelasting per 2020. Zonder dividendbelasting als voorheffing zouden de opbrengsten in de inkomensheffing in 2021 groter zijn geweest. Maar na de heroverweging hebben bedrijven in 2020 reeds voorheffing betaald via de dividendbelasting en zijn belastingplichtigen in 2021 dus minder inkomensheffing verschuldigd.
De belangrijkste budgettaire maatregelen die in de Miljoenennota 2021 zijn verwerkt zijn de reeds toegelichte maatregelen uit het fiscale steunpakket om de economische gevolgen van de coronacrisis te beperken. Deze maatrelen leiden tot een incidentele lastenverlichting in 2020, wat zich juist vertaalt in een beleidsmatige lastenverzwaring in 2021. Dit geldt met name voor de fiscale coronareserve, waarbij sprake is van een kasschuif. De omvorming van ProRail heeft een aanzienlijk incidenteel effect op de ontvangsten in 2021, waar navenante uitgaven van het Rijk tegenover staan.
Tabel 4.4.3 Budgettair effect van belasting-(in miljoenen euro's) |
en premiemaatregelen 2021 |
||
Belastingen en premies op EMU-basis |
Lasten ontwikkeling |
Belastingen en premies op transactiebasis |
|
Zorgpremies |
1.621 |
229 |
1.621 |
Zorgtoeslag |
124 |
||
Premies werknemersverzekeringen |
432 |
412 |
432 |
Opslag Duurzame Energie (inclusief klimaatakkoord) |
300 |
||
ETS-veilingopbrengsten |
70 |
||
Omvorming Prorail |
7.130 |
0 |
7.130 |
Tabaksaccijns |
100 |
96 |
100 |
fiscale coronareserve |
6.000 |
0 |
|
Coronapakketten exclusief fiscale coronareserve |
1.546 |
1.546 |
1.546 |
Overdrachtsbelasting |
758 |
758 |
758 |
Lagere lasten op arbeid |
|
|
|
Baangerelateerde Investeringskorting |
|
|
|
Verhuurderheff ing |
|
1.708 |
1.683 |
Dividendbelasting |
|
|
|
Vennootschapsbelasting (tarieven en grondslag) |
|
441 |
56 |
BPM |
|
|
|
Energiebelasting |
|
|
|
Kadercorrecties |
|
||
Overig |
|
|
|
Totaal |
11.715 |
|
7.529 |
In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis6, het effect daarvan op transactiebasis en het effect op de lastenontwikkeling zoals relevant voor het inkomstenkader in 20217. Voor de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis, die relevant zijn voor het EMU-saldo, gaat het voor de meeste belastingsoorten om de één-maands-verschoven-kasont-vangsten. Bij de ontvangsten op transactiebasis wordt - in dit geval - het beleid toegerekend aan het jaar waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit het effect op de ontvangsten volgt zich voordoet. Daarop sluit het op de lastenontwikkeling gebaseerde inkomstenkader zoveel mogelijk aan. Een uitzonderingen vormen anticipatie-effecten. De aanpassing van het box 2 tarief heeft anticipatie tot gevolg op EMU- en transactiebasis, maar is niet relevant voor het inkomstenkader en daarmee de lastenontwikkeling. Ook de rekeningcourantmaatregel gaat gepaard met anticipatie-effecten en kent daarnaast intertemporele effecten die ook niet relevant zijn voor het lastenkader.
Het budgettaire effect van zorgpremies in 2021 verschilt op lastenbasis van het effect op EMU-basis. Dit wordt veroorzaakt omdat incidentele wijzigingen in de premies zoals (1) het effect op de premies van het wegwerken van tekorten en overschotten in het zorgverzekeringsfonds, (2) incidentele bijstellingen in het saldo verzekeraars en (3) het verschil tussen de VWS-raming en de door verzekeraars vastgestelde nominale premie, niet binnen het inkomstenkader gecompenseerd maar wel relevant zijn voor het EMU-saldo.
Een ander verschil ontstaat door de zorgtoeslag. Vanwege de directe koppeling met de nominale premie is de zorgtoeslag wel relevant voor de beleidsmatige lastenontwikkeling, terwijl dit geen belasting- en premieontvangsten betreft. Dat geldt ook voor de Opslag Duurzame Energie, de ETS-veilingopbrengsten8 en het verschuiven van het lage-inkomensvoordeel (LIV) naar de uitgavenkant van de vergroting. Ook kadercorrecties spelen alleen een rol voor de beleidsmatige lastenontwikkeling zoals vastgelegd in het inkomstenkader.9 Bij andere belastingsoorten kan sprake zijn van een verschil tussen de lastenontwikkeling en het transactiebegrip door het hanteren van constante prijzen van het jaar waarin de wetgeving gemaakt wordt voor de lastenontwikkeling en lopende prijzen bij omvangrijke maatregelen uit een eerder ingeboekt beleidspakket zoals het Regeerakkoord voor de transactie- en EMU-basis begrippen. Verschillen tussen de effecten op EMU- en transactiebasis ontstaan hoofdzakelijk door de duur van het aanslag- en aangifteproces van sommige belastingsoorten. Daardoor ontstaat bij een deel van de belastingsoorten een achterwaartse verschuiving bij de ontvangsten op EMU-basis
4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel
Net zoals in de vorige Miljoenennota maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbij-stellingen (deskundigenoordeel; 'expert opinion') hebben op de ramingen in 2020. Het werkelijke transactiebegrip is als uitgangspunt genomen voor de ontvangsten op EMU-basis. Dat betekent dat een deel van de ontvangsten en teruggaven in de kas van een bepaald jaar worden toegerekend aan het voorgaande jaar op EMU-basis als percentage van de desbetreffende belastingontvangst. Dat is immers relevant voor het EMU-saldo. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transpara-meters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.
De eerste kolom toont de raming voor 2020 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro's. De tweede kolom bevat de bijstelling ten opzichte van de raming volgens het ramingsmodel als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 5,0 procent lager uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli in combinatie met de coronacrisis en de daarmee gepaard gaande economische conjunc-tuuromslag. De coëfficiënten van het ramingsmodel zijn geschat op langjarige data en zijn daarmee indicatief voor een gemiddeld effect van een macro-economische variabele op de ontvangst van een belastingsoort over verschillende stadia van de economische conjunctuur.
Bij de indirecte belastingen vallen de relatieve bijstellingen in de bpm (+15,4%) en accijnzen (-11,3%) op. De bpm hangt in het ramingsmodel samen met de 'duurzame consumptie'. Deze daalt in 2020 fors. Tegelijkertijd geven de kasrealisaties tot en met juli aanleiding om deze niet in die mate te laten dalen. De neerwaartse bijstelling in 2020 van de accijnzen hangt samen met de bijstelling van de accijns van lichte en minerale oliën vanwege minder woon-werkverkeer in vooral de eerste helft van 2020. Dergelijke incidenten zit niet in de geschatte coëfficiënt. In algemene zin zijn ramingsbijstellingen bij een aantal indirecte belastingsoorten op basis van de kasontvangsten mede toe te schrijven aan de keuze om meer algemene economische variabelen te gebruiken. De ramingsvergelijking van de BPM is daar een voorbeeld van. Ontwikkelingen specifiek op het terrein van autoverkopen zullen daardoor per definitie via bijstellingen in de raming verwerkt moeten worden.
Bij de directe belastingen en premies volksverzekeringen, die een bijstelling hebben van - 6,8% op het totaal, vallen de kansspelbelasting (-90,3%), dividendbelasting (+10,9%) en de vennootschapsbelasting (-54,9%) op. Casino's waren een tijd gesloten in 2020 en dat drukte de kansspelbelasting. De vennootschapsbelasting is zeer gevoelig voor conjuncturele omslagpunten en zeker door mogelijkheden zoals verliesverrekening kunnen de vennootschapsbelastingen hard dalen, ook als rekening wordt gehouden met de daling van de bedrijfswinsten. De dividendbelasting is tenslotte opwaarts bijgesteld vanwege kasrealisaties tot en met juli vanwege hoge ontvangsten aan het begin van 2020, die samenhangen met het grote anticipatie-effect van directeur-grootaandeelhouders op de verhoging van het box-2-tarief.
Raming 2020 |
Bijstelling ramingsmodel in % raming |
|
Indirecte belastingen |
87.379 |
|
Invoerrechten |
3.151 |
|
Omzetbelasting |
54.057 |
|
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.620 |
15,4% |
Accijnzen |
11.110 |
|
Overdrachtsbelasting |
3.122 |
|
Assurantiebelasting |
2.946 |
7,6% |
Motorrijtuigenbelasting |
4.259 |
1,8% |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.569 |
|
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
0,0% |
Belasting op zware motorrijtuigen |
194 |
0,0% |
Verhuurderheff ing |
1.635 |
0,0% |
Bankbelasting |
449 |
0,0% |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
126.449 |
|
Loon- en inkomensheffing |
102.666 |
0,9% |
Dividendbelasting |
3.938 |
10,9% |
Kansspelbelasting |
321 |
|
Vennootschapsbelasting |
17.489 |
|
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
0,0% |
Overige belastingontvangsten |
280 |
0,0% |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
214.108 |
|
Omdat voor de raming van 2021 de raming van 2020 - en niet de gerealiseerde kasontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de expert opinion in 2020 één-op-één door naar 2021. Dat geldt in principe voor alle belas-tingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en kasbasis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2021 verder op ten opzichte van 2020, in lijn met de bijstellingen in 2020 op basis van de kasontvangsten.
Raming 2021 |
Bijstelling ramingsmodel in % raming |
|
Indirecte belastingen |
93.375 |
2,3% |
Invoerrechten |
3.475 |
1,4% |
Omzetbelasting |
58.440 |
2,6% |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.471 |
51,0% |
Accijnzen |
12.173 |
|
Overdrachtsbelasting |
3.426 |
|
Assurantiebelasting |
3.032 |
4,1% |
Motorrijtuigenbelasting |
4.365 |
1,1% |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.355 |
6,0% |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
274 |
0,0% |
Belasting op zware motorrijtuigen |
204 |
0,0% |
Verhuurderheff ing |
1.468 |
0,0% |
Bankbelasting |
690 |
0,0% |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
127.291 |
|
Loon- en inkomensheffing |
101.019 |
0,0% |
Dividendbelasting |
4.067 |
|
Kansspelbelasting |
525 |
|
Vennootschapsbelasting |
19.737 |
|
Schenk- en erfbelasting |
1.944 |
|
Overige belastingontvangsten |
280 |
0,0% |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
220.946 |
|
4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming
De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2020-2024 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2020 en 2021 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2022 tot en met 2024 betreft dit verwerking van de recentste CPB-MLT-raming.
Tabel 4.6.1. Meerjarige belasting- en premieraming (in |
miljarden |
euro's) |
|||
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
|
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis |
283,0 |
293,0 |
297,6 |
313,3 |
322,3 |
waarvan belastingen op kasbasis |
167,9 |
189,5 |
191,8 |
202,1 |
208,2 |
Tabel 4.6.2. bevat - in aanvulling op de ramingen voor 2020 en 2021 die reeds besproken zijn - een technische extrapolatie van de geraamde belasting-soorten voor 2020 tot en met 2024.
Tabel 4.6.2 Raming belasting- en premieontvangsten 2020-2024 op EMU-basis (in miljoenen euro's)
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
|
Indirecte belastingen |
87.379 |
93.375 |
95.868 |
98.182 |
100.733 |
Invoerrechten |
3.151 |
3.475 |
3.597 |
3.706 |
3.794 |
Omzetbelasting |
54.057 |
58.440 |
60.006 |
62.007 |
63.844 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.620 |
1.471 |
1.614 |
1.671 |
1.633 |
Accijnzen |
11.110 |
12.173 |
12.531 |
12.654 |
12.854 |
Overdrachtsbelasting |
3.122 |
3.426 |
3.596 |
3.692 |
3.816 |
Assurantiebelasting |
2.946 |
3.032 |
3.131 |
3.241 |
3.341 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.259 |
4.365 |
4.457 |
4.523 |
4.633 |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.569 |
4.355 |
4.483 |
4.636 |
4.772 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
274 |
280 |
284 |
288 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
194 |
204 |
208 |
211 |
214 |
Verhuurderheffing |
1.635 |
1.468 |
1.516 |
1.107 |
1.095 |
Bankbelasting |
449 |
690 |
449 |
449 |
449 |
Directe belastingen en premies volksverzekeringen |
126.449 |
127.291 |
127.943 |
138.955 |
142.441 |
Loon- en inkomensheffing |
102.666 |
101.019 |
102.399 |
106.862 |
109.592 |
Dividendbelasting |
3.938 |
4.067 |
3.385 |
4.289 |
4.578 |
Kansspelbelasting |
321 |
525 |
554 |
580 |
605 |
Vennootschapsbelasting |
17.489 |
19.737 |
19.688 |
25.313 |
25.735 |
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
1.944 |
1.918 |
1.912 |
1.932 |
Overige belastingontvangsten |
280 |
280 |
280 |
280 |
280 |
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen |
214.108 |
220.946 |
224.091 |
237.417 |
243.454 |
Premies werknemersverzekeringen |
68.874 |
72.099 |
73.467 |
75.852 |
78.808 |
waarvan zorgpremies |
42.636 |
45.174 |
46.481 |
47.972 |
49.844 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
282.982 |
293.045 |
297.558 |
313.269 |
322.262 |
4.7 De belastingraming 2020-2021
Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten 2019 en 2020 op EMU-basis.
Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en EMU-basis (in miljoenen euro's) |
premieontvangsten 2020-2021 op |
|
Vermoedelijke uitkomsten |
Ontwerpbegroting |
|
2020 |
2021 |
|
Indirecte belastingen |
87.379 |
93.375 |
Invoerrechten |
3.151 |
3.475 |
Omzetbelasting |
54.057 |
58.440 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.620 |
1.471 |
Accijnzen |
11.110 |
12.173 |
|
4.093 |
4.600 |
|
3.494 |
3.862 |
|
2.560 |
2.646 |
|
319 |
320 |
|
314 |
407 |
|
329 |
338 |
Belastingen van rechtsverkeer |
6.068 |
6.459 |
|
3.122 |
3.426 |
|
2.946 |
3.032 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.259 |
4.365 |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.569 |
4.355 |
|
0 |
0 |
|
194 |
191 |
|
4.067 |
3.769 |
|
306 |
314 |
|
1 |
1 |
|
0 |
80 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
274 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
194 |
204 |
Verhuurderheff ing |
1635 |
1.468 |
Bankbelasting |
449 |
690 |
Directe belastingen |
88.550 |
90.234 |
Inkomstenbelasting |
4.412 |
5.349 |
Loonbelasting |
60.356 |
58.613 |
Dividendbelasting |
3.938 |
4.067 |
Kansspelbelasting |
321 |
525 |
Vennootschapsbelasting |
17.489 |
19.737 |
|
200 |
220 |
|
17.289 |
19.517 |
Bronbelasting op rentes en royalties |
0 |
0 |
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
1.944 |
Overige Belastingontvangsten |
280 |
280 |
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch |
||
Nederland |
144 |
155 |
Totaal belastingen |
176.209 |
183.889 |
Premies volksverzekeringen |
37.899 |
37.057 |
Premies werknemersverzekeringen |
68.874 |
72.099 |
waarvan zorgpremies |
42.636 |
45.174 |
Totaal belasting- en premieontvangsten |
282.982 |
293.045 |
Tabel 4.72 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belastingen premieontvangsten 2020 en 2021 op kasbasis met op de laatste regels de aansluiting naar de totaalraming op EMU-basis.
