School moet zelf toezien op kwaliteit

Met dank overgenomen van J.M. (Jan) Paternotte i, gepubliceerd op donderdag 26 juni 2014, 15:09.

Scholen en leraren moet je stimuleren, niet extra controleren, schrijft D66-fractievoorzitter Jan Paternotte in reactie op de kritiek op de onderwijsplannen van het Amsterdams college.

Sinds vorige week heeft Amsterdam een college met een ambitieuze onderwijsagenda: ruim honderd miljoen euro extra investeringen. Er komt een lerarenbeurs, er komen meer conciërges en ouders krijgen keuzevrijheid bij het kiezen van een school. En bovendien: we willen de leraar serieus nemen bij het maken van een onderwijsaanpak.

Deze week publiceerden de schoolbestuurders van het Breed Bestuurlijk Overleg (BBO) een brief met felle kritiek op de onderwijsplannen. Keuzevrijheid zou leiden tot segregatie en een lerarenbeurs zou verspild geld zijn. Ook willen de bestuurders dat de gemeente blijft betalen voor een extra kwaliteitscontrole op alle basisscholen in Amsterdam.

De kritiek is typerend: de schoolbesturen beschermen hun eigen projecten en weigeren meer ruimte te geven aan de mensen die op scholen het echte werk doen: de meesters, juffen en schooldirecteuren. Door de vrije schoolkeuze te minimaliseren, wordt voorbijgegaan aan het belang van kinderen en hun ouders. Dat is precies de trend die het nieuwe college van D66, VVD en SP wil doorbreken.

Het beperken van de keuzevrijheid leidt namelijk niet per definitie tot meer diversiteit. Als woonwijken niet gemengd zijn, zullen scholen daar ook niet gemengder worden. En een diverse school dwing je niet af door de keuze van ouders te sturen vanuit een gemeente, zoals het plan was.

Ouders laten zich niet leiden door het wel of niet divers zijn van de leerlingensamenstelling, maar door de kwaliteit van het geboden onderwijs. Daarin zit dan ook de uitdaging voor de schoolbesturen, en niet in het dwingen van ouders om je kind op een school in de buurt in te schrijven. Je bestrijdt het symptoom en niet de oorzaak.

De schoolbesturen verwijten D66, VVD en SP daarnaast te hebben bijgedragen aan de negatieve beeldvorming van het kwaliteitsbureau voor het Amsterdamse basisonderwijs. De kritiek kwam echter ook van de lerarenvereniging van Amsterdam, de Meesterschappers. Zij zijn nooit betrokken geweest bij het opzetten van de extra kwaliteitscontrole.

De gemeente heeft vorig jaar nog een boek uitgegeven getiteld Goed Onderwijs waarin te lezen is hoe volgens de gemeente goed onderwijs gegeven dient te worden. Geen Amsterdamse docent was betrokken bij het maken van het boek. Het is überhaupt de vraag of het de taak van de gemeente is leraren te vertellen hoe ze les moeten geven.

Natuurlijk staat het de schoolbesturen vrij hun basisscholen aan een extra ;kwaliteitsanalyse; te onderwerpen. Het college zet geld voor onderwijs echter anders in.

Om het onderwijs echt te verbeteren, moet je luisteren naar degenen die het dichtst bij de kinderen zelf staan, die hun ontwikkeling van nabij meemaken: de leraren. Deze leraren geven aan behoefte te hebben aan autonomie. Ze willen de ruimte krijgen om hun lessen te verbeteren, door meer tijd vrij te houden voor het lesgeven zelf en door zichzelf bij te scholen. Een voorbeeld daarvan is een lerarenbeurs. De gemeente Den Haag heeft al zo;n beurs, die docenten de mogelijkheid geeft een bevoegdheid te halen of bij te scholen.

Dit idee wijzen de schoolbesturen van de hand, omdat deze middelen ;mogelijk onverantwoord ingezet kunnen worden;. Dat is nou juist waar schoolbestuurders voor op aarde zijn: om ervoor te zorgen dat geld voor onderwijs ten goede komt aan betere kansen voor onze kinderen. Het is verbazingwekkend dat ze hun docenten kans op bijscholing of het halen van een bevoegdheid liever onthouden.

Lodewijk Asscher zei ooit: "Soms moet je ruzie maken met schoolbesturen." Wij willen dat graag voorkomen. Daarom dagen wij de besturen uit om samen met het college een nieuwe aanpak te ontwikkelen, en niet alle veranderingen direct van de hand wijzen.

Dit opinieartikel verscheen in Het Parool op 26 juni 2014