Brief regering; Diverse onderwerpen sociaal domein zoals aan de orde gesteld in de brede regietafel sociaal domein - Sociaal domein

Deze brief is onder nr. 17 toegevoegd aan dossier 34477 - Rapportage sociaal domein.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Sociaal domein; Brief regering; Diverse onderwerpen sociaal domein zoals aan de orde gesteld in de brede regietafel sociaal domein
Document­datum 09-02-2017
Publicatie­datum 09-02-2017
Nummer KST3447717
Kenmerk 34477, nr. 17
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

34 477 Sociaal domein

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2017

In het Algemeen overleg decentralisaties van 16 november 2016 (Kamerstuk 34 477, nr. 10) zijn enkele onderwerpen uit het sociaal domein besproken, waarover ik heb toegezegd deze in de brede regietafel sociaal domein aan de orde te zullen stellen en de Tweede Kamer over de uitkomst te zullen informeren. Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Sociale Zaken en Werkgelegenheid doe ik u hiervan in onderstaande verslag. De onderwerpen zijn in de brede regietafel van 2 februari 2017 aan de orde gesteld. De brede regietafel kan zich vinden in deze brief. Daarnaast informeer ik u in deze brief conform mijn toezegging van 2 september 2016 over de invulling van de gemeentelijke toezichtstaak in het sociaal domein (Kamerstuk 34 477, nr. 5).

Beschermd wonen

Tijdens het Algemeen overleg hebben de leden Amhaouch (CDA) en Voortman (GroenLinks) aandacht gevraagd voor de zeer kwetsbare groepen die gebruik maken van de instellingen voor beschermd wonen, de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang. Het belang van een integrale aanpak is benadrukt. Specifiek is gevraagd of het klopt dat gemeenten een zorgplicht hebben voor deze doelgroepen. Dat is inderdaad het geval. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke opvang en beschermd wonen aan burgers die hier deze vormen van ondersteuning nodig hebben. Zowel de opgave als de ruimte en middelen van gemeenten zijn met de decentralisaties vergroot. Een belangrijk doel van de decentralisaties is dat gemeenten levensbrede integrale ondersteuning kunnen bieden aan hen die dat nodig hebben. Er zijn veel onderlinge afhankelijkheden. Zo kan met een goede schuldhulpverlening worden voorkomen dat mensen hun huis uit worden gezet. Gemeenten zijn in het bieden van integrale ondersteuning op de goede weg. Tegelijkertijd is duidelijk dat er ruimte is voor verbetering. Hier wordt aan gewerkt door gemeenten, bijvoorbeeld in het kader van de implementatie van het advies van de commissie Toekomst beschermd wonen. Kern van deze visie is sociale inclusie van de doelgroep van beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Dit houdt in dat deze mensen zoveel mogelijk in «gewone» woningen en wijken begeleid en ondersteund moeten worden gericht op herstel en zelfredzaamheid. De betrokken departementen en gemeenten hebben afgesproken zich in te spannen om deze visie te realiseren en concrete afspraken gemaakt over implementatie. Hierover vindt periodiek overleg plaats met de VNG, gemeenten en andere relevante partijen. Over deze en andere trajecten op het terrein van beschermd wonen en maatschappelijke opvang informeert de Staatssecretaris van VWS de Tweede Kamer via een voortgangsrapportage. De eerstvolgende rapportage wordt voor de zomer 2017 verstuurd.

Zeer specialistische jeugdzorg

In het Algemeen overleg is het belang van coördinatie op de inkoop van zeer specialistische jeugdhulp uitgesproken, en zijn hier zorgen over geuit. Het belang wordt door alle belanghebbende partijen (gemeenten, branches en Rijk) herkend en onderschreven. Er wordt door alle partijen nadrukkelijk de vinger aan de pols gehouden voor wat betreft de ontwikkeling van het zorglandschap. In de voortgangsrapportage nieuw jeugdstelsel (Kamerstuk 31 839, nr. 554) van 4 november 2016 zijn de staatssecretarissen van VWS en VenJ uitgebreid ingegaan op de jongste ontwikkelingen binnen het zorglandschap.

