Brief regering; Stand van zaken lerarenregister - besluit Onderwijscoöperatie - Werken in het onderwijs

Deze brief is onder nr. 307 toegevoegd aan dossier 27923 - Werken in het onderwijs.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Werken in het onderwijs; Brief regering; Stand van zaken lerarenregister - besluit Onderwijscoöperatie
Document­datum 14-05-2018
Publicatie­datum 19-05-2018
Nummer KST27923307
Kenmerk 27923, nr. 307
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 307 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2018

Op 26 april jl. heb ik u geïnformeerd over de uitvoering van de motie van de leden Rog en Van Meenen inzake de positie van het bestuur van de Onderwijscoöperatie (hierna: OC)1, en de brief die ik daartoe aan het bestuur verstuurd heb. Ik heb het bestuur in deze brief gevraagd om mij uiterlijk 14 mei te laten weten welke conclusies het verbindt aan de betreffende motie. Het OC-bestuur heeft mij inmiddels per brief geïnformeerd over zijn positie. Het bestuur laat weten geen draagvlak meer te zien voor de OC, en vooralsnog het besluit te nemen de organisatie op te heffen.2 Dat besluit moet echter nog bekrachtigd worden in de algemene ledenvergadering. De OC geeft daarmee geen invulling aan dat onderdeel van de motie dat vraagt om het overdragen van het bestuur aan leraren.

Per brief van 26 maart jl. had het bestuur van de OC mij al laten weten de taken rond de implementatie van de Wet beroep leraar terug te geven, waarbij het de wens uitte «dat er zo snel mogelijk onvoorwaardelijk ruim baan wordt gemaakt voor de beroepsgroep om de implementatie van de wet tot een succes te maken».3 Het bestuur laat mij nu weten dat het bureau tot de zomer nog kan voorzien in de ondersteuning van het Lerarenparlement, maar dat daarna deze taken worden overgedragen, en de OC-organisatie wordt afgebouwd. Ik verwacht van het OC-bestuur dat het in dit proces goed werkgeverschap zal betrachten en ervoor zal zorgen dat opgebouwde expertise voor het vervolgproces beschikbaar is.

Heroriëntatie uitvoering opdracht Regeerakkoord

Bij brief van 1 december 2017 heb ik u voor het eerst geïnformeerd over de ontwikkelingen rond het lerarenregister.4 Daarin heb ik u laten weten de toen geldende planning los te laten, en het Lerarenparlement meer tijd te gunnen voor zijn werkzaamheden. Op basis van de recente ontwikkelingen rond de Wet beroep leraar, kan ik echter niet anders dan constateren dat ook de wijze waarop de Wet beroep leraar geïmplementeerd zou worden, nu wordt geraakt hierdoor. Belangrijke randvoorwaarde hierbij is immers een stevige beroepsgroeporganisatie, die kan optreden namens de leraren. De constructie van de OC, die in 2011 ontstaan is uit een samenwerking van vakbonden en vakverenigingen, en tot voor kort het orgaan was dat de beroepsgroep van leraren representeerde, is niet houdbaar gebleken. Ik betreur dat. Er is de afgelopen jaren veel tijd en moeite gestoken in deze organisatie, en zijn potentie om uit te groeien tot een stevige beroepsgroeporganisatie, die verschillende geledingen binnen de beroepsgroep aan zich zou verbinden. Ik moet tot mijn spijt constateren dat dat onvoldoende van de grond gekomen is. De ontwikkelingen bieden echter ook kansen, om nu wel de context te creëren waarin kan worden toegegroeid naar een onafhankelijke beroepsgroeporganisatie. Hoe dan ook nopen de ontwikkelingen tot een heroriëntatie op de uitvoering van de opdracht uit het Regeerakkoord: een breed gedragen implementatie van de wet en een goed functionerend lerarenregister met draagvlak.

Korte terugblik

De Wet beroep leraar beoogt de positie van de leraar te versterken en de kwaliteit van het beroep te verbeteren. Het belang hiervan wordt breed onderschreven en is onverminderd aan de orde. Belangrijk onderdeel van deze wet is een lerarenregister dat van, voor en door de leraar is. Alleen onder deze voorwaarde kan een lerarenregister bijdragen aan het hogere doel: verbetering van de kwaliteit van ons onderwijs. Het lerarenregister is daarbij een instrument ten behoeve van het bredere raamwerk waarin het ingebed ligt, maar heeft in die vorm de aandacht afgeleid van dat wat echt nodig is: zeggenschap voor de leraar en ontwikkeling van de kwaliteit van het beroep. Essentieel onderdeel daarbij is een goed functionerende, sterke beroepsgroeporganisatie, die kan optreden namens de leraar als professional. Al in 2007 pleitte Rinnooy Kan hier in het rapport Leerkracht! voor. Zijn oproep om te komen tot een onafhankelijke beroepsgroeporganisatie, heeft in 2011 geleid tot de oprichting van de OC. En alhoewel de legitimiteit van de bonden als vertegenwoordiger van de leraren in arbeidsrechtelijke zaken onbetwist is, constateer ik dat diverse groepen in het onderwijsveld inmiddels vraagtekens zetten bij hun legitimiteit op de vakinhoudelijke vertegenwoordiging. Dit is recent politiek gearticuleerd in de motie van de leden Rog en Van Meenen.