Tabel 4.7.2. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2020-2021 op kasbasis (in miljoenen euro's) |
||
Vermoedelijke uitkomsten 2020 |
Ontwerpbegroting 2021 |
|
Indirecte belastingen |
83.229 |
96.008 |
Invoerrechten |
3.118 |
3.463 |
Omzetbelasting |
51.154 |
60.339 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.489 |
1.550 |
Accijnzen |
10.261 |
12.577 |
|
3.669 |
4.802 |
|
3.102 |
4.072 |
|
2.542 |
2.645 |
|
319 |
320 |
|
300 |
403 |
|
328 |
337 |
Belastingen van rechtsverkeer |
6.027 |
6.429 |
|
3.091 |
3.409 |
|
2.936 |
3.021 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.250 |
4.357 |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.387 |
4.656 |
|
0 |
0 |
|
195 |
192 |
|
3.886 |
4.070 |
|
306 |
313 |
|
1 |
1 |
|
0 |
80 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
273 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
192 |
204 |
Verhuurderheff ing |
1635 |
1.468 |
Bankbelasting |
449 |
690 |
Directe belastingen |
84.435 |
93.199 |
Inkomstenbelasting |
3.664 |
5.872 |
Loonbelasting |
57.566 |
60.711 |
Dividendbelasting |
3.938 |
4.067 |
Kansspelbelasting |
245 |
517 |
Vennootschapsbelasting |
16.987 |
20.088 |
|
200 |
220 |
|
16.787 |
19.868 |
Bronbelasting op rentes en royalties |
0 |
0 |
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
1.944 |
Overige Belastingontvangsten |
280 |
280 |
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland |
137 |
160 |
Totaal belastingen |
167.944 |
189.488 |
Premies volksverzekeringen |
36.553 |
38.222 |
Premies werknemersverzekeringen |
66.597 |
73.693 |
Aansluiting naar EMU-basis |
11.889 |
|
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis |
282.982 |
293.045 |
5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN
Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.5 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel inclusief de toegepaste ramingsvergelijkingen wordt uitgebreid toegelicht. Vervolgens wordt de endogene en beleidsmatige ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op kasbasis gepresenteerd, waarbij ook ingegaan wordt op de regeling voor bijzonder uitstel van betaling die getroffen is in licht van de coronacrisis. Tot slot besteden we specifiek aandacht aan belastingen en premies die op transactiebasis (naar belastingjaar) geraamd worden en vervolgens naar kasbasis en EMU-basis worden vertaald. Dit betreffen de loon- en inkomensheffing, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.
5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de belasting- en premieontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De ontvangstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.
De belasting- en premieontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.
Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo (relatief) in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het belasting- en premiemodel blijven macro-inschattingen en zijn daarmee vooral sterk afhankelijk van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.
5.3 Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën
Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.
Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.
Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de belasting- en premieontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen bij de raming.
Tot slot speelt zogenoemde 'expert opinion' een rol. De uitkomsten van het model - de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen - worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar (als daar al sprake van is), informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifiek e informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2020 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2020 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2021 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde belasting- en premieontvangsten voor 2020 vormen daarom de basis voor de raming van 2021.
Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol speelt, is de vpb-raming voor 2020. Vanwege de coronacrisis dalen de winsten van ondernemingen, en daarmee de ontvangsten uit de vpb. Maar de precieze mate waarin is vanwege de grote economische onzekerheid moeilijk vast te stellen. Door het verloop van het aantal door de Belastingdienst opgelegde aanslagen te volgen, en de aanpassingen die ondernemers hierop aanvragen in beeld te brengen, kan een betere prognose gemaakt worden van de te verwachten kasontvangsten in 2020.
Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.
5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten
Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat door de coronacrisis de werkloosheid in 2020 en 2021 oploopt. Dit leidt tot een dalende opbrengst van de loonheffing. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.
Bovenstaand kan samengevat worden in onderstaande vergelijking:
Tt = Tt-1 + At + Et
Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t
Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1
At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t
Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t
De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de belasting- en premieontvangsten in 2019. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2019 bevat nadere informatie over de gerealiseerde belasting- en premieontvangsten over 2019. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de belasting- en premieontvangsten in 2020. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van belasting- en premieontvangsten in 2021, welke eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.
Beleidsmatige ontwikkelingen
Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de belasting- en premieontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.10 In hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 is een box opgenomen over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijk inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende grondslag of het tarief. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen leidt tot dubbeltelling.
Endogene ontwikkeling
De verdere verandering van de belasting- en premieontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de
Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belasting-soort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2021 (MEV 2021).
De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek herzien. In 2019 zijn de vergelijkingen van het model tegen het licht gehouden en herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en MRB gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifiek e 'auto'-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.
De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis - doorgaans de één-maands-verschoven-kas - plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.11
De grootste belastingsoorten - de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing - worden niet op kasbasis geraamd.11 12 Die belastingsoorten worden op 'transactiebasis' geraamd. Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie waaruit de belastingopbrengst voortkomt zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactie-jaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kan-transpara-meters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belasting-soort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.
Verklarende variabelen ramingsmodel
Afkorting Variabele arbvu Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie bbpvu BBP marktprijzen, volumemutatie bbpwu BBP marktprijzen, waardemutatie
Box2 Waardemutatie grondslag box 2
Box3 Waardemutatie grondslag box 3
clpu Contractloonstijging hznpu Huizenverkoop prijsmutatie hznvu Huizenverkoop volumemutatie ihhyptr Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait incpu Incidentele loonstijging iond Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers invpu Invoer, prijsmutatie invvu Invoer, volumemutatie ivswu Investeringen in woningen, waardemutatie oiwu Overheidsinvesteringen, waardemutatie pcdvu Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie pcdwu Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie pcvgvu Consumptie van voeding en genot, volumemutatie pcwu Particuliere consumptie, waardemutatie prpsv Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie tcf Tabelcorrectiefactor verr Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen grvpb Ontwikkeling grondslag vpb wozwu Waardemutatie gemiddelde woz-waarde
Overzicht ramingsvergelijkingen |
|
Belastingsoort |
Ramingsvergelijking voor Et |
Accijns op lichte oliën |
0,19 * bbpvu, + 1 * tof, |
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën |
0,63 * bbpvu, + 1 * tof, |
Afvalstoffenbelasting |
1 * bbpvu, + 1 * tof, |
Alcoholaccijns |
|
Assurantiebelasting |
1,05 * powu, |
Bankbelasting |
0 |
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) |
0,96 * bbpvu, |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) |
|
Bieraccijns |
0,42 * povgvu, |
Bronbelasting op rente en royalty's |
1 * bbpwut |
CO2-heffing |
1 * bbpvut |
Dividendbelasting |
|
Energiebelasting |
|
Inkomensheffing |
|
Box 1 ondernemers |
1 * iond, |
Box 2 |
1 * box2, |
Box 3 |
1 * box3, |
Eigen woning |
1 * ihhyp,r, |
Inkomensheffing overig Kansspelbelasting
Loonheffing
Motorrijtuigenbelasting (mrb) Omzetbelasting (btw)
Overdrachtsbelasting Rechten bij invoer Schenk- en erfbelasting Tabaksaccijns
Vennootschapsbelasting (niet-gas)
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken
Verhuurderheff ing
Vliegbelasting
Waterbelasting
Wijnaccijns
1 * verrt 1,45 * pcwut
0,6 * arbvut+ 1,53 * clput + 1,13 * incput - 0,62 * tcft - 0,81 * prpsvt 0,77 * bbpvut+ 1 * tcft
0,44* pcwut + 0,29 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,02 * oiwut
1 * hznvut + 1 * hznput
0,63 * invvut+ 0,51 * invput
1 * hznput
0,97 * pcvgvut
1 * winstwut
1,05 * pcvgvut
1 * wozwut
1* pcvut
0,008 + 1 * tcft
1,16 * pcvgvut
Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort nemen we de bieraccijns. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens bovenstaande vergelijking zijn de geraamde bieraccijnsontvangsten afhankelijk van de volumemutatie van de 'consumptie van voeding en genot'. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een hogere consumptie van voeding en genot raamt, dan leidt dit tot hogere geraamde bieraccijnsontvangsten.
De grootte van de coëfficiënt bedraagt 0,42. Dit betekent dat de bieraccijnsontvangsten met 0,42% stijgen ten opzichte van voorgaand jaar als het CPB een stijging van het volume van de consumptie van voeding en genot raamt met 1% in dat jaar. In dit voorbeeld spelen geen beleidsmatige ontwikkelingen. Voorts wordt deze uitkomst uit het ramingsmodel in vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinfor-matie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifiek e) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.
Ontwikkelingen ramingsmodel
De Commissie Toetsing systematiek raming van de belasting- en premieontvangsten heeft op het verzoek van de minister van Financiën een onafhankelijke toetsing verricht voor de systematiek van de raming van de belasting- en premieontvangsten. Voorzitter van de commissie was Honorair hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) Mr. C.A. (Flip) de Kam. Het eindrapport is gepubliceerd in bijlage 6 van de Miljoenennota
2019. Bijlage 5 van de Miljoenennota's 2019 en 2020 bevatten een reactie op de aanbevelingen en implementatie daarvan.
Ten aanzien van het advies is het Ministerie van Financiën voornemens om, gezamenlijk met het CPB, contact op te nemen met het PBL. Mogelijk kunnen hieruit nieuwe inzichten verschaft worden relevant voor macro-economische indicatoren die relevant zijn voor de raming van enkele milieubelastingen. Daarnaast werkt het Ministerie momenteel aan een herziening van de premies werknemersverzekeringen in de ramingsmethodiek. Daarbij wordt in kaart gebracht of de premies werknemersverzekeringen op een vergelijkbare wijze kunnen worden geraamd als de loonheffing. Hierin zijn reeds stappen gezet, maar als gevolg van werkzaamheden die ontstonden door de coronacrisis is de beoogde implementatie hiervan nog niet afgerond.
Bij de Miljoenennota 2019 zijn de ramingsvergelijkingen in het model empirisch herschat. Daarmee is een vierjaarlijkse cyclus ingezet: de resultaten van de herschatting zijn met de Miljoenennota 2020 geïmplementeerd, waar de laatste herschatting in 2015 werd gecompleteerd. Het Ministerie van Financiën is voornemens om deze cyclus ook in de toekomst voort te zetten.
5.5 De belastingramingen voor 2020 en 2021 op kasbasis
De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de belastingramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de ontwikkeling van de realisaties in 2019 naar de Vermoedelijke Uitkomsten in 2020. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de ontwikkeling van de Vermoedelijke Uitkomsten in 2020 naar de Ontwerpbegroting 2021. De tabel splitst de verandering per belasting-soort uit naar beleidsmatige mutatie en endogene mutatie. Beleidsmatige mutaties zijn mutaties als gevolg van fiscale beleidsmaatregelen of van overige maatregelen. Endogene mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van de economische ontwikkeling.
Tabel 5.5.1 Raming belastingontvangsten 2020 op kasbasis (in mi euro's) |
ljoenen |
||||
2019 |
Beleids- mutaties |
Endogene mutaties |
Endogene mutatie in % |
2020 |
|
Indirecte belastingen |
92.428 |
|
|
|
83.229 |
Invoerrechten |
3.397 |
0 |
|
|
3.118 |
Omzetbelasting |
56.473 |
8 |
|
|
51.154 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
2.288 |
1 |
|
|
1.489 |
Accijnzen |
12.067 |
147 |
|
|
10.261 |
|
4.559 |
0 |
|
|
3.669 |
|
3.911 |
1 |
|
|
3.102 |
|
2.509 |
146 |
|
|
2.542 |
|
331 |
0 |
|
|
319 |
|
426 |
0 |
|
|
300 |
|
331 |
0 |
|
|
328 |
Belastingen van rechtsverkeer |
5.863 |
|
169 |
2,9% |
6.027 |
|
3.016 |
0 |
75 |
2,5% |
3.091 |
|
2.847 |
|
94 |
3,3% |
2.936 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.222 |
49 |
|
|
4.250 |
Belastingen op een milieugrondslag |
5.528 |
|
|
|
4.387 |
|
196 |
46 |
|
|
195 |
|
5.033 |
|
|
|
3.886 |
|
298 |
0 |
7 |
2,4% |
306 |
|
1 |
0 |
0 |
|
1 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
269 |
0 |
|
|
267 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
184 |
17 |
|
|
192 |
Verhuurderheff ing |
1.687 |
|
75 |
4,5% |
1.635 |
Bankbelasting |
449 |
0 |
0 |
0,0% |
449 |
Directe belastingen |
100.507 |
|
|
|
84.435 |
Loon- en inkomstenbelasting |
65.773 |
|
|
|
61.230 |
Dividendbelasting |
6.286 |
|
|
|
3.938 |
Kansspelbelasting |
572 |
0 |
|
|
245 |
Vennootschapsbelasting |
25.949 |
|
|
|
16.987 |
|
450 |
0 |
|
|
200 |
|
25.499 |
|
|
|
16.787 |
Schenk- en erfbelasting |
1.926 |
|
114 |
5,9% |
2.035 |
Overige belastingontvangsten |
281 |
|
0 |
0,0% |
280 |
Totaal belastingen op kasbasis |
193.216 |
|
|
|
167.944 |
Tabel 5.5.2 Raming belastingontvangsten 2021 euro's) |
op kasbasis (in mi |
ljoenen |
|||
2020 |
Beleids- mutaties |
Endogene mutaties |
Endogene mutatie in % |
2021 |
|
Indirecte belastingen |
83.229 |
1.351 |
11.429 |
13,7% |
96.008 |
Invoerrechten |
3.118 |
0 |
345 |
11,1% |
3.463 |
Omzetbelasting |
51.154 |
887 |
8.299 |
16,2% |
60.339 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen |
1.489 |
|
336 |
22,6% |
1.550 |
Accijnzen |
10.261 |
154 |
2.163 |
21,1% |
12.577 |
|
3.669 |
0 |
1.132 |
30,9% |
4.802 |
|
3.102 |
28 |
942 |
30,4% |
4.072 |
|
2.542 |
126 |
|
|
2.645 |
|
319 |
0 |
1 |
0,2% |
320 |
|
300 |
0 |
103 |
34,3% |
403 |
|
328 |
0 |
9 |
2,7% |
337 |
Belastingen van rechtsverkeer |
6.027 |
681 |
|
|
6.429 |
|
3.091 |
682 |
|
|
3.409 |
|
2.936 |
|
86 |
2,9% |
3.021 |
Motorrijtuigenbelasting |
4.250 |
|
156 |
3,7% |
4.357 |
Belastingen op een milieugrondslag |
4.387 |
|
352 |
8,0% |
4.656 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
|
|
195 |
|
10 |
5,1% |
192 |
|
3.886 |
|
475 |
12,2% |
4.070 |
|
306 |
0 |
7 |
2,4% |
313 |
|
1 |
0 |
0 |
4,4% |
1 |
|
0 |
220 |
|
80 |
|
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. |
267 |
0 |
6 |
2,4% |
273 |
Belasting op zware motorrijtuigen |
192 |
5 |
6 |
3,3% |
204 |
Verhuurderheff ing |
1.635 |
|
43 |
2,6% |
1.468 |
Bankbelasting |
449 |
241 |
0 |
0,0% |
690 |
Directe belastingen |
84.435 |
9.026 |
|
|
93.199 |
Loon- en inkomstenbelasting |
61.230 |
|
7.946 |
13,0% |
66.584 |
Dividendbelasting |
3.938 |
891 |
|
|
4.067 |
Kansspelbelasting |
245 |
10 |
261 |
106,6% |
517 |
Vennootschapsbelasting |
16.987 |
10.722 |
|
|
20.088 |
|
200 |
1 |
19 |
9,5% |
220 |
|
16.787 |
10.721 |
|
|
19.868 |
Bronbelasting op rentes en royalties |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Schenk- en erfbelasting |
2.035 |
|
|
|
1.944 |
Overige belastingontvangsten |
280 |
0 |
0 |
0,0% |
280 |
Totaal belastingen |
167.944 |
10.377 |
11.168 |
6,6% |
189.488 |
Nadere toelichting
De raming voor de totale belastingontvangsten in 2020 komt op kasbasis 25,3 miljard euro lager uit dan de realisatie van de totale belastingontvangsten in 2019 (zie tabel 5.5.1). Deze daling is het totaal van de beleidsmatige mutatie van - 7,4 miljard euro en de endogene daling van - 17,8 miljard euro. Voor 2021 geldt een toename van de totale belastingontvangsten op kasbasis met 21,6 miljard euro ten opzichte van
2020. Dit is het saldo van een beleidsmatige mutatie van 10,4 miljard euro en een endogene ontwikkeling van 11,2 miljard euro (zie tabel 5.5.2). De volgende paragrafen lichten deze beleidsmatige en endogene mutaties toe.