Belangrijkste speerpunt voor dit jaar is een versnelling van de transformatie. Daartoe hebben VNG en branches samen afspraken gemaakt om de transformatie verder te brengen. Ten eerste is afgesproken dat gemeenten, als goede inhoudelijke opdrachtgever, gaan werken vanuit stabiele jeugdhulpregio’s met een duidelijk bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor aanbieders en bovenregionale partijen. Verder gaan regio’s een regionale visie en agenda opstellen voor de transformatie van het regionale zorglandschap. De VNG gaat dit actief stimuleren en ondersteunen. Aanbieders moeten op hun beurt komen tot een inhoudelijke concretisering van de transformatie, waarbij de kennis van specialismen «naar het kind toe» bewegen. Hierover is afgesproken dat de branches een zorginhoudelijke visie formuleren op integrale levering van specialistische jeugdhulp rondom het kind. Verder zullen de branches aanbieders gaan ondersteunen bij de ontwikkeling van professioneel ondernemerschap.

De VNG heeft een ambassadeur aangesteld om dit traject te trekken. Gemeenten en aanbieders hebben de gezamenlijke ambitie uitgesproken om de transformatie in 2016 en 2017 een stap verder te brengen, zodat bij de ingang van de nieuwe contracten per 1 januari 2018 een betekenisvolle stap is gezet in het getransformeerd inkopen.

Tegemoetkoming studenten met een functiebeperking

In het Algemeen overleg is aandacht gevraagd voor de verschillen tussen gemeenten in de tegemoetkoming die studenten met een functiebeperking ontvangen, de zogeheten individuele studietoeslag. Gemeenten stellen op grond van de Participatiewet omtrent het verlenen van een individuele studietoeslag bij verordening regels op. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de toeslag en frequentie van uitbetaling. In de beantwoording van eerdere Kamervragen op dit punt heeft de Staatssecretaris van SZW gesteld dat de gemeenten de beleidsvrijheid hebben om, binnen het wettelijk kader van de Participatiewet, de individuele studietoeslag in te passen in het eigen re-integratie- en armoedebeleid, zodat zij hun beleid kunnen afstemmen op de lokale omstandigheden (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1792). Hierdoor kunnen beleidskeuzes op dit punt, als gevolg van het lokale democratisch proces, van gemeente tot gemeente verschillen.

De Minister van OCW heeft in haar brief aan de Tweede Kamer van 28 oktober 2016 (Kamerstukken 31 288 en 31 524, nr. 557) een overzicht geschetst van de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking en een inventarisatie van de knelpunten gegeven. Uit die inventarisatie bleek dat er niet één knelpunt is voor deze groep en dus ook niet één oplossing. Uit de volgende studievoorschotmonitor (voorjaar 2017) zal blijken of de instroom van studenten met een functiebeperking zich heeft hersteld. En uit het verdiepend onderzoek naar de motieven van deze groep studenten om al dan niet door te studeren zal blijken wat de achtergrond daarvan is, mocht dat niet zo zijn. Dan is dus ook bekend of de individuele studietoeslag en de hoogte daarvan een belangrijke rol speelt in de keuze om al dan niet te gaan studeren. In deze brief heeft de Minister van OCW onder meer toegezegd dat de Staatssecretaris van SZW de bekendheid van deze toeslag onder de aandacht van de gemeenten zal brengen (Kamerstuk 31 288, nr. 557). De Staatssecretaris van SZW heeft dit gedaan in haar brief aan de gemeenten van 29 december 2016, de zogeheten verzamelbrief.

Cliëntondersteuning

In het Algemeen overleg is de vraag gesteld of gemeenten in voldoende mate invulling geven aan de cliëntondersteuning. Rijk en gemeenten zijn over de onafhankelijke cliëntondersteuning met elkaar in gesprek. Uw Kamer zal hierover binnenkort een brief ontvangen van de Staatssecretaris van VWS.

Horizontale verantwoording

In mijn bovenvermelde brief van 2 september 2016 (Kamerstuk 34 477, nr. 5) heb ik u gemeld bijeenkomsten te zullen organiseren met raadsleden, wethouders en griffiers over de vraag op welke manier gemeenten hun verantwoordelijkheid invullen ten aanzien van horizontale verantwoording op de Jeugdwet, de Wmo 2015 en de Participatiewet.

Deze in het land gehouden bijeenkomsten zijn in samenwerking met Raadslid.Nu, Vereniging van Griffiers, Wethoudervereniging en de VNG georganiseerd. De bijeenkomsten hebben een helder beeld opgeleverd dat gemeenten op de goede weg zijn, maar dat er ook nog veel te doen staat. Voor een deel van de deelnemers waren de bijeenkomsten een wake-up-call. Zij geven aan ruimte en tijd nodig te hebben om de horizontale verantwoording inhoud en vorm te geven. Dit gezien de transformatiefase waarin nog volop geëxperimenteerd wordt met nieuwe vormen van ondersteuning en dienstverlening aan de inwoners van hun gemeente. Daarnaast vragen zij nadrukkelijk om ondersteuning vanuit de hierboven genoemde partijen.

De belangrijkste conclusies uit de bijeenkomsten zijn:

    • a. 
      Er is bij gemeenteraadsleden behoefte aan deskundigheidsbevordering via handreikingen, best practices, workshops en regionale bijeenkomsten. Onder andere via activiteiten op basis van het Actieplan «Versterking positie raadsleden», dat ik 20 juni 2016 naar de Tweede Kamer heb gestuurd, wordt in deze behoefte voorzien;
    • b. 
      Voor raadsleden blijft het lastig grip te houden op de regionale samenwerkingsverbanden. In het afgelopen jaar zijn op basis van de handreiking «Grip op regionale samenwerking», die in opdracht van BZK is opgesteld, 31 workshops gegeven waaraan 120 gemeenten hebben deelgenomen. De opgedane ervaringen en best practices zal ik beschikbaar stellen;
    • c. 
      Het definiëren en organiseren van horizontale verantwoording voor het sociaal domein is voor gemeenteraden nog een uitdaging. Veelal ontbreekt het gemeenteraadsleden aan kennis om de juiste vraag te stellen op basis van de goede informatie. De huidige informatievoorziening aan de gemeenteraad is nog vaak ad hoc, statisch en verouderd. Samen met onder andere raadsleden en griffiers zal ik onderzoek laten doen naar de specifieke informatiebehoefte van raadsleden, opdat zij de horizontale verantwoording kunnen versterken.

Ten slotte

In algemene zin is in het Algemeen overleg van 16 november 2016 gevraagd of mensen niet tussen wal en schip vallen, als het ware tussen de decentralisaties in. Ik merk daarover op dat het de bedoeling is van de decentralisaties om een integrale aanpak tot stand te brengen, uitgaande van de leefwereld van mensen, niet van de systemen. Dat is niet van de ene dag op de andere gerealiseerd. Het is daarom nodig om goed op te letten wat er mogelijk mis kan gaan. Er zijn allerlei initiatieven om te bereiken dat een goed beeld ontstaat wat mensen werkelijk nodig hebben en met welke obstakels rekening moet worden gehouden bij de oplossing. Ik noem de City deal Inclusieve stad en de Casuïstiektafels, die veel inzicht opleveren. Het is van belang om daar als gemeenten en Rijk het gesprek over te blijven voeren, zodat duidelijk wordt van welke partijen een actief optreden nodig is. Daartoe hebben gemeenten en Rijk besloten te komen tot een gezamenlijk programma sociaal domein, waarover u dezer dagen nader wordt geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.