Blijvend aandacht voor een sterke beroepsgroep leraren

Bovenstaande ontwikkelingen hebben ons gebracht bij het nu, waarin het werk aan de kwaliteit en versterking van de beroepsgroep nog steeds van groot belang is. Ontwikkelingen die op het onderwijs afkomen of nu al volop spelen, maken dat ook een leraar zelf nooit is uitgeleerd. De aandacht voor professionalisering mag dan ook niet vrijblijvend zijn: de kwaliteit van het onderwijs wordt er in belangrijke mate door bepaald. Het doel van de Wet beroep leraar, om dat te borgen, is daarmee nog onverkort relevant. De praktische implementatie ervan moet echter anders, met meer nadruk op het doel: zeggenschap voor de leraar en professionalisering van het vak, via beroepsontwikkeling en bekwaamheidsonderhoud. Dit alles moet bijdragen aan het ervaren van autonomie en het gebruik van de professionele ruimte die de wet biedt. Een herkenbare en breed gedragen representatie van de beroepsgroep is daarbij een essentiële randvoorwaarde. Het Regeerakkoord vat dit treffend samen:«Om het lerarenregister tot een succes te maken, moet het straks van, voor en door de docent zijn. Dit zal voor het kabinet een harde voorwaarde zijn in de verdere uitwerking. Dit biedt een kans om de beroepsgroep te versterken en bekwaamheid mee te laten tellen.»

Vervolgstappen

Bovenstaande betekent dat de leraren nu zelf aan zet zijn, om te komen tot een nieuwe, stevige beroepsgroeporganisatie van leraren. De geschiedenis laat ons echter zien dat dit niet vanzelf gaat. Ik wil de beroepsgroep dan ook faciliteren in dat proces, en zal me beraden op adequate vervolgstappen. Te denken valt aan het aanstellen van een onafhankelijk en gezaghebbend persoon, met draagvlak in het onderwijsveld, die kan optreden als aanjager en verbinder in het proces dat tot een sterke en breed gedragen beroepsgroeporganisatie moet leiden. Een dergelijke stimulans heeft in het verleden bijvoorbeeld ook het verschil gemaakt bij de organisatie van de verpleegkundigen en verzorgenden in Nederland, waarin verscheidene kleinere initiatieven zijn samengesmeed tot de V&VN, een inmiddels krachtige en onafhankelijke beroepsvereniging die nu met 90.000 leden met recht kan optreden namens die beroepsgroep. Dit voorbeeld laat zien welke positieve bijdrage een sterke beroepsgroeporganisatie kan leveren aan de professionalisering van een vak.

De nieuwe koers die ik nu voorsta met de implementatie van de Wet beroep leraar, betekent echter niet dat ik een streep zet door het verleden. Er is de afgelopen jaren veel kennis en kunde opgebouwd, er is een infrastructuur neergelegd voor een modern register, en al veel leraren hebben zich vrijwillig ingeschreven. Ook is inmiddels het Lerarenparlement van start gegaan, met de opdracht om tot een gedragen kwaliteitskader van het lerarenregister te komen. Bij de uitwerking van een nieuw plan van aanpak is het zaak hier zorgvuldig naar te kijken en mee om te gaan, om het goede te kunnen behouden.

Ik vind het voorts van belang om een onafhankelijke, externe evaluatie te laten uitvoeren van het bestuurlijk en operationeel functioneren van de OC vanaf haar oprichting in 2011. Daarbij zal ik ook de vraag betrekken in hoeverre er sprake is geweest van een doelmatige besteding van publieke middelen; dit is des te meer van belang nu we in een financiële afwikkeling terecht komen met de OC-organisatie. Zoals in mijn brief van 26 april aangegeven, heb ik de AuditDienst Rijk (ADR) gevraagd om de financiële situatie in kaart te brengen en mogelijke scenario’s te bezien.

De komende weken zal ik bovenstaande lijnen uitwerken tot een adequaat en effectief plan van aanpak, om zo de volledige Wet beroep leraar te kunnen implementeren, en uitvoering te geven aan de opdracht uit het Regeerakkoord. Ik verwacht u in juni hierover nader te kunnen informeren.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Noot 1

Kamerstuk 27 923, nr. 295

Noot 2

https://onderwijscooperatie.nl/nieuws/bestuur-onderwijscooperatie-oc-beraadt-zich-op-voortbestaan-rechtspersoon-oc/

Noot 3

https://wetberoepleraar.onderwijscooperatie.nl/wp-content/uploads/sites/3/2018/03/Brief-aan-Minister.pdf

Noot 4

Kamerstuk 27 923, nr. 283


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.