Beleidsmatige ontwikkeling
De belastingontvangsten in 2020 nemen met 7,4 miljard euro af als gevolg van fiscale en overige maatregelen. In tabel 5.5.3 staat aangegeven welke wijzigingen sinds de Miljoenennota 2020 hebben plaatsgevonden.
Tabel 5.5.3 Effecten beleidsmaatregelen (waaronder nabetalingen) op belastingontvangsten in 2020 (in mln euro) |
|
Kas 2020 |
|
Totaal maatregelen, zoals gemeld in Miljoenennota 2020 (bijlage 5) |
|
Mutatie vanwege nabetalingen |
58 |
Mutatie vanwege beleid |
|
Totaal maatregelen |
|
Beleidsmatige wijzigingen vloeien voort uit het Regeerakkoord, maatregelen die het kabinet sindsdien heeft genomen en maatregelen van eerdere kabinetten met effecten in 2020. Daarnaast zijn er mutaties als gevolg van nabetalingen tussen het Rijk en de sociale fondsen. Deze nabetalingen vinden plaats omdat via de inkomensheffing en de loonheffing de belastingen en premies volksverzekeringen geïntegreerd worden geheven. De verdeling van deze ontvangsten tussen het Rijk en de sociale fondsen gebeurt op basis van voorlopige verdeelsleutels. Wanneer de Belastingdienst de gegevens over de feitelijke inkomens van mensen binnen heeft, kan nauwkeurig worden bepaald welk deel van de heffingen het Rijk toekomen en welk deel de sociale fondsen. Bij de loonheffing gebeurt dit na twee jaar, omdat dan het grootste deel van de aanslagen en aangiften is afgehandeld. Bij de inkomensheffing gebeurt dit om dezelfde reden pas na vier jaar. Hierdoor vinden er in de jaren nadat een transactiejaar is afgesloten nog nabetalingen plaats tussen het Rijk en de sociale fondsen. Tabel 5.5.3 laat zien dat dit in 2020 leidt tot een mutatie in de belastingontvangsten voor het Rijk van 0,1 miljard ten opzichte van wat in Miljoenennota 2020 aan nabetalingen werd verwacht. Omdat het hier onderlinge nabetalingen betreft tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting, zijn deze verschuivingen niet relevant voor het EMU-saldo.
Voor 2021 bedraagt de geraamde beleidsmatige mutatie van de belastingontvangsten per saldo 10,4 miljard euro (tabel 5.5.2). Deze mutatie betreft voor - 1,1 miljard euro verwachte onderlinge nabetalingen tussen premieontvangsten (volksverzekeringen) en ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting. Deze verschuivingen zijn niet relevant voor het EMU-saldo. Het voor het EMU-saldo relevante, beleidsmatige deel van de mutatie bij de belastingontvangsten (exclusief premieontvangsten) bedraagt daarom
9,3 miljard euro. Bijlage 4 van deze Miljoenennota licht de beleidsmatige mutatie van de totale belasting- en premieontvangsten toe.
Endogene ontwikkeling
De belastingontvangsten (exclusief premies volksverzekeringen) nemen in 2020 met 17,8 miljard euro af als gevolg van de endogene ontwikkeling. Dit betekent een krimp van 9,2 procent. In 2021 nemen de ontvangsten ten opzichte van 2020 toe met 11,2 miljard euro als gevolg van de endogene ontwikkeling, een groei van 6,7 procent. Bijlage 4 van de Miljoenennota bevat een toelichting van de endogene ontwikkeling voor het totaal van de belasting- en premieontvangsten. Dat zijn de totale belastingen inclusief premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekeringen.
Bijzonder uitstel van betaling
Inbegrepen in de raming van de belastingontvangsten in 2020 en 2021 op kasbasis is het effect van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Ondernemers kunnen tot 1 oktober een aanvraag doen voor versoepeld uitstelbeleid voor een groot aantal belastingen, waaronder de loonheffing en de omzetbelasting. Dit leidt tot minder ontvangsten in 2020 en juist meer in 2021 en 2022. Deze kasschuif is niet relevant voor de bepaling van de ontvangsten op EMU-basis, omdat voor het EMU-begrip aangesloten wordt bij het onderliggende transactiemoment waarop de betalingsverplichting ontstaat.
De geraamde omvang van de kasschuif die uitgaat van het bijzonder uitstel van betaling is 12,2 miljard euro. Hiervan wordt naar verwachting 8,6 miljard euro alsnog betaald in 2021, en de resterende 3,6 miljard euro in 2022. Deze uitstelbedragen zijn verwerkt in tabel 5.5.1 en 5.5.2. Omdat het bijzonder uitstel van betaling een uitzonderlijke situatie betreft, is een afzonderlijke raming opgesteld. Deze wordt hieronder toegelicht. Als het uitstelbeleid verandert, dan verandert de uitstelraming ook.
Per belastingsoort waarvoor het bijzondere uitstelbeleid van toepassing is, is ten eerste in kaart gebracht wat de te verwachten opbrengst per maand geweest zou zijn, wanneer geen sprake zou zijn van bijzonder uitstelbeleid. Dit bedrag per maand is het potentieel waar het uitstelbeleid op van toepassing is.
Vervolgens wordt ingeschat welk percentage van dit bedrag uitgesteld wordt. Bij de eerdere raming voor het gebruik van uitstel in de brief 'Update overheidsfinanciën juni 2020' moest hier bij gebrek aan inzicht in realisaties noodzakelijkerwijs een percentage geprikt worden. Inmiddels bestaat inzicht in het daadwerkelijke gebruik van uitstel tot en met juli per belastingsoort. In de huidige berekening wordt voor de maanden tot en met juli bij deze realisatie aangesloten. Verder blijkt dat gedurende juni en juli de maandelijkse omvang van uitstel van betaling dalende is ten opzichte van voorgaande maanden. Dit komt doordat voor ondernemers die in maart of april een aanvraag hebben gedaan, inmiddels de periode van drie maanden waarvoor automatisch uitstel wordt verleend, verstreken is. Wanneer geen verlenging wordt aangevraagd, betalen deze ondernemers vanaf het aflopen van deze periode hun lopende verplichtingen. Bij de raming in bovengenoemde brief uit juni werd juist aangenomen dat bijna alle ondernemers verlenging zouden aanvragen. De inschatting is nu dat het maandelijks uitgestelde bedrag na juli verder daalt.
Naast maandelijks uitstel is inmiddels ook sprake van maandelijkse afbetalingen op eerder genoten uitstel. Voor het afbetalen van opgebouwde schuld geldt per 1-1-2021 een betalingsregeling, waarbij de schuld in 24 maandelijkse termijnen wordt voldaan. Sommige ondernemers betalen echter op eigen initiatief sneller hun schuld af. De openstaande belastingschuld ultimo juli is dan ook lager dan het totale bedrag waarvoor uitstel is verleend. De inschatting is dat deze terugbetalingen op eigen initiatief zich de rest van het jaar voortzetten, zij het in een lager tempo dan in juni en juli het geval was. De verwachting is namelijk dat een groot deel van de tot nog toe geobserveerde terugbetalingen afkomstig is van ondernemers die de maanden met de strengste restricties (maart-mei) relatief goed hebben doorstaan. De resterende ondernemers in de regeling zijn gemiddeld dan juist zwaarder getroffen. Dit is nadrukkelijk een onzekere prognose omdat deze volledig afhangt van het gedrag van ondernemers de komende maanden. Vermoedelijk spelen hierbij de verdere beheersing van het virus en het verloop van de economische restricties een belangrijke rol.
Door de stand van het verleende uitstel tot en met juli te combineren met de genoemde verwachte daling van nieuw uitstel per maand en het verloop van verdere afbetalingen, volgt een geraamde stand van de openstaande schuld ultimo december. Deze bedraagt 12,2 miljard euro. Figuur 5.5.1 geeft deze prognose weer. Voor dit resterende bedrag geldt per 1-1-2021 een betalingsregeling, waardoor de restschuld in beginsel in 24 gelijke termijnen wordt afgebouwd en ultimo 2022 nul bedraagt. Omdat uit de ervaring blijkt dat ondernemers wanneer mogelijk hun schuld liever sneller afbetalen, en omdat per 2022 de invorderingsrente niet langer 0,01% maar 2% bedraagt, zal het tempo van terugbetalingen gedurende 2021 hoger liggen dan de afbetalingsregeling vereist. Aangenomen wordt dat 70% van de openstaande schuld in 2021 wordt voldaan, en de resterende 30% in 2022. Het is daarbij overigens mogelijk dat een deel van de uitgestelde ontvangsten in geheel niet meer binnenkomt als gevolg van faillissementen. Hier wordt in de raming van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis geen aanvullende correctie voor gemaakt, omdat het effect van de coronacrisis op faillissementen en dus op belasting- en premieontvangsten onderdeel is van de reguliere geraamde macro-economische variabelen van het CPB, die als input dienen voor het reguliere ramings-model voor de belasting- en premieontvangsten.
Figuur 5.5.1 Prognose bijzonder uitstel van betaling 2020 (in miljarden euro's)
5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis
Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belas-tingdeel en het premiedeel van de loon- en inkomensheffing) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen ruim 80 procent van de totale belastingontvangsten inclusief premies volksverzekeringen.
Vennootschapsbelasting
Bij de vennootschapsbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen de gassector en de niet-gassector. Voor de vennootschapsbelasting afkomstig uit de gassector wordt een aparte raming opgesteld op basis van de winst-ontwikkeling in die sector, die in belangrijke mate afhangt van de beursprijs van TTF-gas. Voor een toelichting op de aardgasbatenraming, inclusief de vpb-afdracht uit de gassector, wordt verwezen naar de begroting van Economische Zaken en Klimaat (Begroting XIII). Deze bijlage bespreekt alleen de ontwikkeling van de vpb-opbrengst in de niet-gassector.
Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. In juli / augustus van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.
Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesver-rekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.
Tabel 5.6.1 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting (exclusief gas) op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro's)
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
|
Jaar T |
14.565 |
16.630 |
17.772 |
20.175 |
14.887 |
19.316 |
Jaar T-1 |
5.518 |
4.211 |
4.996 |
4.949 |
2.327 |
377 |
Jaar T-2 |
828 |
629 |
650 |
521 |
115 |
244 |
Jaar T-3 |
|
|
|
|
|
|
Jaar T-4 en ouder |
|
|
|
0 |
|
34 |
Totaal kasopbrengst VPB niet-gas |
20.722 |
21.256 |
23.005 |
25.499 |
16.787 |
19.868 |
Per saldo bedraagt de verwachte endogene mutatie van 2019 naar 2020 - 5,7 miljard euro bij de niet-gassector. Ook beleidsmaatregelen hebben in 2020 per saldo een neerwaarts effect op de ontvangsten (-3,0 miljard euro). Dit hangt grotendeels samen met de mogelijkheid voor bedrijven om in de aangifte voor 2019 een fiscale coronareserve met betrekking tot het verwachte verlies in 2020 te treffen, en betreft een kasschuif ten opzichte van
2021. De totale mutatie in 2020 komt daarom uit op - 8,7 miljard euro. In 2021 bedraagt de endogene afname van de vpb-ontvangsten bij de niet-gassector naar verwachting - 7,6 miljard euro. Het beleidsmatige effect is
10,7 miljard euro. Naast de genoemde coronareserve speelt hierbij de omvorming van ProRail tot een ZBO een belangrijke rol. Per saldo stijgen de vpb-ontvangsten van de niet-gassector in 2021 afgerond 3,1 miljard euro.
Loon- en inkomensheffing
De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonbelasting afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is (met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten). Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In onderstaande alinea wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, welke geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffings-niveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.
Loonheffing
De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.
Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's) |
|||
2019 2020 |
2021 |
||
Opbrengst op transactiebasis |
102.629 100.979 |
98.142 |
|
Mutatie |
|
- |
2.837 |
waarvan endogeen |
3.263 |
704 |
|
waarvan beleidsmatig |
|
- |
3.540 |
Endogene groei (in %) |
3,2% |
0,7% |
Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2020 en 2021. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2020
3,3 miljard euro. In 2021 bedraagt deze 0,7 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies en de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2021 van het CPB.
Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing
2020 |
2021 |
|
Arbeidsvolume in arbeidsjaren |
|
|
contractloonstijging |
2,6% |
1,3% |
Incidentele loonstijging |
0,0% |
0,1% |
Tabelcorrectiefactor |
1,6% |
1,6% |
Uit de economische indicatoren kan de ontwikkeling van de loonheffing worden verklaard. In 2020 neemt de werkgelegenheid af met 1,8 procent. De contractloonstijging komt uit op 2,6 procent, terwijl de incidentele loonontwikkeling 0,0 procent bedraagt. Dat leidt gezamenlijk tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2020 van 3,3 miljard op transactiebasis. In 2021 neemt de werkgelegenheid met 0,1 procent af. De loonontwikkeling valt met een contractloonontwikkeling en een incidentele loonstijging van respectievelijk 1,3 procent en - 0,1 procent beperkt positief uit. Per saldo leidt dit in 2021 tot een endogene ontwikkeling van de loonheffing van 0,7 miljard euro op transactiebasis.
Inkomensheffing
De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.
De raming van de ontvangsten van de inkomensheffing is opgesteld op basis van de beleidsmaatregelen, de geraamde endogene ontwikkeling en de kasrealisaties tot en met juli.
Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro's) |
|||
2019 |
2020 |
2021 |
|
Inkomensheffing op transactiebasis |
3.028 |
1.319 |
3.089 |
mutatie |
|
1.770 |
|
waarvan endogeen |
|
1.472 |
|
waarvan beleidsmatig |
|
298 |
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2020 negatief en in 2021 positief. Onderliggend is in 2020 vooral sprake van beperktere inkomsten bij IB-ondernemers en uit box 2. Hierbij spelen dalende winsten als gevolg van de coronacrisis een rol. In 2021 is juist weer sprake van toenemende winsten. Daarnaast wordt een negatieve ontwikkeling van de hypotheekrenteaftrek geraamd, wat met vertraging een positief effect op de ontvangsten uit de inkomensheffing.
Omzetbelasting
De omzetbelasting is verantwoordelijk voor circa 30 procent van de totale belastingontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.
Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van 2019 en 2020 |
bestedingen in |
2020 2021 |
|
Particuliere consumptie, waardemutatie |
|
Investeringen in woningen, waardemutatie |
|
Overheidsinvesteringen, waardemutatie |
4,8% 10,8% |
Bij de particuliere consumptie speelt ook de samenstelling van de consumptie een rol, omdat er verschillende bestedingscategorieën zijn waarvoor een verschillend btw-tarief geldt. Bij de huidige laagconjunctuur is het bijvoorbeeld de verwachting dat er een verschuiving plaatsvindt van consumptie waarvoor het normale tarief geldt (inclusief alle «luxe goederen») naar consumptie waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. Hierdoor neemt het gemiddelde btw-tarief over de totale particuliere consumptie af en daarmee de btw-ontvangsten. In hoogconjunctuur is sprake van het omgekeerde.
De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 54,1 miljard euro in 2020. In 2021 wordt een positieve ontwikkeling naar 58,4 miljard euro verwacht.
5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen
euro's) |
|||
2019 |
2020 |
2021 |
|
Omzetbelasting op transactiebasis |
57.992 |
54.057 |
58.440 |
mutatie |
|
4.383 |
|
waarvan endogeen |
|
3.359 |
|
waarvan beleidsmatig |
|
1.024 |
|
Endogene mutatie in procent |
|
6,2% |
De endogene ontwikkeling van de btw-ontvangsten wordt voor een groot deel bepaald door de waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Deze is in 2020 negatief: - 4,4 procent. Ook de investeringen in woningen vallen met een mutatie van - 2,6 procent negatief uit. Wel nemen de overheidsinvesteringen met 4,8 procent toe. Op basis van de ontwikkeling van deze relevante macro-economische indicatoren wordt per saldo een negatieve endogene ontwikkeling (-3,6 miljard euro) van de btw-ontvangsten op transactiebasis in 2020 verwacht. In 2021 neemt de particuliere consumptie weer toe met 6,0 procent, terwijl de investeringen in woningen verder dalen met - 1,4 procent. De overheidsinvesteringen ontwikkelen zich met 10,8 procent in 2021 juist sterk positief. Dat leidt gezamenlijk tot een positieve endogene ontwikkeling (3,4 miljard euro) van de btw-ontvangsten op transactiebasis.
Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de hele collectieve sector weer. Dit EMU-saldo (ook wel overheidssaldo genoemd) is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4. Om tot het EMU-saldo te komen moeten hier nog een paar correcties op worden toegepast: sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo (zie tabel 6.2) en voor sommige posten telt een ander bedrag mee voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen (zie tabel 6.3).
1 |
Belasting- en premieontvangsten |
302.424 |
282.982 |
293.045 |
297558 |
313.269 |
322.261 |
333.101 Tabel 4.3.1 |
2 |
Totale netto-uitgaven |
307.521 |
367.849 |
365.699 |
365.406 |
374.486 |
382.999 |
393.169 Tabel 2.1 |
3 |
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
4 |
Bij: Kas-transverschillen en overige posten |
3.224 |
|
|
|
|
|
|
5 |
Bij: EMU-saldo decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
|
6 |
EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) |
14.037 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.1 EMU-saldo |
|||||||
(in miljoenen euro, + is overschot) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 bron |
De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan, maar die niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal ook niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage en rente van het Rijk aan de sociale fondsen zijn niet relevant, omdat die een transactie vormen tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector, deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbank-ieren bij het Rijk aanhouden.
Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo
(in miljoenen euro, + is uitgave) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
Rente-ontvangsten swaps |
|
|
|
|
|
|
|
Opbrengst beëindigen renteswaps |
1 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Studieleningen |
1.749 |
1.962 |
2.145 |
2.293 |
2.311 |
2.283 |
3.365 |
Netto-verkoop staatsbezit |
335 |
2.081 |
718 |
415 |
320 |
231 |
|
Diverse leningen |
98 |
301 |
|
|
|
|
|
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen |
25.836 |
32.449 |
36.508 |
39.714 |
41.403 |
43.312 |
45.533 |
Rente sociale fondsen |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Kasbeheer |
|
|
|
|
|
|
|
Overig |
56 |
105 |
|
46 |
45 |
47 |
|
Totaal |
17.531 |
33.602 |
30.175 |
37.988 |
41.377 |
42.930 |
44.644 |
Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog een kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars.
Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten |
|||||||
(in miljoenen euro, + is EMU-saldoverbe-terend) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
KTV gasbaten |
72 |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV EU-afdrachten |
289 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV LIV/LKV |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV OV-jaarkaart |
31 |
|
|
0 |
0 |
0 |
0 |
KTV Defensie |
138 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overige kas-transverschillen |
203 |
|
1.284 |
40 |
264 |
388 |
261 |
Mutatie begrotingsreserves |
1.610 |
642 |
|
50 |
|
|
50 |
EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid |
613 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overig |
1.469 |
332 |
504 |
344 |
181 |
0 |
0 |
Subtotaal Rijk |
4.411 |
|
424 |
433 |
45 |
38 |
311 |
Eigen risico dragers WGA/ZW |
313 |
336 |
356 |
378 |
404 |
429 |
447 |
Zorgbemiddelingskosten |
|
|
|
|
|
|
|
Overig |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Subtotaal sociale fondsen |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal |
3.224 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.4 geeft de verdeling van het EMU-saldo over de verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt |
|||||||
het EMU-saldo per sector verder toegelicht. |
|||||||
Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector |
|||||||
(in miljoenen euro, - is tekort) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
EMU-saldo Rijk |
8.949 |
|
|
|
|
20.864 |
|
EMU-saldo sociale fondsen |
6.709 |
5.306 |
4.681 |
1.625 |
1.817 |
2.274 |
2.138 |
EMU-saldo decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo collectieve sector |
14.037 |
|
|
|
|
20.080 |
|
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) |
1,7 |
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk |
|||||||
(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 2024 |
2025 bron |
|
Belastingontvangsten |
194.695 |
176.209 |
183.889 |
189.758 |
202.814 208.778 |
216.354 |
Tabel 4.3.1 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven |
|
|
|
|
225.276 - 229.298 |
|
Tabel 2.1 |
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven |
17.531 |
33.602 |
30.175 |
37.988 |
41.377 42.930 |
44.644 |
Tabel 6.2 |
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen - 25.836 |
|
|
|
|
|
Tabel 6.2 |
|
Kas-transverschillen en overige posten Rijk |
4.411 |
|
424 |
433 |
45 38 |
311 |
Tabel 6.3 |
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) |
8.949 |
|
|
|
|
|
Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen
(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 bron |
|
Premie-ontvangsten |
107.729 |
106.773 |
109.156 |
107.800 |
110.455 |
113.483 |
116.747 |
Tabel 4.3.1 |
Ontvangen rijksbijdragen en rente |
25.836 |
32.449 |
36.508 |
39.714 |
41.403 |
43.312 |
45.533 |
Tabel 6.2 |
P remiegefinancierde uitgaven |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 2.1 |
Eigen risico dragers WGA/ZW |
313 |
336 |
356 |
378 |
404 |
429 |
447 |
Tabel 6.3 |
Zorgbemiddelingskosten |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.3 |
Overige uitgaven |
|
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Tabel 6.3 |
EMU-saldo sociale fondsen |
6.709 |
5.306 |
4.681 |
1.625 |
1.817 |
2.274 |
2.138 |
|
Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden |
||||||||
(in miljoenen euro, - is uitgave / tekort) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
Belastinginkomsten |
10.546 |
10.776 |
11.468 |
11.903 |
12.193 |
12.535 |
12.883 |
|
Rijksbijdragen |
78.000 |
83.265 |
83.822 |
85.712 |
87.207 |
89.153 |
91.654 |
|
Overige inkomsten |
14.529 |
15.222 |
15.254 |
15.250 |
15.277 |
15.207 |
15.056 |
|
Uitgaven decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
|
|
EMU-saldo decentrale overheden |
|
|
|
|
|
|
|
Het overheidssaldo komt in 2021 naar verwachting uit op een tekort van 5,5 procent van het bbp. Tabel 6.8 bevat de toelichting op dit cijfer.
Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo |
||
(- is een verslechtering) |
Miljarden euro |
Procenten bbp |
EMU-saldo 2020 |
|
|
Noemereffect |
0,3% |
|
Uitgaven aan Rijksbegroting |
1,5 |
0,2% |
Uitgaven aan Sociale Zekerheid |
7,7 |
0,9% |
Uitgaven aan Zorg |
|
|
Niet plafondrelevante uitgaven |
|
|
Inkomsten |
10,1 |
1,2% |
Kastransverschillen |
3,4 |
0,4% |
Overig |
|
|
EMU-saldo 2021 |
|
|
Het saldo voor zowel 2020 als 2021 is naar beneden bijgesteld. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds vorige Miljoenennota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.
Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo |
|||||||
(in procenten bbp, - is een verslechtering) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
EMU-saldo Miljoenennota 2020 |
0,2% |
|
|
|
|
||
Noemereffect |
0,0% |
|
|
|
|
||
Belasting- en premie-inkomsten |
|
|
|
|
|
||
Loon- en prijsbijstelling |
|
0,1% |
0,3% |
0,5% |
0,6% |
||
Niet-beleidsmatige mutatie WW en bijstand |
|
|
|
|
|
||
Noodmaatregelen corona (uitgaven) |
|
|
|
|
|
||
Overige plafondrelevante uitgaven |
0,0% |
0,0% |
|
0,0% |
0,3% |
||
Aardgasbaten |
|
|
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Mutatie reserver duurzame energie |
0,1% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Nationaal Groeifonds |
0,0% |
|
|
|
|
||
Overig |
|
|
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
EMU-saldo Miljoenennota 2021 |
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2005 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2025, uitgedrukt in |
|||||||
zowel miljarden euro als in procenten van het bbp. |
|||||||
Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo |
|||||||
(in miljarden euro, - is tekort) |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 2010 2011 |
||
EMU-saldo |
|
0,6 |
|
1,3 |
|
||
BBP |
551 |
585 |
619 |
647 |
625 639 650 |
||
EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
0,1 |
|
0,2 |
|
||
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 2017 2018 |
|||
EMU-saldo |
|
|
|
|
0,1 9,3 10,6 |
||
BBP |
653 |
660 |
672 |
690 |
708 738 774 |
||
EMU-saldo (in procenten bbp) |
|
|
|
|
0,0 1,3 1,4 |
||
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 2024 2025 |
|||
EMU-saldo |
13,9 |
|
|
|
|
||
BBP |
810 |
783 |
822 |
849 |
874 899 924 |
||
EMU-saldo (in procenten bbp) |
1,7 |
|
|
|
|
Tabel 71 geeft het financieringssaldo van het Rijk. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo een begrip op transactiebasis is, is het financieringssaldo op kasbasis. Dat betekent dat naast de belastingontvangsten en de uitgaven op de begrotingen er nog een aantal correcties moet worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Daarnaast wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt.
Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid |
||||||
(in miljoenen euro, - is kasuitgave / kastekort) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 2025 |
Belastinginkomsten (kasbasis) |
193.216 |
167.943 |
189.488 |
191.754 |
202.126 |
208.160 215.571 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven |
|
234.588 |
|
|
|
|
Af: kas-transverschil rentelasten |
|
|
|
|
|
|
Mutatie begrotingsreserves |
1.610 |
642 |
|
50 |
|
|
Mutatie derdenrekeningen |
435 |
0 |
0 |
0 |
0 |
00 |
Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro |
0 |
100 |
250 |
0 |
0 |
00 |
Financieringssaldo Rijksoverheid |
12.537 |
|
|
|
|
|
Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 72 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld betreft de hele collectieve sector, dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen heeft |
||||||
invloed op de EMU-schuld. |
||||||
Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector |
||||||
(in miljoenen euro, - kasover- 2019 schot) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 bron |
EMU-schuld begin jaar 405.504 |
394.630 |
462.729 |
501.999 |
532.638 |
559.133 |
582.840 |
Financieringssaldo - 12.537 Rijksoverheid |
66.783 |
37.899 |
29.235 |
25.040 |
22.218 |
18.865 Tabel 7.1 |
EMU-saldo decentrale 1.621 overheden |
1.316 |
1.371 |
1.404 |
1.456 |
1.489 |
1.532 Tabel 6.4 |
EMU-saldo rest centrale - 237 overheid |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Schatkistbankieren - 900 decentrale overheden |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Overig 1.179 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
EMU-schuld einde jaar 394.630 |
462.729 |
501.999 |
532.638 |
559.133 |
582.840 |
603.237 |
EMU-schuldquote (in 48,6 procenten bbp) |
59,1 |
61,1 |
62,7 |
64,0 |
64,9 |
65,3 |
Tabel 73 bevat de ontwikkeling van de EMU-schuldquote (de EMU-schuld in verhouding tot het bbp). Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote, dit is weergegeven als het noemereffect.
Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote
(in procenten bbp) |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
EMU-schuldquote begin jaar |
52,4 |
48,6 |
59,1 |
61,1 |
62,7 |
64,0 |
64,9 |
Noemereffect bbp |
|
1,8 |
|
|
|
|
|
Financieringssaldo Rijksoverheid |
|
8,5 |
4,6 |
3,4 |
2,9 |
2,5 |
2,0 |
EMU-saldo decentrale overheden |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
0,2 |
EMU-saldo rest centrale overheid |
|
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Schatkistbankieren decentrale overheden |
|
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
Overig |
0,1 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
0,0 |
EMU-schuldquote einde jaar |
48,6 |
59,1 |
61,1 |
62,7 |
64,0 |
64,9 |
65,3 |
De EMU-schuld komt in 2021 naar verwachting uit op 60,1 procent van het bbp. Voor de toename van de schuld zijn verschillende oorzaken, die in tabel 74 verder zijn uitgesplitst.
Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld |
||
(+ is toename schuld) |
Miljarden euro |
Procenten bbp |
EMU-schuld ultimo 2020 |
462,7 |
59,1% |
Noemereffect |
|
|
EMU-saldo |
44,9 |
5,5% |
Renteontvangsten derivaten |
|
|
Schatkistbankieren |
|
|
Aan- en verkoop staatsdeelnemeingen |
0,7 |
0,1% |
Studieleningen |
2,1 |
0,3% |
Kastransverschil belastingen |
|
|
Overige kastransverschillen |
4,0 |
0,5% |
Overige financiële transacties |
0,0 |
0,0% |
EMU-schuld ultimo 2021 |
502,0 |
61,1% |
De schuld is, sinds de Miljoenennota 2020 bijgesteld. De verwachte schuld ultimo 2020 is gestegen naar 59,3 procent van het bbp. De schuldver-wachting ultimo 2021 is 60,1 procent bbp.
Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld |
|||||||
(in procenten bbp) |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
EMU-schuld Miljoenennota 2020 |
47,7% |
46,9% |
46,4% |
46,2% |
46,0% |
||
Noemereffect |
3,1% |
2,0% |
1,7% |
1,7% |
1,7% |
||
Doorwerking lagere schuld t-1 |
|
8,0% |
11,8% |
14,2% |
15,7% |
||
EMU-saldo |
7,4% |
5,1% |
3,3% |
1,9% |
1,5% |
||
Renteontvangsten en vroegtijdige beëindiging derivaten |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Coronagerelateerde leningen |
0,2% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Kastransverschil belastingen |
1,1% |
|
|
0,1% |
0,1% |
||
Kastransactieverschillen |
|
0,1% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
||
Overige financiële transacties |
0,5% |
|
|
0,0% |
|
||
EMU-schuld Miljoenennota 2021 |
59,1% |
61,1% |
62,7% |
64,0% |
64,9% |
65,3% |
|
Tabel 76 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2005 |
|||||||
en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2025, zowel miljarden euro als in procenten van het bbp. |
uitgedrukt in |
||||||
Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld |
|||||||
(in miljarden euro) |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
EMU-schuld |
274 |
264 |
266 |
354 |
355 |
379 |
401 |
BBP |
551 |
585 |
619 |
647 |
625 |
639 |
650 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
49,8 |
45,2 |
43,0 |
54,7 |
56,8 |
59,3 |
61,7 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
|
EMU-schuld |
433 |
447 |
456 |
446 |
439 |
420 |
406 |
BBP |
653 |
660 |
672 |
690 |
708 |
738 |
774 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
66,3 |
67,7 |
67,9 |
64,7 |
61,9 |
56,9 |
52,4 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
|
EMU-schuld |
395 |
463 |
502 |
533 |
559 |
583 |
603 |
BBP |
810 |
783 |
822 |
849 |
874 |
899 |
924 |
EMU-schuld (in procenten bbp) |
48,7 |
59,1 |
61,1 |
62,7 |
64,0 |
64,9 |
65,3 |
Nederland kent een lange traditie van het in kaart brengen van het vermogen van de Staat. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon minister van financiën Lieftinck met het samenstellen van de balans van de (rechtspersoon) Staat der Nederlanden. De directe aanleiding was de wens om inzicht te krijgen in hoe de Staat er financieel voor stond na de Tweede Wereldoorlog. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen. De staatsbalans gaf namelijk een onvolledig beeld van de positie van de overheid.
In 2013 besloot het kabinet om over te stappen van de publicatie van een staatsbalans naar de publicatie van een overheidsbalans. Aan deze overstap lagen meerdere overwegingen ten grondslag. Een belangrijke overweging was om aan te sluiten bij de reikwijdte van het EMU-saldo en de EMU-schuld. De reikwijdte van saldo en schuld is de gehele overheid (genera! government) en omvat naast het Rijk ook de sociale fondsen, de lokale overheden en overheidsinstellingen. Daarmee laat de overheidsbalans een vollediger beeld zien van de financiële positie van de (rijks)overheid. Immers, de rijksoverheid gaat ook schulden aan, waarbij de bezittingen die daaruit voortvloeien voor een groot gedeelte elders in de collectieve sector neerslaan. Dit kan bijvoorbeeld bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen of scholen zijn.
De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale-verzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.
De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Voorwaardelijke verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het CPB houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheids-balans.
Tabel 4 omvat de overheidsbalans van de jaren 2016 tot en met 2019. Het vermogen van de overheid is het saldo van activa en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. Voor de gehele periode 2016-2019 neemt het vermogensoverschot jaarlijks toe. Het vermogen bedraagt ultimo 2019 een positief bedrag van 246 miljard euro. Dit is een toename met ruim 20 miljard euro ten opzichte van 2018. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheids-balans.
Tabel 3 Overheidsbalans 2016-2019
Bedragen in miljoenen euro's |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
Activa |
731 981 |
719 426 |
735.907 |
752.236 |
Niet-financiële activa |
482 316 |
473 564 |
490.180 |
494.346 |
Vaste activa |
408 604 |
418 318 |
432.344 |
446.615 |
Voorraden |
2 016 |
2 108 |
2.016 |
2.067 |
Olie- en gasreserves |
38 244 |
17 546 |
18.652 |
7.705 |
Grond |
33 452 |
35 592 |
37.168 |
37.959 |
Financiële activa |
249 665 |
245 862 |
245.727 |
257.890 |
Aandelen en overige deelnemingen |
100 904 |
99 670 |
100.229 |
109.635 |
Leningen |
56 480 |
57 528 |
59.048 |
60.192 |
Handelskredieten en transitorische posten |
56 235 |
54 997 |
56.286 |
55.772 |
Schuldbewijzen |
8 184 |
7 335 |
8.432 |
7.228 |
Chartaal geld en deposito's |
12 311 |
14 577 |
13.915 |
16.086 |
Financiële derivaten |
15 551 |
11 755 |
7.817 |
8.977 |
Passiva |
731 981 |
719 426 |
735.907 |
752.236 |
Financiële passiva |
549 908 |
523 111 |
511.063 |
506.063 |
Schuldbewijzen |
405 214 |
386 405 |
377.588 |
373.110 |
Leningen |
92 875 |
85 478 |
80.601 |
82.471 |
Handelskredieten en transitorische posten |
47 916 |
49 252 |
51.264 |
48.791 |
Deposito's |
3 901 |
1 974 |
1.608 |
1.689 |
Vermogenssaldo |
182 073 |
196 315 |
224.844 |
246.173 |
Bron: Centraal Bureau voor Statistiek (2020)
Toelichting posten overheidsbalans
In de Miljoenennota van 202013 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd. Daarin worden het belang van de overheidsbalans en de methodiek nader toegelicht, en is bij wijze van een eenmalige pilot tevens een staatsbalans opgenomen. Hieronder volgt een korte toelichting op de activa en de passiva van de overheidsbalans.
Activa (bezittingen)
De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.
De niet-financiële activa zijn met circa 4 miljard euro in waarde toegenomen. Onderliggend nam de waarde van de vaste activa met circa 14 miljard euro toe en nam de waarde van de olie- en gasreserves met circa 10 miljard euro af. Deze daling hangt met name samen met het besluit om de gaswinning is Groningen in stappen af te bouwen. De waarde van grond is in 2019 opnieuw in waarde toegenomen, maar de stijging is beperkter dan in voorgaande jaren.
De financiële activa zijn met circa 12 miljard euro toegenomen. Deze toename is met 9 miljard euro geconcentreerd bij niet-beursgenoteerde ondernemingen. Hier ligt voornamelijk een stijging van de waarde van de deelneming in DNB aan ten grondslag.
Passiva (schulden)
De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden onder meer aan ter financiering van tekorten.
Tussen 2016 en 2019 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde afgenomen, waarbij enkel de leningen en deposito's tussen 2018 en 2019 zijn gestegen. De afname in 2019 is met 5 miljard euro kleiner dan het EMU-overschot, voornamelijk vanwege prijsmutaties op schuldpapier. Ook zijn de uitgezette leningen in 2019 met 1,1 miljard euro toegenomen.
Deze bijlage geeft een overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen.14 Het betreft verschillende soorten regelingen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.
Het monitoren van fiscale regelingen is van belang voor transparante Rijksfinanciën. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten. In de hieronder gepresenteerde tabellen wordt inzichtelijk wat de omvang van de verschillende regelingen is en hoe deze zich ontwikkelt. Ook het evalueren van fiscale regelingen is essentieel om het beleid te kunnen verbeteren. Deze bijlage besteedt aandacht aan de evaluaties die afgelopen jaar zijn uitgevoerd en de evaluaties die gepland staan voor komende jaren. Dit jaar is het budgettaire belang van de vrijstelling in box 3 voor nettopensioen en nettolijfrente, de vrijstelling overdrachtsbelasting voor starters, de liquidatieverliesregeling in de vpb en de BPM-vrijstelling voor bestelauto's van ondernemers toegevoegd aan het overzicht. De regeling accijnsvrijstellingen voor diplomaten is in kwalitatieve zin toegevoegd.
De bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» geeft een beschrijving van iedere regeling, de doelstelling, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarop de regeling betrekking heeft, een verwijzing naar de meest recente evaluatie, het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie en de ramingsgrond. In die bijlage staat ook een tabel met de uitsplitsing van de ontwikkeling van het budgettaire belang tussen 2017 en 2021 en de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het basisjaar 2017 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de budgettaire ontwikkeling van de regelingen. Enkele fiscale regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan € 5 miljoen hebben, worden niet in deze bijlage vermeld, maar worden wel benoemd in de toelichtende bijlage.
In de volgende paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van fiscale regelingen samengevat. Het budgettaire overzicht is opgenomen in paragraaf 9.3. De twee daaropvolgende paragrafen maken inzichtelijk welke factoren bijdragen aan opvallende ontwikkelingen in het budgettaire belang. Paragraaf 9.4 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het pakket Belastingplan 2021 worden aange-kondigd en andere maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 9.5 presenteert de benchmarktoets en gaat in op de belangrijkste endogene ontwikkelingen en (technische) bijstellingen van het budgettaire belang. Tot slot schenkt paragraaf 9.6 aandacht aan de evaluaties in het fiscale domein die sinds de Miljoenennota 2020 zijn afgerond en de evaluaties die gepland staan voor de periode 2020-2023.
Over het algemeen is sprake van een beheerste groei van de budgettaire omvang van fiscale regelingen tussen 2016 en 2021. Dit jaar zijn van veel regelingen (met name in de inkomstenbelasting) realisatiecijfers bekend voor 2018 op basis van aangiftegegevens. Slechts bij enkele regelingen is er naar verwachting tussen 2017 en 2021 een sterke endogene (niet-beleids-matige) ontwikkeling van het belang. Dit betreft met name de regelingen voor nulemissievoertuigen, de middelingsregeling, de verminderingen in de verhuurderheffing, en de salderingsregeling voor zonnepanelen in de energiebelasting.
Enkele beleidsmaatregelen op het terrein van de fiscale regelingen met een substantieel budgettair effect zijn de afschaffing (met overgangsrecht) per 2021 van het verlaagd energiebelastingtarief voor lokaal opgewekte duurzame energie (de postcoderoosregeling), de verdere versobering van de innovatiebox en de zelfstandigenaftrek, de verhoging van het heffingsvrij vermogen in box 3 en de introductie van een vrijstelling in de overdrachtsbelasting voor starters die een woning kopen.
Tot slot is afgelopen jaar een doorlichting van de evaluaties van fiscale regelingen tussen 2010 en 2018 naar de Kamer gestuurd, in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit. De conclusie hieruit is dat in de toekomst meer strategisch een evaluatieagenda zal worden gehanteerd waarbij de evaluatiecapaciteit gericht wordt ingezet voor grondige evaluaties van bepaalde fiscale regelingen en andere onderzoeken die voorzien in de bestaande kennisbehoefte.
Het coronavirus heeft effect op het budgettaire belang van een aantal fiscale regelingen, dat (vaak tijdelijk) sterk afneemt. Dit geldt met name bij fiscale regelingen die betrekking hebben op consumptie in bepaalde sectoren, zoals bij de btw en de BPM. Binnen het verlaagde tarief van de btw wordt vooral de logiesverstrekking en personenvervoer (Verlaagd tarief overig) en de evenementenbranche (Verlaagd tarief culturele goederen en diensten) geraakt. Corona heeft tevens grote impact op ondernemersregelingen, zoals de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Daarnaast kan gedacht worden aan de 30%-regeling, omdat minder expats naar Nederland komen. In het algemeen geldt dat bij de ramingen is uitgegaan van een gedeeltelijk herstel van de economie in 2021, in lijn met de vooruitzichten van het CPB.
9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen
Tabel 9.3.1 geeft inzicht in het budgettaire belang van fiscale regelingen van 2016 tot en met 2021. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2016 en 2021. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.
