Motie Ouwehand over versneld afbouwen van de nertsenhouderij - Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet - Hoofdinhoud
Deze motie i is onder nr. 8 toegevoegd aan wetsvoorstel 35006 - Wijziging Wet verbod pelsdierhouderij i.v.m. het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet; Motie; Motie van het lid Ouwehand over versneld afbouwen van de nertsenhouderij |
---|---|
Documentdatum | 13-02-2019 |
Publicatiedatum | 14-02-2019 |
Nummer | KST350068 |
Kenmerk | 35006, nr. 8 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2018-
2019
35 006
Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met het toevoegen van de bevoegdheid tot het opleggen van bestuursrechtelijke herstelsancties ter handhaving van die wet
Voorgesteld 13 februari 2019
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat, naast de 28 miljoen euro die wordt uitgetrokken voor de subsidiëring van de sloop- of ombouwkosten van stallen van nertsenfokkerijen, nog eens 8 miljoen euro vanuit het budget voor de sanering en verduurzaming varkenshouderij wordt gestoken in de beëindiging van de nertsenfokkerij;
overwegende dat Vlaanderen aan het verbod op de nertsenfokkerij een compensatieregeling heeft verbonden waarbij de hoogte van het bedrag wordt gekoppeld aan het tijdstip waarop een bedrijf stopt, waarmee eerder stoppen wordt beloond;
verzoekt de regering, de financiële middelen die beschikbaar zijn voor de uitwerking van het verbod op de nertsenfokkerij in te zetten voor het versneld afbouwen van de nertsenhouderij,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ouwehand
kst-35006-8 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2019
Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 35 006, nr. 8