Tabel 9.3.1 Fiscale regelingen 2016-2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Gemiddeld % 2021 groei '16-'212 |
||
Persoonsgebonden aftrek Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) |
217 |
233 |
246 |
248 |
253 |
262 |
3,9% |
Giftenaftrek inkomstenbelasting |
357 |
421 |
445 |
440 |
435 |
439 |
4,2% |
2016
2017
2018
2019
2020
Gemiddeld % 2021 groei '16-'212
Aftrek specifieke zorgkosten |
266 |
274 |
283 |
266 |
261 |
257 |
|
Aftrek uitgaven monumentenpanden |
66 |
75 |
87 |
- |
- |
- |
n.v.t. |
Onderhoudsverplichtingen aftrek |
320 |
322 |
308 |
294 |
268 |
252 |
|
Belaste ontvangen alimentatie Inkomensvoorzieningen |
|
|
|
|
|
|
|
Pensioen niet-belaste premie |
17.270 |
17.743 |
18.227 |
19.116 |
19.554 |
20.307 |
3,3% |
Pensioen belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
1,1% |
Pensioen vrijstelling box 3 |
7.124 |
7.209 |
7.122 |
7.232 |
7.434 |
7.803 |
1,8% |
Lijfrente premieaftrek |
503 |
549 |
571 |
600 |
611 |
634 |
4,8% |
Lijfrente belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
2,4% |
Lijfrente vrijstelling box 3 |
214 |
229 |
229 |
232 |
239 |
250 |
3,2% |
Nettopensioen en nettolijfrente |
2 |
4 |
5 |
6 |
6 |
8 |
27,3% |
FOR aftrek |
168 |
190 |
195 |
197 |
202 |
211 |
4,7% |
FOR belaste afneming |
|
|
|
|
|
|
3,2% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek |
510 |
525 |
507 |
518 |
518 |
523 |
0,5% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering |
|
|
|
|
|
|
|
Reisaftrek OV |
8 |
9 |
9 |
8 |
4 |
7 |
|
Middelingsregeling3 (Eigen) woning |
84 |
87 |
111 |
127 |
165 |
180 |
16,5% |
Hypotheekrenteaftrek |
12.544 |
11.770 |
10.838 |
10.023 |
9.278 |
8.752 |
|
Aftrek financieringskosten eigen woning |
216 |
218 |
208 |
193 |
181 |
174 |
|
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming |
29 |
30 |
30 |
30 |
30 |
30 |
0,9% |
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning |
27 |
26 |
21 |
20 |
19 |
18 |
|
Eigenwoningforfait |
|
|
|
|
|
|
1,6% |
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld |
561 |
634 |
638 |
652 |
674 |
678 |
3,9% |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning |
37 |
188 |
188 |
188 |
188 |
188 |
38,4% |
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters4 |
2.062 |
2.454 |
2.737 |
2.715 |
2.738 |
1.899 |
|
OVB Vrijstelling woning starters Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen |
- |
- |
- |
- |
- |
1.552 |
n.v.t. |
Vermindering verhuurderheffing3 |
16 |
47 |
76 |
177 |
264 |
421 |
92,3% |
Kamerverhuurvrijstelling |
11 |
11 |
11 |
10 |
10 |
10 |
|
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 |
978 |
978 |
869 |
869 |
797 |
814 |
|
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 |
24 |
25 |
23 |
24 |
24 |
25 |
0,7% |
Vrijstelling groen beleggen box 3 |
46 |
45 |
40 |
45 |
44 |
50 |
1,6% |
Heffingskorting groen beleggen box 3 |
28 |
27 |
27 |
29 |
30 |
31 |
2,1% |
Heffingvrij vermogen box 3 |
1.580 |
1.182 |
935 |
916 |
853 |
1.256 |
|
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet Verlaging lastendruk in de winstsfeer |
35 |
37 |
37 |
37 |
37 |
37 |
1,2% |
Zelfstandigenaftrek |
1.652 |
1.769 |
1.869 |
1.888 |
1.758 |
1.657 |
0,1% |
Extra zelfstandigenaftrek starters |
95 |
99 |
107 |
108 |
103 |
102 |
1,5% |
Meewerkaftrek |
8 |
8 |
8 |
8 |
7 |
8 |
|
Stakingsaftrek |
15 |
16 |
17 |
16 |
14 |
14 |
|
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk |
6 |
6 |
6 |
6 |
6 |
5 |
|
Willekeurige afschrijving starters |
8 |
8 |
8 |
8 |
7 |
7 |
|
Doorschuiving stakingswinst |
252 |
264 |
274 |
278 |
283 |
295 |
3,2% |
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 |
100 |
102 |
104 |
106 |
114 |
119 |
3,5% |
Mkb-winstvrijstelling |
1.688 |
1.864 |
1.981 |
2.045 |
1.750 |
1.867 |
2,0% |
Terbeschikkingstellingsvrijstelling |
19 |
18 |
20 |
19 |
18 |
18 |
|
Innovatiebox |
1.318 |
1.513 |
1.502 |
1.344 |
831 |
696 |
|
Liquidatieverliesregeling |
513 |
585 |
599 |
613 |
627 |
624 |
4,0% |
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek |
362 |
410 |
418 |
431 |
377 |
382 |
1,1% |
Energie-investeringsaftrek (EIA) |
144 |
135 |
160 |
127 |
147 |
149 |
0,7% |
Milieu-investeringsaftrek (MIA) |
108 |
114 |
139 |
126 |
124 |
114 |
1,1% |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
groei '16-'212 |
|
VAMIL |
20 |
27 |
19 |
20 |
25 |
25 |
4,6% |
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart |
120 |
120 |
120 |
119 |
117 |
115 |
|
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer |
1.293 |
974 |
877 |
789 |
682 |
614 |
|
Bosbouwvrijstelling |
3 |
1 |
2 |
2 |
2 |
2 |
|
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer |
7 |
7 |
8 |
8 |
11 |
10 |
8,0% |
OVB Vrijstelling cultuurgrond |
114 |
118 |
123 |
128 |
133 |
184 |
10,1% |
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer |
16 |
16 |
16 |
16 |
17 |
22 |
6,7% |
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit |
487 |
449 |
459 |
459 |
459 |
459 |
|
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's |
207 |
211 |
215 |
219 |
223 |
228 |
1,9% |
Giftenaftrek vennootschapsbelasting Loonbelasting |
6 |
7 |
6 |
7 |
7 |
7 |
2,4% |
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO |
1.208 |
1.182 |
1.074 |
1.182 |
1.281 |
1.438 |
3,5% |
Verlaagd gebruikelijk loon voor dga's van startups |
- |
25 |
23 |
23 |
21 |
21 |
|
30%-regeling |
850 |
968 |
1.056 |
1.062 |
895 |
586 |
|
Afdrachtvermindering zeevaart |
112 |
108 |
108 |
109 |
109 |
109 |
|
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband Heffingskortingen |
115 |
119 |
122 |
122 |
124 |
128 |
2,0% |
Algemene heffingskorting |
19.704 |
19.389 |
19.583 |
21.400 |
23.329 |
24.240 |
4,2% |
Arbeidskorting |
17.276 |
18.564 |
19.170 |
18.943 |
20.845 |
23.012 |
5,9% |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
1.932 |
2.004 |
2.066 |
1.842 |
1.775 |
1.661 |
|
Jonggehandicaptenkorting |
178 |
178 |
178 |
180 |
182 |
183 |
0,6% |
Alleenstaande ouderenkorting |
516 |
484 |
460 |
439 |
461 |
453 |
|
Ouderenkorting Energiebelasting |
2.756 |
3.008 |
3.286 |
3.761 |
3.912 |
4.117 |
8,4% |
Verlaagd tarief glastuinbouw |
125 |
127 |
116 |
114 |
126 |
126 |
0,0% |
Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit |
25 |
29 |
30 |
34 |
36 |
34 |
6,3% |
Teruggaaf energie-intensieve industrie |
5 |
6 |
8 |
8 |
8 |
9 |
13,4% |
Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie |
0 |
1 |
2 |
4 |
7 |
7 |
75,1% |
Salderingsregeling |
122 |
156 |
216 |
253 |
303 |
332 |
22,2% |
Vrijstellingen voor energie-intensieve processen |
44 |
87 |
91 |
101 |
120 |
140 |
26,0% |
Belastingvermindering per aansluiting Omzetbelasting |
2.492 |
2.441 |
2.443 |
2.133 |
3.485 |
3.693 |
8,2% |
Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water |
7.491 |
7.819 |
8.378 |
6.822 |
6.568 |
6.813 |
|
Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen |
1.532 |
1.554 |
1.678 |
1.397 |
1.537 |
1.506 |
|
Verlaagd tarief culturele goederen en diensten |
978 |
1.017 |
1.217 |
984 |
719 |
870 |
|
Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten |
923 |
964 |
997 |
849 |
807 |
847 |
|
Verlaagd tarief overig |
1.918 |
2.055 |
2.182 |
1.821 |
1.275 |
1.657 |
|
Kleineondernemersregeling |
152 |
159 |
177 |
194 |
206 |
219 |
7,6% |
Auto |
|||||||
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen |
3 |
4 |
10 |
23 |
14 |
19 |
48,8% |
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen |
8 |
12 |
19 |
39 |
78 |
103 |
67,2% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's |
60 |
84 |
149 |
281 |
380 |
412 |
47,0% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) |
723 |
510 |
374 |
88 |
- |
- |
n.v.t. |
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer |
54 |
90 |
74 |
136 |
- |
- |
n.v.t. |
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer |
46 |
48 |
50 |
53 |
53 |
55 |
3,6% |
BPM Teruggaaf diverse voertuigen |
15 |
13 |
15 |
14 |
10 |
11 |
|
MRB Vrijstelling diverse voertuigen |
25 |
25 |
27 |
26 |
27 |
28 |
2,0% |
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers |
694 |
757 |
837 |
838 |
592 |
680 |
|
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers |
801 |
826 |
873 |
924 |
959 |
993 |
4,4% |
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten |
15 |
15 |
15 |
15 |
16 |
16 |
1,7% |
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar |
51 |
58 |
64 |
69 |
74 |
78 |
8,9% |
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 |
22 |
19 |
17 |
15 |
13 |
12 |
|
MRB Kwarttarieven |
133 |
141 |
152 |
161 |
143 |
127 |
|
MRB Halftarief plug-in hybride auto's |
32 |
37 |
38 |
35 |
35 |
35 |
1,8% |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
Gemiddeld % 2021 groei '16-'212 |
|
Assurantiebelasting Vrijstelling Brede Weersverzekering |
5 |
6 n.v.t. |
1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
2 Als de regeling nog niet bestond in 2016 of het budgettair belang van 2016 is niet bekend, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.
3 Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.
4 Tot en met 2020 ook starters
De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de klein-schaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2017 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat - deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2017 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2018 gemaakt - deze cijfers staan cursief.
De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen». In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen kwantitatieve informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals bijvoorbeeld de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals bijvoorbeeld de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. Doordat belastingplichtigen meerdere aftrekposten kunnen hebben, is met deze wijze van berekenen het budgettaire belang van de aftrekposten feitelijk niet optelbaar.15 Er wordt ook op gewezen dat het hier vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval dat een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenhang met andere regelingen.
Tabel 9.4.1 bevat een overzicht van de beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de hiervoor gepresenteerde fiscale regelingen, zoals besloten sinds de vorige Miljoenennota. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.
Tabel 9.4.1 Fiscale beleidsmaatregelen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1 |
|||
2021 |
2022 |
structureel |
|
Pakket Belastingplan 2021 Differentiatie overdrachtsbelasting starters |
460 |
475 |
628 |
Verhoging heffingvrij vermogen box 3 |
|
|
|
Zelfstandigenaftrek |
33 |
66 |
526 |
Verhogen effectief tarief innovatiebox naar 9% |
146 |
146 |
146 |
WBSO |
157 |
0 |
0 |
Algemene heffingskorting |
|
|
|
Arbeidskorting |
|
182 |
182 |
IACK |
33 |
11 |
11 |
Ouderenkorting |
|
|
|
Vervangen postcoderoosregeling |
2 |
5 |
20 |
Verlengen verlaagd tarief openbare laadpalen |
|
|
0 |
Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling Aanpassen liquidatieverliesregeling |
15 |
30 |
205 |
1 [+] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af; [-] |
|
het budgettaire |
belang van de |
regeling neemt toe.
De differentiatie in de overdrachtsbelasting met betrekking tot starters behoeft nadere toelichting. Tot en met 2020 bestaat een onderscheid in het overdrachtsbelastingtarief tussen woningen (2%) en niet-woningen (6%). In 2021 worden drie wijzigingen doorgevoerd in de tariefstelling van de overdrachtsbelasting:
-
•De toepassing van het verlaagde tarief wordt beperkt, waarbij het gebruik van de koper relevant wordt: het algemene tarief gaat gelden voor niet-woningen en woningen die door de koper niet als hoofdverblijf worden gebruikt ('beleggers') en 2% voor woningen die wel door de koper als hoofdverblijf wordt gebruikt. De effectieve verhoging van het tarief voor 'beleggers' levert € 400 miljoen op.
-
•Een eenmalige vrijstelling wordt geïntroduceerd voor meerderjarigen die jonger zijn dan 35 jaar en de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken ('starters'). Dit betekent effectief dat deze 'starters' 0% in plaats van 2% belasting gaan betalen. Dit kost € 388 miljoen.
-
•Het algemene tarief wordt verhoogd van 6% naar 8%. Dit levert
€ 449 miljoen op, waarvan € 249 bij de bestaande groep die onder het algemene tarief valt en € 200 miljoen bij de groep 'beleggers', die vanaf 2021 ook onder dit tarief vallen.
Per saldo leveren de maatregelen € 460 miljoen op. Dit bedrag staat in tabel 9.4.1 hierboven en in de budgettaire tabel van het Belastingplan 2021.
Het overzicht van de fiscale regelingen in deze bijlage bevat de regeling voor het verlaagde overdrachtsbelastingtarief. Het budgettaire belang van deze regeling wijzigt op een aantal punten als gevolg van de maatregelen:
-
•Door de toetsing op gebruik als hoofdverblijf, verdwijnen de 'beleggers' uit de grondslag van deze fiscale regeling. Hierdoor wordt het budgettaire belang van de fiscale regeling € 400 miljoen lager.
-
•De 'starters' verdwijnen uit de grondslag van deze fiscale regeling (zie hierna). Hierdoor wordt het budgettaire belang van deze fiscale regeling € 776 miljoen lager. Dit bedrag is het dubbele van de kosten van het verlagen van het tarief voor starters naar 0% (€ 388 miljoen). Die maatregel gaat immers over een tariefsverschil van 2% (2%-0%), terwijl het budgettaire belang gaat over een tariefsverschil van 4% (6%-2%).
-
•Het resterende budgettaire belang van het verlaagde tarief
(€ 1.266 miljoen) wordt 50% hoger doordat het algemene tarief naar 8% wordt verhoogd. Daardoor stijgt het tariefsverschil (tussen het algemene tarief en het verlaagde tarief) van 4% naar 6%. Dit betekent een stijging van het budgettaire belang van € 633 miljoen.
Per saldo daalt het budgettaire belang van deze fiscale regeling beleidsmatig met € 543 miljoen. Dit bedrag staat ook in de tabel met de uitsplitsing van de ontwikkeling van het budgettaire belang, in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen».
Voor de vrijstelling voor 'starters' is een nieuwe fiscale regeling in het overzicht in deze bijlage opgenomen. Zoals hierboven genoemd, verdwijnt deze grondslag uit de regeling voor het verlaagde tarief, waar de starters tot en met 2020 ook deel van uitmaken. De nieuwe fiscale regeling representeert het verschil tussen 0% en 8% overdrachtsbelasting. Dit tariefsverschil is vier keer zo groot als de feitelijke tariefsverlaging die in Belastingplan 2021 voor de starters wordt doorgevoerd (2% naar 0%). Het budgettaire belang bedraagt dus vier keer zo veel als de geraamde € 388 miljoen in het Belastingplan 2021, namelijk € 1.552 miljoen.
De maatregel Vervangen postcoderoosregeling (PCR) geeft de opbrengst weer van het afschaffen van de PCR per 1 januari 2021, zoals dit in het Belastingplan 2021 is ingeboekt (namelijk € 2 mln in 2021). Het budgettaire belang van de PCR, te weten een belang van € 7 mln in 2021, ligt hoger. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat in het budgettaire belang van de PCR alle bestaande projecten vanaf 2014 die uiterlijk op 31 december 2020 zijn aangewezen, zijn meegenomen. Oftewel, dit ziet op bestaande projecten die de komende jaren onder het overgangsrecht gaan vallen. De opbrengst van het afschaffen van de PCR aan de inkomstenkant heeft daarentegen alleen betrekking op nieuwe projecten die vanaf 2021 worden afgesloten en die onder de subsidieregeling gaan vallen.
Naast de regelingspecifieke maatregelen hebben ook enkele algemene tariefsmaatregelen invloed op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Het effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang in 2018 tot en met 2021 is terug te vinden in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen».
9.5 Benchmarktoets en opvallende ontwikkelingen
Tabel 9.5.1 biedt inzicht in een aantal opvallende (endogene) ontwikkelingen in de ramingen van fiscale regelingen. De tabel presenteert de raming van het budgettaire belang dat voor 2017 werd geraamd bij de start van dit kabinet in de Miljoenennota 2018 (de benchmark). Vervolgens wordt de bijstelling van de raming voor 2017 vermeld. Deze bijstelling werkt door in de raming voor de kabinetsjaren. Vervolgens wordt de absolute endogene groei en de gemiddelde procentuele endogene groei per jaar tussen 2017 en 2021 gegeven. De tabel bevat alleen de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in die periode gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2017 (absoluut) groter dan 8% is. Bijstellingen en ontwikkelingen kleiner dan € 5 miljoen zijn buiten beschouwing gelaten, evenals bijstellingen die zien op het verschil tussen realisatie en budget van een regeling.
9.5.1 Toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)1
Benchmark 2017 |
Bijstelling 2017 |
Bijstelling in % |
Endogeen 2018-2021 |
Endogeen in % per jaar |
|
Persoonsgebonden aftrek Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) |
212 |
21 |
9,9% |
50 |
5,0% |
Giftenaftrek inkomstenbelasting |
362 |
59 |
16,4% |
64 |
3,6% |
Inkomensvoorzieningen FOR aftrek |
160 |
30 |
18,5% |
31 |
3,9% |
FOR belaste afneming |
|
|
10,6% |
|
2,9% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek |
574 |
|
|
25 |
1,2% |
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering |
|
58 |
|
|
0,6% |
Middelingsregeling |
86 |
1 |
1,2% |
93 |
19,9% |
(Eigen) woning Hypotheekrenteaftrek |
10.648 |
1.123 |
10,5% |
|
|
Aftrek financieringskosten eigen woning |
280 |
|
|
|
|
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen Vermindering verhuurderheffing |
23 |
24 |
104,3% |
182 |
48,5% |
Verlaging lastendruk in de winstsfeer Extra zelfstandigenaftrek starters |
108 |
|
|
17 |
4,0% |
Mkb-winstvrijstelling |
1.635 |
229 |
14,0% |
225 |
2,9% |
Innovatiebox |
1.687 |
|
|
|
|
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer |
1.109 |
|
|
|
|
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit |
383 |
66 |
17,2% |
10 |
0,6% |
Energiebelasting Salderingsregeling |
120 |
36 |
30,1% |
151 |
18,5% |
Vrijstellingen voor energie-intensieve processen |
71 |
16 |
22,5% |
4 |
1,3% |
Omzetbelasting Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen |
1.830 |
|
|
343 |
5,1% |
Verlaagd tarief culturele goederen en diensten |
1.568 |
|
|
69 |
1,6% |
Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten |
660 |
304 |
46,1% |
95 |
2,4% |
Verlaagd tarief overig |
1.877 |
178 |
9,5% |
61 |
0,7% |
Kleineondernemersregeling |
160 |
|
|
60 |
8,3% |
Auto BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen |
4 |
0 |
10,8% |
18 |
52,6% |
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen |
12 |
0 |
0,0% |
91 |
72,0% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's |
86 |
|
|
349 |
50,7% |
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) |
529 |
|
|
|
|
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer |
51 |
39 |
78,1% |
60 |
13,7% |
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar |
58 |
0 |
0,0% |
25 |
9,2% |
1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
De ontwikkeling van het budgettaire belang van een regeling wordt afgezet tegen de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte stand. Hierbij ligt de nadruk op de endogene ontwikkeling en niet op de ontwikkelingen die volgen uit beleidsmaatregelen. Hieronder wordt een aantal posten waarbij er een aanwijsbare oorzaak is voor de opvallende ontwikkeling, nader toegelicht.
Middelingsregeling
Het budgettaire belang van de middelingsregeling varieerde jarenlang tussen € 80 en € 90 miljoen, maar loopt sinds 2018 fors op. In 2019 is dit bedrag (op kasbasis) opgelopen tot € 127 miljoen en in het eerste half jaar van 2020 is wederom een forse stijging zichtbaar. Naar verwachting bedraagt het budgettaire beslag in 2020 € 165 miljoen en stijgt dit in 2021 door tot € 180 miljoen.
Uit een nadere analyse blijkt dat niet zozeer het aantal middelingsverzoeken oploopt, maar vooral het gemiddelde bedrag per middelingsverzoek. Dit was in 2016 nog circa € 1600, maar in 2019 al circa € 2800 (+75%). Uit de evaluatie van deze regeling bleek onder andere dat het budgettaire beslag van deze regeling vier keer zo groot zou kunnen zijn bij volledige benutting. Het is dus waarschijnlijk dat burgers die recht hebben op een hoog midde-lingsbedrag, de afgelopen jaren vaker de regeling ook daadwerkelijk benut hebben. Ter illustratie: in 2015 ontvingen nog circa 10.000 mensen een bedrag groter dan € 2.500, in 2019 waren dit er 18.000. Het aantal bedragen lager dan € 2.500 is in die periode juist gedaald van 46.000 naar 27000.
Vermindering verhuurderheffing
De heffingsverminderingen worden pas na realisatie definitief toegekend. Hierdoor zijn de kosten van de oude heffingsverminderingen op kasbasis in de eerste jaren vanaf invoering in 2014 gering en gemiddeld veel lager dan ingeboekt. Vanaf 2018 zijn de kosten juist gemiddeld veel hoger dan ingeboekt. Dit verklaart de hoge endogene groei over de jaren 2018-2021.
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer
Reguliere waardestijgingen van landbouwgrond (WEVAB) zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting door de landbouwvrijstelling. Door veel gebruik van herwaardering van gronden naar de WEVAB-waarde was er tot en met 2015 sprake van een hoog budgettair belang. Cijfers over 2016 en 2017 laten een aanzienlijke daling van het budgettaire belang zien, vermoedelijk omdat de bulk aan herwaarderingen achter de rug is. Voorlopige cijfers over 2018 suggereren dat die trend doorzet. Aangenomen wordt dat het budgettaire belang na 2017 met 10% per jaar daalt. Na enkele jaren zal een nieuw min of meer structureel niveau van het budgettaire belang zijn bereikt.
Energiebelasting
De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers. In het Klimaatakkoord is aangekondigd om de salderingsregeling vanaf 2023 fiscaal te gaan begrenzen, wat een drukkend effect zal hebben op de ontwikkeling van het budgettaire belang van de regeling in de toekomst.
Ook het budgettaire belang van het verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie kent een forse endogene ontwikkeling. Uit de Lokale Energiemonitor 2018 van HIER opgewekt blijkt namelijk dat het aantal nieuwe postcoderoosprojecten jaarlijks toeneemt. Verder schat onderzoeksbureau AS I-SEARCH in haar publicatie 'Verkenning toekomstpotentieel burger-energiebeweging 2030' in dat het toekomstpotentieel van collectieve zonprojecten groot is, waardoor het de verwachting is dat de groei van het aantal postcoderoosprojecten zich de komende jaren verder zal voortzetten. Vanaf 2021 kunnen coöperaties subsidie aanvragen voor een zonne-energieproject of een kleinschalig windenergieproject en vervalt de huidige fiscale regeling. Alleen voor de op 31 december 2020 bestaande leden van aangewezen coöperaties die deelnemen aan de postcoderoosre-geling blijft het verlaagde energiebelastingtarief van toepassing gedurende 15 jaren na het tijdstip waarop de coöperatie werd aangewezen door de Belastingdienst (overgangsrecht).
Auto
Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscale regelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2019 zijn met name aan het einde van het jaar nog veel elektrische auto's verkocht in anticipatie op de beperking van de korting op de bijtelling en de aanscherping van de maximale catalogusprijs (de "cap") voor de korting op de bijtelling voor elektrische auto's per 2020. Dit werkt voor de bijtelling door in de jaren na 2019 doordat auto's gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Voor zuinige auto's is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt. De teruggaaf van bpm voor taxi's en openbaar vervoer kende een uitschieter naar boven in 2017 door met name de verkoop van bestelauto's op aardgas die een hoge bpm hebben. Het budgettaire belang is weer terugzakt naar een lager niveau in 2018 dan in 2017, maar is nog wel hoger dan in 2016. De teruggaafregeling bpm voor taxi's is afgeschaft per 2020. De teruggaafregeling bpm voor taxi's wordt gerespecteerd voor voertuigen die vóór 2020 gekocht zijn, waardoor met name in 2019 extra aankopen (anticipatie-effecten) hebben plaatsgevonden. Door corona worden in 2020 minder nieuwe auto's verkocht, dat geldt ook voor elektrische auto's en bestelauto's. Hierdoor loopt het budgettair belang van de bpm-posten in 2020 terug. In 2021 wordt een licht herstel verwacht van het aantal nieuwverkopen.
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de voltooide evaluaties naar doelmatigheid en doeltreffendheid van regelingen in het fiscale domein sinds de Miljoenennota 2020. Op hoofdlijnen wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties die het kabinet heeft getrokken op basis van de uitgevoerde evaluaties. Verder komt de evalua-tieprogrammering voor de periode 2020-2023 aan bod.
Gerealiseerde evaluaties sinds de Miljoenennota 2020 In december 2019 is de evaluatie van de fiscale eigenwoningregeling aangeboden aan de Tweede Kamer.16 Onderzoeksbureau SEO heeft onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de eigenwoningregeling en onderzoeksbureau Panteia naar de complexiteit van de regeling. SEO geeft ten aanzien van de doeltreffendheid en doelmatigheid aan: «Er zijn aanwijzingen dat de eigenwoningregeling als geheel (de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait) bijdraagt aan het eigen-woningbezit. Als ook de negatieve neveneffecten (hoge kosten, hogere huizenprijzen, lagere welvaart, meer schuldopbouw) worden beschouwd moet echter worden geconcludeerd dat de regeling ondoelmatig is. Van de maatregelen na 2001 zijn vooral de fiscale aflossingseis en de tarief-maatregel effectief en doelmatig in het beperken van deze neveneffecten. Effectiviteit en doelmatigheid van de bijleenregeling in het ontmoedigen van schuldopbouw is onzeker. De aftrek geen of geringe eigenwoningschuld (Hillen) is waarschijnlijk niet effectief en ondoelmatig in termen van het bevorderen van schuldaflossing.» SEO concludeert dat de richting van het beleid sinds 2001 overwegend is geweest de doelmatigheid van de regeling als geheel te vergroten door neveneffecten van de bestaande renteaftrek zoals schuldopbouw te beperken en door de budgettaire derving te drukken. Daarbij geldt dat een relatief groot aantal ongelijksoortige maatregelen genomen is die de complexiteit van de fiscale behandeling van de eigen woning behoorlijk hebben vergroot. SEO geeft ook aan dat het geheel aan maatregelen volgens diverse deskundigen vooralsnog niet tot een consistent en helder eindbeeld voor de fiscale behandeling van de eigen woning leidt. Als mogelijke eindbeelden zijn daarbij genoemd defiscali-sering van de eigen woning of het verplaatsen van de eigen woning naar box 3.
Panteia concludeert ten aanzien van de complexiteit van de eigenwoning-regeling: «Op basis van de geconstateerde knelpunten en de daarmee samenhangende gevolgen voor een juiste toepassing van de eigenwoning-regeling komen wij tot de conclusie dat de huidige eigenwoningregeling te complex is, waardoor een juiste toepassing in sterke mate belemmerd wordt. Daarmee is de huidige eigenwoningregeling niet goed houdbaar, controleerbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar.» Panteia beveelt aan om de fiscale eigenwoningregeling ingrijpend te herzien, of de eigen woning volledig uit de fiscale regelgeving te halen. De aanbeveling ziet op het doen van nader onderzoek naar een fundamentele herziening van de fiscale eigenwoningregeling zoals het verplaatsen van de eigen woning naar box 3, het opnemen in een aparte regeling (box 4) of defiscalis iering van de eigen woning. Panteia geeft verder aan dat het raadzaam is om bij de vormgeving van een vervangende regeling voor de huidige fiscale eigenwoningregeling of vervangende regels niet opnieuw gegevens te introduceren die belastingplichtigen langdurig moeten bewaren. Panteia beveelt voorts aan om in de periode tot een eventuele herziening zowel op het niveau van deelrege-lingen als de gehele regeling geen rigoureuze wetswijzigingen of reparatiemaatregelen door te voeren. Dit aangezien veel deelregelingen met elkaar samenhangen waardoor wijziging van een deelregeling veelal ook tot aanpassing van andere deelregelingen moet leiden. Verder omdat dergelijke wijzigingen vermoedelijk tot meer complexiteit leiden mede als gevolg van nieuw overgangsrecht en noodzakelijke compensatiemaatregelen.
In maart 2020 heeft de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst de evaluatie Assurantiebelasting aan de Tweede Kamer aangeboden.17 Hierbij is door onderzoeksbureau Dialogic met name onderzoek gedaan naar de in de jaren 2011 en 2013 doorgevoerde tariefsverhogingen en de vrijstellingen voor schadeverzekeringen in de assurantiebelasting. Beide onderdelen zijn op doeltreffendheid en doelmatigheid onderzocht. Het assurantiebelastingtarief is per 1 maart 2011 verhoogd van 7,5% naar 9,7% en per 1 januari 2013 verder verhoogd van 9,7% naar 21%. Dialogic concludeert daarbij dat de tariefsverhogingen hebben gezorgd voor de gewenste toename van de belastingopbrengsten tegen zo min mogelijke kosten en ongewenste neveneffecten, oftewel dat deze doeltreffend en doelmatig zijn gebleken. Verder is onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de vrijstellingen voor schadeverzekeringen, zijnde de vrijstellingen voor luchtvaart-, scheepvaart-, transporten exportkredietverzekeringen. Hierbij is onderzocht in hoeverre de vrijstellingen bijdragen aan het realiseren van de achterliggende beleidsdoelen. De vrijstellingen voor luchtvaart, scheepvaart- en transportverzekeringen hebben onder meer als doel om een verstoring van internationale concurrentieverhoudingen te voorkomen. De vrijstellingen dragen volgens Dialogic bij aan deze beleidsdoelstelling. Alleen voor de vrijstelling voor transportverzekeringen geldt dat het deel van de vrijstelling dat ziet op binnenlands transport door Dialogic als minder doeltreffend wordt bestempeld. Dit gezien het feit dat meerdere andere landen geen vergelijkbare vrijstelling voor binnenlands transport kennen, maar alleen voor grensoverschrijdend transport. De vrijstelling voor exportkredietverzekeringen wordt door Dialogic als zeer doeltreffend bestempeld. Deze vrijstelling heeft tot doel het beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs. Zonder deze vrijstelling zou een specifieke set projecten van Nederlandse exporteurs verloren gaan aan buitenlandse concurrenten, omdat de hogere tarieven zouden leiden tot hogere prijzen en dus een concurrentienadeel voor de Nederlandse exporteurs. Verder heeft Dialogic ingeschat dat alle vrijstellingen (zeer) waarschijnlijk doelmatig uitwerken, omdat afschaffing ervan gepaard zou gaan met (behoorlijke) gedragseffecten. En dat het alleen voor de vrijstelling voor transportverzekeringen onzeker is of deze als doelmatig kan worden beschouwd in verband met het tevens vrijstellen van binnenlands transport. In de evaluatie is gepoogd om het budgettaire belang van de vrijstellingen voor schadeverzekeringen te benaderen, echter biedt de kwaliteit van de beschikbare data onvoldoende houvast voor het structureel monitoren van de regelingen in deze bijlage van de Miljoenennota.
In april 2020 is de evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen (Regeling groenprojecten) naar de Kamer gestuurd. 18 De onderzoekers concluderen dat de Regeling groenprojecten in de evaluatieperiode 2010 en 2017 doeltreffend is en het beoogde mechanisme werkt. De Regeling groenprojecten grijpt specifiek in op het knelpunt rond financiering van groene projecten. De regeling past goed bij het kabinetsbeleid om de markt voor groene financiering te bevorderen. De regeling draagt bij aan expertise bij banken en beleggingsinstellingen over financiering van groene projecten. Het kabinet onderkent het belang van de Regeling en deelt de conclusie dat de Regeling doeltreffend en doelmatig werkt. Het kabinet zal de Regeling Groenprojecten voortzetten. Gemiddeld waren er 551 groene projecten per jaar, met een toegekend projectvermogen van gemiddeld € 755 miljoen. In het overgrote deel van de gevallen wordt een groene lening gecombineerd met een witte lening voor de onderdelen van de investering die niet in aanmerking komen voor een groenverklaring. De Regeling bewerkstelligt volgens de onderzoekers dat groenfondsen meer duurzame en innovatieve projecten financieren dan zonder de Regeling. Voor een relatief beperkt deel van de projecten (12-24%) zou een groenfonds de financiering ook hebben verstrekt zonder deelname aan de Regeling. Doordat de Regeling groenprojecten is opgezet als marktin-strument en aansluit bij het kredietverleningsproces van groenfondsen worden de lasten voor ondernemers en financiers verminderd. Dit draagt bij aan een efficiënte uitvoering van de Regeling. De onderzoekers tonen aan dat de in geld uitgedrukte milieuwinst groter is dan de maatschappelijke kosten. Voor € 1 die door de overheid wordt uitgegeven aan de Regeling groenprojecten wordt voor € 29 - € 34 gedurende één jaar gefinancierd aan innovatieve duurzame projecten die zonder de Regeling niet hadden plaatsgevonden. Per uitgegeven € 1 start ongeveer € 6 - € 7 aan nieuwe groene financiering voor projecten die zonder de Regeling niet hadden plaatsgevonden. In lijn met de aanbevelingen uit de evaluatie zal het kabinet zich
18 Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709 inzetten om de projectcategorieën meer aan te laten sluiten bij de meest actuele milieuproblemen. Het kabinet streeft daarbij binnen de Regeling de financiële ruimte meer te gebruiken voor innovatieve projecten die de transitie naar een circulaire economie versnellen. Om meer inzicht te krijgen in de maatschappelijke baten van de Regeling, neemt het kabinet de aanbeveling over om onderzoek te doen naar aanpassing van de maatstaven voor het bepalen van de milieuwinst. Het kabinet zal ook bezien hoe het proces van actualisering kan worden verkort.
In mei 2020 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamer gerapporteerd over de Verhuurderheffing.18 Onderdeel van deze rapportage was het eindrapport ‘Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing', wat de resultaten bevat van een evaluatieonderzoek naar de heffingsverminderingen in de verhuurderheffing, uitgevoerd in 2019 door onderzoeksbureaus SEO Economisch Onderzoek en Ecorys. Deze bureaus hebben onderzoek gedaan naar de heffingsverminderingen die in 2014 dan wel 2017 zijn ingevoerd en waarvan de aanvraagprocedure op 1 juli 2018 is gesloten vanwege uitputting van het budget. SEO en Ecorys concluderen het volgende: «Verhuurders hebben ruim gebruik gemaakt van de heffingsverminderingen, meer dan bij invoering werd voorzien. Hieruit blijkt dat de heffingsverminderingen voorzien in een behoefte. De kwantitatieve analyse in de evaluatie van de heffingsverminderingen heeft geen direct causaal verband tussen de heffingsverminderingen als geheel en (de stijging van) investeringen aangetoond, waarmee geen bewijs is gevonden dat de heffingsverminderingen die zijn aangevraagd in de periode 2014-2016 als geheel doelmatig zijn. Voor de heffingsverminderingen voor nieuwbouw en transformatie afzonderlijk zijn er wel aanwijzingen dat deze in een bepaald jaar leiden tot een hogere investeringsratio in het daaropvolgende jaar. Dit is een aanwijzing dat zij dan waarschijnlijk wel doeltreffend zijn geweest, met een vertraagd effect van 1 jaar. Waar doelmatigheid van de heffingsvermindering niet bewezen is, zijn er wel signalen uit gesprekken met de sector dat de heffingsverminderingen een goed middel zijn om te sturen op resultaten. Door de heffingsverminderingen zijn de huren van nieuwe huurwoningen verlaagd naar een huur onder de aftop-pingsgrens van de huurtoeslag, de kwaliteit van de woning verbeterd en zijn projecten versneld om de woning eerder te realiseren.»
In september 2020 is de evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente aangeboden aan de Tweede Kamer.19 Door deze vrijstelling kan over inkomen boven de inkomensgrens van € 110.111 (bedrag 2020) pensioen worden opgebouwd zonder dat de opgebouwde aanspraken in rendementsheffing in box 3 worden betrokken. De vrijstelling is in 2015 ingevoerd toen het pensioengevende salaris waarover de omkeerregel wordt toegepast (premie onbelast, uitkering belast), werd beperkt tot maximaal de genoemde inkomensgrens. Uit de evaluatie blijkt dat van de potentiële doelgroep van 200.000 mensen circa 35.000 mensen (17%) deelnemen aan een nettoregeling. Dit betreft vooral nettopensioen, van nettolijfrente wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Voor deelname blijkt vooral van belang of het nettopensioen als opt-in (actieve keuze nodig om deel te nemen) of als opt-out (deelname is automatisch geregeld en actieve keuze is nodig om niet deel te nemen) wordt aangeboden. In het laatste geval blijkt de deelnamegraad veel hoger te liggen. Het budgettaire belang van de vrijstelling ligt momenteel bij circa € 5 miljoen. Door verdere aangroei van pensioenopbouw zal het budgettaire belang groeien tot circa € 25 miljoen. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de vrijstelling doeltreffend is omdat deze bijdraagt aan het aanbieden en gebruik maken van het nettopensioen. Voorts wordt geconcludeerd dat de vrijstelling voldoende doelmatig is, hoewel er aanzienlijke uitvoeringskosten zijn. Daarbij wordt aangegeven dat het belang van de vrijstelling breder is dan alleen de realisatie van het fiscale voordeel, namelijk het belang van het toegankelijk maken van het nettopensioen. In de evaluatie wordt een aantal knelpunten aangegeven en aanbevelingen gedaan om die op te lossen. Een deel van de knelpunten is niet meer relevant in het nieuwe fiscale kader na de voorgenomen pensioenhervorming, of dient breder bekeken te worden in het geheel van de fiscale behandeling van pensioenen. In het bijzonder speelt bij kleine nettopensioenen het knelpunt dat door de hoge uitvoeringskosten en het ontbreken van automatische waardeoverdracht de afkoopmogelijkheden als te beperkt worden ervaren. Het verruimen van de afkoopmogelijkheden van kleine nettopensioenen zal daarom in de komende tijd verder onderzocht worden.
In juli 2020 is de evaluatiedoorlichting van de fiscale regelingen naar de Tweede Kamer gestuurd.20 Het rapport biedt inzicht in de toegevoegde waarde van het evalueren van fiscale regelingen. De werkgroep heeft aan de hand van de 31 evaluaties van fiscale regelingen tussen 2010 en 2018 geïnventariseerd welke informatie de evaluaties opleveren en wat hiermee wordt gedaan in de beleidsvorming. De meeste evaluaties pogen de doeltreffendheid en doelmatigheid vast te stellen, maar onder andere door gebrek aan data en variatie kunnen vaak alleen voorzichtige conclusies worden getrokken. De oorspronkelijke gemaakte keuze voor een fiscale regeling als instrument om het gewenste doel te bereiken, wordt zelden tegen het licht gehouden in de evaluaties. Aanbevelingen in onderzoeksrapporten ontbreken mede daardoor vaak of blijven tamelijk veilig, waardoor de toegevoegde waarde niet groot is. De kabinetsreacties gaan soms verder dan de aanbevelingen, maar doen in andere gevallen juist weinig met de bevindingen. In de onderzoeksperiode zijn slechts enkele regelingen fundamenteel gewijzigd naar aanleiding van een evaluatie. In het rapport wordt aanbevolen om in de evaluatieprogrammering prioriteit te geven aan kwaliteit boven kwantiteit. Door de grote verscheidenheid van de fiscale regelingen, wordt afgeraden om een uniforme periodiciteit vast te leggen voor het evalueren van fiscale regelingen. Om te zorgen dat de evaluaties meer toegevoegde waarde hebben, dient meer aandacht te worden besteed aan de instrumentkeus en moet waar mogelijk eerder worden begonnen met dataverzameling, zodat de effecten van regelingen beter kunnen worden vastgesteld. Evaluaties met heldere conclusies kunnen, zo is de hoop, nog meer als basis dienen voor de politieke beleidsvorming.
Evaluatieprogrammering 2020-2023
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2020-2023. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement. Dit jaar is rijksbreed een eerste aanzet gemaakt voor een Strategische Evaluatieagenda (SEA), die in de begrotingen van de verschillende ministeries is terug te vinden. Hiermee wordt de focus van het ex-post evalueren en verantwoorden van begrotingsartikelen middels de beleidsdoorlichtingen verbreed naar een onderbouwde en strategische programmering van onderzoek en evaluatie gedurende de gehele beleidscyclus. De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van deze SEA.
Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk. Als de invalshoek het (bredere) beleidsterrein van het departement is, ligt het voor de hand dat het vakdepartement het voortouw neemt. Als de invalshoek de fiscale wetgeving is, ligt het voor de hand dat het Ministerie van Financiën het voortouw neemt. Beide hebben een eigen verantwoordelijkheid en dus inbreng in de evaluatie.
In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.
Tabel 9.6.1. Evaluatieprogrammering 2020-2023 |
|||||
Evaluaties per departement |
Begrotingsartikel |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
|||||
Eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning (met FIN) |
3: Woningmarkt |
X |
|||
Financiën |
|||||
Fiscale regelingen overdrachtsbelasting |
1: Belastingen |
X |
|||
Eenmalige vrijstelling schenk- en erfbelasting t.b.v. de eigen woning (met BZK) |
1: Belastingen |
X |
|||
Fiscale regelingen BPM en MRB (met lenW) |
1: Belastingen |
X |
|||
Fiscale regelingen energiebelasting (met EZK en LNV |
1: Belastingen |
X |
|||
VPB vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling |
1: Belastingen |
X |
|||
Bankenbelasting |
1: Belastingen |
X |
|||
Fiscale regelingen ondernemerschap (met EZK) |
1: Belastingen |
X |
|||
Reisaftrek OV (met lenW) |
1: Belastingen |
X |
|||
Btw verlaagd tarief fysieke en digitale uitgaven (met OCW) |
1: Belastingen |
X |
|||
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenW en FIN) |
X |
||||
Infrastructuur en Waterstaat |
|||||
Fiscale regelingen BPM en MRB (met FIN) |
4: Wegen en verkeersveiligheid |
X |
|||
Fiscale regelingen zeeschepen |
18: Scheepvaart en Havens |
X |
|||
Reisaftrek OV (met FIN) |
16: Openbaar vervoer en Spoor |
X |
|||
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenW en FIN) |
X |
||||
MIA en Vamil |
21: Duurzaamheid |
X |
|||
Economische Zaken en Klimaat |
|||||
Start-upregelingen |
2: Bedrijvenbeleid |
X |
|||
Fiscale regelingen energiebelasting (met FIN en LNV) |
4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening |
X |
|||
Fiscale regelingen bedrijfsopvolging1 |
2: Bedrijvenbeleid |
X |
|||
Fiscale regelingen ondernemerschap (met FIN) |
2: Bedrijvenbeleid |
X |
Evaluaties per departement |
Begrotingsartikel 2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) (met lenWen FIN) |
X |
|||
EIA |
4: Een doelmatige en duurzame energievoorziening |
X |
||
Innovatiebox |
2: Bedrijvenbeleid |
X |
||
Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
||||
Arbeidskorting en Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
1: Arbeidsmarkt |
X |
||
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
||||
Fiscale regelingen energiebelasting (met FIN en EZK) |
21: Land- en tuinbouw |
X |
||
Landbouwvrijstelling |
21: Land- en tuinbouw |
X |
||
Assurantiebelasting vrijstelling Brede Weersverzekering |
21: Land- en tuinbouw |
X |
1 Zodra genoeg data beschikbaar is.
10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN
In deze bijlage worden de fiscale regelingen nader toegelicht. Voor elke regeling bevat de toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Daarnaast zijn cijfers opgenomen over de verwachte ontwikkeling van het budgettaire belang van fiscale regelingen tussen 2017 en 2021.
Het overzicht van fiscale regelingen in deze bijlage is uitgebreider dan in de bijlage «Fiscale regelingen». Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage ruim twintig regelingen die in het verleden ook in die bijlage stonden, maar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.
Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie