Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) - Voorbereiding van een algemene oriëntatie

1.

Kerngegevens

Document­datum 11-06-2015
Publicatie­datum 13-06-2015
Kenmerk 9565/15
Van Presidency
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 juni 2015 (OR. en)

9565/15 Interinstitutioneel dossier:

2012/0011 (COD) i

DATAPROTECT 97 JAI 420 MI 369 DIGIT 49 DAPIX 94 FREMP 133 COMIX 259 CODEC 823

NOTA van: het voorzitterschap aan: Raad nr. vorig doc.: 9398/15

Betreft: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

  • Voorbereiding van een algemene oriëntatie

Inleiding

De Commissie heeft op 25 januari 2012 haar voorstel voor een Algemene verordening gegevensbescherming goedgekeurd (doc. 5853/12). De nieuwe verordening zou in de plaats komen van Richtlijn 95/46/EG i. De verordening heeft een tweevoudig doel: het versterken van de rechten van personen inzake bescherming van gegevens en het verbeteren van het kansen voor het bedrijfsleven door het vrij verkeer van persoonsgegevens in de digitale eengemaakte markt te faciliteren.

Parallel met het voorstel voor een Algemene verordening gegevensbescherming heeft de

Commissie een beleidsmededeling met haar doelstellingen (doc. 5852/12) en een richtlijn over de verwerking voor rechtshandhavingsdoeleinden (doc. 5833/12) goedgekeurd. De nieuwe richtlijn zou in de plaats komen van het kaderbesluit inzake gegevensbescherming van 2008.

Het Europees Parlement heeft op 12 maart 2014 zijn standpunten in eerste lezing over de voorstellen voor een verordening gegevensbescherming en voor een richtlijn gegevensbescherming aangenomen.

Compromistekst

In de Raad zijn de standpunten over het gehele voorstel voor een Algemene verordening gegevensbescherming op dezelfde lijn geraakt na verscheidene partiële algemene oriëntaties. In de bijlage gaat de tekst van de verordening die door het voorzitterschap als algemene oriëntatie met het oog op goedkeuring wordt voorgelegd. Alle wijzigingen ten aanzien van het oorspronkelijke Commissievoorstel zijn onderstreept en schrappingen zijn aangegeven met (…). Verplaatste tekst is cursief weergegeven. De opmerkingen van de delegaties bij de tekst van de verordening - waarin nog niet de nieuwe voorstellen van het voorzitterschap over overwegingen 118 en 134 zijn opgenomen - staan in het resultaat van de besprekingen van het Comité van permanente vertegenwoordigers van 9 juni 2015 (doc. 9788/15).

In het licht van de besprekingen van 9 juni 2015 in het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft het voorzitterschap twee wijzigingen aangebracht.

Recht op vergoeding en aansprakelijkheid - artikel 77 en overweging (118)

Het voorzitterschap stelt een wijziging van overweging (118) voor teneinde te verduidelijken dat artikel 77 en overweging (118) als overkoepelend doel hebben ervoor te zorgen dat de betrokkenen volledige en daadwerkelijke vergoeding van de geleden schade verkrijgen. Er is rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtssystemen van de lidstaten wat betreft de afhandeling van aansprakelijkheidszaken. De betrokkene kan worden vergoed door een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker die voor de volledige schade aansprakelijk wordt gehouden, dan wel, wanneer in de het rechtssysteem van de lidstaat samenvoeging van zaken mogelijk is, van meer dan één voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker.

Toepassing van de verordening- overweging (134)

Ter wille van voldoende rechtszekerheid voor de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers bij wie de verwerking van persoonsgegevens thans in overeenstemming is met Richtlijn 95/46/EG i, stelt het voorzitterschap voor het toepassingsgebied van de verordening te verduidelijken in overweging (134).

Conclusie

Met het oog op een mandaat voor het voorzitterschap onderhandelingen aan te vatten met de vertegenwoordigers van het Europees Parlement, wordt de Raad verzocht zijn goedkeuring te hechten aan de tekst van de Algemene verordening gegevensbescherming in de versie van de algemene oriëntatie in de bijlage.

BIJLAGE

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene

verordening gegevensbescherming)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 2, (…),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1) 
    De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 16, lid 1, van het Verdrag heeft eenieder het recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.
  • 2) 
    De (…) beginselen en voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van hun persoonsgegevens dienen, ongeacht de nationaliteit of de verblijfplaats van de betrokkenen, in overeenstemming te zijn met hun grondrechten en fundamentele

    vrijheden, en in het bijzonder met hun recht op bescherming van persoonsgegevens. Gegevensverwerking dient bij te dragen tot de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en van een economische unie, alsook tot economische en sociale vooruitgang, de versterking en de convergentie van de economieën binnen de interne markt en het individuele welzijn.

  • 3) 
    Richtlijn 95/46/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

    en het vrije verkeer van die gegevens heeft tot doel de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met verwerkingsactiviteiten te harmoniseren en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie te garanderen.

3a) Het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft geen absolute gelding, maar moet worden beschouwd in relatie tot de functie ervan in de samenleving en moet worden

afgewogen tegen andere grondrechten, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel. Deze verordening eerbiedigt alle grondrechten en -beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zoals dat in de Verdragen is verankerd, met name het recht op de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, woning en communicatie, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, alsook het recht op culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.

  • 4) 
    De economische en sociale integratie die het gevolg is van de werking van de interne markt heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de grensoverschrijdende stromen van persoonsgegevens. De gegevensuitwisseling tussen (…) publieke en particuliere actoren, waaronder personen en ondernemingen, is overal in de Unie toegenomen. De nationale autoriteiten van de lidstaten moeten op grond van het EU-recht samenwerken en persoonsgegevens

    uitwisselen om hun opdrachten te vervullen of om taken uit te voeren namens een autoriteit in

    een andere lidstaat.

  • 5) 
    Door snelle technologische ontwikkelingen en globalisering zijn nieuwe uitdagingen voor de bescherming van persoonsgegevens ontstaan. De mate waarin gegevens worden verzameld en gedeeld, is enorm gestegen. Door technologie kunnen bedrijven en overheid bij het uitvoeren van hun activiteiten meer dan ooit tevoren gebruikmaken van persoonsgegevens. Mensen

    maken hun persoonsgegevens steeds vaker wereldwijd bekend. Technologie heeft zowel de economie als het maatschappelijk leven ingrijpend veranderd en moet het vrije verkeer van gegevens binnen de Unie en de doorgifte naar derde landen en internationale organisaties verder vergemakkelijken en daarbij een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens garanderen.

  • 6) 
    Deze ontwikkelingen vereisen een krachtig en coherenter kader voor gegevensbescherming in de EU, dat gesteund wordt door strenge handhaving, omdat zulks van belang is voor het

    vertrouwen dat nodig is om de digitale economie zich op de hele interne markt te laten ontwikkelen. Natuurlijke personen dienen controle over hun eigen persoonsgegevens te hebben en er dient meer praktische en rechtszekerheid te worden geboden aan personen, bedrijven en overheden.

6a) Voor zover deze verordening bepaalt dat de regels die zij bevat, door het recht van de lidstaten kunnen worden gespecificeerd of beperkt, kunnen de lidstaten indien nodig elementen van de verordening in hun nationale wetgeving opnemen om de samenhang te garanderen en om de nationale bepalingen begrijpbaar te maken voor degenen op wie zij van toepassing zijn.

  • 7) 
    De doelstellingen en beginselen van Richtlijn 95/46/EG i zijn onverminderd geldig, maar de richtlijn heeft niet voorkomen dat gegevens in de Unie op gefragmenteerde wijze worden

    beschermd, er sprake is van rechtsonzekerheid en in brede lagen van de bevolking het beeld bestaat dat met name online-activiteiten aanzienlijke risico's voor de bescherming van natuurlijke personen inhouden. De verschillen in de mate waarin de bescherming van de rechten en vrijheden van personen, met name de bescherming van persoonsgegevens, op het stuk van de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten is gewaarborgd, kunnen het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie beletten. Deze verschillen kunnen bijgevolg een belemmering vormen voor de uitoefening van economische activiteiten op Unie-schaal, de mededinging verstoren en de overheid beletten de taak die zij uit hoofde van het Unie-recht heeft, te vervullen. Deze verschillende beschermingsniveaus zijn het gevolg van de verschillen in de uitvoering en toepassing van Richtlijn 95/46/EG i.

  • 8) 
    Teneinde natuurlijke personen een consistent en hoog beschermingsniveau te bieden en de belemmeringen voor het verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie op te heffen, dient het niveau van de bescherming van de rechten en vrijheden van personen op het stuk van de

    verwerking van deze gegevens in alle lidstaten gelijkwaardig te zijn. Er moet gezorgd worden voor een in de gehele Unie coherente en homogene toepassing van de regels inzake de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Met het oog op de verwerking van persoonsgegevens voor het vervullen van een wettelijke verplichting, voor het vervullen van een taak van algemeen belang of bij de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is opgedragen, moet de lidstaten worden toegestaan nationale bepalingen te handhaven of in te voeren ter nadere precisering van de wijze waarop de bepalingen van deze verordening moeten worden toegepast. In samenhang met de algemene en horizontale wetgeving inzake gegevensbescherming ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG i beschikken de lidstaten over verscheidene sectorspecifieke wetten op gebieden waar behoefte is aan meer specifieke bepalingen. Deze verordening biedt de lidstaten ook ruimte om eigen voorschriften voor de toepassing vast te stellen. Binnen deze speelruimte moeten sectorspecifieke wetten die de lidstaten ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG i hebben uitgevaardigd, nageleefd kunnen worden.

  • 9) 
    Doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie vereist versterking en nadere omschrijving van de rechten van betrokkenen en de verplichtingen van degenen die persoonsgegevens verwerken en van degenen die over die verwerking beslissen, maar ook vergelijkbare bevoegdheden inzake toezicht en handhaving van de voorschriften inzake

    gegevensbescherming en vergelijkbare sancties voor overtreders in de lidstaten.

  • 10) 
    Artikel 16, lid 2, van het Verdrag machtigt het Europees Parlement en de Raad om de voorschriften vast te stellen betreffende de bescherming van personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, alsmede de voorschriften betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
  • 11) 
    Teneinde personen in de gehele Unie een consistent niveau van bescherming te bieden en te voorkomen dat verschillen het vrije verkeer van gegevens op de interne markt hinderen, is een verordening nodig om bedrijven, met inbegrip van middelgrote, kleine en microondernemingen,

    rechtszekerheid en transparantie te bieden, te voorzien in dezelfde wettelijk afdwingbare rechten voor personen in alle lidstaten en in verplichtingen en verantwoordelijkheden voor de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers (...), te zorgen voor consistent toezicht op de verwerking van persoonsgegevens en voor vergelijkbare sancties in alle lidstaten, alsook voor doeltreffende samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten van verschillende lidstaten. Voor het goed functioneren van de interne markt is het nodig dat het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie niet wordt beperkt of verboden om redenen die betrekking hebben op de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. (…) Met het oog op de specifieke situatie van middelgrote, kleine en micro-ondernemingen omvat deze verordening een aantal uitzonderingsbepalingen. Voorts worden de instellingen en organen van de Unie, de lidstaten en hun toezichthoudende autoriteiten aangemoedigd om bij de toepassing van deze verordening de specifieke behoeften van de middelgrote, kleine en micro-ondernemingen in aanmerking te nemen. De definitie van het begrip middelgrote, kleine en micro-ondernemingen dient te worden overgenomen uit Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003.

  • 12) 
    De bescherming die door deze verordening wordt geboden, dient betrekking te hebben op natuurlijke personen, ongeacht hun nationaliteit of verblijfplaats, in verband met de

    verwerking van hun persoonsgegevens. Met betrekking tot de verwerking van gegevens over rechtspersonen en met name als rechtspersonen gevestigde ondernemingen, zoals de naam en de rechtsvorm van de rechtspersoon en de contactgegevens van de rechtspersoon, dient door deze geen beroep op deze verordening te kunnen worden gedaan. (…)

  • 13) 
    De bescherming van personen dient technologisch neutraal te zijn en niet afhankelijk te zijn van de gebruikte technieken; anders zou een ernstig gevaar van omzeiling ontstaan. De

    bescherming van personen dient zowel bij automatische als bij manuele verwerking van persoonsgegevens te gelden, indien de gegevens zijn opgeslagen of zullen worden opgeslagen in een bestand. Dossiers of een verzameling dossiers, evenals de omslagen ervan, die niet volgens specifieke criteria gestructureerd zijn, dienen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening te vallen.

  • 14) 
    Deze verordening is niet van toepassing op vraagstukken met betrekking tot de bescherming van grondrechten en fundamentele vrijheden of het vrije verkeer van gegevens in verband met niet onder het Unie-recht vallende activiteiten, zoals activiteiten betreffende nationale

    veiligheid, (…) noch op de verwerking van persoonsgegevens die de lidstaten verrichten bij activiteiten in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie.

14a) Verordening (EG) nr. 45/2001 i is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie. Verordening (EG) nr.

45/2001 en andere rechtsinstrumenten van de Unie die van toepassing zijn op een dergelijke verwerking van persoonsgegevens moeten aan de beginselen en voorschriften van de onderhavige verordening worden aangepast.

  • 15) 
    Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de verwerking van persoonsgegevens door een natuurlijke persoon in de loop van een persoonlijke of huishoudelijke activiteit die als zodanig geen enkel verband houdt met een beroeps- of handelsactiviteit. Tot persoonlijke en huishoudelijke activiteiten behoren het sociaal netwerken en online-activiteiten in de

    context van dergelijke persoonlijke en huishoudelijke activiteiten. Deze verordening dient (…) evenwel te gelden voor de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers die de middelen verschaffen voor de verwerking van persoonsgegevens voor dergelijke persoonlijke of huishoudelijke activiteiten.

  • 16) 
    De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties of de

    bescherming tegen en de voorkoming van dreigingen voor de openbare veiligheid, en het vrije verkeer van die gegevens is aan een specifiek Unie-rechtsinstrument onderworpen.

    Deze verordening dient derhalve niet van toepassing te zijn op de met die doeleinden verrichte verwerkingsactiviteiten. Het gebruik van overeenkomstig deze verordening door de openbare autoriteiten verwerkte gegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties dient echter te worden geregeld bij het meer specifieke Unie-rechtsinstrument (Richtlijn XX/YYYY). De lidstaten kunnen bevoegde instanties in de zin van Richtlijn XX/YYY andere taken opdragen die niet noodzakelijk worden verricht met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de bescherming tegen en de voorkoming van dreigingen voor de openbare veiligheid, zodat de verwerking van persoonsgegevens voor die andere doeleinden binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, voor zover zij binnen het toepassingsgebied van de Uniewetgeving valt.

    Wat betreft de verwerking van persoonsgegevens, door die bevoegde instanties, voor doeleinden die binnen het toepassingsgebied van de Algemene verordening gegevensverwerking vallen, kunnen de lidstaten meer specifieke bepalingen behouden of invoeren met het oog op het aanpassen van de toepassing inzake de regels van de Algemene verordening gegevensbescherming. In die bepalingen kunnen meer bepaald specifieke voorschriften voor de verwerking van persoonsgegevens door die bevoegde instanties voor de genoemde andere doeleinden worden vastgesteld, rekening houdend met de grondwettelijke, organisatorische en administratieve structuur van de betrokken lidstaat.

    Wanneer het verwerken van persoonsgegevens door (…) privaatrechtelijke organen onder de onderhavige verordening valt, moet de verordening voorzien in de mogelijkheid dat de lidstaten onder specifieke voorwaarden bij wet bepaalde verplichtingen en rechten beperken, indien een dergelijke beperking in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt voor het beschermen van specifieke belangen van betekenis, waaronder de openbare veiligheid en de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten. Dit is bijvoorbeeld van belang in het kader van de bestrijding van witwassen of de werkzaamheden van forensische laboratoria.

16a) Hoewel de onderhavige verordening ook van toepassing is op de activiteiten van rechtbanken en andere gerechtelijke autoriteiten, zouden in de wetgeving van de Unie of de lidstaten de

verwerkingsoperaties en verwerkingsprocedures met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens door gerechten en andere gerechtelijke autoriteiten nader kunnen worden gespecificeerd. De bevoegdheid van de toezichthoudende autoriteiten dient zich niet uit te strekken tot de verwerking van persoonsgegevens door rechtscolleges in het kader van hun gerechtelijke taken, zulks teneinde de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij de uitoefening van haar rechterlijke taken, waaronder haar besluitvorming, te vrijwaren. Het toezicht over die gegevensverwerkingsoperaties kan worden toevertrouwd aan specifieke instanties binnen de rechterlijke organisatie van de lidstaat, die met name de naleving van de voorschriften van deze verordening moeten controleren, de aandacht van de rechterlijke macht op haar verplichtingen krachtens deze verordening moeten vestigen, en klachten met betrekking tot die verwerking moeten behandelen.

  • 17) 
    Richtlijn 2000/31/EG i is niet van toepassing op vraagstukken betreffende diensten van de informatiemaatschappij die onder onderhavige verordening vallen. Met die richtlijn wordt beoogd bij te dragen tot het beter functioneren van de interne markt door het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij tussen de lidstaten te waarborgen. De toepassing ervan dient door de onderhavige verordening niet te worden belemmerd. Deze verordening dient derhalve geen afbreuk te doen aan de toepassing van Richtlijn 2000/31/EG i en met name niet aan de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden in de artikelen 12 tot en met 15 van die richtlijn.
  • 18) 
    (…)
  • 19) 
    De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker in de Unie dient overeenkomstig deze verordening te worden verricht, of de eigenlijke verwerking nu in de Unie plaatsvindt of niet. Vestiging veronderstelt het effectief en daadwerkelijk uitoefenen van activiteiten via

    vaste regelingen. De rechtsvorm van dergelijke regelingen, of het nu gaat om een bijkantoor of om een dochteronderneming met rechtspersoonlijkheid, is daarbij niet doorslaggevend.

  • 20) 
    Om te waarborgen dat personen niet worden uitgesloten van de bescherming waarop zij krachtens deze verordening recht hebben, dient deze verordening van toepassing te zijn op de verwerking van persoonsgegevens van in de Unie wonende betrokkenen door een niet in de Unie gevestigde verwerker wanneer de verwerking verband houdt met het aanbieden van goederen of diensten aan deze betrokkenen, ongeacht of dit al dan niet verband houdt met een betaling in de Unie. Om te bepalen of deze voor de verwerking verantwoordelijke goederen of diensten aan dergelijke betrokkenen in de Unie aanbiedt, moet worden nagegaan of de voor de verwerking verantwoordelijke klaarblijkelijk voornemens is zaken te doen met betrokkenen die in een of meer lidstaten in de Unie wonen. Hoewel de toegankelijkheid van de website van de voor de verwerking verantwoordelijke of van een tussenpersoon in de Unie of van een emailadres en van andere contactgegevens of het gebruik van een in het derde land waar de voor de verwerking verantwoordelijke is gevestigd algemeen gebruikte taal, op zich

    ontoereikend is om een dergelijk voornemen vast te stellen, kan uit factoren zoals het gebruik van een taal of een valuta die in één of meer lidstaten algemeen wordt gebruikt, met de mogelijkheid om in die taal goederen en diensten te bestellen, en/of de vermelding van klanten of gebruikers die in de Unie wonen, blijken dat de voor de verwerking verantwoordelijke voornemens is goederen en diensten aan dergelijke betrokkenen in de Unie aan te bieden.

  • 21) 
    Het verwerken van persoonsgegevens van in de Unie wonende betrokkenen door een niet in de Unie gevestigde voor de verwerking verantwoordelijke moet ook onder deze verordening vallen wanneer zulks verband houdt met de observatie van hun gedrag binnen de Europese Unie. Om uit te maken of een verwerking kan worden beschouwd als "observeren/volgen van gedrag" van betrokkenen, dient te worden vastgesteld of natuurlijke personen op het internet worden gevolgd met gegevensverwerkingstechnieken waarbij een "profiel" wordt opgesteld van een natuurlijke persoon, in het bijzonder om besluiten ten aanzien van hem te nemen of om zijn persoonlijke voorkeuren, gedragingen en attitudes te analyseren of te voorspellen.
  • 22) 
    Wanneer uit hoofde van het internationale publiekrecht de nationale wet van een lidstaat van toepassing is, dient deze verordening ook van toepassing te zijn op een voor de verwerking

    verantwoordelijke die niet in de Unie is gevestigd, maar bijvoorbeeld actief is bij een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post.

  • 23) 
    De beginselen van gegevensbescherming moeten voor elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon gelden. Gegevens, waaronder gepseudonimiseerde gegevens, die door het gebruik van aanvullende gegevens aan een natuurlijke persoon kunnen worden gekoppeld, moeten als gegevens over een identificeerbare natuurlijke persoon worden beschouwd. Om te bepalen of een persoon identificeerbaar is, dienen alle middelen in aanmerking te worden genomen waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat zij door de voor de verwerking verantwoordelijke, of door iedere andere persoon worden gebruikt om de betrokkene direct of indirect te identificeren. Om uit te maken of van middelen redelijkerwijs te verwachten valt dat zij zullen worden gebruikt om de persoon te identificeren, dienen alle objectieve factoren, zoals de kosten van en de tijd benodigd voor identificatie, in aanmerking te worden genomen, rekening houdend met de beschikbare technologie op het tijdstip van verwerking en de technologische ontwikkeling. De beschermingsbeginselen dienen derhalve niet van toepassing te zijn op anonieme gegevens, dat wil zeggen gegevens die geen betrekking hebben op een geïdentificeerde of

    identificeerbare natuurlijke persoon of op gegevens die zodanig anoniem zijn gemaakt dat de persoon op wie die gegevens betrekking hebben, niet of niet meer identificeerbaar is. Deze verordening heeft derhalve geen betrekking op de verwerking van dergelijke anonieme gegevens, onder meer voor statistische en onderzoeksdoeleinden.

23aa) De gegevensbeschermingsbeginselen dienen niet van toepassing te zijn op de gegevens van overleden personen. De nationale wetgeving van een lidstaat kan bepalingen bevatten

betreffende de verwerking van de gegevens van overleden personen.

23a) De toepassing van pseudonimisering op persoonsgegevens kan de risico's voor de betrokkenen verminderen en de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers helpen om hun verplichtingen inzake gegevensbescherming na te komen. De uitdrukkelijke invoering van "pseudonimisering" met behulp van de artikelen van deze verordening is bijgevolg niet bedoeld om andere gegevensbeschermingsmaatregelen uit te sluiten.

23b) (…)

23c) Om stimuli te creëren voor pseudonimisering bij de verwerking van persoonsgegevens zouden, terwijl een algemene analyse mogelijk blijft, pseudonimiseringsmaatregelen moeten kunnen worden genomen door dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke wanneer deze de nodige technische en organisatorische maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening ten uitvoer worden gelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken gegevensverwerking en ervoor wordt gezorgd dat de aanvullende gegevens om de persoonsgegevens aan een specifieke betrokkene te koppelen, apart worden bewaard. De voor de verwerking verantwoordelijke die de gegevens verwerkt, kunnen ook gemachtigde personen bij dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke zijn. In dat geval zorgt de voor de verwerking verantwoordelijke er evenwel voor dat de persoon (personen) die de pseudonimisering verricht(en), niet wordt (worden) genoemd in de metadata.

  • 24) 
    Bij het gebruik van onlinediensten kunnen natuurlijke personen worden gekoppeld aan onlineidentificatiemiddelen via hun apparatuur, applicaties, instrumenten en protocollen, zoals

    internetprotocol (IP)-adressen en identificatiecookies. Dit kan sporen achterlaten die, wanneer zij worden gecombineerd met unieke identificatoren en andere door de servers ontvangen informatie, kunnen worden gebruikt om profielen op te stellen van personen en personen te herkennen. Identificatienummers, locatiegegevens, online-identificatiemiddelen en andere specifieke factoren moeten niet als persoonsgegevens worden beschouwd, indien zij een persoon niet identificeren of identificeerbaar maken.

  • 25) 
    Toestemming dient ondubbelzinnig te worden gegeven op elke passende wijze die de gebruiker in staat stelt door middel van hetzij een schriftelijke, ook elektronische, of mondelinge verklaring hetzij, indien vereist door specifieke omstandigheden, een andere ondubbelzinnige, actieve handeling vrijelijk een specifieke en geïnformeerde indicatie te geven omtrent zijn wensen, waaruit blijkt dat de betrokkene instemt met de verwerking van zijn persoonsgegevens. Hiertoe zou kunnen behoren het klikken op een vakje bij een bezoek aan een internetwebsite of een andere verklaring of een andere handeling waaruit in dit verband duidelijk blijkt dat de betrokkene instemt met de voorgestelde verwerking van zijn persoonsgegevens. Stilte of inactiviteit dient derhalve niet als toestemming te gelden. Indien zulks technisch haalbaar en doeltreffend is, kan de toestemming van de betrokkene voor de verwerking worden gegeven middels het gebruik van de passende browserinstellingen of een andere applicatie. In dergelijke gevallen volstaat het dat de betrokkene de nodige informatie ontvangt om vrijelijk een specifieke en geïnformeerde toestemming te kunnen geven wanneer begonnen wordt met het gebruik van de dienst. (…). De toestemming dient te gelden voor alle verwerkingsactiviteiten die hetzelfde doel of dezelfde doeleinden dienen. Indien de

    verwerking meerdere doeleinden heeft, moet ondubbelzinnige toestemming voor alle verwerkingsdoeleinden worden verleend. Indien de betrokkene zijn toestemming moet geven na een elektronisch verzoek, dient dat verzoek duidelijk en beknopt te zijn en niet onnodig storend voor het gebruik van de betrokken dienst.

25a) Genetische gegevens moeten worden gedefinieerd als persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verkregen genetische kenmerken van een persoon zoals aangetoond middels

een analyse van een biologisch monster van het individu in kwestie, in het bijzonder een chromosoomanalyse, een analyse van desoxyribonucleïnezuur (DNA) of van ribonucleïnezuur (RNA) of een analyse van andere elementen waarmee soortgelijke informatie verkregen kan worden.

25a)Het is dikwijls niet mogelijk op het ogenblik waarop de gegevens worden verzameld het doel van de gegevensverwerking voor wetenschappelijke doeleinden volledig te omschrijven.

Daarom kunnen de betrokkenen hun toestemming geven voor bepaalde terreinen van het wetenschappelijk onderzoek wanneer erkende ethische normen voor wetenschappelijk onderzoek in acht worden genomen. Betrokkenen moeten de gelegenheid krijgen om hun toestemming alleen te geven voor bepaalde onderzoeksterreinen of onderdelen van onderzoeksprojecten, voor zover het voorgenomen doel zulks toelaat en mits dit geen onevenredige inspanningen met het oog op bescherming meebrengt.

  • 26) 
    Persoonsgegevens betreffende de gezondheid dienen (…) gegevens te omvatten die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de betrokkene en die informatie geven over de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de betrokkene in het verleden, het heden en de toekomst, met inbegrip van informatie over de registratie van de persoon voor de verlening van gezondheidsdiensten, (…); een aan een persoon toegekend cijfer, symbool of kenmerk dat als unieke identificatie van de persoon geldt voor gezondheidsdoeleinden; (...) informatie die voortkomt uit het testen of onderzoeken van een lichaamsdeel of lichaamseigen stof, met inbegrip van genetische gegevens en biologische monsters; (...) of informatie over bijvoorbeeld ziekte, handicap, ziekterisico, medische voorgeschiedenis, klinische behandeling of de feitelijke fysiologische of biomedische staat van de betrokkene, ongeacht de bron, zoals bijvoorbeeld een arts of een andere gezondheidswerker, een ziekenhuis, een medisch hulpmiddel of een in-vitrodiagnostiek.
  • 27) 
    De voornaamste vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke in de Unie dient de plaats te zijn waar zich zijn centrale administratie in de Unie bevindt, tenzij de besluiten over het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens worden genomen in een andere vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke in de Unie. In dit geval

    moet deze laatste vestiging als voornaamste vestiging worden beschouwd. De voornaamste vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke in de Unie dient te worden bepaald op grond van objectieve criteria, zoals het effectief en daadwerkelijk uitvoeren van beheersactiviteiten, met het oog op het nemen van de belangrijke besluiten over het doel van (…) en de middelen voor de verwerking via vaste regelingen. Dit criterium dient los te staan van het feit of de verwerking van de persoonsgegevens daadwerkelijk op die locatie plaatsvindt; de aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en technologieën voor de verwerking van persoonsgegevens of verwerkingsactiviteiten zijn niet bepalend voor het belang van een vestiging en zijn dan ook geen doorslaggevende criteria om te bepalen of het om de voornaamste vestiging gaat. De belangrijkste vestiging van de verwerker dient de plaats te zijn waar zich zijn centrale administratie in de Unie bevindt en, indien hij niet over een centrale administratie in de Unie beschikt, de plaats waar de voornaamste verwerkingsactiviteiten in de Unie plaatsvinden. Bij betrokkenheid van zowel de voor de verwerking verantwoordelijke als de verwerker, moet de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de voor de verwerking verantwoordelijke zijn voornaamste vestiging heeft de bevoegde leidende toezichthoudende autoriteit blijven, maar de toezichthoudende autoriteit van de verwerker moet worden beschouwd als een betrokken toezichthoudende autoriteit en deelnemen aan de in deze verordening vastgestelde samenwerkingsprocedure. In elk geval dienen, als het ontwerpbesluit alleen de voor de werking verantwoordelijke betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat of de lidstaten waar de verwerker een of meer vestigingen heeft, niet te worden aangemerkt als betrokken toezichthoudende autoriteiten.

    Indien de verwerking door een groep ondernemingen wordt uitgevoerd, dient de voornaamste vestiging van de zeggenschap uitoefenende onderneming als de voornaamste vestiging van de groep ondernemingen te worden beschouwd, behalve indien het doel van en de middelen voor de verwerking door een andere onderneming worden bepaald.

  • 28) 
    Een groep van ondernemingen dient te bestaan uit een onderneming die zeggenschap uitoefent en de ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, waarbij de onderneming die zeggenschap uitoefent de onderneming dient te zijn die overheersende invloed kan uitoefenen over de andere ondernemingen uit hoofde van bijvoorbeeld eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften, of op grond van de bevoegdheid om voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens te doen uitvoeren. Een centrale onderneming die de verwerking van persoonsgegevens in de aan haar gelieerde ondernemingen controleert, vormt samen met deze ondernemingen een entiteit die mag worden behandeld als een "groep ondernemingen".
  • 29) 
    Kinderen (...) hebben met betrekking tot hun persoonsgegevens recht op specifieke bescherming, aangezien zij zich allicht minder bewust zijn van de risico's, gevolgen, beschermingsmaatregelen en hun rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens. (…) Het betreft met name het gebruik van persoonsgegevens van kinderen voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen en het verzamelen van gegevens over kinderen bij het gebruik van rechtstreeks aan kinderen verstrekte diensten.
  • 30) 
    Elke verwerking van persoonsgegevens dient (...) eerlijk en rechtmatig te geschieden. (…)

    Voor de betrokkenen dient het transparant te zijn dat persoonsgegevens die hen betreffen worden verzameld, gebruikt, geraadpleegd of anderszins verwerkt en in welke mate de gegevens worden verwerkt of zullen worden verwerkt. Overeenkomstig het transparantiebeginsel moeten informatie en communicatie in verband met de verwerking van die gegevens eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk zijn, en moet duidelijke en eenvoudige taal worden gebruikt. Dit betreft met name het informeren van de betrokkenen over de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke en het doel van de verwerking, alsook verdere informatie om te zorgen voor eerlijke en transparante verwerking met betrekking tot de betrokkenen en hun recht om bevestiging en mededeling te krijgen van het feit dat hun persoonsgegevens worden verwerkt. Personen moeten bewust worden gemaakt van de risico's, regels, beschermingsmaatregelen en rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens, alsook van de wijze waarop zij hun rechten met betrekking tot de verwerking kunnen uitoefenen. Met name dienen de specifieke doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt expliciet en rechtmatig te zijn, en te zijn vastgesteld wanneer de gegevens worden verzameld. De gegevens dienen adequaat en ter zake dienend te zijn (…) voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt; derhalve dient er met name voor te worden gezorgd dat de verzamelde gegevens niet excessief zijn en dat de opslagperiode van de gegevens tot een strikt minimum wordt beperkt. (…) Persoonsgegevens dienen alleen te worden verwerkt indien het doel van de verwerking niet redelijkerwijs op een andere wijze kan worden verwezenlijkt. Om ervoor te zorgen dat gegevens niet langer worden bewaard dan nodig is, dient de voor de verwerking verantwoordelijke termijnen vast te stellen voor het wissen van gegevens of voor een periodieke toetsing ervan.

    Alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat onjuiste persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist. Persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een manier die een passende veiligheid en vertrouwelijkheid van die gegevens waarborgt, ook ter voorkoming van ongeoorloofde toegang tot of het gebruik van persoonsgegevens en de apparatuur die voor de verwerking wordt gebruikt.

  • 31) 
    Voor rechtmatige verwerking van persoonsgegevens is de toestemming van de betrokkene vereist of een andere rechtmatige rechtsgrondslag waarin de wet voorziet, hetzij in deze

    verordening, hetzij in andere wetgeving van de Unie of van de lidstaten als bedoeld in deze verordening, of ook dat de verwerking noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke verplichtingen waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen of om een overeenkomst uit te voeren waarbij de betrokkene partij is of om op verzoek van de betrokkene voorafgaand aan het aangaan van een overeenkomst maatregelen te nemen.

31a) Wanneer in deze verordening verwezen wordt naar een rechtsgrondslag of een wetgevingsmaatregel, betekent dit niet per definitie dat een door een parlement vastgestelde wetgevingshandeling nodig is, onverminderd de vereisten overeenkomstig de grondwettelijke orde van de betrokken lidstaat; deze rechtsgrondslag of wetgevingsmaatregel moet evenwel duidelijk en nauwkeurig zijn, en de toepassing ervan moet voorspelbaar zijn voor degenen op wie deze van toepassing is, zoals vereist door de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de

Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

  • 32) 
    Indien de verwerking plaatsvindt op grond van toestemming van de betrokkene, moet de voor de verwerking verantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft

    gegeven voor de verwerking. Met name in de context van een schriftelijke verklaring over een

    andere zaak dient te worden gewaarborgd dat de betrokkene zich ervan bewust is dat hij

    toestemming geeft en hoever deze toestemming reikt. De voor de verwerking

    verantwoordelijke stelt vooraf een verklaring van toestemming op in een begrijpelijke en

    gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal, en de inhoud ervan mag

    niet ongewoon zijn in de algemene context. Opdat toestemming met kennis van zaken wordt

    gegeven, moet de betrokkene ten minste bekend zijn met de identiteit van de voor de

    verwerking verantwoordelijke en het doel van de verwerking van de persoonsgegevens.

    Toestemming mag niet worden geacht vrijelijk te zijn verleend indien de betrokkene geen

    echte vrije keuze heeft en zijn toestemming derhalve niet kan weigeren of intrekken zonder

    nadelige gevolgen.

  • 33) 
    (…)
  • 34) 
    Om te waarborgen dat toestemming vrijelijk is verleend, mag toestemming geen geldige rechtsgrondslag zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in een specifiek geval

    wanneer er sprake is van een duidelijke onevenwichtigheid tussen de betrokkene en de voor de verwerking verantwoordelijke en deze onevenwichtigheid het onwaarschijnlijk maakt dat de toestemming in alle omstandigheden van die specifieke situatie vrijelijk is verleend. De toestemming wordt geacht niet vrijelijk te zijn verleend indien geen afzonderlijke toestemming kan worden gegeven voor verschillende gegevensverwerkingsoperaties ondanks het feit dat dit passend is in het individuele geval, of indien de uitvoering van een overeenkomst afhankelijk wordt gesteld van de toestemming ondanks het feit dat dit niet nodig is voor die uitvoering en de betrokkene zonder toestemming niet redelijkerwijs gelijkwaardige diensten kan verkrijgen uit een andere bron.

  • 35) 
    Verwerking die nodig is in het kader van een overeenkomst of een voorgenomen overeenkomst, dient rechtmatig te zijn.

35a) Deze verordening bevat algemene regels inzake gegevensbescherming en voorziet erin dat in specifieke gevallen de lidstaten ook bevoegd zijn om nationale regels inzake gegevensbescherming

vast te stellen. Deze verordening sluit derhalve geen nationale wetgeving uit waarin specifieke situaties op het gebied van gegevensverwerking nader worden omschreven, meer bepaald door nauwkeuriger te omschrijven in welke gevallen verwerking van persoonsgegevens rechtmatig geschiedt. Het nationaal recht kan ook bepalen dat de gegevensverwerking aan bijzondere voorwaarden moet voldoen in specifieke sectoren en voor bijzondere categorieën gegevens.

  • 36) 
    Indien de verwerking wordt verricht omdat de voor de verwerking verantwoordelijke hiertoe wettelijk is verplicht of indien de verwerking nodig is voor de vervulling van een taak van

    algemeen belang dan wel voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, dient de verwerking een (…) grondslag te hebben in de Uniewetgeving of in de nationale wetgeving van een lidstaat. (…) Het moet ook de Uniewetgeving of de nationale wetgeving zijn die het doel van de verwerking bepaalt. Voorts zou deze (…) grondslag een nadere omschrijving kunnen geven van de algemene voorwaarden van de verordening waaraan de gegevensverwerking moet voldoen om rechtmatig te zijn en specificaties kunnen vaststellen voor het bepalen van de voor de verwerking verantwoordelijke, het type gegevens dat wordt verwerkt, de betrokkenen, de entiteiten waaraan de gegevens mogen worden vrijgegeven, de beperkingen van de doeleinden, de opslagperiode en andere maatregelen om te zorgen voor rechtmatige en eerlijke verwerking.

    Ook dient in de wetgeving van de Unie of van de lidstaten te worden vastgesteld of de voor de

    verwerking verantwoordelijke die belast is met een taak van algemeen belang dan wel met

    een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, een overheidsinstantie of een

    andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon, zoals een beroepsvereniging, moet

    zijn, indien die redenen van algemeen belang, zoals gezondheidsdoeleinden, zoals volksgezondheid,

    sociale bescherming en het beheer van gezondheidszorgdiensten, zulks

    rechtvaardigen.

  • 37) 
    De verwerking van persoonsgegevens dient ook als rechtmatig te worden beschouwd indien zij nodig is voor de bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene of dat van een andere persoon essentieel is. (…) Sommige typen gegevensverwerking kunnen zowel gewichtige redenen van algemeen belang als de vitale belangen van de betrokkene dienen, bijvoorbeeld wanneer de verwerking noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, onder meer voor het monitoren van een epidemie en de verspreiding daarvan of in humanitaire noodsituaties,

    met name bij natuurrampen.

  • 38) 
    Het rechtmatig belang van een voor de verwerking verantwoordelijke, onder wie een voor de verwerking verantwoordelijke aan wie de gegevens kunnen worden vrijgegeven of een derde, kan een rechtsgrondslag voor verwerking bieden, mits het belang of de grondrechten en

    fundamentele vrijheden van de betrokkene niet prevaleren. Er zou bijvoorbeeld sprake zijn van een rechtmatig belang wanneer er een relevant en geschikt verband is tussen de betrokkene en de voor de verwerking verantwoordelijke, in situaties waarin de betrokkene een klant is of in dienst is van de voor de verwerking verantwoordelijke. (...) In elk geval is een zorgvuldige beoordeling geboden om te bepalen of er sprake is van een rechtmatig belang, alsook om te bepalen of een betrokkene op het tijdstip en in het kader van de verzameling van de gegevens mag verwachten dat verwerking met dat doel kan plaatsvinden. Bij een dergelijke beoordeling dient met name rekening te worden houden met de vraag of de betrokkene een kind is, aangezien kinderen specifieke bescherming verdienen. De betrokkene dient het recht te hebben kosteloos bezwaar te maken tegen de verwerking op gronden die verband houden met zijn bijzondere situatie. Om transparantie te waarborgen dient de voor de verwerking verantwoordelijke te worden verplicht de betrokkene uitdrukkelijk te informeren over de nagestreefde rechtmatige belangen en het recht van bezwaar, en ook te worden verplicht deze rechtmatige belangen te staven. (…)

38a) Voor de verwerking verantwoordelijken die deel uitmaken van een groep ondernemingen of aan een centraal lichaam gelieerde instellingen zijn, kunnen een rechtmatig belang hebben bij het doorgeven van persoonsgegevens binnen de groep ondernemingen voor interne

administratieve doeleinden, waaronder de verwerking van persoonsgegevens van klanten of werknemers. De algemene beginselen voor de doorgifte van persoonsgegevens, binnen een groep ondernemingen, aan een in een derde land gevestigde onderneming (...) blijven onverlet.

  • 39) 
    De verwerking van gegevens voor zover die strikt noodzakelijk is met het oog op netwerken informatieveiligheid, d.w.z. dat een netwerk of informatiesysteem op een bepaald

    vertrouwelijkheidsniveau bestand is tegen incidentele gebeurtenissen of onwettige of kwaadaardige acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of doorgegeven gegevens in het gedrang brengen, en de beveiliging van de daarmee verband houdende diensten die door deze netwerken en systemen worden geboden of via deze toegankelijk zijn, door overheidsinstanties, computercrisisteams (Computer Emergency Response Teams, CERT's), computercalamiteitenteams (Computer Security Incident Response Teams, CSIRT's), aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten en aanbieders van beveiligingstechnologie en -diensten, vormt een rechtmatig belang van de betrokken voor de verwerking verantwoordelijke. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het verhinderen van onbevoegde toegang tot elektronische-communicatienetwerken en van verspreiding van kwaadaardige codes, alsook van het stoppen van "denial of service"- aanvallen en van schade aan computers en elektronische-communicatiesystemen. De verwerking van persoonsgegevens die strikt noodzakelijk is voor het voorkomen van fraude is ook een rechtmatig belang van de betrokken voor de verwerking verantwoordelijke. De verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van direct marketing kan worden beschouwd als uitgevoerd met het oog op een rechtmatig belang.

  • 40) 
    De verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor de gegevens in eerste instantie zijn verzameld, dient alleen te worden toegestaan als de verwerking

    verenigbaar is met de doeleinden waarvoor de gegevens in eerste instantie zijn verzameld. In dat geval is er geen andere afzonderlijke rechtsgrondslag vereist dan die op grond waarvan de verzameling van gegevens werd toegestaan. (...) Indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend, kunnen de taken en doeleinden waarvoor de verdere verwerking als rechtmatig wordt beschouwd, in de wetgeving van de Unie of van de lidstaten worden vastgesteld en gespecificeerd. (...) De verdere verwerking (...) met het oog op archivering in het algemeen belang, of voor statistische, wetenschappelijke of historische (...) doeleinden, of met het oog op geschillenbeslechting in de toekomst moet als een verenigbare rechtmatige verwerkingsoperatie worden beschouwd. De door de wetgeving van de Unie of van de lidstaten verstrekte rechtsgrondslag voor het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens kan ook als rechtsgrondslag dienen voor verdere verwerking voor andere doeleinden indien die doeleinden sporen met de toegewezen taak en de voor de verwerking verantwoordelijke wettelijk het recht heeft de gegevens voor die andere doeleinden te verzamelen. Om na te gaan of een doel van verdere verwerking verenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens in eerste instantie zijn verzameld, moet de voor de verwerking verantwoordelijke, nadat hij aan alle voorschriften inzake rechtmatigheid van de oorspronkelijke verwerking heeft voldaan, onder andere rekening houden met een eventuele koppeling tussen die doeleinden en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking, het kader waarin de gegevens zijn verzameld, waaronder de redelijke verwachtingen van de betrokkene betreffende het verdere gebruik ervan, de aard van de persoonsgegevens, de gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen en passende waarborgen bij zowel de oorspronkelijke als de voorgenomen verwerkingsoperaties. Indien het voorgenomen andere doel niet verenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens aanvankelijk zijn verzameld, dient de voor de verwerking verantwoordelijke toestemming van de betrokkene te verkrijgen voor de verwerking voor dit andere doel, dan wel de verwerking op een andere rechtsgrondslag te baseren, in het bijzonder indien hierin wordt voorzien door de wetgeving van de Unie of van de lidstaat waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke onderworpen is. (…) Er dient in ieder geval voor te worden gezorgd dat de in deze verordening vervatte beginselen worden toegepast en dat de betrokkene met name wordt geïnformeerd over dergelijke andere doeleinden en over zijn rechten, waaronder het recht om bezwaar te maken. (…) Het aanwijzen van mogelijke strafbare feiten of bedreigingen van de openbare veiligheid door de voor de verwerking verantwoordelijke en de doorgifte van die gegevens aan een bevoegde instantie moeten worden beschouwd als zijnde in het rechtmatige belang van de voor de verwerking verantwoordelijke. De doorgifte in het rechtmatige belang van de voor de verwerking verantwoordelijke of verdere verwerking van persoonsgegevens moeten evenwel worden verboden als de verwerking niet verenigbaar is met een wettelijke, beroepsmatige of anderszins bindende geheimhoudingsverplichting.

  • 41) 
    Persoonsgegevens die door hun aard bijzonder gevoelig (…) zijn wat betreft de grondrechten en fundamentele vrijheden, vereisen specifieke bescherming aangezien de context van de

    verwerking ervan grote risico's kan meebrengen voor de grondrechten en fundamentele vrijheden. Die gegevens dienen ook persoonsgegevens te omvatten waaruit ras of etnische afkomst blijkt, waarbij het gebruik van de term 'ras' in deze verordening niet impliceert dat de Europese Unie theorieën aanvaardt die erop gericht zijn vast te stellen dat er verschillende menselijke rassen bestaan. Dergelijke gegevens dienen niet te worden verwerkt, tenzij de verwerking is toegestaan in in deze verordening vermelde specifieke gevallen, rekening houdend met het feit dat in de wetgeving van de lidstaten specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming kunnen worden opgenomen teneinde de toepassing van de voorschriften van deze verordening aan te passen met het oog op de vervulling van een wettelijke verplichting of met het oog op de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend. Naast de specifieke voorschriften voor die verwerking dienen de algemene beginselen en andere regels van deze verordening te worden toegepast, met name wat betreft de voorwaarden voor rechtmatige verwerking. Er moet onder meer uitdrukkelijk in afwijkingen van het algemene verbod op de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens worden voorzien ingeval de betrokkene zijn uitdrukkelijke toestemming geeft of in geval van specifieke behoeften, met name wanneer de verwerking wordt verricht in het kader van wettige activiteiten door bepaalde verenigingen of stichtingen die ernaar streven de uitoefening van de fundamentele vrijheden mogelijk te maken.

    Bijzondere categorieën persoonsgegevens kunnen ook worden verwerkt indien de gegevens duidelijk openbaar zijn gemaakt of vrijwillig en op verzoek van de betrokkene aan de voor de verwerking verantwoordelijke zijn doorgegeven voor een door de betrokkene opgegeven specifiek doel, waarbij de verwerking in het belang van de betrokkene wordt verricht. In de wetgeving van de lidstaten en van de Unie kan worden bepaald dat het algemene verbod op de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens in bepaalde gevallen niet mag worden opgeheven, ook al heeft de betrokkene zijn uitdrukkelijke toestemming gegeven.

  • 42) 
    Er dient ook van het verbod op de verwerking van categorieën gevoelige gegevens te kunnen worden afgeweken, indien de wetgeving van de Unie of van de lidstaten hierin voorziet en er passende waarborgen worden geboden ter bescherming van persoonsgegevens en andere

    grondrechten, op grond van een (...) algemeen belang, in het bijzonder de verwerking van gegevens op het gebied van het arbeidsrecht en het socialezekerheids- en socialebeschermingsrecht, met inbegrip van de pensioenen, en voor doeleinden inzake gezondheidsbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing, preventie of bestrijding van overdraagbare ziekten en andere ernstige bedreigingen voor de gezondheid of waarborging van hoge normen inzake kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en -diensten en van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen of evaluatie van het overheidsbeleid op gezondheidsgebied, mede door het vaststellen van kwaliteits- en activiteitsindicatoren. Dat kan gebeuren voor gezondheidsdoeleinden, zoals de volksgezondheid en (...) het beheer van gezondheidszorgdiensten, met name om de kwaliteit en kostenefficiëntie te waarborgen van de procedures voor de afwikkeling van aanvragen voor uitkeringen en diensten in het kader van de ziektekostenverzekering, met het oog op archivering in het algemeen belang of voor historische, statistische en wetenschappelijke doeleinden (…). Een afwijking moet de verwerking van dergelijke gegevens ook mogelijk maken indien zulks noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte, hetzij in een gerechtelijke procedure, hetzij in een administratieve of buitengerechtelijke procedure.

42a) Bijzondere categorieën persoonsgegevens waarvoor betere bescherming is vereist, mogen alleen voor gezondheidsdoeleinden worden verwerkt indien dat nodig is om die doeleinden te verwezenlijken in verband met het belang van personen en de samenleving als geheel, met name bij het beheer van gezondheidszorgdiensten en -stelsels of sociale diensten en stelsels van sociale diensten, met inbegrip van de verwerking door de beheersautoriteiten en de

centrale nationale gezondheidsinstanties van die gegevens met het oog op kwaliteitscontrole, beheersinformatie en het algemeen nationaal en lokaal toezicht op het gezondheidszorgstelsel of het stelsel van sociale diensten, en bij het waarborgen van de continuïteit van de gezondheidszorg of de sociale diensten en grensoverschrijdende gezondheidszorg of voor doeleinden inzake gezondheidsbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing of voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang, voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden alsook voor studies van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid. Derhalve dient deze verordening te voorzien in geharmoniseerde voorwaarden voor de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens betreffende de gezondheid, in geval van specifieke behoeften, met name indien deze gegevens met het oog op bepaalde gezondheidsdoeleinden worden verwerkt door personen die wettelijk aan het beroepsgeheim gebonden zijn (...). De wetgeving van de Unie of van de lidstaten moet in specifieke en passende maatregelen voor de bescherming van grondrechten en persoonsgegevens voorzien. (…)

42b) Het kan om redenen van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid nodig zijn om bijzondere categorieën persoonsgegevens (...) zonder toestemming van de betrokkene te verwerken. Die verwerking wordt onderworpen aan passende en specifieke maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen. In dit verband dient

"volksgezondheid" overeenkomstig de definitie van Verordening (EG) nr. 1338/2008 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk te worden uitgelegd als alle elementen in verband met de gezondheid, namelijk gezondheidstoestand, inclusief morbiditeit en beperkingen, de determinanten die een effect hebben op die gezondheidstoestand, de behoeften aan gezondheidszorg, middelen ten behoeve van de gezondheidszorg, de verstrekking van en de universele toegang tot gezondheidszorg, alsmede de uitgaven voor en de financiering van de gezondheidszorg, en de doodsoorzaken. Dergelijke verwerking van persoonsgegevens over gezondheid om redenen van algemeen belang mag er niet toe te leiden dat persoonsgegevens door derden zoals werkgevers, verzekeringsmaatschappijen en banken voor andere doeleinden worden verwerkt.

  • 43) 
    Bovendien vindt de verwerking van persoonsgegevens door overheidsinstanties ter verwezenlijking van in het constitutionele recht of in het volkenrecht vastgelegde doelstellingen van officieel erkende religieuze verenigingen plaats op grond van een algemeen belang.
  • 44) 
    Als het bij verkiezingsactiviteiten voor de goede werking van de democratie in een lidstaat vereist is dat politieke partijen gegevens over de politieke opvattingen van personen

    verzamelen, kan de verwerking van zulke gegevens op grond van een algemeen belang worden toegestaan, mits er passende garanties worden vastgesteld.

  • 45) 
    Indien de voor de verwerking verantwoordelijke aan de hand van de door hem verwerkte gegevens geen natuurlijke persoon kan identificeren, (...) hoeft hij niet te worden verplicht om, uitsluitend om aan een bepaling van deze verordening te voldoen, aanvullende gegevens te verkrijgen ter identificatie van de betrokkene. (…) De voor de verwerking

    verantwoordelijke mag evenwel niet weigeren de door de betrokkene tot staving van de uitoefening van zijn rechten verstrekte aanvullende gegevens aan te nemen.

  • 46) 
    Overeenkomstig het transparantiebeginsel moet informatie die bestemd is voor het publiek of de betrokkene eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk zijn en moet duidelijke en eenvoudige taal en, in voorkomend geval, aanvullend visualisatie worden gebruikt. Deze informatie kan ook elektronisch worden verstrekt, bijvoorbeeld wanneer die tot het publiek is gericht, via een website. Dit geldt in het bijzonder voor situaties zoals onlineadvertenties, waarin het vanwege zowel het grote aantal actoren als de technologische complexiteit van de praktijk voor een

    betrokkene moeilijk is te weten en te begrijpen of, door wie en met welk doel zijn persoonsgegevens worden verzameld. Aangezien kinderen specifieke bescherming verdienen, dient wanneer de verwerking specifiek gericht is tot (…) een kind, de informatie en communicatie in een zodanig duidelijke en eenvoudige taal te worden gesteld dat het kind deze gemakkelijk kan begrijpen.

  • 47) 
    Er dienen procedures voorhanden te zijn om de betrokkene in staat te stellen zijn rechten uit hoofde van deze verordening uit te oefenen, zoals mechanismen om (…) te verzoeken om, met name, toegang tot, rectificatie en wissen van gegevens en uitoefening van het recht van bezwaar. De voor de verwerking verantwoordelijke dient ook middelen te verstrekken om

    verzoeken elektronisch in te dienen, vooral wanneer persoonsgegevens langs elektronische weg worden verwerkt. De voor de verwerking verantwoordelijke dient verplicht te zijn onverwijld en ten laatste binnen een gestelde termijn van één maand te reageren op een verzoek van de betrokkene en een eventuele voorgenomen weigering om gehoor te geven aan het verzoek van de betrokkene te motiveren.

    Wanneer verzoeken echter duidelijk ongegrond of buitensporig zijn zoals wanneer de betrokkene zonder goede reden en herhaaldelijk om informatie verzoekt of wanneer de betrokkene zijn recht om informatie te verkrijgen misbruikt, bijvoorbeeld door bij het verzoek valse of misleidende informatie te verstrekken, zou de voor de verwerking verantwoordelijke kunnen weigeren aan het verzoek gevolg te geven.

  • 48) 
    Overeenkomstig de beginselen van eerlijke en transparante verwerking dient de betrokkene

    (…) te worden ingelicht over het feit dat er verwerking plaatsvindt en waartoe (…). De voor de verwerking verantwoordelijke dient de betrokkene alle verdere informatie te verstrekken die nodig is om eerlijke en transparante verwerking te waarborgen. Voorts moet de betrokkene worden geïnformeerd over het bestaan van profilering en de gevolgen ervan. Indien de gegevens van de betrokkene moeten worden verkregen, dient hem tevens te worden medegedeeld of hij verplicht is de gegevens te verstrekken en wat de gevolgen zijn als de gegevens niet worden verstrekt.

  • 49) 
    De informatie over de verwerking van persoonsgegevens betreffende de betrokkene dient hem te worden meegedeeld bij het verzamelen van de gegevens of, indien de gegevens niet bij de

    betrokkene zijn verkregen, binnen een redelijke termijn, naargelang de specifieke omstandigheden. Wanneer de gegevens rechtmatig aan een andere ontvanger kunnen worden verstrekt, dient de betrokkene te worden meegedeeld wanneer de gegevens voor het eerst aan de ontvanger worden verstrekt. Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke voornemens is de gegevens te verwerken met een ander doel dan het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld, moet de voor de verwerking verantwoordelijke de betrokkene vóór die verdere verwerking informatie over dat andere doel en andere benodigde informatie verstrekken. Wanneer de oorsprong van de gegevens niet aan de betrokkene kan worden meegedeeld omdat verschillende bronnen zijn gebruikt, moet de informatie op algemene wijze worden verstrekt.

  • 50) 
    Deze verplichting is echter overbodig wanneer de betrokkene al over deze informatie beschikt, of wanneer de vastlegging of mededeling van de gegevens uitdrukkelijk bij wet is voorgeschreven of de verstrekking van informatie aan de betrokkene onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite zou kosten. Dit laatste zou met name het geval kunnen zijn wanneer verwerking voor archiveringsdoeleinden van algemeen belang, voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden geschiedt (…); hierbij mag in aanmerking worden genomen om hoeveel betrokkenen het gaat, hoe oud de gegevens zijn en welke passende waarborgen kunnen worden ingebouwd.
  • 51) 
    Elke natuurlijke persoon dient over het recht te beschikken om toegang te verkrijgen tot de gegevens die betreffende hem zijn verzameld en dit recht eenvoudig en met redelijke tussenpozen te kunnen uitoefenen, zodat hij zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en zich van de rechtmatigheid ervan kan vergewissen. Dit houdt ook in dat personen het recht dienen te hebben op toegang tot hun persoonsgegevens betreffende hun gezondheid, zoals de

    gegevens in hun medisch dossier, dat informatie bevat over diagnose, onderzoeksuitslagen, beoordelingen door behandelende artsen en verrichte behandelingen en ingrepen. Elke betrokkene dient er dan ook recht op te hebben, te weten en te worden meegedeeld voor welke doeleinden de gegevens worden verwerkt, indien mogelijk hoe lang zij worden bewaard, welke ontvangers de gegevens ontvangen, welke logica er ten grondslag ligt aan een eventuele automatische verwerking van de gegevens en, ten minste wanneer de verwerking op profilering is gebaseerd, wat de gevolgen zouden kunnen zijn van een dergelijke verwerking. Dit recht dient geen afbreuk te doen aan de rechten en vrijheden van anderen, met inbegrip van het zakengeheim of de intellectuele eigendom en met name aan het auteursrecht dat de software beschermt. Deze overwegingen mogen er echter niet toe leiden dat de betrokkene alle informatie wordt onthouden. Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke een grote hoeveelheid gegevens betreffende de betrokkene verwerkt, kan hij de betrokkene, voorafgaand aan de overdracht van de informatie, verzoeken te preciseren op welke gegevens of welke verwerkingsactiviteiten zijn verzoek betrekking heeft.

  • 52) 
    De voor de verwerking verantwoordelijke dient, met name met betrekking tot onlinediensten en online-identificatiemiddelen, alle redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te

    controleren van een betrokkene die om toegang verzoekt. (…) De identiteit van de betrokkene dient ook digitaal te worden vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van dezelfde persoonlijke beveiligingsgegevens, die door de betrokkene worden gebruikt voor het aanmelden op de door de verwerker van de gegevens aangeboden onlinedienst. Een voor de verwerking verantwoordelijke dient persoonsgegevens niet uitsluitend te bewaren om op eventuele verzoeken te kunnen reageren.

  • 53) 
    Elke natuurlijke persoon dient het recht te hebben persoonsgegevens over zichzelf te laten rectificeren en dient een "recht om te worden vergeten" te hebben, als het bewaren van die gegevens niet in overeenstemming is met deze verordening of met uniale of nationale

    wetgeving waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen. Betrokkenen dienen met name het recht te hebben hun persoonsgegevens te laten wissen en niet verder te laten verwerken als de gegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins te laten verwerken, als de betrokkenen hun toestemming voor de verwerking hebben ingetrokken of bezwaar maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of als de verwerking van hun persoonsgegevens op een ander punt niet met deze verordening in overeenstemming is. Dit recht is uitermate relevant wanneer de betrokkene toestemming heeft gegeven als kind, toen hij zich nog niet volledig bewust was van de risico's van verwerking, en dergelijke persoonsgegevens later wil verwijderen, met name van het internet. De betrokkene dient dit recht te kunnen uitoefenen niettegenstaande het feit dat hij geen kind meer is. Het dient echter rechtmatig te zijn gegevens langer te bewaren wanneer dat nodig is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, voor de naleving van een wettelijke verplichting, voor de uitvoering van een taak in het algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is opgedragen, om redenen van algemeen belang op het vlak van volksgezondheid, voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang, voor historische, statistische en wetenschappelijke (…) doeleinden of voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering.

  • 54) 
    Ter versterking van het "recht om te worden vergeten" in de online-wereld, dient het recht op wissen van gegevens zodanig te worden uitgebreid, dat de voor de verwerking

    verantwoordelijke die de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt, verplicht is de voor de verwerking verantwoordelijken die dergelijke gegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat (...) iedere koppeling met, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens moet worden gewist.

    De voor de verwerking verantwoordelijke dient, met inachtneming van de beschikbare technologie en de middelen waarover hij beschikt, (…) redelijke maatregelen te nemen, waaronder technische maatregelen, om te waarborgen dat met betrekking tot gegevens waarvan de openbaarmaking zijn verantwoordelijkheid is, bovengenoemde voor de verwerking verantwoordelijken daadwerkelijk worden geïnformeerd. (…).

54a) Tot de methoden ter beperking van de verwerking van persoonsgegevens zou kunnen behoren dat de geselecteerde gegevens tijdelijk naar een ander verwerkingssysteem worden overgebracht,

dat de geselecteerde gegevens voor gebruikers niet beschikbaar worden gemaakt of dat gepubliceerde gegevens tijdelijk van een website worden gehaald. In geautomatiseerde bestanden moet in beginsel met technische middelen worden gezorgd voor de beperking op de verwerking van persoonsgegevens; het feit dat de verwerking van persoonsgegevens beperkt is, moet in het bestand op zodanige wijze zijn aangegeven dat zulks duidelijk is.

  • 55) 
    Om de zeggenschap over zijn eigen gegevens verder te versterken (...), dient de betrokkene wanneer de persoonsgegevens via geautomatiseerde procédés worden verwerkt, ook de

    mogelijkheid te hebben [...] de hem betreffende persoonsgegevens die hij aan een voor de verwerking verantwoordelijke heeft verstrekt, in een gestructureerd, algemeen gebruikt en machinaal leesbaar formaat te verkrijgen en die aan een andere voor de verwerking verantwoordelijke over te dragen.

    Dit recht dient te gelden wanneer de betrokkene de persoonsgegevens heeft verstrekt door zijn

    toestemming te geven dan wel door een overeenkomst uit te voeren. Dit recht dient niet te

    gelden wanneer de verwerking op basis van een andere rechtsgrond dan een toestemming of

    een overeenkomst geschiedt. Door de aard ervan mag dit recht niet worden uitgeoefend jegens

    voor de verwerking verantwoordelijken die gegevens verwerken in het kader van de

    uitoefening van hun openbare taken. Derhalve dient dit recht met name niet te gelden indien

    de verwerking van de persoonsgegevens nodig is voor de vervulling van een bij wet

    opgelegde verplichting die op de voor de verwerking verantwoordelijke rust, voor de

    vervulling van een taak van algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het

    openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend.

    Het recht van de betrokkene om persoonsgegevens over te dragen, doet voor de voor de verwerking verantwoordelijke geen verplichting ontstaan om technisch compatibele systemen voor gegevensverwerking op te zetten of te houden.

    Wanneer het in een bepaalde verzameling persoonsgegevens meer dan één betrokkene aanbelangt, moet het recht om de gegevens over te dragen gelden onverminderd de voorschriften overeenkomstig deze verordening betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens die op een andere betrokkene betrekking hebben. Dit recht dient onverlet te laten het recht van de betrokkene om zijn persoonsgegevens te laten wissen en de beperkingen die in deze verordening aan dat recht zijn gesteld, en mag in het bijzonder niet inhouden dat ook de door de betrokkene ter uitvoering van een overeenkomst verstrekte persoonsgegevens, voor zover en zolang de gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die overeenkomst, eveneens worden gewist. (…)

  • 56) 
    Wanneer persoonsgegevens rechtmatig mogen worden verwerkt (…) omdat de verwerking nodig is ter vervulling van een taak van algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend, dan wel op grond van (…) een wettig belang van een voor de verwerking verantwoordelijke of een derde, dient een betrokkene niettemin bezwaar te kunnen maken tegen de verwerking van gegevens die op zijn specifieke situatie betrekking hebben. De voor de verwerking

    verantwoordelijke dient aan te tonen dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen wellicht zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene.

  • 57) 
    Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van direct marketing, dient de betrokkene, ongeacht of het een eerste dan wel verdere verwerking betreft, het recht te hebben om hier op eenvoudige en doeltreffende wijze kosteloos bezwaar tegen te maken.
  • 58) 
    De betrokkene dient het recht te hebben niet te worden onderworpen aan een louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerd beoordelingsbesluit over persoonlijke kenmerken in verband met hem, waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in

    aanmerkelijke mate treft, zoals de automatische weigering van een via internet ingediende kredietaanvraag of van verwerking van sollicitaties via het internet zonder menselijke tussenkomst. Een verwerking van die aard omvat ook 'profilering', wat bestaat in de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens ter beoordeling van persoonlijke kenmerken van een natuurlijke persoon, met name om kenmerken betreffende beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of belangstellingsterreinen, betrouwbaarheid of gedrag, verblijfplaats of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen, wanneer daaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem in aanmerkelijke mate treft. Besluitvorming op basis van een dergelijke verwerking, met inbegrip van profilering, dient echter wel mogelijk te zijn wanneer deze is toegestaan bij wetgeving van de Unie of van de lidstaten waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen, onder meer ten behoeve van toezicht op of preventie van fraude of belastingontduiking en om te zorgen voor de veiligheid en betrouwbaarheid van een dienst die door de voor de verwerking verantwoordelijke wordt verleend, of nodig in het kader van het sluiten of uitvoeren van een overeenkomst tussen de betrokkene en een voor de verwerking verantwoordelijke, of wanneer de betrokkene zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. Er moeten voor dergelijke verwerking in ieder geval passende waarborgen worden geboden, waaronder specifieke voorlichting van de betrokkene en het recht om een menselijke interventie te verkrijgen, om zijn standpunt kenbaar te maken, om een uitleg over de na een dergelijke beoordeling genomen besluit te krijgen en om het besluit aan te vechten. Teneinde een voor de betrokkene eerlijke en transparante verwerking te garanderen, met inachtneming van de concrete omstandigheden en context waarin de persoonsgegevens worden verwerkt, dient de voor de verwerking verantwoordelijke voor de profilering passende wiskundige en statistische procedures te hanteren en technische en organisatorische maatregelen te gebruiken waarmee factoren die aanleiding geven tot onnauwkeurigheid van de gegevens worden gecorrigeerd en het risico op fouten wordt geminimaliseerd en de persoonsgegevens zodanig te bewaren dat rekening wordt gehouden met de potentiële risico's voor de belangen en rechten van de betrokkene en dat onder andere wordt voorkomen dat zulks voor de betrokkene discriminerende gevolgen zou hebben op grond van diens ras of etnische afkomst, politieke overtuiging, godsdienst of levensovertuiging, lidmaatschap van een vakbond, genetische of gezondheidsstatus, of seksuele gerichtheid, of gevolgen zou hebben die leiden tot maatregelen met een vergelijkbaar effect. Geautomatiseerde besluitvorming en profilering gebaseerd op bijzondere categorieën persoonsgegevens dienen uitsluitend op specifieke voorwaarden te worden toegestaan.

58a) Voor profilering als zodanig gelden de (algemene) voorschriften van deze verordening betreffende verwerking van persoonsgegevens (rechtsgrondslagen voor verwerking,

beginselen van gegevensbescherming enz.) met specifieke waarborgen (bijvoorbeeld de verplichting in sommige gevallen een effectbeoordeling uit te voeren of bepalingen betreffende specifieke aan de betrokken persoon te bezorgen informatie). Het Europees Comité voor gegevensbescherming dient de mogelijkheid te krijgen om in dit verband een en ander aan te sturen.

  • 59) 
    In de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaten kunnen beperkingen worden gesteld aan de specifieke beginselen en het recht op informatie, toegang, rectificatie, wissen, gegevensoverdraagbaarheid en bezwaar, alsook aan maatregelen gebaseerd op profilering, aan de melding aan de betrokkene van een inbreuk op persoonsgegevens en aan bepaalde daarmee verband houdende verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijken, in zoverre dat in een democratische samenleving noodzakelijk en proportioneel is voor het beschermen van de openbare veiligheid, waaronder de bescherming van het menselijk leven – met name bij natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen–, voor het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten of van schendingen van de beroepscodes voor

    gereglementeerde beroepen, voor het beschermen van andere algemene belangen van de Unie of een lidstaat, met name een gewichtig economisch of financieel belang van de Unie of een lidstaat, voor het houden van openbare registers die nodig zijn om redenen van algemeen belang, voor de verdere verwerking van gearchiveerde persoonsgegevens teneinde specifieke informatie over het politieke gedrag onder voormalige totalitaire regimes te verkrijgen of voor het beschermen van de betrokkene of de rechten en vrijheden van anderen, met inbegrip van sociale bescherming, volksgezondheid en humanitaire doelstellingen, zoals het uitvoeren van taken van het Internationale Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Deze beperkingen moeten in overeenstemming zijn met de vereisten van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

59a) Niets in deze verordening mag strijdig zijn met (...) het voorrecht van niet-openbaarmaking van vertrouwelijke informatie dat het Internationaal Comité van het Rode Kruis krachtens internationaal recht toekomt, en dat van toepassing is in gerechtelijke en administratieve

procedures. (…).

  • 60) 
    De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de voor de verwerking verantwoordelijke dienen te worden vastgesteld voor elke verwerking van persoonsgegevens door of namens

    hem. Met name dient de verantwoordelijke (…) te worden verplicht passende maatregelen uit

    te voeren en te kunnen aantonen dat elke verwerkingsactiviteit overeenkomstig deze

    verordening geschiedt (...). Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de

    aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking en het risico voor de rechten en

    vrijheden van personen.

60a) Die risico's, die verschillen in waarschijnlijkheid en ernst, kunnen voortvloeien uit gegevensverwerking en resulteren in ernstige lichamelijke, materiële of morele schade, met name waar de verwerking kan leiden tot discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde

gegevens, [...], ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, of ieder ander aanzienlijk economisch of maatschappelijk nadeel; wanneer de betrokkenen hun rechten en vrijheden niet kunnen uitoefenen of geen controle over hun persoonsgegevens hebben; wanneer persoonsgegevens worden verwerkt waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religie of overtuiging, of vakbondslidmaatschap blijkt, en bij de verwerking van genetische gegevens of gegevens over gezondheid of seksueel gedrag of strafrechtelijke veroordelingen en begane strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen; wanneer aspecten van de persoonlijkheid worden geëvalueerd, om met name beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of belangstellingssferen, betrouwbaarheid of gedrag, verblijfplaats of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen, teneinde persoonlijke profielen op te stellen of te gebruiken; wanneer persoonsgegevens van kwetsbare personen, met name van kinderen, worden verwerkt; wanneer de verwerking een grote hoeveelheid persoonsgegevens betreft en een groot aantal betrokkenen betreft; (...).

60b) de waarschijnlijkheid en ernst van de risico’s moeten worden bepaald op basis van de aard, de werkingssfeer, de context en de doelen van de gegevensverwerking. Het risico moet

worden bepaald aan de hand van een objectieve beoordeling en vastgesteld moet worden of de verwerking gepaard gaat met eenhoog risico. Een hoog risico is een bijzonder risico op aantasting van de rechten en vrijheden van personen. (...).

60c) Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van passende maatregelen, en om aan te tonen dat de verantwoordelijke of de verwerker de regels naleeft, vooral wat betreft de identificatie van de risico’s in verband met de verwerking, de beoordeling van de oorsprong, aard,

waarschijnlijkheid en ernst ervan, en het in kaart brengen van beste praktijken om de risico’s te verminderen, kunnen met name worden verstrekt door goedgekeurde gedragscodes, goedgekeurde certificeringen, richtsnoeren van het Europees Comité voor gegevensbescherming of door middel van de aanwijzingen van een functionaris voor gegevensbescherming. Het Europees Comité voor gegevensbescherming kan tevens richtsnoeren uitvaardigen met betrekking tot verwerkingen die waarschijnlijk niet zullen resulteren in een hoog risico voor de rechten en vrijheden van personen, en aangeven met welke maatregelen in dat geval kan worden volstaan om die risico’s aan te pakken. (…)

  • 61) 
    Ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens zijn passende technische en organisatorische maatregelen nodig, om te

    waarborgen dat aan de bepalingen van deze verordening wordt voldaan. Teneinde overeenstemming met deze verordening te kunnen aantonen, dient de verantwoordelijke intern beleid vast te stellen en passende maatregelen te treffen, die in het bijzonder voldoen aan de beginselen privacy by design en privacy by default. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer bestaan in het beperken van de verwerking van persoonsgegevens (...), het zo spoedig mogelijk pseudonimiseren van persoonsgegevens, transparantie met betrekking tot de functies en het verwerken van persoonsgegevens, zodat de betrokkene toezicht kan houden op de informatieverwerking en de verantwoordelijke beveiligingskenmerken kan creëren en verbeteren. Bij de uitwerking, de ontwikkeling, de keuze en het gebruik van toepassingen, diensten en producten die zijn gebaseerd op de verwerking van persoonsgegevens, of die persoonsgegevens verwerken bij de uitvoering van hun opdracht, moeten de producenten van de producten, diensten en toepassingen gestimuleerd worden om rekening te houden met het recht op bescherming van persoonsgegevens bij het ontwikkeling en ontwerpen van dergelijke producten, diensten en toepassingen en, met inachtneming van de stand van de techniek, erop toe te zien dat de verantwoordelijken en de verwerkers in staat zijn te voldoen aan hun verplichtingen inzake gegevensbescherming.

  • 62) 
    Het is voor de bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van verantwoordelijken en verwerkers noodzakelijk, onder meer wat het toezicht door en de maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten betreft, dat de bij deze verordening vastgestelde verantwoordelijkheden op duidelijke wijze worden toegekend, ook wanneer de verantwoordelijke de doeleinden (…) en de middelen voor de verwerking samen met andere verantwoordelijken vaststelt, of wanneer een verwerking wordt uitgevoerd namens een verantwoordelijke.
  • 63) 
    Wanneer de verwerking van persoonsgegevens van in de Unie wonende betrokkenen door een niet in de Unie gevestigde verwerker verband houdt met het aanbieden van goederen of

    diensten aan die betrokkenen of met het observeren van hun gedrag in de Unie, (...) dient de verantwoordelijke een vertegenwoordiger aan te wijzen, tenzij (...) de door hem uitgevoerde verwerking incidenteel is en, gezien de aard, de omvang, de context en de doelen van de verwerking wellicht geen risico's voor de rechten en vrijheden van betrokkenen inhoudt, of wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke een overheidsinstantie of –lichaam is (…). De vertegenwoordiger dient namens de verantwoordelijke op te treden en kan door iedere toezichthoudende autoriteit worden benaderd. De vertegenwoordiger dient uitdrukkelijk te worden aangewezen via een schriftelijk mandaat van de verantwoordelijke om namens hem op te treden met betrekking tot de verplichtingen van deze laatste uit hoofde van deze verordening. De aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger heeft geen invloed op de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de verantwoordelijke uit hoofde van deze verordening. De vertegenwoordiger dient zijn taken te verrichten volgens het van de verantwoordelijke ontvangen mandaat, en onder meer samen te werken met de bevoegde toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot alle maatregelen die ter naleving van deze verordening worden genomen. In geval van niet-naleving door de verantwoordelijke moet de aangewezen vertegenwoordiger worden onderworpen aan handhavingsmaatregelen.

63a) Teneinde te waarborgen dat met betrekking tot de verwerking die door de verwerker namens de verantwoordelijke moet worden verricht, aan de voorschriften van deze verordening

voldaan wordt, mag de verantwoordelijke, wanneer hij een verwerker verwerkingsactiviteiten toevertrouwt, alleen een beroep doen op verwerkers die voldoende garanties bieden, met name op het gebied van deskundigheid, betrouwbaarheid en middelen, om ervoor te zorgen dat de technische en organisatorische maatregelen beantwoorden aan de voorschriften van deze verordening, mede wat de beveiliging van de verwerking betreft. (...) Het feit dat de verwerker zich aansluit bij een goedgekeurde gedragscode of bij een goedgekeurde certificeringsregeling kan worden gebruikt als een element om aan te tonen dat wordt voldaan aan de verplichtingen van de verantwoordelijke. De uitvoering van de verwerking door een verwerker moet worden geregeld in een overeenkomst of een andere rechtshandeling uit hoofde van het Unie- of nationale recht, waardoor de verwerker aan de verantwoordelijke gebonden is, die een nadere omschrijving omvat van het onderwerp en de duur van de verwerking, de aard en de doelen van de verwerking, het soort persoonsgegevens en de categorieën betrokkenen, rekening houdend met de specifieke taken en verantwoordelijkheden van de verwerker in het kader van de te verrichten verwerking en het risico voor de rechten en vrijheden van betrokkene.

De verantwoordelijke en de verwerker kunnen kiezen voor het gebruik van een individuele overeenkomst of modelcontractbepalingen, die hetzij rechtstreeks door de Commissie, hetzij door een toezichthoudende autoriteit in het kader van de conformiteitstoetsing en vervolgens door de Commissie worden vastgesteld, of die een onderdeel vormen van de in het kader van het certificeringsmechanisme verleende certificering. Na de voltooiing van de verwerking namens de verantwoordelijke, moet de verwerker de persoonsgegevens teruggeven of wissen, tenzij het recht van de Unie of het recht van de lidstaat waaraan de verwerker onderworpen is, de verplichting oplegt de gegevens op te slaan.

  • 64) 
    (…)
  • 65) 
    Voor het aantonen van overeenstemming met deze verordening dient de verantwoordelijke of de verwerker een register bij te houden van alle categorieën van verwerkingsactiviteiten die

    onder zijn verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden. Elke voor de verantwoordelijke en elke verwerker dienen ertoe te worden verplicht medewerking te verlenen aan de toezichthoudende autoriteit en dit register op verzoek te verstrekken met het oog op het gebruik daarvan voor het toezicht op de verwerkingsactiviteiten.

  • 66) 
    Teneinde de veiligheid te waarborgen en te voorkomen dat verwerking in strijd is met deze verordening, dient de verantwoordelijke of de verwerker de (...) risico's die de verwerking met zich brengt te beoordelen en maatregelen te treffen om deze risico's te beperken. Deze

    maatregelen dienen een passend niveau van veiligheid, met inbegrip van vertrouwelijkheid, te waarborgen, rekening houdend met de beschikbare technologie en de kosten van de uitvoering met betrekking tot het risico en de aard van de te beschermen gegevens. (…). Bij de beoordeling van de gegevensbeveiligingsrisico's moet aandacht worden besteed aan risico's die zich voordoen bij gegevensverwerking, zoals de vernietiging, het verlies, de wijziging, de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot de doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens, hetzij per ongeluk hetzij onrechtmatig, hetgeen met name tot lichamelijke, materiële of morele schade kan leiden.

66a) Teneinde de naleving van deze verordening te verbeteren in gevallen waarin de verwerking waarschijnlijk gepaard gaat met hoge risico's voor de rechten en vrijheden van personen, dient de verantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk te zijn voor het verrichten van een

privacyeffectbeoordeling om met name de oorsprong, de aard, het specifieke karakter en de ernst van deze risico's te evalueren. Met het resultaat van de beoordeling dient rekening te worden gehouden bij het bepalen van de passende maatregelen die moeten worden genomen om aan te tonen dat deze verordening wordt nageleefd bij de verwerking van persoonsgegevens. Wanneer een privacyeffectbeoordeling uitwijst dat verwerking gepaard gaat met grote risico’s die de verantwoordelijke niet kan beperken door passende maatregelen op het gebied van de beschikbare technologie en de kosten van de tenuitvoerlegging, dient vóór de verwerking een raadpleging van de toezichthoudende autoriteit plaats te vinden.

  • 67) 
    Een privacy-inbreuk kan, wanneer dit probleem niet tijdig en op toereikende wijze wordt aangepakt, resulteren in (...)lichamelijke, materiële of morele schade voor personen, zoals verlies van controle over hun persoonsgegevens of de beperking van (...) hun rechten,

    discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of enig ander aanzienlijk economisch of maatschappelijk nadeel voor betrokkenen. (…). Zodra een verantwoordelijke weet dat een (…) inbreuk op de persoonsgegevens heeft plaatsgevonden die tot (...) lichamelijke, materiële of morele schade kan leiden, dient hij de toezichthoudende autoriteit daarvan dan ook onverwijld, en waar mogelijk binnen 72 uur, op de hoogte te stellen. Wanneer dit niet binnen 72 uur kan worden gerealiseerd, dient de kennisgeving vergezeld te gaan van een verklaring voor de vertraging. Wanneer de inbreuk ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor de rechten en vrijheden van betrokkenen, dienen zij daarvan zonder onnodig uitstel in kennis te worden gesteld, zodat zij de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. (…). De kennisgeving dient zowel de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te vermelden als aanbevelingen over hoe de betrokkene mogelijke negatieve gevolgen kan beperken. Betrokkenen dienen zo snel als redelijkerwijs mogelijk is, in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteit en met inachtneming van de door haarzelf of andere relevante autoriteiten (zoals rechtshandhavingsautoriteiten) aangereikte richtsnoeren, in kennis te worden gesteld. Zo zouden betrokkenen bijvoorbeeld onverwijld in kennis moeten worden gesteld wanneer (...) een onmiddellijk risico op schademoet worden beperkt, terwijl een langere termijn gerechtvaardigd kan zijn als er passende maatregelen moeten worden genomen tegen aanhoudende of soortgelijke inbreuken.

  • 68) 
    (...) Nagegaan moet worden of alle passende technische en organisatorische beschermingsmaatregelen ten uitvoer zijn gelegd om vast te stellen of een inbreuk in verband met

    persoonsgegevens heeft plaatsgevonden en de toezichthoudende autoriteit en de betrokkene onverwijld daarvan in kennis te stellen (...). Het feit dat de kennisgeving is gedaan zonder onnodige vertraging moet worden vastgesteld, met name rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk op de persoonsgegevens en de gevolgen en negatieve effecten voor de betrokkene. Die kennisgeving kan ertoe leiden dat de toezichthoudende autoriteit optreedt overeenkomstig haar in deze verordening neergelegde taken en bevoegdheden.

68a) De melding van een inbreuk op persoonsgegevens aan de betrokkene moet niet verplicht zijn wanneer de verantwoordelijke de passende technische beschermingsmaatregelen heeft

genomen en deze maatregelen zijn toegepast op de gegevens waarop de inbreuk op persoonsgegevens heeft plaatsgevonden. Tot dergelijke technische beschermingsmaatregelen dienen te behoren die welke de gegevens onbegrijpelijk maken voor eenieder die geen recht op toegang daartoe heeft, met name door versleuteling van de persoonsgegevens(...).

  • 69) 
    Bij de vaststelling van gedetailleerde regels betreffende het formaat en de procedures voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens dient de nodige aandacht te worden besteed aan de omstandigheden van de inbreuk, onder meer aan de vraag of de persoonsgegevens

    al dan niet met behulp van adequate technische beschermingsmaatregelen waren beschermd zodat de waarschijnlijkheid van identiteitsfraude of andere vormen van misbruik in de praktijk beperkt was. Bovendien dient bij dergelijke regels en procedures rekening te worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de rechtshandhavingsautoriteiten in gevallen waarin vroegtijdige bekendmaking het onderzoek naar de omstandigheden van een inbreuk nodeloos zou hinderen.

  • 70) 
    Richtlijn 95/46/EG i voorzag in een algemene verplichting om verwerking van persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteiten te melden. Deze verplichting leidt tot

    administratieve en financiële lasten, maar heeft niet in alle gevallen bijgedragen tot betere bescherming van de persoonsgegevens. Deze ongedifferentieerde algemene kennisgevingsverplichtingen dienen derhalve te worden afgeschaft en te worden vervangen door doeltreffende procedures en mechanismen die gericht zijn op de soorten verwerkingsoperaties die naar hun aard, reikwijdte, context en doeleinden waarschijnlijk grote risico's voor de rechten en vrijheden van personen meebrengen (...). Deze verwerkingsoperaties kunnen die zijn waarbij met name wordt gebruikgemaakt van nieuwe technologieën, of die nieuw zijn en als er vooraf geen privacyeffectbeoordeling is verricht door de verantwoordelijke, of wanneer zij noodzakelijk worden gelet op de tijd die is verstreken sinds de eerste verwerking.

70a) In dergelijke gevallen dient de verantwoordelijke (…) voorafgaand aan de verwerking een privacyeffectbeoordeling uit te voeren om de specifieke waarschijnlijkheid en de ernst van deze grote risico's te beoordelen, rekening houdend met de aard, omvang, context en

doeleinden van de verwerking en de bronnen van de risico's, waarbij met name wordt gekeken naar de geplande maatregelen, waarborgen en mechanismen om dat risico te beperken, de persoonsgegevens te beschermen en aan te tonen dat aan deze verordening is voldaan.

  • 71) 
    Dit dient met name te gelden voor (...) grootschalige verwerkingsoperaties die bedoeld zijn voor het verwerken van een aanzienlijke hoeveelheid persoonsgegevens op regionaal,

    nationaal of supranationaal niveau, waarvan een groot aantal betrokkenen gevolgen zou kunnen ondervinden en die bijvoorbeeld vanwege hun gevoelige aard, een hoog risico kunnen meebrengen, wanneer conform het bereikte niveau van technologische kennis een nieuwe technologie op grote schaal wordt gebruikt, alsmede voor andere verwerkingsoperaties die een groot risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen inhouden, met name wanneer betrokkenen als gevolg van die operaties hun rechten moeilijker kunnen uitoefenen. Een privacyeffectbeoordeling dient ook te worden gemaakt in gevallen waarin gegevens worden verwerkt met het oog op het nemen van besluiten met betrekking tot specifieke personen, na een systematische en uitgebreide beoordeling van aspecten van de persoonlijkheid van natuurlijke personen die is gebaseerd op de profilering van deze gegevens, of na de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens, biometrische gegevens, of gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen. Een privacyeffectbeoordeling is tevens nodig voor de bewaking op grote schaal van openbaar toegankelijke ruimten, met name wanneer optisch-elektronische apparatuur wordt gebruikt, of voor alle andere verwerkingen wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteit oordeelt dat zij waarschijnlijk een groot risico inhouden voor de rechten en vrijheden van betrokkenen, met name omdat betrokkenen als gevolg van deze verwerkingen een recht niet kunnen uitoefenen of geen beroep kunnen doen op een dienst of een overeenkomst, of omdat deze verwerkingen systematisch op grote schaal worden uitgevoerd. De verwerking van (...) persoonsgegevens, ongeacht de omvang of de aard van de gegevens, moet niet worden beschouwd als een grootschalige verwerking, indien de verwerking van deze gegevens wordt beschermd door het beroepsgeheim (...), zoals de verwerking van persoonlijke gegevens van patiënten of cliënten door een individuele arts of zorgprofessional of een individueel ziekenhuis of individuele advocaat. In die gevallen moet een privacyeffectbeoordeling niet verplicht worden gesteld.

  • 72) 
    Onder bepaalde omstandigheden kan het verstandig en nuttig zijn dat de privacyeffectbeoordeling zich niet beperkt tot een enkel project, bijvoorbeeld wanneer overheidsinstanties of -lichamen een gemeenschappelijk applicatie- of verwerkingsplatform willen opzetten of wanneer meerdere verantwoordelijken van plan zijn een gemeenschappelijke applicatie- of verwerkingsomgeving in te voeren voor een hele bedrijfstak, of een segment daarvan, of voor een gangbare horizontale activiteit.
  • 73) 
    Privacyeffectbeoordelingen kunnen worden verricht door een overheidsinstantie of –lichaam, indien een dergelijke beoordeling niet al is uitgevoerd in het kader van de aanneming van de nationale wet waarop de vervulling van de taken van de overheidsinstantie of het overheidslichaam

    is gebaseerd en waarin de specifieke verwerking of reeks verwerkingen wordt geregeld.

  • 74) 
    Wanneer een privacyeffectbeoordeling uitwijst dat de verwerking, ondanks de voorgenomen waarborgen, beveiligingsmaatregelen en risicobeperkende mechanismen, gepaard zou gaan met een hoog risico voor de rechten en vrijheden van personen, en de verantwoordelijke van mening is dat het niet mogelijk is dat risico te beperken door middel van maatregelen die wat beschikbare technologie en uitvoeringskosten betreft als redelijk aan te merken zijn, moet de toezichthoudende autoriteit worden geraadpleegd voordat met de verwerking wordt begonnen. Een dermate hoog risico doet zich wellicht voor bij bepaalde soorten gegevensverwerking en een bepaalde mate en frequentie van de verwerking, hetgeen kan leiden tot (...) schade of (...) aantasting van de rechten en vrijheden van betrokken. De toezichthoudende autoriteit dient

binnen een vastgestelde termijn op het verzoek om raadpleging te reageren. Het uitblijven van een reactie van de toezichthoudende autoriteit binnen deze termijn dient evenwel een optreden

van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig haar in deze verordening neergelegde taken en bevoegdheden onverlet te laten, onder meer de bevoegdheid om verwerkingsoperaties te verbieden. Als onderdeel van deze raadplegingsprocedure kan het resultaat van een privacyeffectbeoordeling die overeenkomstig artikel 33 wordt uitgevoerd voor de verwerking in kwestie, worden voorgelegd aan de toezichthoudende autoriteit, meer bepaald wat betreft de voorgenomen maatregelen om het risico voor de rechten en vrijheden van personen te beperken.

74a) De verwerker dient de verantwoordelijke, indien nodig en op verzoek, bij te staan om ervoor te zorgen dat de verplichtingen ingevolge de uitvoering van privacyeffectbeoordelingen en

voorafgaande raadpleging van de toezichthoudende autoriteit worden nagekomen.

74b) De toezichthoudende autoriteit dient tevens te worden geraadpleegd tijdens de voorbereiding van een wetgevings- of regelgevingsmaatregel houdende verwerking van persoonsgegevens (...), om ervoor te zorgen dat de voorgenomen verwerking strookt met deze verordening, en met name om de risico's daarvan voor betrokkenen te beperken.

  • 75) 
    Wanneer de verwerking wordt uitgevoerd in de overheidssector of wanneer de verwerking in de particuliere sector wordt uitgevoerd door een grote onderneming, of wanneer de kernactiviteiten,

    ongeacht de grootte van de onderneming, verwerkingen omvatten die regelmatig en stelselmatig toezicht vereisen, kan een persoon met deskundige kennis van gegevensbescherming en -praktijken de verantwoordelijke of de verwerker bijstaan bij het toezicht op de interne naleving van deze verordening. Dergelijke functionarissen voor gegevensbescherming dienen in staat te zijn hun taken en verplichtingen onafhankelijk te vervullen, ongeacht of zij in dienst zijn van de verantwoordelijken.

  • 76) 
    Verenigingen en andere organen die categorieën van de verantwoordelijken of verwerkers vertegenwoordigen, dienen te worden aangemoedigd om gedragscodes op te stellen, binnen de grenzen van deze verordening, teneinde de doeltreffende uitvoering van deze verordening te bevorderen, rekening houdend met het specifieke karakter van de verwerkingen in sommige sectoren en de specifieke behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gedragscodes zouden met name het ijkpunt kunnen zijn voor de verplichtingen van

    verantwoordelijken en verwerkers, rekening houdend met de aan de verwerking verbonden risico's voor de rechten en vrijheden van personen.

76a) Bij de opstelling van een gedragscode, of bij wijziging of uitbreiding van een dergelijke code, moeten verenigingen en andere organen die categorieën verantwoordelijken of verwerkers

vertegenwoordigen, overleg plegen met de belanghebbenden ter zake, waaronder waar mogelijk met betrokkenen, en rekening houden met bijdragen en standpunten naar aanleiding van dit overleg.

  • 77) 
    Teneinde de transparantie en naleving van deze verordening te versterken, dient het instellen van certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en -merktekens te worden

    bevorderd, zodat betrokkenen snel het gegevensbeschermingsniveau van producten en diensten ter zake kunnen beoordelen.

  • 78) 
    Grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens naar en vanuit landen buiten de Unie en internationale organisaties is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het internationale

    handelsverkeer en de internationale samenwerking. De groei van dit verkeer brengt nieuwe uitdagingen en aandachtspunten met zich mee wat de bescherming van persoonsgegevens betreft. Wanneer persoonsgegevens echter van de Unie aan voor verwerking verantwoordelijken, verwerkers of andere ontvangers in derde landen of internationale organisaties worden doorgegeven, mag dit niet ten koste gaan van het beschermingsniveau waarvan personen in de Unie door deze verordening verzekerd zijn, ook in gevallen van verdere doorgiften van persoonsgegevens van het derde land of de internationale organisatie aan voor verwerking verantwoordelijken, verwerkers in hetzelfde of een ander derde land, c.q. dezelfde of een andere internationale organisatie. Doorgifte naar derde landen en internationale organisaties mag in ieder geval alleen plaatsvinden in volledige overeenstemming met deze verordening. Een doorgifte mag alleen plaatsvinden indien, onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening, de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker de voorwaarden in hoofdstuk V naleeft.

  • 79) 
    Deze verordening doet geen afbreuk aan internationale overeenkomsten die de Unie en derde landen met elkaar hebben gesloten om de doorgifte van persoonsgegevens te regelen en

    waarin passende garanties voor de betrokkenen zijn opgenomen. De lidstaten kunnen internationale overeenkomsten sluiten die de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale overeenkomsten betreffen, voor zover dergelijke overeenkomsten deze verordening of andere bepalingen van het EU-recht onverlet laten en waarborgen bevatten ter bescherming van de rechten van de betrokkenen.

  • 80) 
    De Commissie kan besluiten, met rechtskracht voor de gehele Unie, dat bepaalde derde landen, of een gebied of een specifieke sector, zoals de particuliere sector of een of meer specifieke economische sectoren in een derde land, of een internationale organisatie een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens bieden, en daarmee in de gehele Unie rechtszekerheid en eenvormigheid verschaffen ten aanzien van derde landen of internationale organisaties die geacht worden een dergelijk beschermingsniveau te bieden. In zulke gevallen mogen persoonsgegevens naar de betrokken landen worden doorgegeven zonder dat

    specifieke toestemming noodzakelijk is.

  • 81) 
    Overeenkomstig de fundamentele waarden waarop de Unie is gegrondvest, in het bijzonder de bescherming van de mensenrechten, dient de Commissie bij haar beoordeling van een derde

    land of van een grondgebied of een specifieke verwerkingssector binnen een derde land, in aanmerking te nemen in welke mate de rechtsstaat, de toegang tot de rechter en de internationale mensenrechtennormen en -regels in het derde land worden geëerbiedigd, en dient zij de algemene en sectorale wetgeving, waaronder de wetgeving betreffende openbare veiligheid, defensie en nationale veiligheid en openbare orde en strafrecht, van het land in aanmerking te nemen. Bij de vaststelling van een adequaatheidsbesluit voor een grondgebied of een specifieke sector in een derde land moeten er duidelijke en objectieve criteria worden vastgesteld, zoals specifieke verwerkingsactiviteiten en het toepassingsgebied van de toepasselijke wettelijke normen en geldende wetgeving in het derde land. Het derde land dient garanties te bieden die een passend beschermingsniveau waarborgen, vooral wanneer gegevens en in één of meer specifieke sectoren worden verwerkt. Het derde land dient met name te zorgen voor daadwerkelijk toezicht op de gegevensbescherming en voor mechanismen van samenwerking met de Europese autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming. Voorts dienen de betrokkenen te beschikken over daadwerkelijke en afdwingbare rechten en daadwerkelijk administratief beroep en beroep in rechte te kunnen instellen.

81a) Afgezien van de internationale verplichtingen die het derde land of de internationale organisatie is aangegaan, dient de Commissie ook rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de deelneming van het derde land of de internationale organisatie aan multilaterale of regionale regelingen, in het bijzonder wat de bescherming van persoonsgegevens betreft, alsook met de uitvoering van deze verplichtingen. Er dient met name rekening te worden gehouden met de toetreding van het derde land tot het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het bijbehorende Aanvullend Protocol. Bij de beoordeling van het beschermingsniveau in derde landen of internationale organisaties dient de Commissie overleg te plegen met het Europees Comité voor

gegevensbescherming.

81b) De Commissie dient toe te zien op het functioneren van de besluiten over het beschermingsniveau in een derde land of een gebied of welbepaalde sector in een derde land of in een

internationale organisatie, daaronder begrepen de besluiten die zijn genomen op grond van artikel 25, lid 6, of artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG i. De Commissie moet binnen een redelijke termijn de werking van laatstgenoemde besluiten evalueren en alle relevante vaststellingen rapporteren aan het Comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 i, als vastgesteld uit hoofde van de onderhavige verordening.

  • 82) 
    De Commissie kan (...) vaststellen dat een derde land, een gebied of een bepaalde verwerkingssector in een derde land, of een internationale organisatie (…) geen passend beschermingsniveau meer waarborgt. De doorgifte van persoonsgegevens naar dat derde land of die internationale organisatie dient dan te worden verboden, tenzij aan de vereisten van de artikelen 42 tot en met 44 wordt voldaan. Er dient te worden geregeld dat er in die gevallen overleg plaatsvindt tussen de Commissie en de betrokken derde landen of internationale organisaties. De Commissie moet het derde land of de internationale organisatie tijdig op de hoogte brengen van haar motivering en met de andere partij in overleg treden om de situatie te verhelpen.
  • 83) 
    Indien er geen besluit is genomen waarbij een beschermingsniveau passend wordt verklaard, dient de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker maatregelen te nemen om het ontoereikende niveau van gegevensbescherming in een derde land te verhelpen door middel van passende garanties voor de betrokkene. Dergelijke passende garanties kunnen erin

    bestaan gebruik te maken van bindende bedrijfsvoorschriften, modelbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door de Commissie, modelbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door een toezichthoudende autoriteit of ad-hoc contractbepalingen die zijn goedgekeurd door een toezichthoudende autoriteit, of andere geschikte en evenredige maatregelen die gerechtvaardigd zijn in het licht van alle omstandigheden van een gegevensdoorgifte of reeks van gegevensdoorgiften en die zijn goedgekeurd door een toezichthoudende autoriteit. Die garanties moeten de naleving van gegevensbeschermingsvereisten en de rechten van de betrokkenen waarborgen, waaronder het recht om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen. Zij moeten met name betrekking hebben op de naleving van de algemene beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens, de beschikbaarheid van afdwingbare rechten van de betrokkene en van doeltreffende rechtsmiddelen en de beginselen van gegevensbescherming by design en by default. Doorgiften kunnen ook worden verricht door overheidsinstanties of -lichamen met overheidsinstanties of -lichamen in derde landen of met internationale organisaties met overeenkomstige taken en functies, ook op basis van bepalingen die moeten worden opgenomen in administratieve regelingen, zoals een memorandum van overeenstemming. De toestemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteit zou moeten worden verkregen wanneer de garanties worden geboden in niet juridisch bindende administratieve regelingen.

  • 84) 
    Dat de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker gebruik kan maken van modelbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door de Commissie of een toezichthoudende autoriteit, dient niet in te houden dat hij de modelbepalingen inzake gegevensbescherming niet in een bredere overeenkomst mag opnemen, waaronder een overeenkomst tussen de verwerker en een andere verwerker, of geen andere bepalingen of extra garanties mag toevoegen, mits deze niet direct of indirect in tegenspraak zijn met de door de Commissie of een toezichthoudende autoriteit vastgestelde modelcontractbepalingen en geen afbreuk doen aan de grondrechten of de fundamentele vrijheden van de betrokkenen.
  • 85) 
    Een bedrijfsconcern of een groep van ondernemingen die een gezamenlijke economische activiteit beoefent, dient voor zijn internationale doorgiften uit de Unie naar organisaties binnen hetzelfde bedrijfsconcern of dezelfde groep van ondernemingen te kunnen gebruikmaken van goedgekeurde bindende bedrijfsregels, mits daarin bepaalde essentiële beginselen en afdwingbare rechten zijn vastgelegd die passende waarborgen bieden ten aanzien van de doorgifte of categorieën van doorgiften van persoonsgegevens.
  • 86) 
    Doorgifte dient mogelijk te zijn in bepaalde gevallen waarin de betrokkene daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, wanneer de doorgifte incidenteel is in het kader van een overeenkomst of van een rechtsvordering, ongeacht of het een gerechtelijke of een administratieve of buitengerechtelijke procedure betreft, waaronder procedures bij regelgevingsinstanties. Doorgifte dient ook mogelijk te zijn wanneer in de wetgeving van de Unie of van de lidstaat vastgelegde gewichtige redenen van algemeen belang zulks vereisen, of wanneer het gaat om een doorgifte uit een bij de wet ingesteld register dat bedoeld is voor raadpleging door het publiek of personen met een gerechtvaardigd belang. In het laatste geval dient bij een dergelijke doorgifte niet de totaliteit van de in dit register opgenomen gegevens of categorieën gegevens te worden verstrekt en wanneer een register bedoeld is voor raadpleging door personen met een gerechtvaardigd belang, dient de doorgifte slechts plaats te vinden op verzoek van deze personen of wanneer de gegevens voor hen zijn bestemd.
  • 87) 
    Deze voorschriften dienen met name te gelden voor gegevensdoorgiften die nodig zijn op grond van gewichtige redenen van algemeen belang, zoals internationale gegevensuitwisselingen

    (...) tussen mededingingsautoriteiten, belasting- of douanediensten, financiële toezichthoudende autoriteiten, diensten met bevoegdheid op het gebied van de sociale zekerheid of voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld in geval van opsporing van contacten in het kader van de bestrijding van besmettelijke ziekten of met het oog op de terugdringing en/of uitbanning van doping in de sport (...). Doorgifte van persoonsgegevens dient ook als rechtmatig te worden beschouwd wanneer deze nodig is voor de bescherming van een belang dat essentieel is voor de vitale belangen van de betrokkene of een andere persoon, daaronder begrepen diens fysieke integriteit of leven, indien de betrokkene niet in staat is zijn toestemming te geven. Bij ontstentenis van een besluit waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard kan de Unie-wetgeving of de nationale wetgeving om gewichtige redenen van algemeen belang uitdrukkelijk grenzen stellen aan de doorgifte van specifieke categorieën van gegevens naar een derde land of een internationale organisatie. De lidstaten moeten dergelijke bepalingen aan de Commissie mededelen. Iedere doorgifte aan een internationale humanitaire organisatie, zoals een nationale Rode Kruisvereniging (...) of het ICRC, van persoonsgegevens van een betrokkene die lichamelijk of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven, kan, indien zij plaatsvindt met het oog op het uitvoeren van een opdracht die krachtens de Verdragen van Genève toekomt aan het Internationale Rode Kruis en de Rode Halve Maan en/of met het oog op het waarborgen van de getrouwe toepassing van het internationaal recht in gewapende conflicten, worden beschouwd als noodzakelijk in het kader van een gewichtige reden van algemeen belang of een reden van vitaal belang voor de betrokkene.

  • 88) 
    Doorgiften die niet als grootschalig of frequent kunnen worden aangemerkt, dienen ook mogelijk te zijn voor gerechtvaardigde belangen van de voor de verwerking

    verantwoordelijke of de verwerker, wanneer de belangen of de rechten en vrijheden van de betrokkene niet prevaleren boven die belangen en wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte heeft beoordeeld. De voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker schenkt bijzondere aandacht aan de aard van de gegevens, het doel en de duur van de voorgestelde verwerking of verwerkingen, alsmede aan de situatie in het land van herkomst, het derde land en het land van de uiteindelijke bestemming en, indien nodig, aan de geboden passende garanties ter bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens. Met betrekking tot de verwerking voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden dient rekening te worden gehouden met de gewettigde verwachting van de maatschappij dat er sprake is van vermeerdering van kennis. Om te beoordelen of een doorgifte grootschalig of frequent is, moet rekening worden gehouden met de hoeveelheid persoonlijke gegevens en het aantal betrokkenen en de vraag of de doorgifte incidenteel dan wel regelmatig heeft plaatsgevonden.

    • 89) 
      Wanneer de Commissie niet heeft besloten of het niveau van gegevensbescherming in een derde land passend is, dient de voor de verwerking verantwoordelijke in elk geval gebruik te maken van oplossingen die de betrokkenen ook na de doorgifte van hun gegevens verzekeren van de rechten en waarborgen die in de Unie gelden voor gegevensverwerking.
    • 90) 
      Sommige derde landen stellen wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en andere rechtsvoorschriften vast waarmee wordt beoogd de gegevensverwerkingsactiviteiten van natuurlijke en rechtspersonen die onder de jurisdictie van de lidstaten vallen, rechtstreeks te regelen. De extraterritoriale toepassing van deze wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en andere rechtsvoorschriften kan in strijd zijn met het internationaal recht en een belemmering vormen voor de bij deze verordening gegarandeerde bescherming van personen in de Unie. Doorgiften dienen alleen te kunnen plaatsvinden wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld aan doorgifte naar derde landen. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer verstrekking nodig is voor een algemeen belang dat erkend is in het Unierecht of in het recht van de lidstaat waarvan de voor de verwerking verantwoordelijke onderdaan is. (…)
  • 91) 
    Bij grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens naar landen buiten de Unie kan het voor personen moeilijker worden hun gegevensbeschermingsrechten uit te oefenen, met name teneinde zich te beschermen tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige verstrekking van die informatie. Bovendien kan het voor toezichthoudende autoriteiten onmogelijk worden klachten te behandelen of onderzoek te verrichten met betrekking tot activiteiten in het buitenland. Daarnaast kunnen hun mogelijkheden tot grensoverschrijdende samenwerking worden belemmerd door ontoereikende preventieve of corrigerende bevoegdheden, inconsistente rechtskaders en praktische obstakels, zoals beperkte middelen. Daarom dient nauwere samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming te worden bevorderd met het oog op de uitwisseling van informatie met soortgelijke instanties in het buitenland. Met het oog op de ontwikkeling van

    internationale samenwerkingsmechanismen om bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens internationale wederzijdse bijstand te faciliteren en te verlenen, moeten de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten bij activiteiten op het gebied van de uitoefening van hun bevoegdheden informatie uitwisselen en samenwerken met bevoegde autoriteiten in derde landen, op basis van wederkerigheid en overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, waaronder die in hoofdstuk V.

  • 92) 
    Het is voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens van wezenlijk belang dat in elke lidstaat een toezichthoudende autoriteit wordt ingesteld die bevoegd is haar taken en bevoegdheden volstrekt onafhankelijk uit te oefenen. De lidstaten hebben de mogelijkheid om in overeenstemming met hun constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur meer dan één toezichthoudende autoriteit in te stellen.

92a) De onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteiten houdt niet in dat de toezichthoudende autoriteiten niet kunnen worden onderworpen aan een controle- of toezichtmechanisme betreffende hun financiële uitgaven, en houdt evenmin in dat toezichthoudende autoriteiten niet kunnen worden onderworpen aan rechterlijke toetsing.

  • 93) 
    Wanneer een lidstaat meerdere toezichthoudende autoriteiten instelt, dient die lidstaat bij wet mechanismen in te stellen om ervoor te zorgen dat de toezichthoudende autoriteiten effectief deelnemen aan de conformiteitstoetsing. De betrokken lidstaat dient met name de

    toezichthoudende autoriteit aan te wijzen die optreedt als enig contactpunt voor de effectieve deelname van die autoriteiten aan de toetsing, teneinde een vlotte en soepele samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten, het Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie te verzekeren.

  • 94) 
    Iedere toezichthoudende autoriteit dient te beschikken over de (…) financiële en personele middelen en de huisvesting en infrastructuur die noodzakelijk zijn om haar taken, waaronder die in het kader van wederzijdse bijstand en samenwerking met andere toezichthoudende

    autoriteiten in de Unie, effectief uit te voeren. Iedere toezichthoudende autoriteit dient over een eigen jaarlijkse begroting te beschikken, die deel kan uitmaken van de algemene staats- of nationale begroting.

  • 95) 
    De algemene voorwaarden voor de leden van de toezichthoudende autoriteit dienen in elke lidstaat bij wet te worden vastgesteld en dienen met name te bepalen dat de leden hetzij door het parlement en/of de regering of het staatshoofd van de lidstaat worden benoemd, hetzij door een onafhankelijke instantie die door het nationaal recht middels een transparante

    procedure met de benoeming is belast. Teneinde de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit te waarborgen, dienen de leden van de toezichthoudende autoriteit zich te onthouden van alle handelingen die onverenigbaar zijn met hun taken en gedurende hun ambtstermijn geen al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden te verrichten die onverenigbaar zijn met hun taken. (…).

95a) Elke toezichthoudende autoriteit dient op het grondgebied van haar lidstaat bevoegd te zijn om de bevoegdheden en taken uit te oefenen die haar overeenkomstig deze verordening zijn toegekend. Daaronder dienen met name te vallen: de verwerking in het kader van de

activiteiten van een vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker op het grondgebied van zijn eigen lidstaat, de verwerking van persoonsgegevens door overheidsinstanties of particuliere organen die optreden in het algemeen belang, verwerking die gevolgen heeft voor betrokkenen op haar grondgebied, of verwerking, door een niet in de Europese Unie gevestigde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker, gericht op betrokkenen die op haar grondgebied verblijven. Ook het behandelen van door een betrokkene ingediende klachten, het evalueren van de toepassing van de verordening, het beter bekend maken van het brede publiek met de risico's, voorschriften, garanties en de rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens dienen daaronder te vallen.

  • 96) 
    De toezichthoudende autoriteiten dienen toezicht te houden op de toepassing van de krachtens deze richtlijn vastgestelde bepalingen en bij te dragen tot de consequente toepassing daarvan

    in de gehele Unie, teneinde natuurlijke personen te beschermen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de interne markt te vergemakkelijken. Daarom dienen de toezichthoudende autoriteiten bij deze verordening verplicht en gemachtigd te worden om met elkaar en met de Commissie samen te werken, zonder dat er een akkoord tussen de lidstaten over het verstrekken van wederzijdse bijstand of over zulke samenwerking nodig is.

  • 97) 
    Wanneer de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker in Unie plaatsvindt en de voor de werking verantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat is

    gevestigd, of wanneer de verwerking die in het kader van de activiteiten van een enkele vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker in Unie plaatsvindt, wezenlijke gevolgen heeft of waarschijnlijk wezenlijke gevolgen zal hebben voor betrokkenen in meer dan één lidstaat, moet de toezichthoudende autoriteit van de voornaamste vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker of van de ene vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker als de leidende toezichthoudende autoriteit optreden. Zij dient met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten samen te werken, omdat de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker een vestiging op het grondgebied van hun lidstaat heeft, omdat op hun grondgebied verblijvende betrokkenen wezenlijk worden geraakt, of omdat er bij hen een klacht is ingediend. Wanneer een niet in die lidstaat verblijvende betrokkene een klacht heeft ingediend, dient de toezichthoudende autoriteit bij wie die klacht is ingediend, ook een betrokken toezichthoudende autoriteit te worden. In het kader van zijn taken om richtsnoeren betreffende vragen over de toepassing van deze verordening uit te vaardigen, kan het Europees Comité voor gegevensbescherming richtsnoeren uitvaardigen, met name over de in aanmerking te nemen criteria om na te gaan of de verwerking in kwestie wezenlijke gevolgen heeft voor betrokkenen in meer dan één lidstaat, alsmede over wat een relevant en gemotiveerd bezwaar vormt.

97a) De leidende toezichthoudende autoriteit moet bevoegd zijn om bindende besluiten vast te stellen betreffende maatregelen ter toepassing van de overeenkomstig de bepalingen van deze verordening aan haar toegekende bevoegdheden. In haar hoedanigheid van leidende

toezichthoudende autoriteit, moet de toezichthoudende autoriteit de betrokken toezichthoudende autoriteiten nauw betrekken en coördineren in het besluitvormingsproces. Wanneer wordt besloten om de klacht van de betrokkene geheel of gedeeltelijk te verwerpen, moet dat besluit worden vastgesteld door de toezichthoudende autoriteit bij wie de klacht is ingediend.

97b) Het besluit dient gezamenlijk door de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten te worden goedgekeurd, gericht te zijn aan de voornaamste of enige vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker en bindende gevolgen te hebben voor de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker. De voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker dient de nodige maatregelen te treffen om deze verordening na te leven en om het door de leidende toezichthoudende autoriteit aan de voornaamste vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker

meegedeelde besluit betreffende de verwerkingsactiviteiten in de Unie uit te voeren.

97c) (...) Elke toezichthoudende autoriteit die niet optreedt als leidende toezichthoudende autoriteit, (...) dient bevoegd te zijn in lokale gevallen (...) waarbij de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat is gevestigd, maar (...) waarbij het onderwerp van de specifieke verwerking alleen een in een enkele lidstaat verrichte

verwerking betreft en daarbij alleen personen uit die ene lidstaat zijn betrokken (bijvoorbeeld wanneer het de verwerking van werknemersgegevens in de specifieke arbeidsmarktcontext van een lidstaat betreft). In dergelijke gevallen dient de toezichthoudende autoriteit de leidende toezichthoudende autoriteit onverwijld van de zaak in kennis te stellen. Nadat zij op de hoogte is gesteld, dient de leidende toezichthoudende autoriteit te besluiten of zij de zaak in het kader van het één-loketmechanisme zal behandelen, dan wel of de toezichthoudende autoriteit die haar van de zaak in kennis heeft gesteld, deze op lokaal niveau dient te behandelen. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit of zij de zaak al dan niet zal behandelen, dient zij rekening te houden met het al dan niet bestaan van een vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, opdat kan worden gegarandeerd dat een beslissing daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd ten aanzien van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak te behandelen, dient de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, de mogelijkheid te hebben een ontwerp van besluit in te dienen, en dient de leidende toezichthoudende autoriteit zo veel mogelijk daarmee rekening te houden wanneer zij haar ontwerpbesluit in het kader van het één-loketmechanisme opstelt.

  • 98) 
    De voorschriften betreffende de leidende toezichthoudende autoriteit en het éénloketmechanisme dienen niet te gelden wanneer de verwerking door overheidsinstanties of in het algemeen belang optredende particuliere organen wordt verricht. In die gevallen dient de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de overheidsinstantie of het particuliere orgaan is gevestigd, de enige overeenkomstig deze verordening bevoegde toezichthoudende autoriteit te zijn.
  • 99) 
    (…)
  • 100) 
    Met het oog op een consequent toezicht en eenvormige handhaving van deze verordening in de gehele Unie dienen de toezichthoudende autoriteiten in alle lidstaten dezelfde taken en

    feitelijke bevoegdheden te hebben, waaronder de bevoegdheden om onderzoek te verrichten, corrigerende maatregelen te treffen en sancties op te leggen, machtiging te verlenen en adviezen te verstrekken, in het bijzonder bij klachten van personen, en om, onverminderd de bevoegdheden die aan de met vervolging belaste autoriteiten conform het nationaal recht zijn toegekend, inbreuken op deze verordening ter kennis van de gerechtelijke autoriteiten te brengen en/of gerechtelijke procedures aan te spannen. Tot die bevoegdheden dient ook de bevoegdheid te behoren om de verwerking waarover de autoriteit wordt geraadpleegd, te verbieden. De lidstaten kunnen krachtens deze verordening andere aan de bescherming van persoonsgegevens verwante taken specificeren. De bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten (...) moeten overeenkomstig passende in de uniale en nationale wetgeving bepaalde procedurele garanties, onpartijdig, eerlijk en binnen een redelijke termijn worden uitgeoefend. Elke maatregel dient met name passend, noodzakelijk en evenredig te zijn met het oog op naleving van deze verordening en rekening houdend met de omstandigheden van elk individueel geval, het recht van iedere persoon te eerbiedigen om vóór het nemen van enige individuele maatregel die voor hem nadelige gevolgen zou hebben te worden gehoord, en overbodige kosten en buitensporige ongemakken voor de betrokken personen te vermijden. Onderzoeksbevoegdheden betreffende toegang tot terreinen moeten overeenkomstig de specifieke nationale procesrechtelijke voorschriften, zoals een verplichte voorafgaande toestemming van een rechterlijke instantie, worden uitgeoefend.

    Elke juridisch bindende maatregel van de toezichthoudende autoriteit dient schriftelijk, duidelijk en ondubbelzinnig te zijn, de toezichthoudende autoriteit die de maatregel heeft uitgevaardigd en de datum van uitvaardiging te vermelden, door het hoofd of een door het hoofd gemachtigd lid van de toezichthoudende autoriteit ondertekend te zijn, de redenen voor de maatregel te bevatten en naar het recht op een doeltreffende voorziening in rechte te verwijzen. Dit dient bijkomende voorschriften overeenkomstig het nationale procesrecht niet uit te sluiten. De vaststelling van dergelijke juridisch bindende besluiten impliceert de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die het besluit heeft vastgesteld.

  • 101) 
    (…).

101a) Wanneer de toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend, niet de leidende toezichthoudende autoriteit is, dient de leidende toezichthoudende autoriteit overeenkomstig de bepalingen van deze verordening betreffende samenwerking en conformiteit nauw samen te werken met de toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend. In dergelijke gevallen dient de leidende toezichthoudende autoriteit, bij het nemen van maatregelen die rechtsgevolgen beogen te hebben, waaronder het opleggen van administratieve geldboetes, verregaand rekening te houden met het standpunt van de toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend en die bevoegd moet blijven om, in overleg met de bevoegde

toezichthoudende autoriteit, elk onderzoek te verrichten op het grondgebied van haar eigen lidstaat.

101b) In gevallen waarin een andere toezichthoudende autoriteit als leidende toezichthoudende autoriteit dient op te treden voor de verwerkingsactiviteiten van de voor de werking

verantwoordelijke of de verwerker, maar het voorwerp van een klacht of een mogelijke inbreuk alleen betrekking heeft op verwerkingsactiviteiten van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in de ene lidstaat waar de klacht is ingediend of waar de mogelijke inbreuk is opgespoord en het geval geen wezenlijke gevolgen heeft of waarschijnlijk geen wezenlijke gevolgen heeft voor betrokkenen in andere lidstaten, dient de toezichthoudende autoriteit bij wie een klacht wordt ingediend, of die situaties die mogelijke inbreuken op deze verordening inhouden op het spoor is gekomen of er op een andere manier over wordt geïnformeerd, een minnelijke schikking trachten te treffen en, indien dit niet mogelijk is, de volle reikwijdte van haar bevoegdheden uit te oefenen. Daaronder dienen te vallen: specifieke verwerking op het grondgebied van de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit of met betrekking tot betrokkenen op het grondgebied van die lidstaat; of verwerking in het kader van een aanbod van goederen of diensten dat specifiek is gericht op betrokkenen op het grondgebied van de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit; of verwerking die met inachtneming van de relevante nationale wettelijke verplichtingen moet worden beoordeeld.

  • 102) 
    De toezichthoudende autoriteiten dienen bij voorlichtingsactiviteiten voor het publiek specifieke maatregelen te nemen voor de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers, waaronder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsmede personen, met name in het onderwijs.
  • 103) 
    De toezichthoudende autoriteiten dienen elkaar bij de uitvoering van hun taken met het oog op de consequente toepassing en eenvormige handhaving van deze verordening binnen de interne markt bijstand te verlenen. Wanneer een om wederzijdse bijstand verzoekende

    toezichthoudende autoriteit die binnen de maand na het versturen van het verzoek geen antwoord van de aangezochte toezichthoudende autoriteit heeft ontvangen, een voorlopige maatregel treft, moet die voorlopige maatregel naar behoren gerechtvaardigd en van een louter voorlopige aard zijn.

  • 104) 
    Iedere toezichthoudende autoriteit dient het recht te hebben om deel te nemen aan gezamenlijke operaties van toezichthoudende autoriteiten. Iedere aangezochte toezichthoudende autoriteit dient verplicht te zijn binnen een vastgestelde termijn op het verzoek te reageren.
  • 105) 
    Om te zorgen dat deze verordening in de gehele Unie consequent wordt toegepast, dient een conformiteitstoetsing voor samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten (...) te

    worden vastgesteld. Deze toetsing dient met name toepasselijk te zijn wanneer een toezichthoudende autoriteit voornemens is betreffende verwerkingsactiviteiten met wezenlijke gevolgen voor een betekenisvol aantal betrokkenen in verscheidene lidstaten een maatregel vast te stellen waarmee rechtsgevolgen worden beoogd. Zij dient ook van toepassing te zijn wanneer enige betrokken toezichthoudende autoriteit of de Commissie verzoekt om een dergelijke aangelegenheid aan de conformiteitstoetsing te onderwerpen. Deze toetsing dient geen afbreuk te doen aan maatregelen die de Commissie kan nemen in de uitoefening van de bevoegdheden die haar bij de Verdragen zijn toegekend.

  • 106) 
    Bij de toepassing van de conformiteitstoetsing dient het Europees Comité voor gegevensbescherming binnen een bepaalde termijn een advies uit te brengen, indien een (…)

    meerderheid van zijn leden daartoe beslist of indien een betrokken toezichthoudende autoriteit

    of de Commissie daarom verzoekt. Het Europees Comité voor gegevensbescherming moet

    ook bevoegd zijn om juridisch bindende besluiten vast te stellen over geschillen tussen

    toezichthoudende autoriteiten. In welomschreven gevallen waarin er tussen toezichthoudende

    autoriteiten, met name in de procedure voor samenwerking tussen de leidende

    toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten, meningsverschillen

    over de grond van de zaak bestaan, met name over de vraag of er sprake is van

    een inbreuk op deze verordening, dient het Comité in beginsel met tweederdemeerderheid van

    de leden juridisch bindende besluiten uit te vaardigen.

  • 107) 
    (…)
  • 108) 
    Er kan dringend moeten worden opgetreden om de rechten en vrijheden van de betrokkenen te beschermen, met name wanneer het gevaar bestaat dat de handhaving van een recht van een

    betrokkene aanzienlijk zou kunnen worden belemmerd. Derhalve dient een toezichthoudende autoriteit de mogelijkheid te hebben om bij het verrichten van de conformiteitstoetsing voorlopige maatregelen met een bepaalde geldigheidsduur vast te stellen.

  • 109) 
    In de gevallen waarin deze toetsing verplicht is, dient het verrichten ervan een voorwaarde te zijn voor de wettigheid van een maatregel van een toezichthoudende autoriteit waarmee

    rechtsgevolgen worden beoogd. In andere grensoverschrijdende gevallen dient de procedure voor samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteit te worden toegepast. Op een bilaterale of multilaterale basis kan tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten wederzijdse bijstand worden verleend en kunnen er gezamenlijke maatregelen worden uitgevoerd zonder dat zulks aanleiding geeft tot een conformiteitstoetsing.

  • 110) 
    Teneinde de consequente toepassing van de verordening te bevorderen, moet het Europees

    Comité voor gegevensbescherming als een onafhankelijk orgaan van de Unie worden opgericht. Ter verwezenlijking van zijn doelstellingen moet het Europees Comité voor gegevensbescherming over rechtspersoonlijkheid beschikken. Het Europees Comité voor gegevensbescherming dient door zijn voorzitter te worden vertegenwoordigd. Dit comité dient de bij Richtlijn 95/46/EG i opgerichte Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens te vervangen. Het dient te bestaan uit de hoofden van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten, of hun vertegenwoordiger (...). De Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dienen deel te nemen aan de activiteiten van het comité, maar hebben geen stemrecht. Het Europees Comité voor gegevensbescherming dient bij te dragen aan de consequente toepassing van deze verordening in de Unie, onder meer door de Commissie advies te verlenen, met name over het beschermingsniveau in derde landen of in internationale organisaties, en de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in de Unie te bevorderen. Het Europees Comité voor gegevensbescherming dient bij de uitvoering van zijn taken onafhankelijk op te treden.

110a) Het Europees Comité voor gegevensbescherming dient te worden bijgestaan door een secretariaat dat wordt verzorgd door het secretariaat van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De personeelsleden van het secretariaat van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming die betrokken zijn bij de uitvoering van de taken die krachtens deze verordening aan het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn opgedragen, dienen hun taken uitsluitend te verrichten volgens de instructies van de

voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming, en zij dienen aan hem verslag uit te brengen. De organisatorische scheiding van de personeelsleden moet betrekking hebben op alle diensten die noodzakelijk zijn voor de onafhankelijke werking van het Europees Comité voor gegevensbescherming.

111)Iedere betrokkene dient het recht te hebben om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit, met name in de lidstaat waar hij gewoonlijk verblijft, en een doeltreffende

voorziening in rechte in te stellen overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten indien hij meent dat inbreuk is gemaakt op zijn rechten uit hoofde van deze verordening of indien de toezichthoudende autoriteit niet optreedt naar aanleiding van een klacht, een klacht gedeeltelijk of geheel afwijst of verwerpt, of indien deze niet optreedt wanneer zulk optreden noodzakelijk is ter bescherming van de rechten van de betrokkene. Het onderzoek dat naar aanleiding van een klacht wordt uitgevoerd, heeft een voor het specifieke geval passende reikwijdte en kan worden onderworpen aan rechterlijke toetsing. De toezichthoudende autoriteit dient de betrokkene binnen een redelijke termijn in kennis te stellen van de voortgang en het resultaat van de klacht. Indien de zaak verder onderzoek of coördinatie met een andere toezichthoudende autoriteit vereist, dient de betrokkene tussentijdse informatie te worden verstrekt. Elke toezichthoudende autoriteit dient maatregelen te treffen om het indienen van klachten te faciliteren, zoals het ter beschikking stellen van een klachtenformulier dat tevens elektronisch kan worden ingevuld, zonder dat andere communicatiemiddelen worden uitgesloten.

112)Wanneer een betrokkene van oordeel is dat inbreuk is gemaakt op zijn rechten uit hoofde van deze verordening, moet hij het recht hebben organen, organisaties of verenigingen die de

bescherming van de rechten en belangen van betrokkenen in verband met de bescherming van hun persoonsgegevens tot doel hebben en die volgens het recht van een lidstaat zijn opgericht,

te machtigen namens hem een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit of namens betrokkenen het recht op een voorziening in rechte uit te oefenen. De lidstaten kunnen bepalen dat deze organen, organisaties of verenigingen over het recht moeten beschikken om, onafhankelijk van de opdracht van een betrokkene, in die lidstaat een klacht in te dienen en/of over het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, indien zij redenen hebben om aan te nemen dat [...] de rechten van een betrokkene zijn geschonden als gevolg van een verwerking van persoonsgegevens die niet strookt met deze verordening. Voor deze organen, organisaties of verenigingen kan worden bepaald dat zij niet het recht hebben om namens een betrokkene schadeloosstelling te eisen.

113)Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht om voor het Hof van Justitie (het "Hof van Justitie") van de Europese Unie een beroep tot nietigverklaring in te stellen tegen een besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming, onder de in artikel 263 VWEU

bedoelde voorwaarden. Als adressaten van dergelijke besluiten dienen de betrokken toezichthoudende autoriteiten die deze besluiten wensen aan te vechten, binnen twee maanden na de kennisgeving ervan beroep in te stellen overeenkomstig artikel 263 VWEU. Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke, de verwerker of de klager rechtstreeks en individueel wordt geraakt door besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming, kan hij, binnen twee maanden na de bekendmaking ervan op de website van het Europees Comité voor gegevensbescherming, een beroep tot nietigverklaring van deze besluiten instellen overeenkomstig artikel 263 VWEU. Onverminderd dit recht uit hoofde van artikel 263 VWEU dient iedere natuurlijke of rechtspersoon het recht te hebben om tegen een besluit van een toezichthoudende autoriteit dat ten aanzien van die persoon rechtsgevolgen heeft, voor de bevoegde nationale rechterlijke instantie een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen. Een dergelijk besluit heeft meer bepaald betrekking op de uitoefening van met onderzoek, correctie en toestemming verband houdende bevoegdheden door de toezichthoudende autoriteit, of op de afwijzing of verwerping van klachten. Dat recht geldt echter niet voor andere maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten die niet juridisch bindend zijn, zoals adviezen. Een vordering tegen een toezichthoudende autoriteit dient te worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de toezichthoudende autoriteit gevestigd is, en dient in overeenstemming te zijn met het nationaal procesrecht van die lidstaat. Die rechterlijke instanties dienen volledige rechtsmacht uit te oefenen, waaronder rechtsmacht om alle feitelijke en juridische vraagstukken in verband met het ter tafel liggende geschil te onderzoeken. Wordt een klacht door een toezichthoudende autoriteit afgewezen of verworpen, dan kan de klager beroep instellen bij de rechterlijke instanties in dezelfde lidstaat. In het kader van voorzieningen in rechte in verband met de toepassing van deze verordening, kunnen, of, in het geval van artikel 267 VWEU, moeten de nationale rechterlijke instanties die van oordeel zijn dat een beslissing ter zake noodzakelijk is voor het wijzen van hun vonnis, het Hof van Justitie verzoeken om een prejudiciële beslissing over de interpretatie van het Unierecht, met inbegrip van deze verordening.

Bovendien, wanneer een besluit van een toezichthoudende autoriteit tot uitvoering van een besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming wordt aangevochten voor een nationale rechterlijke instantie en de geldigheid van het besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming aan de orde is, heeft die nationale rechterlijke instantie niet de bevoegdheid om het besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming ongeldig te verklaren, maar dient zij, wanneer zij het besluit ongeldig acht, de vraag inzake de geldigheid voor te leggen aan het Hof van Justitie overeenkomstig artikel 267 VWEU zoals uitgelegd

door het Hof van Justitie in de zaak Foto-frost 1 . Een nationale rechterlijke instantie kan een

vraag inzake de geldigheid van een besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming echter niet aan het Hof voorleggen op verzoek van een natuurlijke of rechtspersoon die de mogelijkheid had om beroep tot nietigverklaring van dat besluit in te stellen, met name wanneer hij rechtstreeks en individueel door dat besluit was geraakt, maar dit niet heeft gedaan binnen de in artikel 263 VWEU gestelde termijn.

113a) Wanneer een rechterlijke instantie die belast is met een procedure tegen een besluit van een toezichthoudende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat er bij een bevoegde

rechterlijke instantie in een andere lidstaat al een procedure is ingeleid in verband met dezelfde verwerking, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om hetzelfde onderwerp van de verwerking, dezelfde activiteiten van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker, of dezelfde aanleiding, neemt zij contact op met die instantie om het bestaan van de verwante procedure te verifiëren. Indien er voor een rechterlijke instantie in een andere lidstaat een verwante procedure loopt, kan iedere andere rechterlijke instantie dan die welke als eerste is aangezocht haar procedure schorsen, of zij kan, op verzoek van een van de partijen, tot verwijzing naar de eerst aangezochte instantie overgaan, mits die laatste bevoegd is om van de betrokken procedure kennis te nemen en mits haar wetgeving de voeging ervan toestaat. Verwante procedures zijn procedures waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

114)(…)

115)(…)

1 Zaak C-314/85.

116)Voor procedures tegen een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker dient de verzoeker te kunnen kiezen om de zaak aanhangig te maken bij een rechter in de lidstaat waar de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker een vestiging heeft, of dit te doen in de lidstaat waar de betrokkene woont, tenzij de voor de verwerking verantwoordelijke een overheidsinstantie is die krachtens overheidsbevoegdheid handelt.

117)(…)

118)De schade die iemand ten gevolge van een onrechtmatige verwerking kan lijden, dient te worden vergoed door de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker, die van zijn aansprakelijkheid dient te worden vrijgesteld indien hij bewijst dat hij niet verantwoordelijk is voor de schade (...). Het begrip 'schade' dient ruim te worden uitgelegd in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, op een wijze die ten volle recht doet aan de doelstellingen van deze verordening. Dit laat eventuele eisen tot schadeloosstelling wegens inbreuken op andere regels in het recht van de Unie of de lidstaten onverlet. (…)

Wanneer wordt gewaagd van een verwerking die niet in overeenstemming is met deze verordening, wordt eveneens bedoeld een verwerking die niet in overeenstemming is met gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die werden vastgesteld overeenkomstig deze verordening, alsmede nationale wetgeving waarin in deze verordening vervatte regels worden gespecificeerd.

De betrokkenen dienen volledige en daadwerkelijke vergoeding van de door hen geleden schade te ontvangen. Wanneer voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers betrokken zijn bij dezelfde verwerking, dienen zij elk voor de volledige schade aansprakelijk te worden gehouden. Wanneer zij evenwel in overeenstemming met het nationaal recht zijn gevoegd in dezelfde gerechtelijke procedure, kan elke voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker overeenkomstig zijn aandeel in de verantwoordelijkheid voor de schade die door de verwerking werd veroorzaakt, een deel van de vergoeding dragen, mits de betrokkene die schade heeft geleden volledig en daadwerkelijk wordt vergoed. Iedere voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker die (...) de volledige vergoeding heeft betaald, kan vervolgens een regresvordering instellen tegen andere voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers die bij dezelfde verwerking betrokken zijn.

118a) Waar deze verordening voorziet in specifieke bevoegdheidsregels, met name wat betreft procedures die een voorziening in rechte, met inbegrip van schadeloosstelling, tegen een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker beogen, dienen algemene

bevoegdheidsregels, zoals die van Verordening (EU) nr. 1215/2012 i, geen afbreuk te doen aan de toepassing van die specifieke regels.

118b) Met het oog op een krachtiger handhaving van de voorschriften van deze verordening kunnen straffen en administratieve geldboetes worden opgelegd voor elke inbreuk op de verordening, naast of in plaats van passende maatregelen die door de toezichthoudende autoriteiten ingevolge deze verordening worden opgelegd. Indien het gaat om een kleine inbreuk of indien de te verwachten geldboete een onevenredige last zou berokkenen aan een natuurlijk persoon, kan in plaats van een geldboete gekozen worden voor een berisping. Er dient evenwel rekening te worden gehouden met de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, met het antwoord op de vraag of de inbreuk opzettelijk is gepleegd, met getroffen

maatregelen ter verlichting van de geleden schade, met de mate van verantwoordelijkheid, of

met eerdere relevante inbreuken, met de wijze waarop de inbreuk ter kennis van de

toezichthoudende autoriteit is gekomen, met de naleving van de maatregelen die werden

genomen tegen de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker, met de

aansluiting bij een gedragscode en met alle andere verzwarende of verzachtende factoren.

Het opleggen van straffen en administratieve geldboetes moet onderworpen zijn aan

passende procedurele garanties overeenkomstig de algemene beginselen van het recht van de

Unie en het Handvest van de grondrechten, waaronder een doeltreffende voorziening in

rechte en een eerlijke rechtsbedeling. Wanneer het nationaal recht van een lidstaat niet

voorziet in administratieve geldboetes, kan deze lidstaat afzien van het opleggen van

administratieve geldboetes voor inbreuken op deze verordening indien daarop in het

nationaal recht reeds strafrechtelijke sancties staan en gewaarborgd wordt dat deze sancties

doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en stroken met het in deze verordening

bepaalde niveau van de administratieve geldboetes.

  • 119) 
    De lidstaten kunnen de voorschriften betreffende strafrechtelijke sancties voor inbreuken op deze verordening vaststellen, onder meer voor inbreuken op nationale regels ingevolge en

    binnen de grenzen van deze verordening. Deze strafrechtelijke sancties kunnen ook inhouden dat de via inbreuken op deze verordening verkregen voordelen worden tenietgedaan. Het opleggen van strafrechtelijke sancties voor inbreuken op dergelijke nationale regels en van administratieve sancties mag evenwel niet resulteren in de inbreuk op het beginsel ne bis in idem, zoals het Hof van Justitie dit heeft uitgelegd.

  • 120) 
    Teneinde de administratieve straffen tegen inbreuken op deze verordening te versterken en te harmoniseren dient iedere toezichthoudende autoriteit bevoegd te zijn om administratieve

    geldboetes op te leggen. In deze verordening dienen de overtredingen te worden benoemd, evenals maxima en criteria voor het vaststellen van de daaraan verbonden administratieve geldboetes, die per afzonderlijk geval dienen te worden bepaald door de bevoegde toezichthoudende autoriteit, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van de specifieke situatie, met inachtneming van met name de aard, de ernst en de duur van de inbreuk en van de gevolgen ervan en de maatregelen die zijn genomen om naleving van de verplichtingen uit hoofde van de verordening te waarborgen en de gevolgen van de inbreuk te voorkomen of te beperken. Wanneer de geldboetes worden opgelegd aan personen die geen commerciële onderneming zijn, moet de toezichthoudende autoriteit bij het bepalen van een passend bedrag voor de geldboete rekening houden met het algemene inkomensniveau in de lidstaat. De conformiteitstoetsing kan ook worden gebruikt ter bevordering van een consequente toepassing van administratieve geldboetes. Het dient aan de lidstaten te zijn om te bepalen of en in welke mate overheidsinstanties aan administratieve geldboetes moeten zijn onderworpen. Het opleggen van een administratieve geldboete of het geven van een waarschuwing heeft geen gevolgen voor de uitoefening van andere bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten of voor het toepassen van andere sancties uit hoofde van de verordening.

120a) Waar deze verordening niet voorziet in een harmonisering van de administratieve straffen of indien nodig in andere gevallen, bijvoorbeeld bij ernstige inbreuken op de verordening,

dienen de lidstaten een systeem toe te passen dat zorgt voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen. De aard van die straffen (strafrechtelijk of administratief) dient te worden bepaald in het nationaal recht.

  • 121) 
    In de wetgeving van de lidstaten moeten de voorschriften betreffende de vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van journalistieke, academische, artistieke en/of literaire uitdrukkingsvormen in overeenstemming worden gebracht met het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening. Voor de verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden of ten behoeve van academische, artistieke en literaire uitdrukkingsvormen moeten afwijkingen van of uitzonderingen op een aantal bepalingen van deze verordening worden ingesteld, teneinde indien nodig het recht op bescherming van persoonsgegevens te verzoenen met het recht op de vrijheid van

    meningsuiting en van informatie, zoals dat bij artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt gewaarborgd. Dit dient met name te gelden voor de verwerking van persoonsgegevens voor audiovisuele doeleinden en in nieuws- en persarchieven. De lidstaten moeten derhalve wettelijke maatregelen treffen om de uitzonderingen en afwijkingen vast te stellen die nodig zijn om een juiste balans tussen deze grondrechten tot stand te brengen. De lidstaten dienen die uitzonderingen en afwijkingen vast te stellen met betrekking tot de algemene beginselen, de rechten van de betrokkene, de voor de verwerking verantwoordelijke en de verwerker, de doorgifte van gegevens naar derde landen of internationale organisaties, de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten en samenwerking en conformiteit. Indien die uitzonderingen of afwijkingen per lidstaat verschillen, is de nationale wetgeving van de lidstaat waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen, van toepassing. Gelet op het belang van het recht van vrijheid van meningsuiting in elke democratische samenleving, dienen begrippen die betrekking hebben op die vrijheid, zoals journalistiek, ruim te worden uitgelegd. (…)

121a) Deze verordening biedt de mogelijkheid om bij de toepassing van de daarin vastgelegde voorschriften rekening te houden met het beginsel recht van toegang van het publiek tot officiële documenten. De toegang van het publiek tot officiële documenten kan als een

algemeen belang worden beschouwd. Persoonsgegevens in documenten die in het bezit zijn van een overheidsinstantie of overheidsorgaan, moeten door die instantie of dat orgaan kunnen worden vrijgegeven, indien in de wetgeving van de Unie of van de lidstaat waaraan de overheidsinstantie of het overheidsorgaan is onderworpen, in de vrijgave van die gegevens wordt voorzien. Die wetgeving moet de toegang van het publiek tot officiële documenten en het hergebruik van overheidsinformatie verzoenen met het recht op bescherming van persoonsgegevens, en mag derhalve voorzien in de nodige afwijkingen op de regels van deze verordening. De verwijzing naar overheidsinstanties en -organen in deze context moet alle autoriteiten en andere organen die onder de nationale wetgeving inzake de toegang van het publiek tot documenten vallen, omvatten. Richtlijn 2003/98/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie doet geen afbreuk aan en heeft geen gevolgen voor het niveau van bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van het recht van de Unie en het nationale recht, en houdt met name geen wijziging in van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen en rechten. Die richtlijn geldt met name niet voor documenten die krachtens de toegangsregelingen niet of in beperkte mate mogen worden ingezien omwille van de bescherming van persoonsgegevens, en voor delen van documenten die krachtens die regelingen mogen worden ingezien, maar die persoonsgegevens bevatten waarvan het hergebruik bij wet onverenigbaar is verklaard met het de wetgeving inzake bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

  • 122) 
    (…)
  • 123) 
    (…)
  • 124) 
    Bij nationale wetgeving of collectieve overeenkomsten (met inbegrip van

    "bedrijfsovereenkomsten") kunnen specifieke voorschriften worden vastgesteld voor de verwerking van de persoonsgegevens van werknemers in het kader van de arbeidsverhouding, met name met het oog op aanwerving, de uitvoering van het arbeidscontract, met inbegrip van de naleving van wettelijke of uit collectieve overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, het beheer, de planning en de organisatie van de arbeid, gelijkheid en diversiteit op het werk en gezondheid en veiligheid op het werk, met het oog op de uitoefening en het genot van de met de arbeidsverhouding samenhangende individuele of collectieve rechten en voordelen, en met het oog op de beëindiging van de arbeidsverhouding.

  • 125) 
    Bij de verwerking van persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke (...) doeleinden en voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang (...) dient, naast de

    algemene beginselen en de specifieke bepalingen van deze verordening, met name wat betreft voorwaarden voor rechtmatige verwerking ook andere toepasselijke wetgeving, zoals de wetgeving inzake klinische proeven, in acht te worden genomen. De verdere verwerking van persoonsgegevens voor historische, statistische en wetenschappelijke doeleinden en voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang (...) dient niet te worden beschouwd als onverenigbaar met de doeleinden waarvoor de gegevens in eerste instantie zijn verzameld, en is toegestaan voor een langere periode dan voor het oorspronkelijke doel noodzakelijk is (...). De lidstaten dienen te worden gemachtigd om, onder specifieke voorwaarden en met adequate garanties voor betrokkenen, nader te bepalen wat de informatievoorschriften en het recht inzake toegang en rectificatie, het recht om te worden vergeten en om gegevens te laten wissen, het recht van beperking van de verwerking, het recht van gegevensoverdraagbaarheid en het recht van bezwaar tegen verwerking van persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden en voor archiveringsdoeleinden inhouden, en afwijkingen van deze voorschriften en rechten vast te stellen (...).Indien dit, gelet op de met de specifieke verwerking beoogde doeleinden, passend is, kunnen in de genoemde voorwaarden en garanties specifieke procedures voor de uitoefening van deze rechten door betrokkenen worden opgenomen, in combinatie met technische en organisatorische maatregelen om, in het licht van de beginselen noodzaak en evenredigheid, het verwerken van persoonsgegevens tot een minimum te beperken.

125a) (…).

125aa) Door gegevens uit verschillende registers te koppelen, kunnen onderzoekers nieuwe en zeer waardevolle kennis verwerven, bijvoorbeeld over veel voorkomende ziekten,

zoals hart- en vaatziekten, kanker, depressie, enz. Met registeronderzoek komt een groter deel van de bevolking in beeld, waardoor de resultaten kunnen worden verbeterd. In de sociale wetenschappen kunnen wetenschappers dankzij registeronderzoek essentiële kennis verwerven over de gevolgen op lange termijn van een aantal sociale factoren, zoals werkloosheid, onderwijs, en het verband tussen die factoren en andere levensomstandigheden. Onderzoeksresultaten die op basis van registers worden verkregen, leveren solide kennis van hoge kwaliteit op, welke kan worden gebruikt om op kennis gebaseerd beleid te ontwikkelen en te implementeren, de levenskwaliteit van een deel van de bevolking te verbeteren, sociale diensten efficiënter te maken, enz. Daarom moet, teneinde wetenschappelijk onderzoek te faciliteren, worden bepaald dat persoonsgegevens, met inachtneming van de passende voorwaarden en garanties die in de wetgeving van de lidstaten of van de Unie zijn vastgesteld, voor wetenschappelijke doeleinden mogen worden verwerkt. Toestemming van de betrokkene zou dan niet vereist zijn voor elke verdere verwerking voor wetenschappelijke doeleinden.

125b) De Raad heeft op 6 mei 2003 in zijn resolutie over archieven in de lidstaten 2 beklemtoond

dat archieven belangrijk zijn voor het begrip van de Europese geschiedenis en cultuur en "dat zorgvuldig geordende en toegankelijke archieven bijdragen tot de democratische werking van onze samenlevingen". Wanneer persoonsgegevens voor archiveringsdoeleinden worden verwerkt, dient deze verordening ook voor verwerking met dit doel te gelden, met dien verstande dat deze verordening niet van toepassing mag zijn op overleden personen.

Overheidsinstanties of openbare of particuliere organen die in het bezit zijn van gegevens van algemeen belang, moeten diensten zijn die, conform de wetgeving van de Unie of van de lidstaten, wettelijk verplicht zijn gegevens van blijvende waarde voor het algemeen belang te verwerven, te bewaren, te beoordelen, te ordenen, te beschrijven, mee te delen, onder de aandacht te brengen, te verspreiden en toegankelijk te maken. De lidstaten moeten tevens gemachtigd worden om te bepalen dat persoonsgegevens voor archiveringsdoeleinden verder mogen worden verwerkt, bijvoorbeeld met het oog op het verstrekken van specifieke informatie over het politiek gedrag onder voormalige totalitaire regimes.

2 PB C 113 van 13.5.2003, blz. 2.

Gedragscodes kunnen bijdragen tot de juiste toepassing van deze verordening, onder meer wanneer persoonsgegevens met het oog op archivering in het algemeen belang worden verwerkt en in dat verband in de gedragscode passende garanties voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen worden opgenomen. Deze codes moeten worden opgesteld door de officiële archieven van de lidstaten of door de Europese Archiefgroep. De internationale doorgifte van persoonsgegevens uit archieven moet plaatsvinden onverminderd de toepasselijke Europese en nationale regels voor het verkeer van cultuurgoederen en nationaal bezit.

  • 126) 
    Wanneer persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden worden verwerkt, moet deze verordening ook op verwerking met dat doel van toepassing zijn. Voor de toepassing van deze verordening dient de verwerking van persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en uit particuliere middelen gefinancierd

    onderzoek te omvatten en dient bovendien de doelstelling van de Unie uit hoofde van artikel 179, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te weten de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte, in acht te worden genomen. Wetenschappelijke doeleinden omvatten ook studies op het gebied van de volksgezondheid die in het algemeen belang worden gedaan. Om als verwerking van persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden te worden aangemerkt, moet de verwerking aan specifieke voorwaarden voldoen, met name wat betreft het publiceren of anderszins verstrekken van persoonsgegevens voor wetenschappelijke doeleinden. Indien de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, met name op het gebied van gezondheid, aanleiding geven tot verdere maatregelen in het belang van de betrokkene, zijn met het oog op deze maatregelen de algemene regels van deze verordening van toepassing.

126a) Wanneer persoonsgegevens voor historische doeleinden worden verwerkt, dient deze verordening ook voor verwerking met dat doel te gelden. Dit dient ook historisch onderzoek en onderzoek voor genealogische doeleinden te omvatten, met dien verstande dat deze verordening niet van toepassing mag zijn op overleden personen.

126b) Wat betreft de toestemming voor deelname aan wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten in klinische proeven (...) dienen de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU)

nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing te zijn.

126c) Wanneer persoonsgegevens voor statistische doeleinden worden verwerkt, dient deze verordening voor verwerking met dat doel te gelden. Bepalingen betreffende statistische inhoud, toegangscontrole, specificaties voor het verwerken van persoonsgegevens voor statistische doeleinden en passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene en ter borging van statistische geheimhouding dienen, binnen de grenzen van deze verordening, in de wetgeving van de Unie of van de lidstaten te worden vastgesteld.

126d) De vertrouwelijke gegevens die statistische autoriteiten van de Unie en de lidstaten voor de productie van officiële Europese en officiële nationale statistieken verzamelen, moeten

worden beschermd. Europese statistieken moeten worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid in overeenstemming met de statistische beginselen van artikel 338, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; nationale statistieken moeten ook aan de nationale wetgeving voldoen.

Verordening (EG) nr. 223/2009 i van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 i van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG i, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen, bevatten nadere specificaties betreffende de statistische geheimhoudingsplicht voor Europese statistieken.

  • 127) 
    Met betrekking tot de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten om van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker toegang tot persoonsgegevens en tot zijn

    lokalen te verkrijgen, kunnen de lidstaten, binnen de grenzen van deze verordening, bij wet specifieke bepalingen vaststellen om het beroepsgeheim of andere, gelijkwaardige geheimhoudingsplichten te waarborgen, voor zover dit nodig is om het recht op bescherming van persoonsgegevens met het beroepsgeheim te verzoenen. Daarbij worden de in de lidstaten geldende verplichtingen het beroepsgeheim na te leven wanneer het Unierecht zulks vereist, onverlet gelaten.

  • 128) 
    Overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie eerbiedigt deze verordening de status die kerken en religieuze verenigingen en

    gemeenschappen volgens het vigerende constitutioneel recht in de lidstaten hebben, en doet zij daaraan geen afbreuk. (…).

  • 129) 
    Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, namelijk het beschermen van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen, in het bijzonder hun recht op de bescherming van persoonsgegevens, en het waarborgen van het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie, dient aan de Commissie de bevoegdheid te

    worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Met name dienen gedelegeerde handelingen te worden vastgesteld met betrekking tot (...); criteria en vereisten voor certificeringsmechanismen; (…); (…). Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden toereikende raadplegingen verricht, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

  • 130) 
    Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend voor: (…); modelcontractbepalingen

    tussen voor de verwerking verantwoordelijken en verwerkers, en tussen verwerkers onderling; gedragscodes; (...) technische normen en mechanismen voor certificering; het door een derde land, een gebied of een verwerkingssector binnen dat derde land of een internationale organisatie geboden passende beschermingsniveau; de vaststelling van modelbepalingen inzake gegevensbescherming; modellen en procedures voor de uitwisseling van informatie tussen voor de verwerking verantwoordelijken, verwerkers en toezichthoudende autoriteiten wat betreft bindende bedrijfsvoorschriften;(...) wederzijdse bijstand; (…);de regelingen voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor gegevensbescherming. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 i van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren. In deze context dient de Commissie specifieke maatregelen voor micro- en kleine en middelgrote ondernemingen in overweging te nemen.

  • 131) 
    De onderzoeksprocedure dient te worden toegepast voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen inzake modelcontractbepalingen tussen voor de verwerking verantwoordelijken en verwerkers, en tussen verwerkers onderling; gedragscodes;(...) technische normen en mechanismen voor certificering; het door een derde land, een gebied of een verwerkingssector binnen dat derde land of een internationale organisatie geboden passende beschermingsniveau; de vaststelling van modelbepalingen inzake gegevensbeschermingsmodellen en procedures voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen voor de verwerking verantwoordelijken, verwerkers en toezichthoudende autoriteiten wat betreft bindende bedrijfsvoorschriften; wederzijdse bijstand; (...) de regelingen voor de elektronische

    uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor gegevensbescherming, aangezien dit handelingen van algemene strekking zijn.

  • 132) 
    Wanneer een derde land, een gebied of een verwerkingssector in een derde land, of een internationale organisatie geen passend beschermingsniveau waarborgt, (...) dient de

    Commissie in naar behoren gerechtvaardigde gevallen onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen, wanneer dwingende urgente redenen dat vereisen.

  • 133) 
    Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het waarborgen van een gelijkwaardig niveau van bescherming van personen en van het vrije verkeer van gegevens in de hele Unie, niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
  • 134) 
    Richtlijn 95/46/EG i dient door deze verordening te worden vervangen. De verwerking die al aan de gang is op de datum waarop deze verordening in werking treedt, dient in

    overeenstemming met deze verordening te worden gebracht binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. Indien die verwerking evenwel in overeenstemming is met Richtlijn 95/46/EG i, dienen de voorschriften van deze verordening die betrekking hebben op het verrichten van privacyeffectbeoordelingen en op de voorafgaande raadpleging van de toezichthoudende autoriteit, niet te worden toegepast op de verwerkingshandelingen die al van voor de inwerkingtreding van deze verordening aan de gang zijn, aangezien die voorschriften per definitie dienen te worden vervuld voordat de verwerking wordt aangevat. Indien die verwerking in overeenstemming is met Richtlijn 95/46/EG i, is het evenmin nodig dat de betrokkene opnieuw toestemming geeft opdat de voor de verwerking verantwoordelijke de verwerking na de datum van inwerkingtreding van deze verordening zou kunnen voortzetten. Besluiten van de Commissie en door de toezichthoudende autoriteiten verleende toestemmingen die zijn gebaseerd op Richtlijn 95/46/EG i, blijven van kracht totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken.

  • 135) 
    Deze verordening dient van toepassing te zijn op alle aangelegenheden die betrekking hebben op de bescherming van grondrechten en fundamentele vrijheden in het kader van de

    verwerking van persoonsgegevens waarvoor de in Richtlijn 2002/58/EG i opgenomen specifieke verplichtingen met dezelfde doelstelling niet gelden, met inbegrip van de verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijke en de rechten van natuurlijke personen. Om de verhouding tussen deze verordening en Richtlijn 2002/58/EG i te verduidelijken, dient die richtlijn dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Zodra deze verordening is vastgesteld, dient Richtlijn 2002/58/EG i te worden herzien, met name om te zorgen voor samenhang met deze verordening.

  • 136) 
    (…)
  • 137) 
    (…)
  • 138) 
    (…)
    • 139) 
      (…) HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

      HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

      Artikel 1 Onderwerp en doelstellingen 1. Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld betreffende de bescherming van

    natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

  • 2. 
    Deze verordening beschermt (…) grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen en met name hun recht op de bescherming van persoonsgegevens.

2a. De lidstaten kunnen specifiekere bepalingen handhaven of invoeren teneinde de toepassing van de voorschriften van deze verordening aan te passen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens ter vervulling van een wettelijke verplichting, ter vervulling van een taak van algemeen belang of bij de uitoefening van een officiële bevoegdheid die aan de voor de verwerking verantwoordelijke is toegekend, of voor andere specifieke situaties op het

gebied van gegevensverwerking als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder c) en e), door een nadere omschrijving te geven van specifieke voorschriften voor de verwerking en andere maatregelen om de rechtmatige en eerlijke verwerking te waarborgen, ook voor andere specifieke situaties op het gebied van gegevensverwerking als bedoeld in hoofdstuk IX.

  • 3. 
    Het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie wordt niet beperkt of verboden om redenen die betrekking hebben op de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

    Artikel 2 Materieel toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde, alsmede op de niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn

    opgenomen of die zijn bestemd daarin te worden opgenomen.

  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens:
    • a) 
      in het kader van activiteiten die buiten de werkingssfeer van het Unie-recht vallen (…);
    • b) 
      door de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie; c) door de lidstaten bij de uitvoering van activiteiten die binnen de werkingssfeer van hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen; d) door een natuurlijke persoon bij de uitoefening van een (…) persoonlijke of huishoudelijke activiteit; e) door de bevoegde (...) autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties of de bescherming tegen alsmede de voorkoming van dreigingen voor de openbare veiligheid.
  • 3. 
    (…)

    Artikel 3 Territoriaal toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke of een

    verwerker in de Unie.

  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens van in de Unie wonende betrokkenen door een niet in de Unie gevestigde voor de verwerking

    verantwoordelijke, wanneer de verwerking betrekking heeft op:

    • a) 
      het aanbieden van goederen of diensten aan deze betrokkenen in de Unie, ongeacht of een betaling door de betrokkenen is vereist; of
    • b) 
      het observeren van hun gedrag, voor zover hun gedrag in de Europese Unie plaatsvindt.
  • 3. 
    Deze verordening is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door een voor de verwerking verantwoordelijke die niet in de Unie is gevestigd, maar in een plaats waar

    krachtens het internationaal publiekrecht het nationale recht van een lidstaat van toepassing is.

    Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1) 
    "persoonsgegevens": alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon ("de betrokkene");als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatiemiddel, zoals een naam, een identificatienummer, gegevens over de verblijfplaats, een online-identificatiemiddel of van een of meer specifieke

    elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die persoon.

2a) (…)

  • 3) 
    "verwerking": elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken,

    verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enigerlei andere wijze van

    terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen (...) beperken,

    wissen of vernietigen van gegevens;

3a) "beperken van de verwerking": het markeren van opgeslagen persoonsgegevens met het oog op de beperking van de toekomstige verwerking ervan;

3b) "pseudonimisering": het verwerken van persoonsgegevens op zodanige wijze dat de gegevens niet meer aan een specifieke betrokkene kunnen worden gekoppeld zonder dat er aanvullende gegevens worden gebruikt, mits deze aanvullende gegevens apart worden bewaard en op voorwaarde dat technische en organisatorische maatregelen worden genomen om niet-koppeling aan een geïdentificeerde of identificeerbare

persoon (...) te waarborgen.

  • 4) 
    "bestand": elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens die volgens bepaalde criteria toegankelijk zijn, ongeacht of dit geheel gecentraliseerd dan wel

    gedecentraliseerd is of verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde wijze;

  • 5) 
    "voor de verwerking verantwoordelijke": de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, de dienst of enig ander orgaan die/dat alleen of tezamen met

    anderen, het doel van en (…) de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens

    vaststelt; wanneer het doel van en de (…) middelen voor de verwerking worden

    vastgesteld bij Uniewetgeving of de nationale wetgeving, kan in de Uniewetgeving

    of de nationale wetgeving worden bepaald wie de voor de verwerking

    verantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;

  • 6) 
    "verwerker": de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, de dienst of enig ander orgaan die/dat ten behoeve van de voor de verwerking

    verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt;

  • 7) 
    "ontvanger": de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de overheidsinstantie, de dienst of enig ander orgaan (...), al dan niet een derde partij, aan wie/waaraan de

    persoonsgegevens worden meegedeeld; autoriteiten die mogelijkerwijs gegevens ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek gelden echter niet als ontvangers;

  • 8) 
    "toestemming van de betrokkene": elke vrije, specifieke en op informatie berustende (…) wilsuiting waarmee de betrokkene, door middel van hetzij een verklaring hetzij een ondubbelzinnige actieve handeling aanvaardt dat hem betreffende

    persoonsgegevens worden verwerkt;

(9) "inbreuk in verband met persoonsgegevens": een inbreuk op de beveiliging met de vernietiging, het verlies, de wijziging of de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot de doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens, hetzij per ongeluk hetzij onrechtmatig, tot gevolg;

(10) "genetische gegevens": alle persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verkregen genetische kenmerken van een persoon, (...) die unieke informatie

verschaffen over de fysiologie of de gezondheid van die persoon en die met name voortkomen uit een analyse van een biologisch monster van de betrokken persoon;

  • 11) 
    "biometrische gegevens": alle persoonsgegevens die het resultaat zijn van een specifieke technische verwerking met betrekking tot de fysieke, fysiologische of gedragskenmerken van een persoon op grond waarvan de eenduidige identificatie van die persoon mogelijk is of bevestigd wordt, zoals afbeeldingen van het gezicht of dactyloscopische gegevens;
  • 12) 
    "gegevens over gezondheid": gegevens met betrekking tot de fysieke of mentale gezondheid van een persoon, waarmee informatie over zijn gezondheidstoestand wordt gegeven;

12a) "profilering": elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die gebruik maakt van die gegevens om persoonlijke aspecten van een natuurlijke

persoon te evalueren, met de bedoeling met name zijn beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of belangstellingsterreinen, betrouwbaarheid of gedrag, verblijfplaats of verplaatsingen te analyseren en te voorspellen;

12b) (…)

  • 13) 
    "voornaamste vestiging":
    • met betrekking tot een voor de verwerking verantwoordelijke die vestigingen heeft in meer dan één lidstaat, de plaats waar zich zijn centrale administratie in de Unie

      bevindt; wanneer evenwel de besluiten over het doel van (...) en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens worden genomen in een andere vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke die zich eveneens in de Unie bevindt en die tevens gemachtigd is die besluiten uit te voeren, wordt de vestiging waar de genoemde besluiten worden genomen, beschouwd als de voornaamste vestiging.

    • met betrekking tot een verwerker die vestigingen heeft in meer dan één lidstaat, de plaats waar zich zijn centrale administratie bevindt en, wanneer de centrale

      administratie van de verwerker zich niet in de Unie bevindt, de vestiging van de verwerker in de Unie waar de voornaamste verwerkingsactiviteiten plaatsvinden in het kader van de activiteiten van een vestiging van de verwerker voor zover op de verwerker uit hoofde van deze verordening specifieke verplichtingen van toepassing zijn;

  • 14) 
    "vertegenwoordiger": elke in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die (…) door de voor de verwerking verantwoordelijke ingevolge artikel 25 schriftelijk als zodanig is aangewezen, die (…) de voor de verwerking verantwoordelijke vertegenwoordigt in verband met de verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijke uit hoofde van deze verordening;
  • 15) 
    "onderneming": iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich bezighoudt met een economische activiteit, ongeacht de rechtsvorm van die entiteit, met inbegrip

    (…) van (…) vennootschappen of verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen;

  • 16) 
    "groep van ondernemingen": een onderneming die zeggenschap uitoefent en de ondernemingen waarover die zeggenschap wordt uitgeoefend;
  • 17) 
    "bindende bedrijfsvoorschriften": beleid inzake de bescherming van persoonsgegevens tot inachtneming waarvan een op het grondgebied van een lidstaat of de Unie gevestigde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker zich heeft verplicht voor de doorgifte of een reeks van doorgiften van persoonsgegevens binnen een groep van ondernemingen of groep van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen naar een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker in een of meer derde landen;
  • 18) 
    (…)
  • 19) 
    "toezichthoudende autoriteit": een door een lidstaat ingevolge artikel 46 ingestelde onafhankelijke overheidsinstantie;

19a) "betrokken toezichthoudende autoriteit":

  • een toezichthoudende autoriteit die betrokken is bij de verwerking:
  • a) 
    omdat de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat van die toezichthoudende autoriteit;
  • b) 
    omdat de betrokkenen die in de lidstaat van die toezichthoudende autoriteit verblijven door de verwerking wezenlijke gevolgen ondervinden of waarschijnlijk wezenlijke gevolgen zullen ondervinden; of c) omdat de achterliggende klacht is ingediend bij die toezichthoudende autoriteit.

19b) “grensoverschrijdende verwerking van persoonsgegevens":

(a) verwerking in het kader van de activiteiten van vestigingen in meer dan één lidstaat van een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker in de Unie en waarbij de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat vestigingen heeft; of

(b) verwerking in het kader van de activiteiten van één vestiging van een voor de verwerking verantwoordelijke of van een verwerker in de Unie, waardoor in meer dan één lidstaat betrokkenen wezenlijke gevolgen ondervinden of waarschijnlijk wezenlijke gevolgen zullen ondervinden.

19c) “relevant en gemotiveerd bezwaar”: een bezwaar over het al dan niet bestaan van een inbreuk op deze verordening, of, in voorkomend geval, over de vraag of de voorgenomen maatregel met betrekking tot de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in overeenstemming is met deze verordening. In het bezwaar wordt duidelijk de omvang aangetoond van de risico's die het ontwerp-besluit inhoudt voor de grondrechten en de fundamentele vrijheden van betrokkenen en, waar van toepassing, voor het vrije verkeer van persoonsgegevens.

  • 20) 
    "dienst van de informatiemaatschappij": elke dienst als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 98/34/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische

    voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

  • 21) 
    "internationale organisatie": een organisatie en de daaronder ressorterende internationaalpubliekrechtelijke organen of andere organen die zijn opgericht bij of op grond van een overeenkomst tussen twee of meer landen;

HOOFDSTUK II

BEGINSELEN

Artikel 5 Beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens

  • 1. 
    Persoonsgegevens moeten:
    • a) 
      worden verwerkt op een wijze die rechtmatig, eerlijk en transparant is ten opzichte van de betrokkene;
    • b) 
      voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en rechtmatige doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking van persoonsgegevens met het oog op archivering in het algemeen belang of voor wetenschappelijke, statistische of historische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 83 niet als onverenigbaar met de

      oorspronkelijke doeleinden beschouwd;

    • c) 
      adequaat, ter zake dienend en niet excessief zijn voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (…);
    • d) 
      juist zijn en indien nodig worden bijgewerkt; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij

      worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren;

    • e) 
      niet langer worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (...); persoonsgegevens mogen voor langere perioden worden opgeslagen voor zover de gegevens met het oog op archivering in het algemeen belang of voor wetenschappelijke, statistische of historische doeleinden worden verwerkt overeenkomstig artikel 83, mits de bij de verordening vereiste passende technische en organisatorische maatregelen worden uitgevoerd om de rechten en vrijheden van de betrokkene te beschermen;

    ee) worden verwerkt op een wijze die een passende beveiliging van de persoonsgegevens waarborgt.

    • f) 
      (…) 2. De voor de verwerking verantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van lid 1.

      Artikel 6 Rechtmatigheid van de verwerking

  • 1. 
    De verwerking van persoonsgegevens is alleen rechtmatig wanneer en voor zover ten minste van een van de volgende gevallen sprake is:
    • a) 
      de betrokkene heeft ondubbelzinnig toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
    • b) 
      de verwerking is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is of om op verzoek van de betrokkene voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst maatregelen te nemen;
    • c) 
      de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting van de voor de verwerking verantwoordelijke;
    • d) 
      de verwerking is noodzakelijk om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon te beschermen;
    • e) 
      de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend;
    • f) 
      de verwerking is noodzakelijk voor de behartiging van de rechtmatige belangen van de voor de verwerking verantwoordelijke of van een derde partij, behalve wanneer de

      belangen of de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene die tot bescherming van persoonsgegevens noodzaken, boven die belangen prevaleren, met name wanneer de betrokkene een kind is. (…).

  • 2. 
    De verwerking van persoonsgegevens die noodzakelijk is voor archivering in het algemeen belang of voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden is rechtmatig mits de in artikel 83 genoemde voorwaarden en waarborgen in acht worden genomen.
  • 3. 
    De grondslag voor de in lid 1, punten c) en e), bedoelde verwerking moet worden vastgesteld in overeenstemming met:
    • a) 
      Uniewetgeving, of
    • b) 
      de nationale wetgeving van de lidstaat waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke onderworpen is.

    Het doel van de verwerking wordt in deze rechtsgrondslag vastgesteld of is, met betrekking tot de verwerking bedoeld in lid 1, onder e), noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of voor de uitoefening van het aan de voor de verwerking verantwoordelijke verleend openbaar gezag. Deze rechtsgrondslag kan specifieke bepalingen bevatten teneinde de toepassing van de voorschriften van deze verordening aan te passen, onder meer de algemene voorwaarden inzake de rechtmatigheid van gegevensverwerking door de voor de verwerking verantwoordelijke, het type verwerkte gegevens, de betrokkenen, de entiteiten waaraan en de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden vrijgegeven, de beperking van de doeleinden; de opslagperiodes en verwerkingsoperaties en -procedures, onder andere maatregelen om te zorgen voor rechtmatige en eerlijke verwerking, ook voor andere specifieke verwerkingssituaties als vermeld in hoofdstuk IX.

3a. Om uit te maken of een doel van verdere verwerking (...) verenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens in eerste instantie zijn verzameld, dient de voor de verwerking verantwoordelijke, tenzij de betrokkene toestemming heeft gegeven, onder meer rekening te houden met:

  • a) 
    alle koppelingen tussen de doeleinden waarvoor de gegevens zijn verzameld en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;
  • b) 
    de context waarin de gegevens zijn verzameld;
  • c) 
    de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën

persoonsgegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9;

  • d) 
    de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;
  • e) 
    het bestaan van passende waarborgen.
  • 4. 
    Indien het doel van de verdere verwerking niet verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens door dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke zijn verzameld, moet de verdere verwerking minstens in een van de in lid 1, punten a) tot en met e), genoemde gronden een rechtsgrondslag hebben. Verdere verwerking door dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke voor onverenigbare doeleinden op grond van rechtmatige belangen van die voor de verwerking verantwoordelijke of van een derde partij is rechtmatig indien die

    belangen voorrang hebben op de belangen van de betrokkene.

  • 5. 
    (…)

    Artikel 7 Voorwaarden voor toestemming

  • 1. 
    Indien artikel 6, lid 1, punt a), van toepassing is, moet de voor de verwerking verantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven.

1a. Indien artikel 9, lid 2, punt a), van toepassing is, moet de voor de verwerking verantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven.

  • 2. 
    Indien de betrokkene zijn toestemming moet geven in het kader van een schriftelijke verklaring die ook op andere aangelegenheden betrekking heeft, moet het verzoek om toestemming zodanig worden gepresenteerd dat een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt met de andere aangelegenheden (…), in een begrijpelijke en gemakkelijk

    toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal.

  • 3. 
    De betrokkene heeft het recht zijn toestemming te allen tijde in te trekken. De intrekking van de toestemming laat de rechtmatigheid van de verwerking op basis van de toestemming vóór de intrekking daarvan, onverlet. Alvorens de betrokkene zijn toestemming geeft, wordt hij

    daarvan in kennis gesteld.

  • 4. 
    (…)

Artikel 8

Voorwaarden die van toepassing zijn op de toestemming van kinderen met betrekking tot diensten van de informatiemaatschappij

  • 1. 
    Indien artikel 6, lid 1, punt a), van toepassing is, in geval van het rechtstreeks aanbieden van diensten van de informatiemaatschappij aan kinderen, is de verwerking van persoonsgegevens van een kind (…) slechts rechtmatig indien en voor zover die toestemming wordt gegeven

    door de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt of door het kind zelf, in omstandigheden waarin zulks in de wetgeving van de Unie of van de lidstaten als geldig wordt beschouwd.

1a. Met inachtneming van de beschikbare technologie doet de voor de verwerking verantwoordelijke een redelijke inspanning om in dergelijke gevallen te verifiëren dat de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid voor het kind draagt, toestemming heeft gegeven of machtiging tot toestemming heeft verleend.

  • 2. 
    Lid 1 laat het algemene overeenkomstenrecht van de lidstaten, zoals de regels inzake de geldigheid, de totstandkoming of de gevolgen van een overeenkomst ten opzichte van een kind, onverlet.
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)

    Artikel 9 Verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens

  • 1. 
    De verwerking van persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een vakvereniging

    blijken, en de verwerking van genetische gegevens of gegevens over gezondheid of seksueel gedrag (…), zijn verboden.

  • 2. 
    Lid 1 is niet van toepassing indien er sprake is van één van de volgende gevallen: (...)
    • a) 
      de betrokkene heeft uitdrukkelijke toestemming gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens (…) , behalve indien de Uniewetgeving of de nationale wetgeving(…) bepaalt dat het in lid 1 genoemde verbod niet door de betrokkene kan worden opgeheven; of b) de verwerking is noodzakelijk met het oog op de uitvoering van de verplichtingen en de uitoefening van specifieke rechten van de voor de verwerking verantwoordelijke of van de betrokkene op het gebied van het arbeidsrecht en het socialezekerheids- en socialebeschermingsrecht, voor zover zulks is toegestaan bij Uniewetgeving of nationale wetgeving of bij een collectieve overeenkomst op grond van nationale wetgeving en deze adequate garanties biedt; of
  • c) 
    de verwerking is noodzakelijk ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon indien de betrokkene lichamelijk of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven; of
  • d) 
    de verwerking wordt verricht door een stichting, een vereniging of een andere instantie zonder winstoogmerk die op politiek, levensbeschouwelijk, godsdienstig of vakbondsgebied werkzaam is, in het kader van haar rechtmatige activiteiten en met de nodige waarborgen, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden of de voormalige leden van de instantie of op personen die in verband met haar streefdoelen regelmatig contact met haar onderhouden, en de gegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen buiten die instantie worden verstrekt; of
  • e) 
    de verwerking heeft betrekking op persoonsgegevens die duidelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt (...); of
  • f) 
    de verwerking is noodzakelijk voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte of wanneer rechtscolleges handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid; of
  • g) 
    de verwerking is noodzakelijk (...) om (...)redenen van algemeen belang, op grond van Uniewetgeving of nationale wetgeving waarbij passende en specifieke maatregelen worden vastgesteld ter bescherming van de rechtmatige belangen van de betrokkene; of
  • h) 
    de verwerking is noodzakelijk voor doeleinden van preventieve of arbeidsgeneeskunde, voor de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van de werknemer, medische diagnose, het verstrekken van gezondheidszorg of sociale diensten of behandelingen dan wel het beheren van gezondheidszorgstelsels en -diensten of sociale stelsels en diensten, op basis van Uniewetgeving of nationale wetgeving, of uit hoofde van een overeenkomst met een gezondheidswerker en behoudens de in lid 4 genoemde voorwaarden en waarborgen; of

    ha) (…); hb) de verwerking is noodzakelijk om redenen van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid, zoals bescherming tegen ernstige grensoverschrijdende bedreigingen voor de gezondheid of het garanderen van hoge normen inzake kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg en van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, op grond van Uniewetgeving of nationale wetgeving waarin passende en specifieke maatregelen zijn opgenomen ter bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene; of

    • i) 
      de verwerking is noodzakelijk met het oog op archivering in het algemeen belang of voor historische, statistische of wetenschappelijke (...) doeleinden, en onder voorbehoud van de in artikel 83 bedoelde in de Uniewetgeving of nationale wetgeving vastgelegde voorwaarden en waarborgen.
    • j) 
      (…)
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde persoonsgegevens kunnen op grond van Uniewetgeving of nationale wetgeving worden verwerkt voor de in lid 2, punt h) (...), genoemde doeleinden wanneer die gegevens worden verwerkt door of onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar die aan het beroepsgeheim gebonden is op grond van uniale of nationale wetgeving of van door nationale bevoegde instanties vastgestelde regelgeving, of door een andere persoon die eveneens tot geheimhouding verplicht is op grond van uniale of nationale wetgeving of van door nationale bevoegde instanties vastgestelde regelgeving.

4a. (…).

  • 5. 
    De lidstaten kunnen specifiekere bepalingen met betrekking tot genetische gegevens of gezondheidsgegevens handhaven of opnemen. Dat houdt voor de lidstaten de mogelijkheid in om (...) nadere voorwaarden voor de verwerking van die gegevens op te nemen.

    Artikel 9a Verwerking van gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten

    Gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen mogen op grond van artikel 6, lid 1, alleen worden verwerkt onder toezicht van de overheid of indien de verwerking is toegestaan bij Uniewetgeving of nationale wetgeving en deze wetgeving passende garanties biedt voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Een volledig register van strafrechtelijke veroordelingen mag alleen worden bijgehouden onder toezicht van de overheid.

    Artikel 10 Verwerking waarbij identificatie niet vereist is

  • 1. 
    Indien de doeleinden waarvoor een voor de verwerking verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, niet of niet meer vereisen dat hij een betrokkene identificeert, is hij niet verplicht

    om, uitsluitend om aan (…) deze verordening te voldoen, aanvullende gegevens bij te houden of te verkrijgen, of bijkomende verwerking te verrichten ter identificatie van de betrokkene. (…)

  • 2. 
    Indien de voor de verwerking verantwoordelijke in dergelijke gevallen de betrokkene niet kan identificeren, zijn de artikelen 15, 16, 17, 17a, 17b en 18 niet van toepassing, behalve wanneer de betrokkene, met het oog op de uitoefening van zijn rechten uit hoofde van deze artikelen,

    aanvullende gegevens verstrekt die zijn identificatie mogelijk maken.

    HOOFDSTUK III RECHTEN VAN DE BETROKKENE

    AFDELING 1 TRANSPARANTIE EN MODALITEITEN

    Artikel 11 Transparante informatieverstrekking en communicatie

  • 1. 
    (…)
  • 2. 
    (…)

    Artikel 12 Transparante informatie, communicatie en modaliteiten voor de uitoefening van de

rechten van de betrokkene

  • 1. 
    De voor de verwerking verantwoordelijke neemt passende maatregelen voor het verstrekken van de in de artikelen 14 en 14a bedoelde informatie en de in de

    artikelen 15 tot en met 19 en artikel 32 bedoelde communicatie inzake de verwerking

    van persoonsgegevens aan de betrokkene in een begrijpelijke en gemakkelijk

    toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal. De informatie wordt

    schriftelijk of anderszins verstrekt, waar passend elektronisch. Wanneer de

    betrokkene zijn verzoek in elektronische vorm indient, kan de informatie in de regel

    elektronisch worden verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt. Indien de

    betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld op

    voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene bewezen is.

1a. De voor de verwerking verantwoordelijke faciliteert de uitoefening van de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 19. (...) In de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen weigert de voor de verwerking verantwoordelijke niet te handelen op het verzoek van de betrokkene diens rechten uit hoofde van artikelen 15 tot en met 19 uit te oefenen, tenzij de voor de verwerking verantwoordelijke aantoont dat hij niet in staat is de betrokkene te identificeren.

  • 2. 
    De voor de verwerking verantwoordelijke verstrekt informatie over op verzoek verrichte acties uit hoofde van de artikelen 15 en 16 tot en met 19 onverwijld en uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek aan de betrokkene (…). Rekening houdend met de complexiteit van het verzoek en het aantal verzoeken kan deze termijn indien nodig nog eens met twee maanden worden verlengd. Wanneer de verlengde termijn van toepassing is, wordt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis gesteld van de redenen voor de vertraging.
  • 3. 
    Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom hij geen gevolg heeft gegeven en informeert hij hem over de mogelijkheid een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit (…).
  • 4. 
    De in de artikelen 14 en 14a (…) bedoelde informatie en de in de artikelen 16 tot en met 19 en artikel 32 bedoelde meldingen worden kosteloos verstrekt. Wanneer

    verzoeken van een betrokkene duidelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, kan de voor de verwerking verantwoordelijke (…) weigeren aan het verzoek gevolg te geven. In dat geval is het aan de voor de verwerking verantwoordelijke om de duidelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.

4a. Onverminderd artikel 10 kan de voor de verwerking verantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de persoon die het verzoek doet als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 19, om de nodige aanvullende informatie

vragen ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.

  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)

    Artikel 13 Rechten met betrekking tot ontvangers

    (…) AFDELING 2 INFORMATIE EN TOEGANG TOT GEGEVENS

Artikel 14

Informatie die moet worden verstrekt wanneer gegevens van de betrokkene worden verkregen

  • 1. 
    Wanneer persoonsgegevens met betrekking tot een betrokkene verkregen worden van de betrokkene, verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke (…) de

    betrokkene op het moment van het verkrijgen van de persoonsgegevens de volgende informatie:

    • a) 
      de identiteit en de contactgegevens van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de voor de verwerking verantwoordelijke; de voor de verwerking verantwoordelijke verstrekt tevens, in voorkomend geval, de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming;
    • b) 
      de doeleinden van de verwerking waarvoor de persoonsgegevens zijn

    bestemd, alsmede de rechtsgrondslag van de verwerking.

1a. Naast de in lid 1 bedoelde informatie, verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke op het moment van het verkrijgen van de persoonsgegevens de betrokkene de nadere informatie die nodig is om een eerlijke en transparante verwerking te garanderen (...) , met inachtneming van de concrete omstandigheden en context waarin de persoonsgegevens worden verwerkt:

  • a) 
    (…)
  • b) 
    de rechtmatige belangen van de voor de verwerking verantwoordelijke of van een derde, indien de verwerking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder f);
  • c) 
    de ontvangers of categorieën ontvangers van de persoonsgegevens;
  • d) 
    in voorkomend geval het voornemen van de voor de verwerking verantwoordelijke tot doorgifte van persoonsgegevens aan een ontvanger in een derde land of een internationale organisatie;
  • e) 
    het bestaan van het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke te verlangen dat toegang tot persoonsgegevens betreffende de betrokkene wordt verleend en dat deze gegevens gerectificeerd, gewist of in beperkte mate

    worden verwerkt, alsmede van het recht om tegen de verwerking van die persoonsgegevens bezwaar te maken (…), alsmede van het recht op gegevensoverdraagbaarheid;

ea) wanneer de verwerking op artikel 6, lid 1 punt a) of artikel 9, lid 2, punt a) is gebaseerd, het bestaan van het recht om de toestemming op enig moment in te trekken, zonder dat de wettigheid van de verwerking waar vóór de intrekking toestemming voor was gegeven, wordt aangetast;

  • f) 
    het recht een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit (…);
  • g) 
    uitsluitsel over de vraag of de verstrekking van persoonsgegevens een wettelijke of contractuele verplichting is dan wel een noodzakelijke

    voorwaarde om een overeenkomst te sluiten, en of de betrokkene verplicht is de gegevens te verstrekken en wat de mogelijke gevolgen zijn wanneer deze gegevens niet worden verstrekt;

  • h) 
    het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming zoals de in artikel 20, leden 1 en 3 bedoelde profilering, en informatie betreffende (...) de onderliggende

    logica, alsook het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.

1b. Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke voornemens is de gegevens (...) verder te verwerken voor een ander doel dan dat waarvoor de gegevens zijn

verzameld, verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke de betrokkene vóór die verdere verwerking informatie over dat andere doel en alle relevante verdere informatie zoals bedoeld in lid 1a.

  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)
    • 5. 
      De leden 1, 1a en 1b zijn niet van toepassing wanneer en voor zover de betrokkene reeds over de informatie beschikt,
    • 6. 
      (…)
    • 7. 
      (…)
    • 8. 
      (…)

Artikel 14a

Informatie die moet worden verstrekt wanneer de gegevens niet van de betrokkene zijn verkregen

  • 1. 
    Wanneer persoonsgegevens niet van de betrokkene zijn verkregen, verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke de betrokkene de volgende informatie:
    • a) 
      de identiteit en de contactgegevens van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de voor de verwerking verantwoordelijke; de voor de verwerking verantwoordelijke verstrekt tevens, in voorkomend geval, de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming;
    • b) 
      de doeleinden van de verwerking waarvoor de persoonsgegevens zijn

    bestemd, alsmede de rechtsgrondslag van de verwerking.

  • 2. 
    Naast de in lid 1 bedoelde informatie verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke de betrokkene de nadere informatie die nodig is om tegenover de betrokkene een eerlijke en transparante verwerking te waarborgen, met inachtneming van de concrete omstandigheden en context waarin de persoonsgegevens worden verwerkt (...):

    a)de betrokken categorieën persoonsgegevens;

b)(…) c) de rechtmatige belangen van de voor de verwerking verantwoordelijke of van een derde, indien de verwerking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder f);

  • d) 
    de ontvangers of categorieën ontvangers van de persoonsgegevens;

da) in voorkomend geval het voornemen van de voor de verwerking verantwoordelijke om persoonsgegevens aan een ontvanger in een derde land of een internationale organisatie door te geven;

  • e) 
    het bestaan van het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke te verlangen dat toegang tot persoonsgegevens betreffende de betrokkene wordt verleend en dat deze gegevens gerectificeerd, gewist of in beperkte mate

    worden verwerkt, alsmede van het recht om tegen de verwerking van dergelijke persoonsgegevens bezwaar te maken, alsmede van het recht op gegevensoverdraagbaarheid (…);

ea) wanneer de verwerking op artikel 6, lid 1 punt a) of artikel 9, lid 2, punt a) is gebaseerd, het bestaan van het recht om de toestemming op enig moment in te trekken, zonder dat de wettigheid van de verwerking waar vóór de

intrekking toestemming voor was gegeven, wordt aangetast;

  • f) 
    het recht een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit (…);
  • g) 
    de bron waar de persoonsgegevens vandaan komen, tenzij de gegevens afkomstig zijn van openbare bronnen;

h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming zoals de in artikel 20, leden 1 en 3 bedoelde profilering, en informatie betreffende (...) de onderliggende

logica, alsook het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.

  • 3. 
    De voor de verwerking verantwoordelijke verstrekt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie:
  • a) 
    binnen een redelijke termijn, maar uiterlijk binnen één maand na het

verkrijgen van de gegevens, rekening houdend met de concrete

omstandigheden waarin de gegevens worden verwerkt, of

  • b) 
    wanneer verstrekking van de gegevens aan een andere ontvanger wordt

overwogen, uiterlijk op het tijdstip waarop de gegevens voor het eerst worden

verstrekt.

3a) Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke voornemens is de gegevens (...) verder te verwerken voor een ander doel dan waarvoor de gegevens zijn verkregen, verstrekt de voor de verwerking verantwoordelijke de betrokkene vóór die verdere verwerking informatie over dat andere doel en alle relevante verdere informatie zoals bedoeld in lid 2.

  • 4. 
    De leden 1 tot en met 3a zijn niet van toepassing wanneer en voor zover:
    • a) 
      de betrokkene reeds over de informatie beschikt; of
    • b) 
      het verstrekken van die informatie (...) onmogelijk blijkt of onevenredig veel inspanning zou vergen; in zulke gevallen neemt de voor de verwerking

      verantwoordelijke passende maatregelen om de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen; of

    • c) 
      het verkrijgen of verstrekken van de gegevens uitdrukkelijk is voorgeschreven in uniale of nationale wetgeving die van toepassing is op de voor de verwerking verantwoordelijke, en die wetgeving voorziet in passende maatregelen om de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen; of

    d) (...);

    • e) 
      de gegevens vertrouwelijk moeten blijven overeenkomstig uniale of nationale wetgeving (...).
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)

    Artikel 15 Recht van toegang van de betrokkene

  • 1. 
    De betrokkene heeft het recht met redelijke tussenpozen kosteloos uitsluitsel van de voor de verwerking verantwoordelijke te verkrijgen omtrent het al dan niet verwerken van hem betreffende gegevens en, wanneer zijn persoonsgegevens worden verwerkt, het recht op toegang tot de gegevens en de volgende informatie:
    • a) 
      de doeleinden van de verwerking;
    • b) 
      (…)
    • c) 
      de ontvangers of categorieën ontvangers aan wie de gegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale

      organisaties;

    • d) 
      indien mogelijk de verwachte periode gedurende welke de persoonsgegevens worden opgeslagen;
    • e) 
      het bestaan van het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke te verlangen dat persoonsgegevens betreffende de betrokkene worden

      gerectificeerd, gewist of in beperkte mate worden verwerkt, alsook van het recht om tegen de verwerking van die persoonsgegevens bezwaar te maken;

    • f) 
      het recht een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit (…);
    • g) 
      wanneer de persoonsgegevens niet van de betrokkene zijn verkregen, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
    • h) 
      in het geval van beslissingen op basis van geautomatiseerde verwerking zoals de in artikel 20, leden 1 en 3 bedoelde profilering, informatie betreffende de

      onderliggende logica alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking.

1a. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven naar een derde land of aan een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 42 inzake de doorgifte.

1b. De voor de verwerking verantwoordelijke verschaft de betrokkene, op verzoek en zonder daarvoor een buitensporige vergoeding te vragen, een kopie van de

persoonsgegevens die worden verwerkt.

  • 2. 
    (…)

2a. Het in lid 1b (...) bedoelde recht op het verkrijgen van een kopie geldt niet wanneer deze kopie niet kan worden verstrekt zonder persoonsgegevens van andere

betrokkenen of vertrouwelijke gegevens van de voor de verwerking verantwoordelijke bekend te maken. Daarnaast geldt dit recht niet wanneer het verstrekken van persoonsgegevens inbreuk maakt op intellectuele-eigendomsrechten bij de verwerking van die persoonsgegevens.

  • 3. 
    (…)
    • 4. 
      (…) AFDELING 3

      RECTIFICATIE EN WISSEN VAN GEGEVENS

      Artikel 16 Recht van rectificatie

    • 1. 
      (…) De betrokkene heeft het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Rekening houdend met de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt, heeft de betrokkene recht op completering van onvolledige persoonsgegevens, onder meer door te voorzien in een aanvullende (…) verklaring.
    • 2. 
      (…)

      Artikel 17 Recht op wissen van gegevens en recht om te worden vergeten

  • 1. 
    De (…) voor de verwerking verantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens onverwijld te wissen,

    met name persoonsgegevens die zijn verzameld toen de betrokkene een kind was, en de betrokkene heeft het recht van de voor de verwerking verantwoordelijke te verlangen dat hem betreffende persoonsgegevens onverwijld worden gewist wanneer een van de volgende gronden van toepassing is:

    • a) 
      de gegevens zijn niet langer nodig in verband met de doeleinden waarvoor zij werden verzameld of anderszins verwerkt;
    • b) 
      de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), of artikel 9, lid 2, onder a), is gebaseerd in, (…) en er is geen andere rechtsgrond voor de verwerking van de gegevens ;
    • c) 
      de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking van de persoonsgegevens overeenkomstig artikel 19, lid 1, en er zijn geen prevalerende

      gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking van de persoonsgegevens overeenkomstig artikel 19, lid 2;

    • d) 
      de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt;
    • e) 
      de gegevens moeten worden gewist om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de voor de verwerking verantwoordelijke rust;

1a De betrokkene heeft ook het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke onverwijld uitwissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen, als de

gegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij zoals bedoeld in artikel 8, lid 1.

(…)

  • 2. 
    (…)

2a. Wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke (…) de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt en overeenkomstig lid 1 verplicht is de gegevens te wissen, neemt hij, rekening houdend met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, (…) redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, (…) om voor de verwerking verantwoordelijken die de gegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene die voor de verwerking verantwoordelijken heeft verzocht iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen.

  • 3. 
    De leden 1, 1a en 2a zijn niet van toepassing voor zover verwerking van de persoonsgegevens nodig is:
    • a. 
      voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en

    informatie;

    b. voor de vervulling van een bij uniale of nationale wetgeving aan de voor de verwerking verantwoordelijke opgelegde verplichting waarvoor de

    verwerking van de persoonsgegevens is vereist, of voor de vervulling van een taak van algemeen belang of voor de uitoefening van aan de voor de verwerking verantwoordelijke verleend openbaar gezag;

    • c. 
      om redenen van algemeen belang op het gebied van volksgezondheid overeenkomstig artikel 9 lid 2, punten h) en hb) alsmede artikel 9, lid 4;
    • d. 
      voor archiveringsdoeleinden in het algemeen belang, of voorwetenschappelijke, statistische en historische(…) doeleinden overeenkomstig artikel 83;
    • e. 
      (…)
    • f. 
      (…)
    • g. 
      voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

    Artikel 17a Recht van beperking van de verwerking

  • 1. 
    De betrokkene heeft het recht van de voor de verwerking verantwoordelijke te verlangen dat de verwerking van zijn persoonsgegevens wordt beperkt indien:
    • a) 
      de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist, gedurende een periode die de voor de verwerking verantwoordelijke in staat stelt de

      juistheid van de gegevens te controleren;

    • b) 
      de voor de verwerking verantwoordelijke de persoonsgegevens niet meer voor verwerkingsdoeleinden nodig heeft, maar de betrokkene deze nodig heeft voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een

      rechtsvordering; of

    • c) 
      de betrokkene overeenkomstig artikel 19, lid 1, bezwaar heeft gemaakt tegen de verwerking, in afwachting van de toetsing of de gerechtvaardigde gronden van de voor de verwerking verantwoordelijke prevaleren op die van de

      betrokkene.

  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    Wanneer de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig lid 1 is beperkt, kunnen deze gegevens, afgezien van de opslag ervan, slechts worden verwerkt met toestemming van de betrokkene of voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering of ter bescherming van de rechten van een andere

    natuurlijke persoon of rechtspersoon of om gewichtige redenen van algemeen belang.

  • 4. 
    Een betrokkene die overeenkomstig lid 1 (…) heeft verkregen dat de verwerking van zijn persoonsgegevens wordt beperkt, wordt door de voor de verwerking

    verantwoordelijke op de hoogte gebracht voordat de beperking van de verwerking wordt

    opgeheven.

  • 5. 
    (…)

5a. (…)

Artikel 17b Kennisgevingsplicht inzake rectificatie, wissen of beperking

De voor de verwerking verantwoordelijke stelt iedere ontvanger aan wie gegevens zijn verstrekt ervan (...) in kennis wanneer gegevens worden gerectificeerd of gewist of de verwerking ervan wordt beperkt overeenkomstig artikel 16, artikel 17, lid 1, en artikel 17a, tenzij dit onmogelijk blijkt of onevenredig veel inspanning vergt.

Artikel 18 Recht van gegevensoverdraagbaarheid

  • 1. 
    (…)
  • 2. 
    De betrokkene heeft het recht de hem betreffende persoonsgegevens, die hij aan een voor de verwerking verantwoordelijke heeft verstrekt, in een gestructureerd,

    algemeen gebruikt en machinaal leesbaar formaat te verkrijgen, en hij heeft het recht die gegevens aan een andere voor de verwerking verantwoordelijke over te dragen, zonder daarbij door de voor de verwerking verantwoordelijke aan wie de gegevens waren verstrekt, te worden belemmerd, indien

    (a) de verwerking is gebaseerd op toestemming overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a) of artikel 9, lid 2, punt a) of op een contract overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt b); en

    (b) de verwerking via geautomatiseerde procédés wordt verricht.

2a. De uitoefening van dit recht laat artikel 17 onverlet. Het in lid 2 bedoelde recht geldt niet voor de verwerking die noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van

algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag

dat aan de voor de verwerking verantwoordelijke is verleend.

2aa. Het in lid 2 bedoelde recht geldt niet wanneer het verstrekken van persoonsgegevens inbreuk maakt op intellectuele-eigendomsrechten bij de verwerking van die

persoonsgegevens.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…) AFDELING 4

    RECHT VAN BEZWAAR EN GEAUTOMATISEERDE INDIVIDUELE BESLUITVORMING (...)

    Artikel 19 Recht van bezwaar

  • 1. 
    De betrokkene heeft het recht te allen tijde om redenen die verband houden met zijn of haar bijzondere situatie, bezwaar te maken tegen de verwerking van hem of haar betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6, lid 1, punten e) of f), van artikel 6, lid 4, eerste zin, samen gelezen met artikel 6, lid 1, punt e), of van artikel 6, lid 4, tweede zin.

    De voor de verwerking verantwoordelijke staakt de verwerking van de persoonsgegevens (...) tenzij de voor de verwerking verantwoordelijke dwingende wettige redenen voor de verwerking aanvoert die prevaleren op de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene of voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering.

1a. (…)

  • 2. 
    Wanneer persoonsgegevens ten behoeve van direct marketing worden verwerkt, heeft de betrokkene het recht (…) te allen tijde bezwaar te maken tegen de

    verwerking van hem of haar betreffende persoonsgegevens voor deze marketing. Dit recht wordt ten laatste op het moment van het eerste contact met de betrokkene uitdrukkelijk onder de aandacht van de betrokkene gebracht (...) en duidelijk en gescheiden van enige andere informatie weergegeven.

2a. Wanneer de betrokkene bezwaar maakt tegen de verwerking ten behoeve van direct marketing, worden de persoonsgegevens niet meer voor deze doeleinden verwerkt.

2aa. Wanneer persoonsgegevens voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden verwerkt, heeft de betrokkene, om redenen die verband houden met zijn bijzondere situatie, het recht om verwerking van de hem betreffende

persoonsgegevens aan te vechten, tenzij de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een taak van algemeen belang[...].

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…) Artikel 20

    Geautomatiseerde individuele besluitvorming

  • 1. 
    De betrokkene heeft het recht niet te worden onderworpen aan een (…) uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerd besluit, waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem of haar in aanmerkelijke mate treft.

1a. Lid 1 geldt niet indien het besluit: (…)

  • a) 
    nodig is voor het sluiten of het uitvoeren van een contract tussen de betrokkene en een voor de verwerking verantwoordelijke (...); of
  • b) 
    (…) is toegestaan op grond van uniale of nationale wetgeving waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen en waarin ook

    passende maatregelen zijn opgenomen ter vrijwaring van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene; of

  • c) 
    is gebaseerd op de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene (…).

1b. In de in lid 1a, punten a) en c) bedoelde gevallen treft de voor de verwerking verantwoordelijke passende maatregelen ter vrijwaring van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene, ten minste van het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke menselijk ingrijpen te verkrijgen of om zijn standpunt kenbaar te maken en om het besluit aan te vechten::

  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    De in lid 1a bedoelde besluiten worden niet (…) gebaseerd op de in artikel 9, lid 1, bedoelde bijzondere categorieën persoonsgegevens, tenzij artikel 9, lid 2, punten a) of g)van toepassing is en er passende maatregelen ter vrijwaring van de

    gerechtvaardigde belangen van de betrokkene zijn getroffen.

  • 4. 
    (…)
    • 5. 
      (…)

    AFDELING 5

    BEPERKINGEN

    Artikel 21 Beperkingen

  • 1. 
    De wetgeving van de Unie of nationale wetgeving die op de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker van toepassing is, kan door middel van een wettelijke maatregel de reikwijdte beperken van de verplichtingen en rechten als bedoeld in (...) de artikelen 12 tot en met 20 en artikel 32, alsmede in artikel 5 voor zover de bepalingen ervan overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 20, wanneer die beperking in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:

    aa) de veiligheid van de staat;

    ab) landsverdediging;

    • a) 
      de openbare veiligheid;
    • b) 
      de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties alsmede de voorkoming van dreigingen voor de openbare veiligheid.
    • c) 
      andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een

      lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid, de bescherming van de marktstabiliteit en - integriteit;

ca) de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en justitiële procedures;

  • d) 
    de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;
  • e) 
    een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, ook al is dit incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de onder aa), ab, a), b), c) en d), bedoelde gevallen;
  • f) 
    de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
    • g) 
      de tenuitvoerlegging van civielrechtelijke vorderingen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde wettelijke maatregelen bevatten specifieke bepalingen, met betrekking tot ten minste, waar passend, de doeleinden van de verwerking of de verwerkingscategorieën, de categorieën persoonsgegevens, de reikwijdte van de ingevoerde beperkingen, de

    specificatie van de voor de verwerking verantwoordelijke of van de categorieën van voor de verwerking verantwoordelijken, de opslagperiodes en de toepasselijke waarborgen, rekening houdend met de aard, de omvang en het doel van de verwerking of de categorieën verwerking en de risico's voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen.

    HOOFDSTUK IV

    DE VERANTWOORDELIJKE EN DE VERWERKER

    AFDELING 1 ALGEMENE VERPLICHTINGEN

    Artikel 22 Verplichtingen van de verantwoordelijke

  • 1. 
    Rekening houdend met de aard, de context, de omvang en het doel van de verwerking , alsmede met de waarschijnlijkheid en de ernst van risico's voor de rechten en vrijheden van personen, treft de verantwoordelijke (…) passende maatregelen en kan hij aantonen dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met deze verordening wordt uitgevoerd.
  • 2. 
    (…)

2a. Wanneer zulks in verhouding staat tot de verwerkingsactiviteiten , omvatten de in lid 1 bedoelde maatregelen een passend gegevensbeschermingsbeleid dat door de verantwoordelijke wordt uitgevoerd.

2b. Aansluiting bij goedgekeurde gedragscodes overeenkomstig artikel 38 of een goedgekeurd certificeringsmechanisme overeenkomstig artikel 39 kan worden gebruikt als element om aan te tonen dat de verplichtingen van de verantwoordelijke worden nageleefd.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…) Artikel 23

    Gegevensbescherming by design and by default

  • 1. 
    Met inachtneming van de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, en rekening houdend met de aard, de context, de omvang en de doelen van de

    verwerkingen evenals de waarschijnlijkheid en de ernst van het risico voor de rechten en vrijheden van personen die voortvloeien uit de verwerking, treffen de verantwoordelijken (...) technische en organisatorische maatregelen die zijn afgestemd op de uitgevoerde verwerkingsactiviteit en de doeleinden ervan, zoals minimalisering en pseudonimisering van gegevens, waardoor de verwerking aan de voorwaarden van deze verordening voldoet (…) en de rechten (...) van betrokkenen worden beschermd.

  • 2. 
    De verantwoordelijke treft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat in beginsel alleen persoonsgegevens worden verwerkt die (…) noodzakelijk zijn voor elk

    specifiek doel van de verwerking. Dit geldt voor de hoeveelheid (…) verzamelde gegevens, de mate waarin zij worden verwerkt, de periode waarin zij worden opgeslagen en de toegankelijkheid ervan. Wanneer de verwerking niet bedoeld is om het publiek te informeren, zorgen deze mechanismen ervoor dat als standaardinstelling persoonsgegevens niet zonder menselijke tussenkomst voor een onbeperkt aantal natuurlijke personen toegankelijk worden gemaakt.

2a. Een overeenkomstig artikel 39 goedgekeurd certificeringsmechanisme kan worden gebruikt als een element om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorschriften van de leden 1 en 2.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)

    Artikel 24 Gezamenlijke verantwoordelijken 1. Wanneer twee of meer verantwoordelijken gezamenlijk de doelen en middelen

    bepalen van de verwerking van persoonsgegevens, zijn zij gezamenlijke verantwoordelijken. Zij stellen hun respectieve verantwoordelijkheden voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, met name met betrekking tot (…) de uitoefening van de rechten van de betrokkene, en hun respectieve plicht om de in de artikelen 14 en 14a bedoelde informatie te verstrekken, op transparante wijze vast door middel van een onderlinge regeling, tenzij, en voor zover, de respectieve verantwoordelijkheden van de verantwoordelijken zijn geregeld bij uniale of nationale wetgeving die op de verantwoordelijken van toepassing is. In de regeling wordt vermeld welke van de gezamenlijk verantwoordelijken optreedt als enig contactpunt voor betrokkenen om hun rechten uit te oefenen.

  • 2. 
    Ongeacht de voorwaarden van de in lid 1 bedoelde regeling, kan de betrokkene zijn rechten uit hoofde van deze verordening met betrekking tot en jegens iedere

    verantwoordelijke uitoefenen.

  • 3. 
    Uit deze regeling blijkt duidelijk welke effectieve rollen de gezamenlijk verantwoordelijken respectievelijk vervullen en wat hun respectieve verhouding met de betrokkenen is, en de wezenlijke inhoud van de regeling wordt aan de betrokkene beschikbaar gesteld. Lid 2 is niet van toepassing wanneer op transparante en ondubbelzinnige wijze aan de betrokkene is meegedeeld welke van de gezamenlijk verantwoordelijken verantwoordelijk is, tenzij de regeling, niet zijnde een door wetgeving van de Unie of een lidstaat bepaalde regeling, haar/zijn rechten schaadt (...).

    Artikel 25 Vertegenwoordigers van niet in de Unie gevestigde verantwoordelijken

  • 1. 
    Wanneer artikel 3, lid 2, van toepassing is, wijst de verantwoordelijke schriftelijk een vertegenwoordiger in de Unie aan.
  • 2. 
    Deze verplichting geldt niet voor:

    (a) (…); of

    (b) incidentele verwerking die waarschijnlijk geen risico oplevert voor de rechten en vrijheden van personen, gelet op de aard, de context, de omvang en de

    doelen van de verwerking(...); of

    (c) een overheidsinstantie of overheidsorgaan;

    (d) (…)

  • 3. 
    De vertegenwoordiger is gevestigd in een van de lidstaten waar de betrokkenen wonen van wie de persoonsgegevens in verband met het hun aanbieden van goederen of diensten worden verwerkt of het gedrag wordt geobserveerd.

3a. Teneinde de naleving van deze verordening te waarborgen, wordt de vertegenwoordiger door de verantwoordelijke gemachtigd om naast hem of in zijn plaats te worden benaderd, meer bepaald door de toezichthoudende autoriteiten en betrokkenen, over alle aangelegenheden in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

  • 4. 
    De aanwijzing van een vertegenwoordiger door de verantwoordelijke laat de vorderingen die tegen de verantwoordelijke zelf kunnen worden ingesteld, onverlet.

    Artikel 26 Verwerker 1. (…) (…) De verantwoordelijke doet enkel een beroep op verwerkers die voldoende

    waarborgen bieden dat zij passende technische en organisatorische maatregelen (…) zodanig uitvoeren dat de verwerking zal voldoen aan de vereisten van deze verordening.

1a. De verwerker neemt geen andere verwerker in dienst zonder de voorafgaande algemene of specifieke schriftelijke toestemming van de verantwoordelijke. In het laatste geval moet de verwerker de verantwoordelijke altijd inlichten over beoogde veranderingen inzake de toevoeging of vervanging van andere verwerkers, zodat de verantwoordelijke de gelegenheid heeft bezwaar aan te tekenen.

1b. (…)

  • 2. 
    De uitvoering van verwerkingen door een verwerker wordt geregeld in een overeenkomst of een rechtshandeling krachtens Unie- of nationaal recht die de verwerker aan de verantwoordelijke bindt, waarin het onderwerp en de duur van de verwerking, de aard en het doel van de verwerking, het soort persoonsgegevens en de categorieën betrokkenen, de rechten van de verantwoordelijke worden

    omschreven, en waarin met name wordt bepaald dat de verwerker:

    • a) 
      de persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in opdracht van de verantwoordelijke, tenzij uniale of nationale wetgeving die op de verwerker van toepassing is hem tot verwerking verplicht; in dat geval stelt de verwerker de verantwoordelijke, voorafgaand aan de verwerking van de gegevens, in kennis van dat wettelijk voorschrift, tenzij die wetgeving deze kennisgeving om zwaarwegende redenen van algemeen belang verbiedt;
    • b) 
      (…)
    • c) 
      alle uit hoofde van artikel 30 vereiste maatregelen neemt;
    • d) 
      de voorwaarden voor het in dienst nemen van een andere verwerker in acht neemt (...), zoals een vereiste dat de verantwoordelijke voorafgaand

toestemming moet geven voor een welbepaalde verwerking;

  • e) 
    (...) voor zover dit gelet op de aard van de verwerking mogelijk is, de verantwoordelijke bijstaat bij het beantwoorden van verzoeken om

    uitoefening van de in hoofdstuk III vastgestelde rechten van de betrokkene;

  • f) 
    (...) de verantwoordelijke bijstaat om ervoor te zorgen de verplichtingen uit

hoofde van de artikelen 30 tot en met 34 worden nagekomen;

  • g) 
    na het beëindigen van de verlening van de gegevensverwerkingsdiensten als bepaald in de overeenkomst of in een andere rechtshandeling, de persoonsgegevens

    terugbezorgt of wist, naargelang van de keuze van de voor verwerking verantwoordelijke, tenzij Unie- of nationale wetgeving die op de verwerker van toepassing is, hem ertoe verplicht de gegevens op te slaan;

  • h) 
    de verantwoordelijke alle informatie ter beschikking stelt die nodig is om de nakoming van de in dit artikel neergelegde verplichtingen aan te tonen en

    audits door de verantwoordelijke mogelijk maakt en eraan bijdraagt.

    De verwerker stelt de verantwoordelijke onmiddellijk in kennis indien, naar zijn mening, een instructie een inbreuk vormt op deze verordening of op de bepalingen van de Unie of de lidstaten inzake gegevensbescherming.

2a. Wanneer een verwerker (...) een andere verwerker in dienst neemt om namens de verantwoordelijke specifieke verwerkingsactiviteiten te verrichten, worden aan deze andere verwerker bij een overeenkomst of een andere rechtshandeling krachtens Unie- of nationaal recht dezelfde verplichtingen inzake gegevensbescherming

opgelegd als die welke in de in lid 2 bedoelde overeenkomst of andere rechtshandeling tussen de verantwoordelijke en de verwerker zijn opgenomen, waarbij met name voldoende waarborgen worden geboden voor de uitvoering van passende technische en organisatorische maatregelen overeenkomstig de vereisten van deze verordening. Wanneer de andere verwerker zijn verplichtingen inzake gegevensbescherming niet nakomt, blijft de eerste verwerker ten aanzien van de verantwoordelijke volledig aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen van die andere verwerker.

2aa. Aansluiting van de verwerker bij een goedgekeurde gedragscode overeenkomstig artikel 38 of een goedgekeurd certificeringsmechanisme overeenkomstig artikel 39 kunnen worden gebruikt als element om aan te tonen dat er sprake is van voldoende waarborgen als bedoeld in lid 1 en lid 2a.

2ab. Onverminderd een individuele overeenkomst tussen de verantwoordelijke en de verwerker kan de in de leden 2 en 2a bedoelde overeenkomst of andere

rechtshandeling geheel of ten dele gebaseerd zijn op de in de leden 2b en 2c bedoelde modelcontractbepalingen of op modelcontractbepalingen die onderdeel zijn van de certificering die door een verantwoordelijke of verwerker uit hoofde van de artikelen 39 en 39a is verleend.

2b. De Commissie kan voor de in de leden 2 en 2a genoemde aangelegenheden en volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure modelcontractbepalingen

vaststellen .

2c. Een toezichthoudende autoriteit kan voor de in de leden 2 en 2a genoemde aangelegenheden en volgens de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing modelcontractbepalingen opstellen.

  • 3. 
    De in de leden 2 en 2a bedoelde overeenkomst of andere rechtshandeling is gesteld in schriftelijke vorm, onder meer in elektronische vorm.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

    Artikel 27 Verwerking onder gezag van de verantwoordelijke en de verwerker

    (…)

    Artikel 28 Registers van categorieën van activiteiten op het gebied van persoonsgegevensverwerking

  • 1. 
    Alle verantwoordelijken alsmede (…), in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verantwoordelijke houden een register bij van alle categorieën van

    verwerkingen van persoonsgegevens die onder hun verantwoordelijkheid plaatsvinden. Dit register bevat (…) de volgende gegevens:

    • a) 
      de naam en de contactgegevens van de verantwoordelijke en (…) de eventuele gezamenlijk verantwoordelijke (…), en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de verantwoordelijke en van de functionaris voor gegevensbescherming;
    • b) 
      (…)
    • c) 
      de doelen van de verwerking, waaronder het gerechtvaardigde belang wanneer de verwerking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder f);
    • d) 
      een beschrijving van de categorieën betrokkenen en van de categorieën van hen betreffende persoonsgegevens;
  • e) 
    de (…) categorieën ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen

worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen;

  • f) 
    indien van toepassing, de categorieën van doorgiften van persoonsgegevens

naar een derde land of een internationale organisatie (…);

  • g) 
    waar mogelijk, de voorgenomen termijnen waarbinnen de verschillende categorieën gegevens moeten worden gewist;
  • h) 
    indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 30, lid 1.

2a. Alle verwerkers houden een register bij van alle categorieën van verwerkingen van persoonsgegevens die zij namens een verantwoordelijke hebben verricht. Dit register bevat de volgende gegevens:

  • a) 
    de naam en de contactgegevens van de verwerker(s) en van elke verantwoordelijke namens wie de verwerker handelt, en, in voorkomend geval, van de vertegenwoordiger van de verantwoordelijke;
  • b) 
    de naam en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming, in voorkomend geval;
  • c) 
    de categorieën van verwerkingen die namens iedere voor de verwerking verantwoordelijke zijn uitgevoerd;
  • d) 
    indien van toepassing, de categorieën van doorgiften van persoonsgegevens naar een derde land of een internationale organisatie;
  • e) 
    indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 30, lid 1.

3a. De in de leden 1 en 2a bedoelde registers worden bijgehouden in schriftelijke vorm, onder meer in elektronische of een andere niet-leesbare vorm die in een leesbare vorm kan worden omgezet.

  • 3. 
    De verantwoordelijke en de verwerker en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verantwoordelijke, stellen de toezichthoudende autoriteit op verzoek het register ter beschikking.
  • 4. 
    De in de leden 1 en 2a bedoelde verplichtingen gelden niet voor:
    • a) 
      (…) b) een onderneming of orgaan met minder dan 250 werknemers, tenzij de door de onderneming of orgaan verrichte verwerking gezien de aard, de context, de omvang en de doeleinden ervan waarschijnlijk een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van betrokkene, zoals (…) discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, financiële verliezen, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of elk ander economisch of maatschappelijk nadeel voor betrokkenen; of
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)

    Artikel 29 Medewerking met de toezichthoudende autoriteit

    (…)

    AFDELING 2 GEGEVENSBEVEILIGING

    Artikel 30 Beveiliging van de verwerking

  • 1. 
    Gelet op de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, en rekening houdend met de aard, de context, de omvang en de doeleinden van de verwerking en de

    waarschijnlijkheid en de ernst van het risico voor de rechten en vrijheden van personen, treffen de verantwoordelijke en de verwerker passende technische en organisatorische maatregelen, zoals pseudonimisering van persoonsgegevens, om een op het risico afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen.

1a. Bij de beoordeling van het passende beveiligingsniveau wordt met name rekening gehouden met de risico's van gegevensverwerking (...), vooral als gevolg van

accidentele of ongeoorloofde vernietiging, verlies, wijziging, ongeoorloofde verstrekking van, of ongeoorloofde toegang tot de doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens.

  • 2. 
    (…)

2a. Aansluiting bij goedgekeurde gedragscodes overeenkomstig artikel 38 of een goedgekeurd certificeringsmechanisme overeenkomstig artikel 39 kunnen worden gebruikt als element om aan te tonen dat de in lid 1 bedoelde vereisten worden nageleefd.

2b. De verantwoordelijke en de verwerker treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat eenieder die handelt onder het gezag van de verantwoordelijke of van de verwerker en toegang heeft tot persoonsgegevens, deze slechts verwerkt in opdracht van de

verantwoordelijke, tenzij hij op grond van Unie- of nationale wetgeving tot de verwerking verplicht is.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)

Artikel 31

Melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    In geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens die waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van personen inhoudt, zoals discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of elke ander aanzienlijk economisch of

    maatschappelijk nadeel, meldt de verantwoordelijke de overeenkomstig artikel 51 bevoegde toezichthoudende autoriteit deze inbreuk zonder onnodige vertraging en zo mogelijk niet later dan 72 uur nadat hij ervan kennis heeft gekregen. Wanneer de melding aan de toezichthoudende autoriteit niet binnen 72 uur plaatsvindt, gaat deze vergezeld van een motivering.

1a. De in lid 1 bedoelde melding is niet verplicht wanneer een kennisgeving aan de betrokkene uit hoofde van artikel 32, lid 3, onder a) en b) , niet vereist is.

  • 2. 
    (…) De verwerker informeert de verantwoordelijke zonder onnodige vertraging zodra hij kennis heeft gekregen van een inbreuk in verband met persoonsgegevens.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde melding bevat ten minste:
    • a) 
      een omschrijving van de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, waar mogelijk en zinvol bij benadering de betrokken categorieën en het aantal betrokkenen, alsook de betrokken categorieën gegevensbestanden en het aantal ervan (bij benadering);
    • b) 
      de vermelding van de identiteit en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming of een ander contactpunt waar meer informatie kan worden verkregen;
    • c) 
      (…)
    • d) 
      een omschrijving van de waarschijnlijke gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens die de verantwoordelijke heeft vastgesteld;
  • e) 
    een omschrijving van de maatregelen die de verantwoordelijke heeft voorgesteld of genomen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken;
  • f) 
    waar passend, aanbevelingen voor maatregelen om de mogelijk nadelige gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te verminderen.

3a. Wanneer en voor zover het niet mogelijk is de in lid 3, onder d), e) en f), bedoelde informatie tegelijkertijd met de in lid 3, onder a) en b), bedoelde informatie te

verstrekken, verstrekt de verantwoordelijke deze informatie zonder onnodig verder uitstel.

  • 4. 
    De verantwoordelijke documenteert alle in de leden 1 en 2 bedoelde inbreuken in verband met persoonsgegevens, met inbegrip van de feiten omtrent de inbreuk, de gevolgen van de inbreuk en de corrigerende maatregelen die zijn genomen. Deze documenten moeten de toezichthoudende autoriteit in staat stellen de naleving van dit artikel te controleren. (…)
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)

    Artikel 32 Melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene

  • 1. 
    Wanneer de inbreuk in verband met persoonsgegevens waarschijnlijk een hoog risico oplevert voor de rechten en vrijheden van personen, zoals discriminatie, identiteitsdiefstal

    of -fraude, financiële verliezen, reputatieschade, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of elke andere aanzienlijke economische of maatschappelijke schade, deelt de verantwoordelijke (…) de betrokkene de inbreuk in verband met persoonsgegevens zonder onnodige vertraging mee.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde mededeling aan de betrokkene bevat een omschrijving van de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens en ten minste de in artikel 31, lid 3, onder b), e) en f), voorgeschreven informatie en aanbevelingen.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde melding (…) aan de betrokkene is niet vereist wanneer:
    • a. 
      de verantwoordelijke (…) passende technische en organisatorische beschermingsmaatregelen heeft genomen en deze (…) maatregelen zijn toegepast op de gegevens waarop de inbreuk in verband met persoonsgegevens betrekking heeft, met name die welke de gegevens onbegrijpelijk maken voor eenieder die geen recht op toegang daartoe heeft, zoals versleuteling (...) ; of
    • b. 
      de verantwoordelijke achteraf maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat het hoge risico voor de rechten en vrijheden van betrokkenen als bedoeld in lid 1 zich waarschijnlijk niet meer zaal voordoen; of
    • c. 
      deze melding onevenredig veel moeite zou kosten, meer bepaald vanwege het aantal betrokken gevallen. In dat geval komt er in de plaats daarvan een openbare mededeling of een soortgelijke maatregel aan de hand waarvan betrokkenen even doeltreffend worden geïnformeerd; of
    • d. 
      deze melding afbreuk zou doen aan een zwaarwegend algemeen belang.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)

AFDELING 3

PRIVACYEFFECTBEOORDELING EN VOORAFGAANDE RAADPLEGING

Artikel 33 Privacyeffectbeoordeling

  • 1. 
    Wanneer een soort verwerking, in het bijzonder waarbij nieuwe technologieën worden gebruikt, en, gelet op de aard, de context, omvang of doeleinden ervan, waarschijnlijk een hoog risico oplevert voor de rechten en vrijheden van personen, zoals discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, reputatieschade, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, verlies van

    vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde gegevens, of elke andere aanzienlijke economische of maatschappelijke schade, voert de verantwoordelijke (…) vóór de verwerking een beoordeling uit van het effect van de beoogde verwerkingsactiviteiten op de bescherming van persoonsgegevens. (…)

1a. Wanneer een functionaris voor gegevensbescherming is aangewezen, wint de verantwoordelijke bij het uitvoeren van een privacyeffectbeoordeling diens advies in.

  • 2. 
    Een privacyeffectbeoordeling als bedoeld in lid 1 wordt met name vereist in de volgende gevallen:
    • a) 
      een systematische en uitgebreide beoordeling van aspecten van de persoonlijkheid van (…) natuurlijke personen, die is gebaseerd op profilering en waarop besluiten worden gebaseerd waaraan voor betrokkenen rechtsgevolgen zijn verbonden of die betrokkenenernstig treffen;
    • b) 
      de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens krachtens artikel 9, lid 1, (...) biometrische gegevens of gegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende

      veiligheidsmaatregelen, wanneer de gegevens op grote schaal worden verwerkt voor het nemen van (…) besluiten met betrekking tot specifieke personen;

  • c) 
    de bewaking op grote schaal van openbaar toegankelijke ruimten, met name

wanneer optisch-elektronische apparatuur (…) wordt gebruikt;

  • d) 
    (…)
  • e) 
    (…)

2a. De toezichthoudende autoriteit stelt een lijst op van het soort verwerkingsoperaties waarvoor een privacyeffectbeoordeling overeenkomstig lid 1 verplicht is, en maakt deze openbaar. De toezichthoudende autoriteit deelt deze lijst mee aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

2b. De toezichthoudende autoriteit kan ook een lijst opstellen en openbaar maken van het soort verwerking waarvoor geen privacyeffectbeoordeling nodig is. De

toezichthoudende autoriteit deelt deze lijst mee aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

2c. Wanneer de in de leden 2a en 2b bedoelde lijsten betrekking hebben op verwerkingen met betrekking tot het aanbieden van goederen of diensten aan betrokkenen of op het observeren van hun gedrag in verschillende lidstaten, of op verwerkingen die het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie wezenlijk kunnen beïnvloeden, past de bevoegde toezichthoudende autoriteit voorafgaand aan de vaststelling van die lijsten de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing toe.

  • 3. 
    De beoordeling bevat minstens een algemene beschrijving van de beoogde verwerkingen, een evaluatie van het in lid 1 bedoelde risico, de maatregelen die worden beoogd om het risico te beperken, onder meer de waarborgen, beveiligingsmaatregelen en mechanismen die de bescherming van persoonsgegevens verzekeren en aantonen dat aan deze verordening is voldaan, met inachtneming van de rechten en gerechtvaardigde belangen van betrokkenen en andere betrokken personen.

3a. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid en het effect van de door die de verantwoordelijke en de verwerker verrichte verwerkingen, en met name ter wille van een privacyeffectbeoordeling, wordt meegewogen of de goedgekeurde gedragscodes als bedoeld in artikel 38 worden nageleefd.

  • 4. 
    De verantwoordelijke neemt de opmerkingen van betrokkenen of hun vertegenwoordigers over de voorgenomen verwerking in ontvangst, zonder inbreuk te maken op de bescherming van commerciële of algemene belangen of de beveiliging van de verwerkingen (...).
  • 5. 
    (...) Wanneer de verwerking uit hoofde van artikel 6, lid 1, punten c) of e) haar rechtsgrond heeft in het Unierecht of in het recht van de lidstaat dat op de

    verantwoordelijke toepasselijk is, en in dat recht voorschriften inzake de betrokken specifieke verwerking of verwerkingen zijn vastgesteld , zijn leden 1 tot en met 3 niet van toepassing, tenzij de lidstaten het noodzakelijk achten om voorafgaand aan de verwerkingen een dergelijke beoordeling uit te voeren.

  • 6. 
    (…)
  • 7. 
    (…)

    Artikel 34 Voorafgaande (...) raadpleging

  • 1. 
    (…)
  • 2. 
    De verantwoordelijke (…) raadpleegt de toezichthoudende autoriteit voorafgaand aan de verwerking van persoonsgegevens, wanneer uit een privacyeffectbeoordeling als bedoeld in artikel 33 blijkt dat de verwerking een hoog risico oplevert als de

    verantwoordelijke geen maatregelen neemt om het risico te beperken.

  • 3. 
    Wanneer de toezichthoudende autoriteit van oordeel is dat de in lid 2 bedoelde voorgenomen verwerking niet aan deze verordening zal voldoen, met name wanneer de verantwoordelijke het risico onvoldoende heeft vastgesteld of beperkt, geeft zij binnen een maximumtermijn van zes weken na het verzoek om raadpleging schriftelijk advies aan de verantwoordelijke en mag zij al haar in artikel 53 bedoelde bevoegdheden gebruiken (…). Deze termijn kan, gelet op de complexiteit van de voorgenomen verwerking, met zes weken worden verlengd. Wanneer de verlengde termijn van toepassing is, wordt de verantwoordelijke of de verwerker binnen een maand na ontvangst van het verzoek in kennis gesteld van de redenen voor de vertraging.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    Wanneer de verantwoordelijke (...) de toezichthoudende autoriteit raadpleegt uit hoofde van lid 2, verstrekt hij de toezichthoudende autoriteit informatie over,
    • a) 
      indien van toepassing, de respectieve verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke, bij de verwerking betrokken gezamenlijke verantwoordelijken en verwerkers, in het bijzonder voor verwerking binnen een groep van ondernemingen;
    • b) 
      de doelen en de middelen van de voorgenomen verwerking;
    • c) 
      de maatregelen en waarborgen tot bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen uit hoofde van deze verordening;
    • d) 
      indien van toepassing, de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming;
    • e) 
      de in artikel 33 voorziene privacyeffectbeoordeling en
    • f) 
      alle andere informatie waar de toezichthoudende autoriteit om verzoekt.
  • 7. 
    De lidstaten raadplegen de toezichthoudende autoriteit bij de opstelling van een voorstel voor een door een nationaal parlement aan te nemen wetgevingsmaatregel of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel voor de verwerking van

    persoonsgegevens (...).

7a. Onverminderd lid 2 kunnen de verantwoordelijken er bij nationaal recht toe worden verplicht de toezichthoudende autoriteit te raadplegen en om diens voorafgaande

toestemming te verzoeken wanneer zij met het oog op de vervulling van een taak van

algemeen belang persoonsgegevens verwerken, ook wanneer de verwerking van

zulke gegevens verband houdt met sociale bescherming en volksgezondheid.

  • 8. 
    (…)
  • 9. 
    (…)

    AFDELING 4 FUNCTIONARIS VOOR GEGEVENSBESCHERMING

    Artikel 35 Aanwijzing van de functionaris voor gegevensbescherming

  • 1. 
    De verantwoordelijke of de verwerker kan of, wanneer hij daartoe op grond van uniale of nationale wetgeving verplicht is, moet een functionaris voor gegevensbescherming aanwijzen (...).
  • 2. 
    Een groep van ondernemingen kan één functionaris voor gegevensbescherming benoemen.
  • 3. 
    Wanneer de verantwoordelijke of de verwerker een overheidsinstantie of overheidsorgaan is, kan één enkele functionaris voor gegevensbescherming voor verschillende dergelijke instanties of organen worden aangewezen, met inachtneming van hun organisatiestructuur en omvang.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    De functionaris voor gegevensbescherming wordt aangewezen op grond van zijn professionele kwaliteiten en, in het bijzonder, zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake gegevensbescherming en zijn vermogen de in artikel 37 bedoelde taken te vervullen, met name het ontbreken van een eventueel

    belangenconflict. (…)

  • 6. 
    (…)
  • 7. 
    (…) De functionaris voor gegevensbescherming kan tijdens zijn ambtstermijn alleen worden ontslagen wanneer hij niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de uitvoering van zijn taken overeenkomstig artikel 37, tenzij er op grond van de wetgeving van de betrokken lidstaat ernstige redenen bestaan die het ontslag van een werknemer of

    ambtenaar rechtvaardigen.

  • 8. 
    De functionaris voor gegevensbescherming kan een personeelslid zijn van de verantwoordelijke of de verwerker, of kan de taken op grond van een

    dienstverleningscontract verrichten.

  • 9. 
    De verantwoordelijke of de verwerker maakt de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming bekend en deelt deze aan de toezichthoudende autoriteit (…) mee.
  • 10. 
    Betrokkenen kunnen met de functionaris voor gegevensbescherming contact opnemen over alle aangelegenheden die verband houden met de verwerking van de gegevens van de betrokkene en met de uitoefening van hun rechten uit hoofde van deze verordening.
  • 11. 
    (…)

    Artikel 36 Positie van de functionaris voor gegevensbescherming

  • 1. 
    De verantwoordelijke of de verwerker zorgen ervoor dat de functionaris voor gegevensbescherming naar behoren en tijdig wordt betrokken bij alle aangelegenheden die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens.
  • 2. 
    De verantwoordelijke of de verwerker ondersteunen de functionaris voor gegevensbescherming bij de vervulling van de in artikel 37 bedoelde taken (…) door hem de middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn voor de vervulling van deze taken en door hem toegang te verschaffen tot persoonsgegevens en

    verwerkingsactiviteiten.

  • 3. 
    De verantwoordelijke of de verwerker zorgt ervoor dat de functionaris voor gegevensbescherming zijn taken onafhankelijk kan vervullen en geen instructies ontvangt met betrekking tot de uitoefening van deze taken. Hij of zij wordt niet door de verantwoordelijke of de verwerker gestraft voor de uitoefening van zijn taken. De functionaris voor gegevensbescherming brengt rechtstreeks verslag uit aan de hoogste leidinggevende van de verantwoordelijke of de verwerker.
  • 4. 
    De functionaris voor gegevensbescherming kan andere taken en plichten vervullen. De verantwoordelijke of de verwerker zorgt ervoor dat deze taken of plichten niet tot een belangenconflict leiden.

    Artikel 37 Taken van de functionaris voor gegevensbescherming

  • 1. 
    De functionaris voor gegevensbescherming (…) heeft de volgende taken:
    • a) 
      informeren en adviseren van de verantwoordelijke of de verwerker en de werknemers die persoonsgegevens verwerken over hun verplichtingen op grond van deze verordening en andere gegevensbeschermingsbepalingen van de Unie of de lidstaten (…);
    • b) 
      toezien op de naleving van deze verordening, van andere gegevensbeschermingsbepalingen van de Unie of de lidstaten en van het beleid van de verantwoordelijke of de verwerker met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de toewijzing van verantwoordelijkheden, bewustmaking en opleiding van het bij de verwerking betrokken personeel en de betreffende audits;
    • c) 
      (…)
    • d) 
      (…)
    • e) 
      (…)
    • f) 
      op verzoek advies verstrekken met betrekking tot de gegevensbeschermingeffectbeoordeling en toezien op de uitvoering ervan in overeenstemming met artikel 33;
    • g) 
      toezien op het gevolg dat aan verzoeken van de toezichthoudende autoriteit wordt gegeven en het, binnen de grenzen van de bevoegdheid van de

      functionaris voor gegevensbescherming, verlenen van medewerking aan de toezichthoudende autoriteit op diens verzoek of op eigen initiatief van de functionaris voor gegevensbescherming;

    • h) 
      optreden als contactpunt voor de toezichthoudende autoriteit inzake aangelegenheden in verband met de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van de in artikel 34 bedoelde voorafgaande raadpleging, en, voor zover dienstig, overleg plegen over enige andere aangelegenheid.
  • 2. 
    (…)

2a. De functionaris voor gegevensbescherming houdt bij de uitoefening van zijn taken naar behoren rekening met het aan de verwerkingen verbonden risico, en met de aard, de

reikwijdte, de context en de doelen van de verwerking.

AFDELING 5 GEDRAGSCODES EN CERTIFICERING

Artikel 38 Gedragscodes

  • 1. 
    De lidstaten, de toezichthoudende autoriteiten, het Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie bevorderen de opstelling van gedragscodes die, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de diverse gegevensverwerkingssectoren

    en de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, moeten bijdragen tot de juiste toepassing van deze verordening.

1a. Verenigingen en andere organen die categorieën verantwoordelijken of verwerkers vertegenwoordigen, kunnen gedragscodes opstellen, of die codes wijzigen of uitbreiden, teneinde de toepassing van bepalingen van deze verordening nader toe te lichten, met betrekking tot:

  • a) 
    eerlijke en transparante gegevensverwerking;

aa)de gerechtvaardigde belangen die door verantwoordelijken in een specifieke context worden nagestreefd;

  • b) 
    de verzameling van gegevens;

bb)de pseudonimisering van persoonsgegevens;

  • c) 
    het informeren van het publiek en betrokkenen;
  • d) 
    de uitoefening van de rechten van betrokkenen;
  • e) 
    het informeren en beschermen van kinderen en de wijze waarop de toestemming van de ouder en de voogd moet worden verkregen;

ee) maatregelen en procedures als bedoeld in de artikelen 22 en 23 en maatregelen ter beveiliging van de verwerking als bedoeld in artikel 30;

ef) kennisgeving van inbreuken in verband met persoonsgegevens aan toezichthoudende autoriteiten en melding van die inbreuken aan betrokkenen;

  • f) 
    (…)

1ab. Behalve door de verantwoordelijke of de verwerker die onder deze verordening vallen, kunnen overeenkomstig lid 2 goedgekeurde gedragscodes ook worden nageleefd door

verantwoordelijken of verwerkers die niet onder deze verordening vallen overeenkomstig artikel 3, om te voorzien in passende waarborgen voor doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 42, lid 2, onder d). Dergelijke verantwoordelijken of verwerkers doen, via contractuele instrumenten of anderszins, bindende en afdwingbare toezeggingen om die passende waarborgen toe te passen, ook wat betreft de rechten van de betrokkenen.

1b. Een dergelijke gedragscode bevat mechanismen die het in artikel 38a, lid 1, bedoelde orgaan in staat stellen het verplichte toezicht uit te oefenen op de naleving van de

bepalingen van de code door de verantwoordelijken of verwerkers die zich tot toepassing ervan verbinden, onverminderd de taken en bevoegdheden van de overeenkomstig artikel 51 of 51a bevoegde toezichthoudende autoriteit.

  • 2. 
    De in lid 1a bedoelde verenigingen en andere organen die het voornemen hebben om een gedragscode op te stellen of bestaande gedragscodes te wijzigen of uit te breiden, leggen de ontwerpgedragscode voor aan de overeenkomstig artikel 51 bevoegde toezichthoudende autoriteit. De toezichthoudende autoriteit brengt advies uit over de verenigbaarheid van de ontwerpgedragscode, of de gewijzigde of uitgebreide gedragscode, met deze verordening en keurt deze ontwerpgedragscode, of gewijzigde of uitgebreide gedragscode goed, indien zij van oordeel is dat er sprake is van voldoende passende waarborgen.

2a. Wanneer in het in lid 2 bedoelde advies wordt bevestigd dat de gedragscode, of de gewijzigde of uitgebreide gedragscode, in overeenstemming is met deze verordening en de code wordt goedgekeurd, en indien de gedragscode geen betrekking heeft op verwerkingsactiviteiten in verschillende lidstaten, registreert de toezichthoudende autoriteit de gedragscode en maakt zij de bijzonderheden daarvan bekend.

2b. Wanneer de ontwerpgedragscode betrekking heeft op verwerkingsactiviteiten in verschillende lidstaten, legt de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is volgens artikel 51 deze, vóór goedkeuring, via de procedure van artikel 57 voor aan het Europees Comité voor gegevensbescherming, dat advies geeft over de verenigbaarheid van de ontwerpgedragscode, of de gewijzigde of uitgebreide gedragscode, met deze verordening of, in de in lid 1ab bedoelde situatie, voorziet in passende waarborgen.

  • 3. 
    Wanneer in het in lid 2b bedoelde advies wordt bevestigd dat de gedragscode, of de gewijzigde of uitgebreide gedragscode, in overeenstemming is met deze verordening of, in de in lid 1ab bedoelde situatie, voorziet in passende waarborgen, legt het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn advies voor aan de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij de goedgekeurde gedragscodes en wijzigingen of uitbreidingen van bestaande goedgekeurde gedragscodes die haar op grond van lid 3 zijn voorgelegd, algemeen geldig worden verklaard binnen de Unie.

    De betrokken uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  • 5. 
    De Commissie zorgt ervoor dat aan de goedgekeurde codes die zij overeenkomstig lid 4 algemeen geldig heeft verklaard, passende bekendheid wordt gegeven.

5a. Het Europees Comité voor gegevensbescherming verzamelt alle goedgekeurde gedragscodes en wijzigingen daarvan in een register en maakt deze openbaar via de daartoe

geëigende kanalen, bijvoorbeeld via het Europese portaal voor e-justitie.

Artikel 38a Toezicht op goedgekeurde gedragscodes

  • 1. 
    Onverminderd de taken en bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit uit hoofde van de artikelen 52 en 53, kan het op grond van artikel 38, lid 1b uitgevoerde

    toezicht op de naleving van een gedragscode worden uitgeoefend door een orgaan dat over de juiste expertise met betrekking tot het onderwerp van de gedragscode beschikt en daartoe is geaccrediteerd door de bevoegde toezichthoudende autoriteit.

  • 2. 
    Een orgaan als bedoeld in lid 1 kan daartoe worden geaccrediteerd indien:

    (a) het, tot tevredenheid van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, zijn onafhankelijkheid en expertise met betrekking tot het onderwerp van de gedragscode heeft aangetoond;

    (b) het procedures heeft vastgesteld op grond waarvan het kan beoordelen of de betrokken verantwoordelijken en verwerkers in aanmerking komen om de

    gedragscode toe te passen, het toezicht kan houden op de naleving door deze laatsten van de bepalingen van de gedragscode en het de werking van de gedragscode periodiek kan toetsen;

    (c) het procedures en structuren heeft vastgesteld om klachten te behandelen over inbreuken op de gedragscode of over de wijze waarop daaraan uitvoering is, of wordt, gegeven door een verantwoordelijke of verwerker, en om die procedures en structuren voor betrokkenen en het publiek transparant te maken;

    (d) het, tot tevredenheid van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, aantoont dat zijn taken en bevoegdheden niet tot een belangenconflict leiden.

  • 3. 
    De bevoegde toezichthoudende autoriteit legt de ontwerpcriteria voor accreditatie van een in lid 1 bedoeld orgaan overeenkomstig de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing voor

    aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

  • 4. 
    Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan een in lid 1 bedoeld orgaan, mits er passende garanties zijn, de nodige maatregelen nemen, waaronder schorsing of uitsluiting van de gedragscode, ingeval een verantwoordelijke of verwerker inbreuk pleegt op de

    gedragscode. Het stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit in kennis van die maatregelen en van de redenen daarvoor.

  • 5. 
    De bevoegde toezichthoudende autoriteit trekt de accreditatie van een in lid 1 bedoeld orgaan in, indien de voorwaarden voor accreditatie niet, of niet meer, worden vervuld of indien de door het orgaan genomen maatregelen niet in overeenstemming zijn met deze verordening.
  • 6. 
    Dit artikel geldt niet voor de verwerking van persoonsgegevens door overheidsinstanties -en organen.

    Artikel 39

    Certificering

  • 1. 
    De lidstaten, het Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie bevorderen, met name op Unieniveau, de vaststelling van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming

    en gegevensbeschermingszegels en –merktekens waarmee kan worden aangetoond dat deze verordening wordt nageleefd bij verwerkingen door de verantwoordelijken en verwerkers. Er wordt ook rekening gehouden met de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.

1a. Naast naleving door verantwoordelijken of verwerkers die onderworpen zijn aan deze verordening, kunnen certificeringsmechanismen, zegels of merken die zijn goedgekeurd uit hoofde van lid 2a ook worden vastgesteld voor het aantonen van het bestaan van passende waarborgen die zijn voorzien door de verantwoordelijken of verwerkers die niet onder deze verordening vallen overeenkomstig artikel 3, in het kader van de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 42, lid 2, onder e). Dergelijke verantwoordelijken of verwerkers doen, via contractuele instrumenten of anderszins, bindende en afdwingbare toezeggingen om die passende waarborgen toe te passen, ook wat betreft de rechten van de betrokkenen.

  • 2. 
    Een certificering op grond van dit artikel doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke of de verwerker om deze verordening na te leven en laat de taken en

    bevoegdheden van de overeenkomstig artikel 51 of 51a bevoegde toezichthoudende autoriteit onverlet.

2a. Een certificering zoals bedoeld in dit artikel wordt afgegeven door de in artikel 39a bedoelde certificerende organen of, indien van toepassing, door de bevoegde toezichthoudende

autoriteit op grond van de criteria die door de bevoegde toezichthoudende autoriteit of, overeenkomstig artikel 57, het Europees Comité voor gegevensbescherming, zijn goedgekeurd.

  • 3. 
    De verantwoordelijke of de verwerker die zijn verwerking aan het certificeringsmechanisme onderwerpt, verstrekt het in artikel 39a bedoelde certificeringsorgaan, of waar van toepassing, de bevoegde toezichthoudende autoriteit, de voor de uitvoering van de certificeringsprocedure noodzakelijke informatie en verleent het orgaan of de autoriteit toegang tot zijn

    verwerkingsactiviteiten.

  • 4. 
    De certificering wordt afgegeven aan een verantwoordelijke of een verwerker voor een maximale periode van 3 jaar en kan worden verlengd onder dezelfde voorwaarden, mits aan de relevante eisen kan worden blijven voldaan. Zij wordt ingetrokken door de certificerende organen als bedoeld in artikel 39a of, indien van toepassing, door de bevoegde toezichthoudende autoriteit wanneer aan de eisen voor de certificering niet of niet meer wordt voldaan.
  • 5. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming verzamelt alle certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels in een register en maakt deze openbaar via de daartoe

    geëigende kanalen, bijvoorbeeld via het Europese portaal voor e-justitie.

    Artikel 39a Certificeringsorgaan en -procedure

  • 1. 
    Onverminderd de taken en bevoegdheden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit uit hoofde van de artikelen 52 en 53, wordt de certificering afgegeven en verlengd door een

    certificeringsorgaan dat over de juiste expertise met betrekking tot gegevensbescherming beschikt. Elke lidstaat bepaalt of deze certificeringsorganen worden geaccrediteerd door:

(a) de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is volgens artikel 51 of 51a; en/of

(b) de nationale accreditatie-instantie die is aangewezen in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 765/2008 i van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten die in overeenstemming zijn met EN ISO/IEC 17065/2012 en met de aanvullende eisen die door de bevoegde toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 51 of 51a zijn vastgesteld.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde certificeringsorgaan kan daartoe uitsluitend worden geaccrediteerd indien:

    (a) het, tot tevredenheid van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, zijn onafhankelijkheid en expertise met betrekking tot het onderwerp van de certificering heeft aangetoond;

    aa) het er zich heeft toe verbonden te voldoen aan de criteria zoals bedoeld in lid 2a van artikel 39 en goedgekeurd door de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is op grond van artikel 51 of 51a of, overeenkomstig artikel 57, het Europees Comité voor gegevensbescherming;

    • b) 
      het procedures heeft vastgesteld voor de uitgifte, periodieke toetsing en intrekking van gegevensbeschermingszegels en -merktekens;
    • c) 
      het procedures en structuren heeft vastgesteld om klachten te behandelen over inbreuken op de certificering of de wijze waarop daaraan uitvoering is, of wordt, gegeven door de verantwoordelijke of de verwerker, en om die procedures en structuren voor betrokkenen en het publiek transparant te maken;
    • d) 
      het, tot tevredenheid van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, aantoont dat zijn taken en bevoegdheden niet tot een belangenconflict leiden.
  • 3. 
    De accreditatie van de in lid 1 bedoelde certificeringsorganen vindt plaats aan de hand van criteria die zijn goedgekeurd door de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is op grond van artikel 51 of 51a of, overeenkomstig artikel 57, het Europees Comité voor

    gegevensbescherming. In het geval van een accreditatie in de zin van punt b) van lid 1, zijn deze eisen een aanvulling op die in Verordening 765/2008 i en de technische voorschriften die een beschrijving geven van de methoden en procedures van de certificeringsorganen.

  • 4. 
    Het in lid 1 bedoelde certificeringsorgaan is verantwoordelijk voor een juiste beoordeling, die tot certificering of de intrekking van de certificering leidt, onverminderd de

    verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke of de verwerker voor de naleving van deze verordening. De accreditatie wordt afgegeven voor een periode van maximaal vijf jaar en kan worden verlengd onder dezelfde voorwaarden mits het orgaan aan de eisen blijft voldoen.

  • 5. 
    Het in lid 1 bedoelde certificeringsorgaan stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit op de hoogte van de redenen voor het afgeven of het intrekken van de aangevraagde certificering.
  • 6. 
    De in lid 3 bedoelde voorschriften, de criteria bedoeld in lid 2a van artikel 39 worden door de toezichthoudende autoriteit in een eenvoudig toegankelijke vorm openbaar gemaakt. De

    toezichthoudende autoriteiten delen deze tevens mee aan het Europees Comité voor gegevensbescherming. Het Europees Comité voor gegevensbescherming verzamelt alle certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels in een register en maakt deze openbaar via de daartoe geëigende kanalen, bijvoorbeeld via het Europese portaal voor ejustitie.

6a. Onverminderd de bepalingen van Hoofdstuk VIII trekt de bevoegde toezichthoudende autoriteit of de nationale accreditatie-instantie de aan een in lid 1 bedoeld certificeringsorgaan afgegeven accreditatie in, indien de voorwaarden voor accreditatie niet, of niet meer, worden vervuld of indien de door het orgaan genomen maatregelen niet in overeenstemming zijn met deze verordening.

  • 7. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 86 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de nadere invulling van de criteria en de vereisten voor de methoden ter

    verkrijging van de in lid 1 bedoelde verifieerbare toestemming (…).

7a. Het Europees Comité voor gegevensbescherming verstrekt de Commissie advies over de criteria en de vereisten als bedoeld in lid 7.

  • 8. 
    De Commissie kan technische normen vaststellen voor certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en –merktekens en mechanismen ter bevordering en erkenning van certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en –merktekens. De betrokken uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

DOORGIFTE VAN PERSOONSGEGEVENS NAAR DERDE

LANDEN OF INTERNATIONALE ORGANISATIES

Artikel 40 Algemeen beginsel inzake doorgiften (…)

Artikel 41

Doorgiften op basis van een besluit waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard

  • 1. 
    Een doorgifte van persoonsgegevens naar (...) een derde land of een internationale organisatie kan plaatsvinden wanneer de Commissie heeft besloten dat het betrokken derde land, of een gebied of een of meer nader omschreven sectoren in dat derde

    land, of de betrokken internationale organisatie een passend beschermingsniveau waarborgt. Voor een dergelijke doorgifte is geen specifieke toestemming nodig.

  • 2. 
    Bij de beoordeling van de vraag of er een passend beschermingsniveau is, houdt de Commissie met name rekening met de volgende aspecten:
    • a) 
      de rechtsstaat, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de desbetreffende wetgeving (..) , zowel algemeen als sectorale, de voorschriften inzake gegevensbescherming en de veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van voorschriften voor verdere doorgifte van persoonsgegevens naar een ander derde land of een andere internationale organisatie, die in het betrokken derde land of de betrokken internationale organisatie worden

      nageleefd, alsook het bestaan van effectieve en afdwingbare rechten van betrokkenen en effectieve mogelijkheden voor betrokkenen wier persoonsgegevens worden doorgegeven om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen (...) ;

  • b) 
    het bestaan en de effectieve werking van een of meer onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten in het betrokken land of waaraan een internationale organisatie is onderworpen, die belast zijn met het toezicht op en het handhaven van de naleving van de gegevensbeschermingsregels, met inbegrip van passende sanctiebevoegdheden, het bijstaan en het adviseren van betrokkenen bij de uitoefening van hun rechten en de samenwerking met de toezichthoudende autoriteiten van de Unie en de lidstaten;
  • c) 
    de internationale verbintenissen die het betrokken derde land of de betrokken internationale organisatie is aangegaan, of andere (...) verplichtingen die

    voortvloeien uit de deelname ervan aan multilaterale of regionale regelingen, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

2a. Het Europees Comité voor gegevensbescherming brengt aan de Commissie advies uit om haar in staat te stellen te beoordelen of het beschermingsniveau in een derde land of een internationale organisatie passend is, alsook om te beoordelen of een

derde land, het grondgebied, de internationale organisatie of de genoemde sector geen passend niveau van bescherming meer garandeert.

  • 3. 
    De Commissie kan, na beoordeling van de vraag of er een passend beschermingsniveau is, bij besluit vaststellen dat een derde land, of een gebied of een of meer

    nader bepaalde sectoren in dat derde land, of een internationale organisatie een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 waarborgt. (…) In de uitvoeringshandeling worden het geografische en het sectorale toepassingsgebied vastgelegd en wordt (worden), in voorkomend geval, de in lid 2, onder b), genoemde toezichthoudende autoriteit(en) vermeld. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3a. De besluiten die de Commissie op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG i heeft vastgesteld, blijven van kracht, totdat zij worden gewijzigd, vervangen of

ingetrokken bij een Commissiebesluit, vastgesteld overeenkomstig lid 3 of lid 5.

  • 4. 
    (…)

4a. De Commissie houdt toezicht op de werking van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde besluiten en van de op basis van artikel 25, lid 6, of artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG i vastgestelde besluiten.

  • 5. 
    De Commissie kan bij besluit vaststellen dat een derde land, of een gebied of een nader bepaalde sector in dat derde land, of een internationale organisatie geen

    passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 meer waarborgt, en kan dat besluit, indien nodig, zonder terugwerkende kracht intrekken, wijzigen of schorsen. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure of, in bijzonder spoedeisende omstandigheden (…), volgens de in artikel 87, lid 3, bedoelde procedure. (…)

5a. De Commissie pleegt overleg met het derde land of de internationale organisatie ter om de situatie naar aanleiding waarvan het besluit (…) overeenkomstig lid 5 is

vastgesteld, te verhelpen.

  • 6. 
    Een overeenkomstig lid 5 vastgesteld besluit laat de doorgiften van persoonsgegevens naar het betrokken derde land, of het gebied of de nader bepaalde sector in dat derde land, of de betrokken internationale organisatie overeenkomstig de artikelen 42 tot en met 44onverlet (...).
  • 7. 
    De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst bekend van de derde landen, gebieden en nader bepaalde sectoren in derde landen en

    internationale organisaties ten aanzien waarvan op grond van de leden 3, 3a en 5 besluiten zijn vastgesteld.

  • 8. 
    (…)

    Artikel 42 Doorgiften op basis van passende garanties

  • 1. 
    Bij ontstentenis van een besluit uit hoofde van artikel 41, lid 3, kan een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker enkel persoonsgegevens aan (...) een derde land of een internationale organisatie doorgeven, indien hij passende garanties biedt, die ook gelden

    voor verdere doorgiften,(…).

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde passende garanties kunnen worden geboden (...) door de volgende instrumenten, zonder dat daarvoor specifieke toestemming van een toezichthoudende

    autoriteit is vereist:

    oa) een juridisch bindend en afdwingbaar instrument tussen overheidsinstanties of -organen; of

    • a) 
      bindende bedrijfsvoorschriften als bedoeld in artikel 43; of
    • b) 
      modelbepalingen inzake gegevensbescherming die door de Commissie worden vastgesteld (…) volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde

      onderzoeksprocedure; of

    • c) 
      modelbepalingen inzake gegevensbescherming die door een toezichthoudende autoriteit worden vastgesteld (...) en die door de Commissie worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
    • d) 
      een overeenkomstig artikel 38 goedgekeurde gedragscode, samen met bindende en afdwingbare verbintenissen van de voor de verwerking

      verantwoordelijke of de verwerker (...) in het derde land om de passende garanties, ook voor de rechten van de betrokkenen, toe te passen; of

    • e) 
      een overeenkomstig artikel 39 goedgekeurd certificeringsmechanisme, samen met bindende en afdwingbare verbintenissen van de voor de verwerking

      verantwoordelijke of de verwerker (...) in het derde land om de passende garanties, ook voor de rechten van de betrokkenen, toe te passen.

2a. Onder voorbehoud van toestemming door de bevoegde toezichthoudende autoriteit, kunnen de in lid 1 bedoelde passende garanties ook worden geboden door, met name:

  • a) 
    contractuele bepalingen tussen de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker en de voor de verwerking verantwoordelijke, de verwerker of de

    ontvanger van de gegevens (...) in het derde land of de internationale organisatie; of

  • b) 
    (…)
  • c) 
    (…)
  • d) 
    bepalingen voor administratieve regelingen tussen overheidsinstanties of -organen (…).
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

5a. De toezichthoudende autoriteit past de conformiteitstoetsing toe in de gevallen die worden bedoeld in de punten ca), d), e) en f) van artikel 57, lid 2.

5b. Toestemmingen die een lidstaat of een toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 26, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG i heeft verleend, blijven geldig, totdat zij door die toezichthoudende

autoriteit worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken. De besluiten die de Commissie op grond van artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG i heeft vastgesteld, blijven van kracht, totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken bij een Commissiebesluit, vastgesteld overeenkomstig lid 2.

Artikel 43 Bindende bedrijfsvoorschriften

  • 1. 
    De bevoegde toezichthoudende autoriteit keurt in het kader van de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing bindende bedrijfsvoorschriften goed, op voorwaarde dat deze:
    • a) 
      juridisch bindend zijn voor en van toepassing zijn op alle betrokken leden van de groep van ondernemingen, of groep van ondernemingen die gezamenlijk een

      economische activiteit uitoefenen, en dat deze leden op de naleving ervan toezien; b) betrokkenen uitdrukkelijk afdwingbare rechten toekennen met betrekking tot de

      verwerking van hun persoonsgegevens; c) voldoen aan de in lid 2 vastgestelde vereisten.

  • 2. 
    In de in lid 1 bedoelde bindende bedrijfsvoorschriften worden minimaal de volgende elementen vastgelegd:
    • a) 
      de structuur en de contactgegevens van de betrokken groep en van elk van haar leden;
    • b) 
      de gegevensdoorgiften of categorieën doorgiften, met inbegrip van de soorten persoonsgegevens, het soort verwerking en de doeleinden daarvan, het soort

      betrokkenen en de naam van het betrokken derde land of de betrokken derde landen;

    • c) 
      het intern en extern juridisch bindende karakter; d) de toepassing van de algemene beginselen inzake gegevensbescherming, namelijk de doelbinding, (...) de kwaliteit van de gegevens, de rechtsgrondslag voor verwerking, de verwerking van speciale categorieën persoonsgegevens, de maatregelen om de beveiliging van de gegevens te waarborgen en de vereisten inzake verdere doorgiften aan organen (...) die niet door bindende bedrijfsvoorschriften zijn gebonden; e) de rechten van betrokkenen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens en de middelen om deze rechten uit te oefenen, waaronder het recht niet te worden onderworpen aan (…) louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerde besluiten, onder meer profilering overeenkomstig artikel 20, het recht een klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit of een vordering in te stellen bij de bevoegde gerechtelijke instanties van de lidstaten overeenkomstig artikel 75, en, in voorkomend geval, een vergoeding te ontvangen voor een inbreuk op de bindende bedrijfsvoorschriften; f) de aanvaarding door de in een lidstaat gevestigde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker van aansprakelijkheid voor alle inbreuken op de bindende bedrijfsvoorschriften door een niet in de Unie gevestigd betrokken lid; de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker kan alleen geheel of gedeeltelijk van deze aansprakelijkheid worden ontheven, indien hij bewijst dat de schade niet aan dat lid kan worden toegerekend; g) de wijze waarop betrokkenen overeenkomstig de artikelen 14 en 14a informatie wordt verschaft over de bindende bedrijfsvoorschriften, met name de onder d), e) en f) bedoelde bepalingen; h) de taken van een overeenkomstig artikel 35 aangewezen functionaris voor gegevensbescherming, of elke andere persoon of entiteit die is belast met het toezicht op de naleving van de bindende bedrijfsvoorschriften binnen de groep, op de opleiding en op de behandeling van klachten; hh) de klachtenprocedures; i) de binnen de groep (…) bestaande procedures om te controleren of de bindende bedrijfsvoorschriften zijn nageleefd. Dergelijke procedures omvatten gegevensbeschermingsaudits en methoden om te zorgen voor corrigerende maatregelen om de rechten van de betrokkene te beschermen. De resultaten van dergelijke controles moeten worden meegedeeld aan de in punt h) bedoelde persoon of entiteit en aan de raad van bestuur van de voor de verwerking verantwoordelijke onderneming of groep van ondernemingen en dient op verzoek aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit ter beschikking te worden gesteld; j) de procedures om veranderingen in de voorschriften te melden en te registreren en die verandering bij de toezichthoudende autoriteit aan te melden; k) de procedure voor samenwerking met de toezichthoudende autoriteit om ervoor te zorgen dat alle leden van de groep (…) de bindende bedrijfsvoorschriften naleven, onder meer door de resultaten van de in punt i) bedoelde controles aan de toezichthoudende autoriteit mee te delen; l) de procedures om eventuele wettelijke voorschriften waaraan een lid van de groep in een derde land is onderworpen, en die waarschijnlijk een gevoelig negatief effect zullen hebben op de door de bindende bedrijfsvoorschriften geboden garanties, bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit aan te melden; en m) de passende opleiding inzake gegevensbescherming voor personeel dat permanent of op regelmatige basis toegang heeft tot persoonsgegevens (...).

2a. Het Europees Comité voor gegevensbescherming zal de Commissie adviseren inzake het format en de procedures voor de uitwisseling van informatie wat betreft bindende

bedrijfsvoorschriften tussen voor de verwerking verantwoordelijken, verwerkers, en toezichthoudende autoriteiten.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    De Commissie kan het model en de procedures voor de uitwisseling van informatie (...) over bindende bedrijfsvoorschriften in de zin van dit artikel tussen voor de verwerking

    verantwoordelijken, verwerkers en toezichthoudende autoriteiten nader bepalen. De betrokken uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Artikel 44 Afwijkingen voor specifieke situaties

  • 1. 
    Bij ontstentenis van een besluit waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard overeenkomstig artikel 41, lid 3, of van passende garanties overeenkomstig artikel 42, met inbegrip van bindende bedrijfsvoorschriften (...), kan een doorgifte of een categorie

    doorgiften van persoonsgegevens naar (...) een derde land of een internationale organisatie slechts plaatsvinden op voorwaarde dat: a) de betrokkene uitdrukkelijk met de voorgestelde doorgifte heeft ingestemd, na erover te zijn ingelicht dat dergelijke doorgiften voor de betrokkene risico's kunnen inhouden bij ontstentenis van een besluit waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard en van en passende garanties; of b) de doorgifte noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de voor de verwerking verantwoordelijke of voor de uitvoering van op verzoek van de betrokkene genomen precontractuele maatregelen; of c) de doorgifte noodzakelijk is voor de sluiting of de uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de voor de verwerking verantwoordelijke en een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon gesloten overeenkomst; of d) de doorgifte noodzakelijk is wegens gewichtige redenen van algemeen belang; of e) de doorgifte noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte; of f) de doorgifte noodzakelijk is ter bescherming van het vitale belang van de betrokkene of van andere personen, indien de betrokkene lichamelijk of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven; of g) de doorgifte geschiedt vanuit een openbaar register dat krachtens de Unie-wetgeving of de nationale wetgeving bedoeld is om het publiek voor te lichten en dat door eenieder dan wel door iedere persoon die zich op een rechtmatig belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, maar alleen voor zover in het betrokken geval wordt voldaan aan de voorwaarden van de Unie-wetgeving of de nationale wetgeving voor raadpleging; of h) de doorgifte, die niet op grote schaal of frequent plaatsvindt, noodzakelijk is voor de rechtmatige belangen die door de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker worden nagestreefd, waarbij die belangen zwaarder wegen dan de belangen of rechten en vrijheden van de betrokkene en de voor de verwerking verantwoordelijke (...) alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte of de reeks van gegevensdoorgiften heeft beoordeeld en (...) op basis van die beoordeling passende garanties biedt voor de bescherming van de persoonsgegevens.

  • 2. 
    Een doorgifte overeenkomstig lid 1, punt g), mag geen betrekking hebben op alle persoonsgegevens of volledige categorieën persoonsgegevens die in het register zijn opgeslagen. Wanneer een register bedoeld is om te worden geraadpleegd door personen met een rechtmatig belang, kan de doorgifte slechts plaatsvinden op verzoek van die personen of wanneer de gegevens voor hen zijn bestemd.
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    Lid 1, punten a), b), c) en h), zijn niet van toepassing op activiteiten die worden verricht door overheidsinstanties bij de uitoefening van het overheidsgezag.
  • 5. 
    Het in lid 1, punt d), bedoelde openbaar belang moet erkend zijn in de Unie-wetgeving of de nationale wetgeving waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen.

    (…)

5a. Bij ontstentenis van een besluit waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard kan de Unie-wetgeving of de nationale wetgeving om gewichtige redenen van openbaar belang uitdrukkelijk grenzen stellen aan de doorgifte van specifieke categorieën van

gegevens naar een derde land of een internationale organisatie. De lidstaten delen dergelijke besluiten aan de Commissie mede.

  • 6. 
    De voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker staaft de beoordeling en de in lid 1, punt h), bedoelde passende garanties (…) in het artikel 28 bedoelde register (…).

6a. (…)

  • 7. 
    (…)

    Artikel 45 Internationale samenwerking voor de bescherming van persoonsgegevens

  • 1. 
    Met betrekking tot derde landen en internationale organisaties nemen de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten de nodige maatregelen om:
    • a) 
      procedures voor internationale samenwerking te ontwikkelen, zodat de effectieve handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens wordt vergemakkelijkt;
    • b) 
      internationale wederzijdse bijstand te bieden bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, onder andere door (…)

      doorverwijzing van klachten, bijstand bij onderzoeken en uitwisseling van informatie, voor zover passende garanties voor de bescherming van persoonsgegevens en andere grondrechten en fundamentele vrijheden bestaan;

    • c) 
      belanghebbenden te betrekken bij besprekingen en activiteiten om de internationale samenwerking bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van

      persoonsgegevens te bevorderen; d) de uitwisseling en het documenteren van de wetgeving en de praktijken inzake de

      bescherming van persoonsgegevens te bevorderen.

  • 2. 
    (…)

    HOOFDSTUK VI ONAFHANKELIJKE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEITEN

    AFDELING 1 ONAFHANKELIJKHEID

    Artikel 46 Toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat één of meer onafhankelijke overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de toepassing van deze verordening.

1a. Elke toezichthoudende autoriteit draagt bij tot de consequente toepassing van deze verordening in de hele Unie (...). Daartoe werken de toezichthoudende autoriteiten onderling en met de Commissie samen overeenkomstig Hoofdstuk VII.

  • 2. 
    Wanneer er in een lidstaat meer dan één toezichthoudende autoriteit is opgericht, wijst die lidstaat de toezichthoudende autoriteit aan die die autoriteiten in het Europees Comité voor gegevensbescherming zal vertegenwoordigen en stelt hij de procedure vast om ervoor te

    zorgen dat de andere autoriteiten de regels in verband met de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing naleven.

  • 3. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op de in artikel 91, lid 2, vastgelegde datum de wettelijke bepalingen mee die hij overeenkomstig dit hoofdstuk vaststelt, alsmede

    onverwijld alle latere wijzigingen daarvan.

    Artikel 47 Onafhankelijkheid

  • 1. 
    Elke toezichthoudende autoriteit treedt volledig onafhankelijk op bij de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden die haar overeenkomstig deze verordening worden toegewezen.
  • 2. 
    Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig deze verordening blijven het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit vrij van - al dan niet rechtstreekse - externe invloed en vragen noch aanvaarden zij instructies van wie dan ook.
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat elke toezichthoudende autoriteit kan beschikken over de (…) personele, technische en financiële middelen, en de huisvesting en infrastructuur die nodig zijn voor het effectief uitvoeren van haar taken en uitoefenen van haar bevoegdheden,

    waaronder die in het kader van wederzijdse bijstand, samenwerking en deelname aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

  • 6. 
    Elke lidstaat zorgt ervoor dat elke toezichthoudende autoriteit eigen personeelsleden heeft, die (…) onder leiding staan van het lid of de leden van de toezichthoudende autoriteit.
  • 7. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat op elke toezichthoudende autoriteit financieel toezicht wordt uitgeoefend zonder de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit in het gedrang te brengen. De lidstaten zorgen ervoor dat elke toezichthoudende autoriteit een

    afzonderlijke, publieke, jaarlijkse begroting heeft, die een onderdeel kan zijn van de algehele staats- of nationale begroting.

    Artikel 48 Algemene voorwaarden voor de leden van de toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit moeten worden benoemd (...) door het parlement en/of de regering of het staatshoofd van de betrokken lidstaat of door een onafhankelijk orgaan dat krachtens het recht van de betrokken lidstaat een aanstellingsbevoegdheid heeft, volgens een transparante procedure.
  • 2. 
    Het lid of de leden beschikken over de nodige kwalificaties, ervaring en vaardigheden voor de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden.
  • 3. 
    De taken van een lid eindigen bij het verstrijken van de ambtstermijn, bij ontslag of bij verplichte pensionering overeenkomstig het recht van de betrokken lidstaat.
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

    Artikel 49 Oprichting van de toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Elke lidstaat regelt het volgende bij wet:
  • a) 
    de oprichting (…) van elke toezichthoudende autoriteit; b) de kwalificaties (...) die nodig zijn om de taken van de leden van de toezichthoudende

    autoriteit uit te voeren; c) de voorschriften en de procedures voor de benoeming van het lid of de leden van elke

    toezichthoudende autoriteit (…); d) de ambtstermijn van het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit, die ten minste

vier jaar bedraagt, behoudens de eerste ambtstermijn na de inwerkingtreding van deze

verordening, die korter kan zijn wanneer dat nodig is om de onafhankelijkheid van de

toezichthoudende autoriteit door middel van een in de tijd gespreide benoemingsprocedure

te beschermen;

  • e) 
    of het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit opnieuw kan of kunnen worden

benoemd en zo ja, hoeveel keer;

  • f) 
    de (…) voorwaarden in verband met de plichten van het lid of de leden en de

personeelsleden van elke toezichthoudende autoriteit, de verboden op met die plichten

onverenigbare handelingen en werkzaamheden tijdens en na de ambtstermijn en de regels

betreffende de beëindiging van de aanstelling;

  • g) 
    (…)
  • 2. 
    Ten aanzien van de vertrouwelijke informatie die hun bij de uitvoering van hun (…) taken

of de uitoefening van hun bevoegdheden ter kennis is gekomen, geldt voor het lid of de

leden en de personeelsleden van elke toezichthoudende autoriteit zowel tijdens hun

ambtstermijn als daarna het beroepsgeheim, zulks overeenkomstig de wetgeving van

de Unie of de wetgeving van de lidstaat.

Artikel 50 Beroepsgeheim

(…) AFDELING 2 COMPETENTIE, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 51 Competentie

  • 1. 
    Elke toezichthoudende autoriteit heeft de competentie op het grondgebied van haar lidstaat de taken uit te voeren en de bevoegdheden uit te oefenen die haar overeenkomstig deze

    verordening zijn toegekend. (…) 2. In het geval van verwerking door overheidsinstanties of door particuliere organen die

    handelen op grond van artikel 6, lid 1, punt c) of punt e), heeft de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat competentie. In dergelijke gevallen is artikel 51a niet van toepassing.

  • 3. 
    Toezichthoudende autoriteiten zijn niet bevoegd toezicht te houden op verwerkingen door gerechtelijke instanties in hun juridische hoedanigheid. (…)

    Artikel 51a Competentie van de leidende toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Onverminderd artikel 51 heeft de toezichthoudende autoriteit van de voornaamste of van de ene vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker de bevoegdheid op te treden als leidende toezichthoudende autoriteit voor de grensoverschrijdende verwerking door die voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker overeenkomstig de procedure van artikel 54a.
  • 2. 
    (…)

2a. In afwijking van lid 1 heeft elke toezichthoudende autoriteit de bevoegdheid een bij haar ingediende klacht of een eventuele inbreuk op deze verordening te behandelen indien het onderwerp van die zaak alleen verband houdt met een vestiging in haar lidstaat of alleen voor betrokkenen in haar lidstaat wezenlijke gevolgen heeft.

2b. In de in lid 2a bedoelde gevallen stelt de toezichthoudende autoriteit de leidende toezichthoudende autoriteit onverwijld in kennis van de zaak. Binnen drie weken nadat zij in kennis is gesteld, besluit de leidende toezichthoudende autoriteit of zij de zaak al dan niet zal behandelen, overeenkomstig de in artikel 54a vastgelegde procedure; zij houdt daarbij rekening met het al dan niet bestaan van een vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld.

2c. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak te behandelen, is de procedure van artikel 54a van toepassing. De toezichthoudende autoriteit die de leidende toezichthoudende autoriteit in kennis heeft gesteld, kan bij deze laatste een ontwerp van besluit indienen. De leidende toezichthoudende autoriteit houdt zo veel mogelijk rekening met dat ontwerp wanneer zij het in artikel 54a, lid 2, bedoelde ontwerpbesluit opstelt.

2d. Indien de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak niet te behandelen, wordt deze overeenkomstig de artikelen 55 en 56 behandeld door de toezichthoudende autoriteit die de leidende toezichthoudende autoriteit in kennis heeft gesteld.

  • 3. 
    De leidende toezichthoudende autoriteit is voor de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker de enige gesprekspartner bij grensoverschrijdende verwerking.
  • 4. 
    (…)

    Artikel 51b Aanwijzing van de toezichthoudende autoriteit die voor de voornaamste vestiging

    bevoegd is (…)

    Artikel 51c Eenloketregister (…)

Artikel 52

Taken

  • 1. 
    Onverminderd andere uit hoofde van deze verordening vastgestelde taken, verricht elke toezichthoudende autoriteit op haar grondgebied de volgende taken:

(a) zij ziet toe op en handhaaft de toepassing van deze verordening; aa) zij maakt het brede publiek beter bekend met de risico's, de regels, de garanties en de

rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan specifiek op kinderen gerichte activiteiten;

ab) zij verleent advies, overeenkomstig het nationale recht, aan het nationale parlement, de regering, en andere instellingen en organen over wetgevingsinitiatieven en administratieve maatregelen in verband met de bescherming van de rechten en vrijheden van personen op het gebied van verwerking van persoonsgegevens;

ac) zij maakt de voor de verwerking verantwoordelijken en de verwerkers beter bekend met de verplichtingen die zij uit hoofde van deze verordening hebben;

ad) zij verstrekt, op verzoek, informatie aan iedere betrokkene over de uitoefening van zijn rechten uit hoofde van deze verordening en werkt, in voorkomend geval, daartoe samen met de toezichthoudende autoriteiten in andere lidstaten;

  • b) 
    zij behandelt klachten van betrokkenen, of van organen, organisaties of verenigingen die overeenkomstig artikel 73 een betrokkene vertegenwoordigen, onderzoekt de inhoud van de klacht in de mate waarin dat nodig is en stelt de betrokkene of het orgaan, de organisatie of de vereniging binnen een redelijke termijn in kennis van de vooruitgang en het resultaat van het onderzoek, met name of verder onderzoek of coördinatie met een andere toezichthoudende

    autoriteit nodig is; c) zij werkt samen met andere toezichthoudende autoriteiten, onder meer door informatie te

    delen en wederzijdse bijstand te bieden, teneinde voor de samenhang in de toepassing en de handhaving van deze verordening te zorgen;

  • d) 
    zij verricht onderzoeken naar de toepassing van deze verordening, [...] eveneens op basis van informatie die zij ontvangt van een andere toezichthoudende of een andere openbare autoriteit;
  • e) 
    zij volgt de relevante ontwikkelingen voor zover deze de bescherming van persoonsgegevens beïnvloeden, met name de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologieën en de handelspraktijken;
  • f) 
    zij stelt de in artikel 26, lid 2c, bedoelde contractuele standaardbepalingen vast; fa) zij stelt een lijst op met betrekking tot het vereiste inzake een privacyeffectbeoordeling

    overeenkomstig artikel 33, lid 2a; g) zij verstrekt advies over de in artikel 34, lid 3 bedoelde verwerkingsoperaties; ga) zij moedigt de opstelling van gedragscodes uit hoofde van artikel 38 aan, geeft adviezen en

    keurt, overeenkomstig artikel 38, lid 2, gedragscodes goed die voldoende garanties leveren;

gb) zij bevordert de instelling van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming en van gegevensbeschermingszegels en -merktekens, en keurt, overeenkomstig artikel 39, lid 2a, de certificeringscriteria goed;

gc) waar van toepassing verricht zij een periodieke evaluatie van de overeenkomstig artikel 39, lid 4, afgegeven certificeringen;

  • h) 
    zij zorgt voor het opstellen en het bekendmaken van de criteria voor de accreditatie van een orgaan voor het toezicht op gedragscodes op grond van artikel 38a en van een certificeringsorgaan op grond van artikel 39a;

ha) zij zorgt voor de accreditatie van een orgaan voor het toezicht op gedragscodes op grond van artikel 38a en van een certificeringsorgaan op grond van artikel 39a;

hb) zij geeft toestemming voor de in artikel 42, lid 2a, punt a), bedoelde contractuele bepalingen;

  • i) 
    zij keurt overeenkomstig artikel 43 bindende bedrijfsvoorschriften goed; j) zij levert een bijdrage aan de activiteiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming;
    • k) 
      zij verricht alle andere taken die betrekking hebben op de bescherming van persoonsgegevens.
  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    Elke toezichthoudende autoriteit faciliteert het indienen van klachten als bedoeld in lid 1, punt b), door maatregelen te nemen zoals het ter beschikking stellen van een klachtenformulier

    dat al dan niet elektronisch kan worden ingevuld, zonder dat andere communicatiemiddelen worden uitgesloten.

  • 5. 
    Elke toezichthoudende autoriteit verricht haar taken kosteloos voor de betrokkene en, in voorkomend geval, voor de functionaris voor gegevensbescherming.
  • 6. 
    Wanneer verzoeken kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, kan de toezichthoudende autoriteit weigeren aan het verzoek gevolg te geven. De bewijslast met betrekking tot het kennelijk ongegronde of buitensporige karakter van het verzoek rust op de toezichthoudende autoriteit.

    Artikel 53 Bevoegdheden

  • 1. 
    Elke lidstaat bepaalt bij wet dat zijn toezichthoudende autoriteit ten minste de volgende onderzoeksbevoegdheden heeft:
  • a) 
    de voor de verwerking verantwoordelijke, de verwerker en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de voor de verwerking verantwoordelijke te gelasten alle voor de uitvoering van zijn taken vereiste informatie te verstrekken;

aa) onderzoeken te verrichten in de vorm van gegevensbeschermingscontroles; ab) een beoordeling te verrichten van de certificeringen die zijn uitgegeven overeenkomstig

artikel 39, lid 4; b) (…) c) (…) d) de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in kennis te stellen van een

beweerde inbreuk op deze verordening; da) van de voor de verwerking verantwoordelijke en de verwerker toegang te verkrijgen tot alle

persoonsgegevens en alle informatie die hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken; db) toegang te verkrijgen tot alle dienstruimten van de voor de verwerking verantwoordelijke en

de verwerker, daaronder begrepen tot alle uitrustingen middelen voor gegevensverwerking, in overeenstemming met het Unierecht of het procesrecht van de lidstaat.

1a. (…)

1b. Elke lidstaat bepaalt bij wet dat zijn toezichthoudende autoriteit de volgende corrigerende bevoegdheden heeft:

  • a) 
    de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker te waarschuwen dat de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk een schending van de voorschriften van deze verordening vormen;
  • b) 
    de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker te berispen wanneer op voorschriften van deze verordening als gevolg van verwerkingen inbreuk is gemaakt;
  • c) 
    (…) ca) de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker te gelasten aan de verzoeken van

    de betrokkene tot uitoefening van zijn rechten uit hoofde van deze verordening te voldoen; d) de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker te gelasten op een gespecificeerde

    manier en binnen een gespecificeerde periode de verwerkingsoperaties in overeenstemming te brengen met de voorschriften van deze verordening, waar van toepassing; met name door het rectificeren, het beperken of het wissen van gegevens te gelasten overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 17a alsmede de kennisgeving van dergelijke handelingen aan ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt overeenkomstig de artikelen 17, lid 2a, en 17b;

  • e) 
    een tijdelijke of definitieve beperking voor het verwerken op te leggen (...); f) de opschorting van gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land of naar een

    internationale organisatie te gelasten; g) afhankelijk van de omstandigheden van elke zaak, naast, of in plaats van, de in dit lid

    bedoelde maatregelen, een administratieve geldboete op te leggen op grond van de artikelen 79 en 79a.

1c. Elke lidstaat bepaalt bij wet dat zijn toezichthoudende autoriteit ten minste de volgende toestemmings- en adviesbevoegdheden heeft:

  • a) 
    de voor de verwerking verantwoordelijke advies te verstrekken in overeenstemming met de in artikel 34 vastgelegde procedure van voorafgaande raadpleging,

aa) op eigen initiatief dan wel op verzoek advies te verstrekken aan het nationaal parlement, de regering van de lidstaat, of, overeenkomstig het nationale recht, andere instellingen en

organen alsmede aan het publiek over aangelegenheden die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens;

ab) toestemming te geven voor verwerking als bedoeld in artikel 34, lid 7a, indien die voorafgaande toestemming wordt voorgeschreven door het recht van de lidstaat;

ac) overeenkomstig artikel 38, lid 2, advies uit te brengen over en goedkeuring te hechten aan de ontwerpgedragscodes;

(ad) certificeringsorganen te accrediteren volgens de voorwaarden van artikel 39a;

(ae) certificeringen af te geven en certificeringscriteria goed te keuren overeenkomstig artikel 39, lid 2a;

(b) de in artikel 42, lid 2, punt c) bedoelde modelbepalingen inzake gegevensbescherming aan te nemen;

(c) toestemming te verlenen voor de in artikel 42, lid 2a, punt a) bedoelde contractuele bepalingen;

ca) toestemming te verlenen voor de in artikel 42, lid 2a, punt d) bedoelde administratieve overeenkomsten;

  • d) 
    goedkeuring te hechten aan bindende bedrijfsvoorschriften overeenkomstig artikel 43.
  • 2. 
    Op de uitoefening van de bevoegdheden die uit hoofde van dit artikel aan de toezichthoudende autoriteit worden verleend, zijn passende garanties van toepassing, daaronder begrepen doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijke rechtsbedeling, als vastgelegd in het recht van de Unie en de lidstaten in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
  • 3. 
    Elke lidstaat bepaalt bij wet dat zijn toezichthoudende autoriteit bevoegd is inbreuken op deze verordening ter kennis van de gerechtelijke autoriteiten te brengen en, (...) waar

    passend, daartegen een rechtsvordering in te stellen of anderszins in rechte op te treden, teneinde de bepalingen van deze verordening te doen naleven.

  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

    Artikel 54 Activiteitenverslag

Elke toezichthoudende autoriteit stelt jaarlijks een verslag over haar activiteiten op. Het verslag wordt toegezonden aan het nationale parlement, de regering en elke andere autoriteit die daartoe in het nationale recht is aangewezen. Het wordt ter beschikking gesteld van het publiek, de Europese Commissie en het Europees Comité voor gegevensbescherming.

HOOFDSTUK VII

SAMENWERKING EN CONFORMITEIT

AFDELING 1

SAMENWERKING

Artikel 54a Samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en andere betrokken

toezichthoudende autoriteiten

  • 1. 
    De leidende toezichthoudende autoriteit (...) werkt overeenkomstig dit artikel samen met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten teneinde tot een consensus te komen (...). De leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten wisselen alle relevante informatie met elkaar uit.

1a. De leidende toezichthoudende autoriteit kan te allen tijde andere betrokken toezichthoudende autoriteiten verzoeken wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 55 te verlenen, en kan gezamenlijke operaties ondernemen overeenkomstig artikel 56, in het bijzonder voor het uitvoeren van onderzoeken of voor het toezicht op de uitvoering van een maatregel betreffende een in een andere lidstaat gevestigde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker.

  • 2. 
    De leidende toezichthoudende autoriteit deelt onverwijld alle relevante informatie over de aangelegenheid mee aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten. Zij legt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld te hunner beoordeling een ontwerpbesluit voor, en houdt naar behoren rekening met hun standpunten.
  • 3. 
    Indien een van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen een termijn van vier weken na te zijn geraadpleegd overeenkomstig lid 2, een relevant en gemotiveerd bezwaar tegen het ontwerpbesluit indient, onderwerpt de leidende toezichthoudende autoriteit, indien zij het bezwaar afwijst of het niet relevant of niet gemotiveerd acht, de aangelegenheid aan de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing. (…)

3a. Indien de leidende toezichthoudende autoriteit voornemens is het ingediende bezwaar te honoreren, legt zij de overige betrokken toezichthoudende autoriteiten te hunner beoordeling een herzien ontwerpbesluit voor. Dit herziene ontwerpbesluit wordt binnen een termijn van twee weken onderworpen aan de in lid 3 bedoelde procedure.

  • 4. 
    Indien geen enkele andere betrokken toezichthoudende autoriteit binnen de in de leden 3 en 3a bedoelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen het door de leidende toezichthoudende autoriteit voorgelegde ontwerpbesluit, worden de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten geacht met dit ontwerpbesluit in te stemmen en zijn zij daaraan gebonden.

4a. De leidende toezichthoudende autoriteit stelt het besluit vast en deelt het mee aan de voornaamste vestiging of de ene vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker, en stelt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, alsmede het Europees Comité voor gegevensbescherming in kennis van het besluit in kwestie, voorzien van een samenvatting van de relevante feiten en overwegingen. De toezichthoudende autoriteit bij welke de klacht is ingediend, stelt de klager in kennis van het besluit.

4b. Ingeval een klacht is afgewezen of verworpen, stelt de toezichthoudende autoriteit bij welke de klacht is ingediend, in afwijking van lid 4a, het besluit vast en deelt zij het mee aan de klager en stelt zij de voor de verwerking verantwoordelijke ervan in kennis.

4bb. Indien de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten het erover eens zijn delen van een klacht af te wijzen of te verwerpen en voor andere delen van de klacht op te treden, wordt voor elk van die laatstgenoemde delen een afzonderlijk besluit vastgesteld. De leidende toezichthoudende autoriteit stelt het besluit vast voor het deel betreffende de maatregelen inzake de voor de verwerking verantwoordelijke en deelt het mee aan de belangrijkste vestiging of de ene vestiging van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker op het grondgebied van haar lidstaat, en stelt de klager daarvan in kennis. Voor het deel waarvoor de klacht in kwestie is afgewezen of verworpen, wordt het besluit vastgesteld door de toezichthoudende autoriteit van de klager, en door haar aan die klager medegedeeld, en wordt de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker daarvan in kennis gesteld.

4c. De voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker treft na in kennis te zijn gesteld van het besluit van de leidende toezichthoudende autoriteit overeenkomstig lid 4a of lid 4bb, de nodige maatregelen teneinde het besluit wat betreft de verwerkingsactiviteiten binnen al zijn vestigingen binnen de Unie te doen naleven. De voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker deelt de door hem met het oog op de naleving van het besluit getroffen maatregelen mee aan de leidende toezichthoudende autoriteit, die de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten in kennis stelt.

4d. Indien, in buitengewone omstandigheden, een betrokken toezichthoudende autoriteit het met reden dringend noodzakelijk acht dat in het belang van bescherming van de belangen van betrokkenen wordt opgetreden, is de in artikel 61 bedoelde spoedprocedure van toepassing.

  • 5. 
    De leidende toezichthoudende autoriteit en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar de krachtens dit artikel (...) vereiste informatie langs elektronische weg, door middel van een standaardformulier.

Artikel 54b

Samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en de andere toezichthoudende autoriteiten bij individuele gevallen van mogelijke niet-naleving van de verordening

(…) Artikel 55 Wederzijdse bijstand

  • 1. 
    De toezichthoudende autoriteiten verstrekken elkaar relevante informatie en wederzijdse bijstand om deze verordening op een consequente manier ten uitvoer te leggen en toe te passen, en nemen maatregelen om doeltreffend met elkaar samen te werken. De wederzijdse bijstand bestrijkt met name verzoeken om informatie en toezichtsmaatregelen, zoals verzoeken om voorafgaande toestemming en raadplegingen, inspecties en onderzoeken. (…)
  • 2. 
    Elke toezichthoudende autoriteit neemt alle passende maatregelen die nodig zijn om het verzoek van een andere toezichthoudende autoriteit onverwijld en uiterlijk binnen één maand na de ontvangst van het verzoek te beantwoorden. Hierbij kan het in het bijzonder gaan om de overdracht van relevante informatie over het uitvoeren van een onderzoek (...).
  • 3. 
    Het verzoek om bijstand bevat alle nodige informatie, waaronder het doel van en de redenen voor het verzoek. De uitgewisselde informatie wordt alleen gebruikt voor het doel waarvoor om die informatie is verzocht.
  • 4. 
    Een toezichthoudende autoriteit tot wie een verzoek om bijstand is gericht, kan dit verzoek slechts afwijzen indien:
  • a) 
    zij niet bevoegd is voor het onderwerp van het verzoek of voor de maatregelen die zij verzocht wordt uit te voeren; of
  • b) 
    het verzoek onverenigbaar is met de bepalingen van deze verordening of met de wetgeving van de Unie of de lidstaat die van toepassing is op de toezichthoudende autoriteit die het verzoek ontvangt.
  • 5. 
    De toezichthoudende autoriteit tot wie het verzoek is gericht, informeert de verzoekende toezichthoudende autoriteit over de resultaten of, in voorkomend geval, de voortgang van de maatregelen die in antwoord op het verzoek zijn genomen. Indien zij het verzoek afwijst op grond van lid 4, licht zij de redenen daarvoor toe.
  • 6. 
    De toezichthoudende autoriteiten delen in de regel de door andere toezichthoudende autoriteiten gevraagde informatie langs elektronische weg mee door middel van een standaardformulier.
  • 7. 
    De maatregelen die na een verzoek om wederzijdse bijstand worden genomen, zijn kosteloos. De toezichthoudende autoriteiten kunnen met andere toezichthoudende autoriteiten voorschriften overeenkomen betreffende schadeloosstelling door andere toezichthoudende autoriteiten voor specifieke uitgaven die voortvloeien uit het verstrekken van wederzijdse bijstand in uitzonderlijke omstandigheden.
  • 8. 
    Wanneer een toezichthoudende autoriteit niet binnen één maand na ontvangst van het verzoek van een andere toezichthoudende autoriteit de in lid 5 bedoelde informatie verstrekt, kan de verzoekende toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 51, lid 1, op het grondgebied van haar lidstaat een voorlopige maatregel nemen en legt zij de aangelegenheid overeenkomstig de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing voor aan het Europees Comité voor gegevensbescherming (...).
  • 9. 
    De toezichthoudende autoriteit legt vast hoe lang een dergelijke voorlopige maatregel geldig is, waarbij de geldigheidsduur niet meer dan drie maanden mag bedragen. Overeenkomstig de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing deelt de toezichthoudende autoriteit die maatregel onverwijld mee aan het Europees Comité voor gegevensbescherming (...), met opgave van de redenen waarom zij de maatregel heeft genomen.
  • 10. 
    De Commissie kan het model en de procedures voor de wederzijdse bijstand overeenkomstig dit artikel vastleggen, alsmede de regelingen voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor gegevensbescherming, waaronder het in lid 6 bedoelde standaardformulier. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 56

Gezamenlijke maatregelen van toezichthoudende autoriteiten

  • 1. 
    In voorkomend geval kunnen de toezichthoudende autoriteiten gezamenlijke operaties uitvoeren, zoals gezamenlijke onderzoeken en gezamenlijke handhavingsmaatregelen, waaraan leden of personeelsleden van de toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten deelnemen.
  • 2. 
    In gevallen waarin de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker vestigingen heeft in meerdere lidstaten of waarin een significant aantal betrokkenen in meer dan één lidstaat waarschijnlijk wezenlijke gevolgen ondervinden van de verwerkingsactiviteiten, heeft van elk van die lidstaten één toezichthoudende autoriteit het recht om in voorkomend geval aan de gezamenlijke operaties deel te nemen. De bevoegde toezichthoudende autoriteit nodigt de toezichthoudende autoriteit van elk van die lidstaten uit tot deelname aan de betrokken gezamenlijke operaties en beantwoordt onverwijld het verzoek van een toezichthoudende autoriteit om te mogen deelnemen.
  • 3. 
    Een toezichthoudende autoriteit kan overeenkomstig het recht van haar lidstaat en met toestemming van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit, aan de aan gezamenlijke operaties deelnemende leden of personeelsleden van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit bevoegdheden toekennen, onder meer in verband met het voeren van onderzoek, of, voor zover het recht van de lidstaat van de ontvangende toezichthoudende autoriteit dat toestaat, de leden of de personeelsleden van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit toestaan om hun onderzoeksbevoegdheden overeenkomstig het recht van de lidstaat van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit uit te oefenen. Deze onderzoeksbevoegdheden mogen hierbij uitsluitend worden uitgeoefend onder leiding en in aanwezigheid van leden of personeelsleden van de ontvangende toezichthoudende autoriteit. De leden of de personeelsleden van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit zijn onderworpen aan het nationale recht van de ontvangende toezichthoudende autoriteit. (…)

3a. Wanneer personeelsleden van een ondersteunende toezichthoudende autoriteit overeenkomstig lid 1 actief zijn in een andere lidstaat, is de lidstaat van de ontvangende toezichthoudende autoriteit aansprakelijk, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat op het gebied waarvan de personeelsleden actief zijn, voor alle door die personeelsleden bij de uitvoering van hun activiteiten veroorzaakte schade.

3b. De lidstaat op het grondgebied waarvan de in lid 1 bedoelde schade is veroorzaakt, neemt op zich deze schade te vergoeden op de wijze waarop hij daartoe gehouden zou zijn indien de schade door zijn eigen personeelsleden was toegebracht. De lidstaat van de ondersteunende toezichthoudende autoriteit waarvan de personeelsleden op het grondgebied van een andere lidstaat aan iemand schade hebben veroorzaakt, betaalt die andere lidstaat het volledige bedrag terug dat die andere lidstaat aan de rechthebbenden heeft uitgekeerd.

3c. Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden en met uitzondering van het bepaalde in lid 3b, ziet elke lidstaat er in het in lid 1 bedoelde geval van af het bedrag van de door hem geleden schade op een andere lidstaat te verhalen.

  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    Wanneer een gezamenlijke operatie is gepland en een toezichthoudende autoriteit niet binnen één maand aan de in lid 2, tweede zin, vastgestelde verplichting voldoet, kunnen de andere toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 51, lid 1, een voorlopige maatregel op het grondgebied van haar lidstaat nemen.
  • 6. 
    De toezichthoudende autoriteit legt vast hoe lang een in lid 5 bedoelde voorlopige maatregel geldig is, waarbij de geldigheidsduur niet meer dan drie maanden mag bedragen. Overeenkomstig de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing deelt de toezichthoudende autoriteit die maatregel onverwijld mee aan het Europees Comité voor gegevensbescherming (...), met opgave van de redenen waarom zij de maatregel heeft genomen.

AFDELING 2

CONFORMITEIT

Artikel 57 Conformiteitstoetsing

  • 1. 
    Voor de in artikel 46, lid 1a, genoemde doeleinden werken de toezichthoudende autoriteiten samen in het kader van de in deze afdeling beschreven conformiteitstoetsing.
  • 2. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming brengt een advies uit indien een bevoegde toezichthoudende autoriteit voornemens is een van onderstaande maatregelen vast te stellen (...). Hiertoe deelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit het Europees Comité voor gegevensbescherming het ontwerpbesluit mee indien het:
  • a) 
    (…)
  • b) 
    (…)
  • c) 
    de vaststelling beoogt van een lijst van verwerkingen waarvoor de eis inzake een gegevensbeschermingseffectbeoordeling overeenkomstig artikel 33, lid 2a, geldt; of

ca) betrekking heeft op de vraag, overeenkomstig artikel 38, lid 2b, of een gedragscode of de wijziging of uitbreiding van een gedragscode in overeenstemming is met deze verordening; of

cb) ten doel heeft de criteria voor accreditatie van een orgaan overeenkomstig artikel 38a, lid 3, of een certificeringsorgaan overeenkomstig artikel 39a, lid 3, goed te keuren; d) de vaststelling beoogt van de in artikel 42, lid 2, punt c, bedoelde modelbepalingen inzake gegevensbescherming; of

  • e) 
    de toestemming beoogt voor de in artikel 42, lid 2, bedoelde contractuele bepalingen; of
  • f) 
    de goedkeuring beoogt van bindende bedrijfsvoorschriften in de zin van artikel 43.
  • 3. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming neemt in de volgende gevallen een bindend besluit:
    • a) 
      wanneer, in een in lid 3 van artikel 54a, lid 3, bedoeld geval, een betrokken toezichthoudende autoriteit een relevant en gemotiveerd bezwaar heeft ingediend tegen een ontwerpbesluit van de leidende toezichthoudende autoriteit of de leidende toezichthoudende autoriteit een bezwaar heeft verworpen als zijnde irrelevant en/of ongemotiveerd. Het bindend besluit heeft betrekking op alle aangelegenheden die onderwerp van het relevante en gemotiveerde bezwaar zijn, en met name op de vraag of inbreuk op de onderhavige verordening wordt gemaakt;
    • b) 
      wanneer er verschillend wordt geoordeeld over de vraag welke betrokken toezichthoudende autoriteit bevoegd is voor de voornaamste vestiging;
    • c) 
      (…)
    • d) 
      wanneer een bevoegde toezichthoudende autoriteit in de in lid 2 genoemde gevallen het Europees Comité voor gegevensbescherming niet om advies vraagt, of het krachtens

      artikel 58 uitgebrachte advies van het Europees Comité voor gegevensbescherming niet volgt. In dat geval kan elke betrokken toezichthoudende autoriteit of de Commissie de aangelegenheid meedelen aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

  • 4. 
    Een toezichthoudende autoriteit, de voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie kunnen elk verzoeken dat aangelegenheden van algemene strekking of met rechtsgevolgen in meer dan één lidstaat onderzocht worden door het Europees Comité voor gegevensbescherming teneinde advies te verkrijgen, met name wanneer een bevoegde toezichthoudende autoriteit haar verplichtingen tot wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 55, of tot gezamenlijke maatregelen overeenkomstig artikel 56, niet nakomt.
  • 5. 
    De toezichthoudende autoriteiten en de Commissie delen langs elektronische weg door middel van een standaardformulier het Europees Comité voor gegevensbescherming alle relevante informatie mee, waaronder naargelang het geval een samenvatting van de feiten, het ontwerpbesluit, de redenen waarom een dergelijke maatregel moet worden genomen en de standpunten van andere betrokken toezichthoudende autoriteiten.
  • 6. 
    De voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt de leden van het

Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie onverwijld langs elektronische weg door middel van een standaardformulier in kennis van alle relevante informatie die het Comité heeft ontvangen. Het secretariaat van het Europees Comité voor gegevensbescherming verstrekt indien nodig vertalingen van relevante informatie.

Artikel 58 Advies van het Europees Comité voor gegevensbescherming

  • 1. 
    (…)
  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    (…)
  • 7. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming brengt in de in artikel 57, leden 2 en 4, bedoelde gevallen een advies uit over de aan het comité voorgelegde aangelegenheid, mits het daarover niet eerder advies heeft uitgebracht. Dit advies wordt binnen één maand vastgesteld met gewone meerderheid van de leden van het Europees Comité voor gegevensbescherming. Deze termijn kan met een maand worden verlengd, rekening houdend met de complexiteit van de aangelegenheid. Met het ontwerpbesluit, dat overeenkomstig artikel 57, lid 6, onder de leden van het Comité wordt verspreid, wordt een lid dat niet binnen de door de voorzitter aangegeven termijn bezwaar heeft aangetekend, geacht in te stemmen.

7a. De bevoegde toezichthoudende autoriteit stelt haar ontwerpbesluit in de zin van artikel 57, lid 2, niet vast tijdens de in lid 7 vermelde periode.

7b. De voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt onverwijld de in artikel 57, leden 2 en 4, bedoelde toezichthoudende autoriteit en de Commissie in kennis van het advies en maakt dat advies bekend.

  • 8. 
    De in artikel 57, lid 2, bedoelde toezichthoudende autoriteit houdt maximaal rekening met het advies van het Europees Comité voor gegevensbescherming en deelt de voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming binnen twee weken na ontvangst van het advies langs elektronische weg door middel van een standaardformulier mee of zij haar ontwerpbesluit handhaaft dan wel zal wijzigen alsmede, in voorkomend geval het gewijzigde besluit.
  • 9. 
    Wanneer de betrokken toezichthoudende autoriteit de voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming binnen de in lid 8 bedoelde termijn, onder opgave van de redenen, kennis geeft van haar voornemen het advies van het Comité geheel of gedeeltelijk niet op te volgen, is artikel 57, lid 3, van toepassing.
  • 10. 
    (…)
  • 11. 
    (…)

    Artikel 58a Besluiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming

  • 1. 
    In de in artikel 57, lid 3, bedoelde gevallen stelt het Europees Comité voor gegevensbescherming een besluit vast over de hem voorgelegde aangelegenheid om aldus te zorgen voor de correcte en consistente toepassing van deze verordening in individuele gevallen. Het besluit wordt met redenen omkleed en gericht tot de leidende toezichthoudende autoriteit en alle betrokken toezichthoudende autoriteiten, en is bindend.
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde besluit wordt binnen één maand na de verwijzing van de aangelegenheid vastgesteld met een tweederdemeerderheid van de leden van het Comité. Deze termijn kan,

    rekening houdend met de complexiteit van de aangelegenheid, met één maand worden verlengd.

  • 3. 
    Indien het Comité niet binnen de in lid 2 genoemde termijn een besluit heeft kunnen nemen, neemt het zijn besluit binnen twee weken na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde tweede maand, met een gewone meerderheid van zijn leden. In geval van verdeeldheid onder de leden van het Comité is de stem van de voorzitter beslissend.
  • 4. 
    De betrokken toezichthoudende autoriteiten stellen tijdens de in de leden 2 en 3 bedoelde periode geen besluit over de overeenkomstig lid 1 aan het Comité voorgelegde

    aangelegenheid vast.

  • 5. 
    (…)
  • 6. 
    De voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming brengt het in lid 1 bedoelde besluit onverwijld ter kennis van de betrokken toezichthoudende autoriteiten. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte. Het besluit wordt onverwijld bekendgemaakt op de website van het Europees Comité voor gegevensbescherming nadat de toezichthoudende autoriteit het in lid 7 bedoelde definitieve besluit ter kennis heeft gebracht.
  • 7. 
    De leidende toezichthoudende autoriteit of, in voorkomend geval, de toezichthoudende autoriteit bij wie de klacht is ingediend, stelt onverwijld en uiterlijk binnen één maand na de kennisgeving door het Europees Comité voor gegevensbescherming een definitief besluit vast op basis van het in lid 1 bedoelde besluit. De leidende toezichthoudende autoriteit of, in voorkomend geval, de toezichthoudende autoriteit bij wie de klacht is ingediend, deelt het Europees Comité voor gegevensbescherming de datum mee waarop zijn definitief besluit ter kennis wordt gebracht van respectievelijk de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker en de betrokkene. Het definitieve besluit van de betrokken toezichthoudende autoriteiten wordt vastgesteld onder de voorwaarden van artikel 54a, leden 4a, 4b en 4bb. Het definitieve besluit verwijst naar het in lid 1 bedoelde besluit en geeft aan dat genoemd besluit overeenkomstig lid 6 zal worden bekendgemaakt op de website van het Europees Comité voor gegevensbescherming. Het in lid 1 bedoelde besluit wordt aan het definitieve besluit gehecht.

    Artikel 59 Advies van de Commissie

(…)

Artikel 60 Schorsing van een ontwerpmaatregel

(…) Artikel 61 Spoedprocedure

  • 1. 
    In buitengewone omstandigheden kan een betrokken toezichthoudende autoriteit, wanneer zij van mening is dat er dringend moet worden opgetreden om de rechten en vrijheden van betrokkenen te beschermen, in afwijking van de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing of van de in artikel 54a bedoelde procedure, onverwijld voorlopige maatregelen met een bepaalde geldigheidsduur nemen, die tot doel hebben rechtsgevolgen in het leven te roepen op het grondgebied van de eigen lidstaat. De toezichthoudende autoriteit deelt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, het Europees Comité voor gegevensbescherming en de Commissie onverwijld die maatregelen mee, met opgave van de redenen daarvoor.
  • 2. 
    Wanneer een toezichthoudende autoriteit overeenkomstig lid 1 een maatregel heeft genomen en van mening is dat er dringend definitieve maatregelen moeten worden genomen, kan zij het Europees Comité voor gegevensbescherming met opgave van redenen om een dringend advies of een dringend bindend besluit verzoeken.
  • 3. 
    Een toezichthoudende autoriteit kan het Europees Comité voor gegevensbescherming met opgave van redenen, waaronder de redenen waarom er dringend moet worden opgetreden, om een dringend advies of een dringend bindend besluit verzoeken, wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteit geen passende maatregel heeft genomen in een situatie waarin er dringend moet worden opgetreden om de rechten en vrijheden van betrokkenen te beschermen.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 58, lid 7 en van artikel 58a, lid 2, wordt een in de leden 2 en 3 bedoeld dringend advies of dringend bindend besluit binnen twee weken met gewone meerderheid van de leden van het Europees Comité voor gegevensbescherming vastgesteld.

    Artikel 62 Uitvoeringshandelingen

    • 1. 
      De Commissie kan uitvoeringshandelingen van algemene aard vaststellen om:
  • a) 
    (…)
  • b) 
    (…)
  • c) 
    (…)
  • d) 
    de regelingen voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten onderling en tussen toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor gegevensbescherming, met name het in artikel 57, leden 5 en 6, en in artikel 58, lid 8, bedoelde standaardformulier, vast te leggen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 87, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    (…)

    Artikel 63 Handhaving

    (…) Afdeling 3 Europees Comité voor gegevensbescherming

    Artikel 64 Europees Comité voor gegevensbescherming

1a. Het Europees Comité voor gegevensbescherming wordt ingesteld als orgaan van de Unie en heeft rechtspersoonlijkheid.

1b. Het Europees Comité voor gegevensbescherming wordt vertegenwoordigd door zijn voorzitter.

  • 2. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming bestaat uit de voorzitter van

één toezichthoudende autoriteit per lidstaat of zijn/haar vertegenwoordiger en de Europese

Toezichthouder voor gegevensbescherming.

  • 3. 
    Wanneer in een lidstaat meer dan één toezichthoudende autoriteit belast is met het toezicht op de toepassing van de bepalingen van deze verordening, (...) wordt overeenkomstig het nationaal recht van die lidstaat een gezamenlijke vertegenwoordiger aangewezen.
  • 4. 
    De Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of zijn vertegenwoordiger hebben het recht deel te nemen aan de activiteiten en, zonder stemrecht, aan de bijeenkomsten van het Europees Comité voor gegevensbescherming. De Commissie wijst een vertegenwoordiger aan. De voorzitter van het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt de Commissie (...) in kennis van de activiteiten van het Europees Comité voor gegevensbescherming.

    Artikel 65 Onafhankelijkheid

  • 1. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming treedt bij de uitvoering van zijn taken of de uitoefening van zijn bevoegdheden overeenkomstig de artikelen 66 (...) en 67 onafhankelijk op.
  • 2. 
    Onverminderd de in artikel 66, lid 1, onder b), en lid 2, bedoelde verzoeken van de

Commissie, vraagt noch aanvaardt het Europees Comité voor gegevensbescherming bij de uitvoering van zijn taken of de uitoefening van zijn bevoegdheden instructies van wie dan ook.

Artikel 66 Taken van het Europees Comité voor gegevensbescherming

  • 1. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming bevordert dat deze verordening consequent wordt toegepast. Daartoe verricht het Europees Comité voor gegevensbescherming op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie met name de volgende activiteiten:

aa) toezien op en zorgen voor de juiste toepassing van deze verordening in de in artikel 57, lid 3, bedoelde gevallen, onverminderd de taken van de nationale toezichthoudende autoriteiten;

  • a) 
    adviseren van de Commissie over aangelegenheden in verband met de bescherming van persoonsgegevens in de Unie, waaronder alle voorgestelde wijzigingen van deze verordening; b) onderzoeken, op eigen initiatief of op verzoek van één van zijn leden dan wel op verzoek van de Commissie, van alle kwesties in verband met de toepassing van deze verordening, en opstellen van richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken, teneinde te bevorderen dat deze verordening consequent wordt toegepast;

ba) opstellen van richtsnoeren voor toezichthoudende autoriteiten betreffende de toepassing van de in artikel 53, leden 1, 1b en 1c, bedoelde maatregelen en betreffende de vaststelling van administratieve geldboetes overeenkomstig de artikelen 79 en 79a;

(c) evalueren van de praktische toepassing van de onder b) en ba) bedoelde richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken;

ca) bevorderen van het opstellen van gedragscodes en het vaststellen van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming en gegevensbeschermingszegels en -merktekens overeenkomstig de artikelen 38 en 39;

cb) verzorgen van de accreditatie van certificeringsorganen en van de periodieke toetsing daarvan overeenkomstig artikel 39a, en houden van een openbaar register van geaccrediteerde organen conform artikel 39a, lid 6, en van de geaccrediteerde voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers die in derde landen zijn gevestigd, overeenkomstig artikel 39, lid 4;

cd) specificeren van de in artikel 39a, lid 3, bedoelde vereisten met het oog op de accreditatie van certificeringsorganen overeenkomstig artikel 39;

ce) verstrekken van advies aan de Commissie over het niveau van bescherming van persoonsgegevens in derde landen of internationale organisaties, met name in de in artikel 41 bedoelde gevallen;

  • d) 
    uitbrengen van adviezen over ontwerpbesluiten van de toezichthoudende autoriteiten in het kader van de in lid 2 bedoelde conformiteitstoetsing, en over aangelegenheden die overeenkomstig artikel 57, lid 4, worden voorgelegd; e) bevorderen van samenwerking en effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie en praktijken tussen de toezichthoudende autoriteiten;
  • f) 
    bevorderen van gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s en vergemakkelijken van uitwisselingen van personeelsleden tussen de toezichthoudende autoriteiten, alsook, in voorkomend geval, met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen of van internationale organisaties;
  • g) 
    bevorderen van de uitwisseling van kennis en documentatie over de wetgeving en praktijken op het gebied van gegevensbescherming met de toezichthoudende autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming wereldwijd;
  • h) 
    (…)
  • i) 
    houden van een openbaar elektronisch register van besluiten van toezichthoudende autoriteiten en rechterlijke instanties over in het kader van de conformiteitstoetsing behandelde aangelegenheden.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie het Europees Comité voor gegevensbescherming om advies vraagt, kan zij een termijn aangeven, met inachtneming van de spoedeisendheid van de aangelegenheid.
  • 3. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming zendt zijn adviezen, richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken toe aan de Commissie en aan het in artikel 87 bedoelde comité en maakt deze bekend.

    Artikel 67 Rapportage

  • 1. 
    (…)
  • 2. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt een jaarverslag op over de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in de Unie en, in voorkomend geval, in derde landen en internationale organisaties. Het verslag wordt openbaar gemaakt en toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
  • 3. 
    Het jaarverslag omvat een evaluatie van de praktische toepassing van de richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken als bedoeld in artikel 66, lid 1, onder c), en van de bindende besluiten als bedoeld in artikel 57, lid 3.

Artikel 68

Procedure

  • 1. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt bindende besluiten als bedoeld in artikel 57, lid 3, vast overeenkomstig de in artikel 58a, leden 2 en 3, neergelegde regels betreffende de vereiste meerderheid. Besluiten met betrekking tot de andere in artikel 66 genoemde taken worden genomen met een gewone meerderheid van zijn leden.
  • 2. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt zijn reglement van orde vast met een tweederdemeerderheid van zijn leden, en stelt zijn eigen werkregelingen vast.

Artikel 69

Voorzitter

  • 1. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming kiest met gewone meerderheid een voorzitter en twee vicevoorzitters uit zijn leden (…).
  • 2. 
    De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd.

    Artikel 70 Taken van de voorzitter

  • 1. 
    De voorzitter heeft de volgende taken:
  • a) 
    het samenroepen van de bijeenkomsten van het Europees Comité voor gegevensbescherming en het opstellen van de agenda daarvan;

aa) het ter kennis brengen van de besluiten die het Europees Comité voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 58a heeft genomen, aan de leidende toezichthoudende autoriteit en de betrokken toezichthoudende autoriteiten;

  • b) 
    ervoor zorgen dat de taken van het Europees Comité voor gegevensbescherming tijdig worden uitgevoerd, met name wat de in artikel 57 bedoelde conformiteitstoetsing betreft.
  • 2. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming stelt in zijn reglement van orde de taakverdeling tussen de voorzitter en de vicevoorzitters vast.

    Artikel 71 Secretariaat

  • 1. 
    Het Europees Comité voor gegevensbescherming heeft een secretariaat, dat wordt verzorgd door het secretariaat van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (...).

1a. Het secretariaat verricht zijn taken uitsluitend onder leiding van de voorzitter van het

Europees Comité voor gegevensbescherming.

1b. De personeelsleden van het secretariaat van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming die betrokken zijn bij de uitvoering van de krachtens deze verordening aan het Europees Comité voor gegevensbescherming opgedragen taken, zijn organisatorisch gescheiden van, en vallen onder een andere rapportageregeling dan, personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van de aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming opgedragen taken.

1c. Waar nodig wordt door het Europees Comité voor gegevensbescherming in overleg met de

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een gedragscode ter uitvoering van dit artikel opgesteld en bekendgemaakt; deze code is van toepassing op de personeelsleden van het secretariaat van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming die betrokken zijn bij de uitvoering van de krachtens deze verordening aan het Europees Comité voor gegevensbescherming opgedragen taken.

  • 2. 
    Het secretariaat biedt het Europees Comité voor gegevensbescherming analytische, administratieve en logistieke ondersteuning.
  • 3. 
    Het secretariaat is met name belast met:
  • a) 
    de dagelijkse werking van het Europees Comité voor gegevensbescherming;
  • b) 
    de communicatie tussen de leden van het Europees Comité voor gegevensbescherming, zijn voorzitter en de Commissie en de communicatie met andere instellingen en het brede publiek; c) het gebruik van elektronische middelen voor interne en externe communicatie;
  • d) 
    de vertaling van relevante informatie;
  • e) 
    de voorbereiding en follow-up van de bijeenkomsten van het Europees Comité voor gegevensbescherming;
  • f) 
    de voorbereiding, opstelling en bekendmaking van adviezen, besluiten inzake beslechting van geschillen tussen toezichthoudende autoriteiten, en andere teksten die door het Europees Comité voor gegevensbescherming worden aangenomen.

    Artikel 72 Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De besprekingen van het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn vertrouwelijk.
  • 2. 
    De toegang tot documenten die aan de leden van het Europees Comité voor gegevensbescherming, deskundigen en vertegenwoordigers van derde partijen worden voorgelegd, wordt geregeld bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 i.

HOOFDSTUK VIII

BEROEP, AANSPRAKELIJKHEID EN SANCTIES

Artikel 73 Recht een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte, heeft iedere betrokkene het recht een klacht in te dienen bij één toezichthoudende autoriteit, met name in de lidstaat waar hij gewoonlijk verblijft, hij zijn werkplek heeft of waar de vermeende inbreuk is begaan, indien hij van mening is dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens niet aan deze verordening voldoet.
  • 2. 
    (…)
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    De toezichthoudende autoriteit waarbij de klacht is ingediend, stelt de klager in kennis van de voortgang en het resultaat van de klacht, alsook van de mogelijke voorziening in rechte overeenkomstig artikel 74 (...).

    Artikel 74 Recht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een toezichthoudende autoriteit

  • 1. 
    Onverminderd andere mogelijkheden van administratief of buitengerechtelijk beroep heeft iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon het recht tegen een hem betreffend juridisch bindend besluit van een toezichthoudende autoriteit een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen.
  • 2. 
    Onverminderd andere mogelijkheden van administratief of buitengerechtelijk beroep heeft iedere betrokkene het recht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen indien de overeenkomstig artikel 51 en 51a bevoegde toezichthoudende autoriteit een klacht niet behandelt of de betrokkene niet binnen drie maanden of vroeger indien het recht van de Unie of de lidstaten daarin voorziet, van de voortgang of het resultaat van de uit hoofde van artikel 73 ingediende klacht in kennis stelt.
  • 3. 
    (...) Een procedure tegen een (...) toezichthoudende autoriteit wordt ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de toezichthoudende autoriteit gevestigd is.

3a. Wanneer een procedure wordt ingesteld tegen een besluit van een toezichthoudende autoriteit waaraan een advies of een besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming in het kader van de conformiteitstoetsing vooraf is gegaan, doet de toezichthoudende autoriteit dat advies of besluit aan de rechtbank toekomen.

  • 4. 
    (…)
  • 5. 
    (…)

    Artikel 75 Recht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een voor de verwerking

verantwoordelijke of een verwerker

  • 1. 
    Onverminderd andere mogelijkheden van administratief of buitengerechtelijk beroep , waaronder het recht uit hoofde van artikel 73 om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit, heeft een betrokkene het recht een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen, indien hij van mening is dat zijn rechten uit hoofde van deze verordening geschonden zijn als gevolg van een verwerking van zijn persoonsgegevens die niet aan deze verordening voldoet.
  • 2. 
    Een procedure tegen een voor de verwerking verantwoordelijke of een verwerker wordt ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker een vestiging heeft (...). Een dergelijke procedure kan ook worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de betrokkene gewoonlijk verblijft, tenzij de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker een autoriteit is die optreedt in de uitoefening van het overheidsgezag.
  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)

    Artikel 76 Vertegenwoordiging van de betrokkenen

  • 1. 
    De betrokkene heeft het recht een orgaan, organisatie of vereniging die op geldige wijze volgens het recht van een lidstaat is opgericht en waarvan de statuten de doelstelling omvatten de rechten en vrijheden van betrokkenen in verband met de bescherming van hun persoonsgegevens te beschermen, opdracht te geven de klacht namens hem in te dienen (…) en namens hem de in artikelen 73, 74 en 75 genoemde rechten uit te oefenen.

1a. (…)

2. De lidstaten kunnen bepalen dat een in lid 1 bedoeld orgaan, organisatie of vereniging over het recht beschikt om, onafhankelijk van de opdracht van een betrokkene (...), in die lidstaat een klacht in te dienen bij de overeenkomstig artikel 73 bevoegde toezichthoudende autoriteit en de in de artikelen 73, 74 en 75 bedoelde rechten uit te oefenen, indien zij aannemen dat de rechten van een betrokkene zijn geschonden als gevolg van een verwerking van persoonsgegevens die niet strookt met deze verordening.

  • 3. 
    (…)
  • 4. 
    (…)

    Artikel 76a Schorsing van de procedure

  • 1. 
    Indien een bevoegde rechterlijke instantie van een lidstaat over informatie beschikt dat bij een rechterlijke instantie van een andere lidstaat een procedure inzake verwerking betreffende dezelfde aangelegenheid (...) en dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker hangende is, neemt zij contact op met die rechterlijke instantie in de andere lidstaat om het bestaan van die procedure te verifiëren.
  • 2. 
    Indien een procedure inzake verwerking met betrekking tot dezelfde aangelegenheid (...) en dezelfde voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker hangende is bij een rechterlijke instantie van een andere lidstaat, kan iedere andere rechterlijke instantie dan die welke als eerste is aangezocht haar procedure schorsen.

2a. Indien de procedure in eerste aanleg aanhangig is, kan elke rechtbank die niet als eerste is aangezocht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan, mits de eerst aangezochte rechterlijke instantie bevoegd is om van de beide procedures kennis te nemen en haar wetgeving de voeging ervan toestaat.

  • 3. 
    (…)

    Artikel 77 Recht op vergoeding en aansprakelijkheid

  • 1. 
    Iedere persoon die materiële of immateriële schade heeft geleden als gevolg van een verwerking die niet in overeenstemming is met deze verordening heeft het recht om van de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker een schadevergoeding te ontvangen.
  • 2. 
    Elke voor de verwerking verantwoordelijke die bij de (...) verwerking is betrokken, is aansprakelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door de verwerking die niet in

    overeenstemming is met deze verordening. Een verwerker is slechts aansprakelijk voor de schade die door de verwerking is veroorzaakt wanneer bij de verwerking niet aan de specifieke verplichtingen voor verwerkers van deze verordening is voldaan of buiten dan wel in strijd met de rechtmatige instructies van de voor de verwerking verantwoordelijke is gehandeld.

  • 3. 
    Een voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker worden van aansprakelijkheid overeenkomstig lid 2 vrijgesteld indien zij (...) bewijzen dat zij op geen enkele wijze

    verantwoordelijk zijn voor de gebeurtenis die aan de basis van de schade ligt

  • 4. 
    Wanneer meerdere voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers bij dezelfde verwerking betrokken zijn, en overeenkomstig leden 2 en 3 voor de schade die door de verwerking is veroorzaakt verantwoordelijk zijn, wordt elke voor de verwerking

    verantwoordelijke of verwerker voor de gehele schade aansprakelijk gehouden (...) 5. Wanneer een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker overeenkomstig lid 4 de

    schade geheel heeft vergoed, kan deze voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker op andere voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers die bij de verwerking waren betrokken het deel van de schadevergoeding verhalen dat in overeenstemming is met hun deel van de verantwoordelijkheid voor de schade, overeenkomstig de voorwaarden van lid 2.

  • 6. 
    Procedures voor het uitoefenen van het recht op schadevergoeding worden gevoerd voor de in artikel 75, lid 2, genoemde naar nationaal recht bevoegde rechtelijke instanties van de

    lidstaten.

Artikel 78

Sancties

(…)

Artikel 79 Algemene voorwaarden voor het opleggen van administratieve geldboetes

  • 1. 
    Elke toezichthoudende autoriteit (...) zorgt ervoor dat de administratieve geldboetes die uit hoofde van dit artikel worden opgelegd voor de in artikel 79a vermelde inbreuken op deze verordening, (...) in elke zaak doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
  • 2. 
    (…)

2a. Administratieve geldboetes worden, afhankelijk van de omstandigheden van elke zaak afzonderlijk, opgelegd naast, of in plaats van, de in artikel 53, lid 1b, onder a) tot en met f), bedoelde maatregelen. Bij het besluit over de vraag of een administratieve geldboete (...) wordt opgelegd en over de hoogte daarvan, wordt (...) voor elke zaak afzonderlijk rekening gehouden met het volgende:

  • a) 
    de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, rekening houdend met de aard, de omvang of het doel van de betrokken verwerking alsmede het aantal getroffen betrokkenen en de omvang

    van de door hen geleden schade;

  • b) 
    het feit of de inbreuk opzettelijk of uit nalatigheid is gepleegd,
  • c) 
    (…);
  • d) 
    de door de voor de verwerking verantwoordelijke of door de verwerker genomen maatregelen om de door de betrokkenen geleden schade te beperken;
  • e) 
    de mate waarin de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk is gezien de technische en organisatorische maatregelen waaraan hij uitvoering heeft gegeven overeenkomstig de artikelen 23 en 30;
  • f) 
    eerdere relevante inbreuken van de voor de verwerking verantwoordelijke of van de verwerker;
  • g) 
    (…)
  • h) 
    de wijze waarop de toezichthoudende autoriteit kennis van de inbreuk heeft gekregen, met name of, en zo ja in hoeverre, de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker de inbreuk heeft gemeld ;
  • i) 
    de naleving van de in artikel 53, lid 1b, punten a), d), e) en f) genoemde maatregelen, voor zover die eerder ten aanzien van de betrokken voor de verwerking verantwoordelijke of de betrokken verwerker met betrekking tot dezelfde aangelegenheid zijn genomen;
  • j) 
    de inachtneming van goedgekeurde gedragscodes overeenkomstig artikel 38 of van goedgekeurde certificeringsmechanismen overeenkomstig artikel 39;
  • k) 
    (…)
  • l) 
    (…)
  • m) 
    elke andere op de omstandigheden van de zaak toepasselijke verzwarende of verzachtende factor.
  • 3. 
    (…)

3a. (…)

3b. Elke lidstaat kan regels vaststellen betreffende de vraag of en in welke mate administratieve geldboetes kunnen worden opgelegd aan in die lidstaat gevestigde overheidsinstanties en

overheidsorganen.

  • 4. 
    De uitoefening door de toezichthoudende autoriteit (...) van haar bevoegdheden uit hoofde van dit artikel is onderworpen aan passende procedurele garanties overeenkomstig de wetgeving

    van de Unie en de wetgeving van de lidstaat, waaronder een doeltreffende voorziening in rechte en eerlijke rechtsbedeling.

  • 5. 
    Wanneer het nationaal recht van een lidstaat niet voorziet in de in artikel 79a, leden 1, 2 en 3, bedoelde administratieve geldboetes kunnen de lidstaten besluiten daarvoor geen regels vast te stellen indien de inbreuken op [datum vermeld in artikel 91, lid 2] in het nationale recht

    reeds aan strafrechtelijke sancties onderworpen zijn en gewaarborgd wordt dat deze sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en stroken met het in deze verordening bepaalde niveau van de administratieve geldboetes.

    Indien zij dit besluiten, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de strafrechtbepalingen in kwestie.

    Artikel 79a Administratieve geldboetes 1. De toezichthoudende autoriteit (...) kan een geldboete van ten hoogste 250 000 EUR of, in geval van een onderneming, een geldboete van ten hoogste 0,5% van haar in het vorige boekjaar gerealiseerde totale jaarlijkse (…) wereldwijde omzet opleggen aan een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker die opzettelijk of uit nalatigheid:

    (a) niet binnen de in artikel 12, lid 2, bedoelde termijn op verzoeken van de betrokkene reageert;

    (b) in strijd met artikel 12, lid 4, eerste zin, een vergoeding aanrekent.

  • 2. 
    De toezichthoudende autoriteit (...) kan een geldboete van ten hoogste 500 000 EUR of , in geval van een onderneming, een geldboete van ten hoogste 1% van haar in het vorige boekjaar gerealiseerde totale jaarlijkse (…) wereldwijde omzet opleggen aan een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker die opzettelijk of uit nalatigheid:

(a) de betrokkene geen informatie of onvolledige informatie verstrekt, of de informatie niet [tijdig of] op [voldoende] transparante wijze verstrekt overeenkomstig de artikel 12, lid 3, en artikelen 14 en 14a;

(b) de betrokkene geen toegang verstrekt of persoonsgegevens niet rectificeert overeenkomstig artikelen 15 en16 (...);

(c) nalaat persoonsgegevens te wissen, zulks in strijd met het recht op schrapping en het recht om "vergeten te worden" overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder a) b), d) en e);

(d) (…)

da) in strijd met verwerkingsbeperkingen van artikel 17a, persoonsgegevens verwerkt of de betrokkenen er niet vooraf van in kennis stelt dat de verwerkingsbeperking overeenkomstig artikel 17a, lid 4, is opgeheven;

db) in strijd met artikel 17b nalaat kennis te geven van rectificaties, schrappingen of beperkingen inzake de verwerkingen aan elke ontvanger aan wie de voor de verwerking verantwoordelijke persoonsgegevens heeft vrijgegeven;

dc) in strijd met artikel 18 nalaat de betrokkene in kennis te stellen van zijn (...) eigen persoonsgegevens;

dd) persoonsgegevens verwerkt nadat de betrokkene daartegen overeenkomstig artikel 19, lid 1, bezwaar heeft aangetekend, zonder dwingende wettige redenen voor de verwerking aan te voeren die prevaleren op de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene of voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering;

de) nalaat de betrokkene informatie te verstrekken over het recht om overeenkomstig artikel 19, lid 2, bewaar te maken tegen verwerking ten behoeve van direct marketing, of, in strijd met artikel 19, lid 2a, doorgaat met de verwerking ten behoeve van direct marketing nadat de betrokkene daartegen bezwaar heeft gemaakt;

(e) niet of niet voldoende de respectieve verantwoordelijkheden van gemeenschappelijk voor de verwerking verantwoordelijken vaststelt overeenkomstig artikel 24; (f) geen of niet voldoende documenten bewaart overeenkomstig artikel 28 en artikel 31, lid 4.

(g) (…)

  • 3. 
    De toezichthoudende autoriteit (...) kan een geldboete van ten hoogste 1 000 000 EUR of, in geval van een onderneming, een geldboete van ten hoogste 2% van haar in het vorige

    boekjaar gerealiseerde totale jaarlijkse (…) wereldwijde omzet opleggen aan een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker die opzettelijk of uit nalatigheid:

  • a) 
    persoonsgegevens verwerkt zonder (...) rechtsgrondslag voor de verwerking, of de voorwaarden voor toestemming niet naleeft overeenkomstig de artikelen 6, 7, 8 en 9;
  • b) 
    (…)
  • c) 
    (…)
  • d) 
    de voorwaarden in verband met (…) geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering niet naleeft overeenkomstig artikel 20;

da) (…) geen passende maatregelen uitvoert of die naleving niet kan aantonen overeenkomstig de artikelen 22 (…) en 30;

db) in strijd met artikel 25 geen vertegenwoordiger aanwijst;

dc) in strijd met (...) artikel 26 persoonsgegevens verwerkt, of opdracht tot de verwerking van persoonsgegevens geeft;

dd) in strijd met de artikelen 31 en 32; geen waarschuwing of melding doet uitgaan bij een inbreuk in verband met persoonsgegevens, of de toezichthoudende autoriteit of de betrokkene daarvan niet [tijdig of niet] volledig in kennis stelt;

de) in strijd met artikel 33 geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling verricht, of in strijd met artikel 34, lid 2, persoonsgegevens verwerkt zonder voorafgaande (…) raadpleging van de toezichthoudende autoriteit;

  • e) 
    (…) f) misbruik maakt van een gegevensbeschermingszegel of -merkteken in de zin van artikel 39 of niet voldoet aan de voorwaarden en procedures van de artikelen 38a en 39a;
  • g) 
    in strijd met de artikelen 41 tot en met 44 een gegevensdoorgifte aan een ontvanger in een derde land of een internationale organisatie verricht of daartoe opdracht geeft (…);
  • h) 
    een bevel of een tijdelijk of definitieve beperking voor het verwerken of een opschorting van gegevensstromen door de toezichthoudende autoriteit niet naleeft overeenkomstig artikel 53, lid 1, of geen toegang verleent, in strijd met artikel 53, lid 1;
  • i) 
    (…)
  • j) 
    (…)

3a. Indien een voor de verwerking verantwoordelijke of verwerker opzettelijk of uit nalatigheid een inbreuk pleegt op meerdere van de in leden 1, 2 of 3, vermelde bepalingen, kan de totale geldboete niet hoger zijn dat die voor de zwaarste inbreuk.

  • 4. 
    (…)

Artikel 79b

Sancties

1. Voor inbreuken (...) op deze verordeningen in het bijzonder voor inbreuken waarop overeenkomstig artikel 79a geen administratieve geldboete staat, stellen de lidstaten de sanctieregels vast die op die inbreuken van toepassing zijn en treffen zij alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat die worden toegepast (...). Die sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2. (…)

3. Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op de in artikel 91, lid 2, vastgelegde datum de rechtsvoorschriften mee die hij overeenkomstig lid 1 vaststelt, alsook onverwijld alle latere wijzigingen daarvan.

HOOFDSTUK IX ALINGEN IN VERBAND MET SPECIFIEKE 
B E P SITUATIES OP HET GEBIED VAN GEGEVENSVERWERKING

Artikel 80 Verwerking van persoonsgegevens en vrijheid van meningsuiting en van informatie

  • 1. 
    De nationale wetgeving van de lidstaten brengt (...) het recht op bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening in overeenstemming met het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, daaronder begrepen de verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden en ten behoeve van academische, artistieke of literaire uitdrukkingsvormen.
  • 2. 
    Voor de verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden of ten behoeve van academische, artistieke of literaire uitdrukkingsvormenstellen de lidstaten uitzonderingen of afwijkingen vast voor de bepalingen van hoofdstuk II (beginselen), hoofdstuk III (rechten van de betrokkene), hoofdstuk IV (de voor de verwerking verantwoordelijke en de verwerker),

    hoofdstuk V (doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties), hoofdstuk VI (onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten) en hoofdstuk VII (samenwerking en conformiteit) indien deze noodzakelijk zijn om het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de vrijheid van meningsuiting en van informatie (...).

    Artikel 80a Verwerking van persoonsgegevens en recht van toegang van het publiek tot officiële

    documenten

Persoonsgegevens in officiële documenten die door een overheidsinstantie of een particulier orgaan voor de uitvoering van een taak van algemeen belang worden bijgehouden, mogen door die instantie of dat orgaan worden verstrekt in overeenstemming met de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaat waaraan de overheidsinstantie of het orgaan is onderworpen, teneinde het recht van toegang van het publiek tot officiële documenten in overeenstemming te brengen met het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening.

Artikel 80aa Verwerking van persoonsgegevens en hergebruik van overheidsinformatie

Persoonsgegevens in overheidsinformatie die door een overheidsinstantie of overheidsorgaan of een particulier orgaan worden bijgehouden voor de uitvoering van een taak van algemeen belang, mogen door die instantie of dat orgaan worden verstrekt in overeenstemming met de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaat waaraan de overheidsinstantie of het overheidsorgaan is onderworpen, teneinde het hergebruik van die officiële documenten en die overheidsinformatie in overeenstemming te brengen met het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening.

Artikel 80b Verwerking van het nationaal identificatienummer

De lidstaten kunnen de specifieke voorwaarden voor het verwerken van een nationaal identificatienummer of enig ander identificatiemiddel van algemene aard vaststellen. In dat geval wordt het nationaal identificatienummer of enig ander identificatiemiddel van algemene aard alleen gebruikt met passende garanties voor de rechten en vrijheden van de betrokkene uit hoofde van deze verordening.

Artikel 81 Verwerking van persoonsgegevens voor gezondheidsdoeleinden

(…)

Artikel 81a Verwerking van genetische gegevens (…)

Artikel 82 Verwerking in het kader van de arbeidsverhouding

  • 1. 
    Bij wet of bij collectieve overeenkomst kunnen de lidstaten meer specifieke voorschriften vaststellen ter bescherming van de rechten en vrijheden met betrekking tot de verwerking van de persoonsgegevens van werknemers in het kader van de arbeidsverhouding, met name met het oog op aanwerving, de uitvoering van het arbeidscontract, met inbegrip van de naleving van wettelijke of uit collectieve overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, het beheer, de planning en de organisatie van de arbeid, gelijkheid en diversiteit op het werk, gezondheid en veiligheid op het werk, bescherming van de eigendom van de werkgever of de klant dan wel met het oog op de uitoefening en het genot van de met de arbeidsverhouding samenhangende individuele of collectieve rechten en voordelen, en met het oog op de beëindiging van de arbeidsverhouding. (…)
  • 2. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op de in artikel 91, lid 2, vastgelegde datum de rechtsvoorschriften mee die hij overeenkomstig lid 1 vaststelt, alsook onverwijld alle latere wijzigingen daarvan.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen bij wet bepalen onder welke voorwaarden persoonsgegevens in het kader van de arbeidsverhouding met toestemming van de werknemer kunnen worden verwerkt.

Artikel 82a

Verwerking voor doeleinden van sociale bescherming

(…)

Artikel 83

Afwijkingen die van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, of voor wetenschappelijke, statistische en

historische doeleinden

  • 1. 
    Wanneer persoonsgegevens voor wetenschappelijke, statistische of historische doeleinden worden verwerkt, kan in de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaten, met inachtneming van passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene, worden voorzien in afwijkingen van artikel 14a, leden 1 en 2, en de artikelen 15, 16, 17, 17a, 17b, 18 en 19, voor zover die afwijking voor het verwezenlijken van de specifieke

    doelstellingen noodzakelijk is.

1a. Wanneer persoonsgegevens met het oog op archivering in het algemeen belang worden verwerkt, kan in de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaten, met

inachtneming van passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene, worden voorzien in afwijkingen van artikel 14a, leden 1 en 2, en de artikelen 15, 16, 17, 17a, 17b, 18, 19, 23, 32, 33 en 53, lid 1b, onder d) en e), voor zover die afwijking voor het verwezenlijken van die doelstellingen noodzakelijk is.

1b. Als een soort verwerking zoals bedoeld in de leden 1 en 1a tegelijkertijd ook een ander doel dient, mogen de toegestane afwijkingen alleen van toepassing zijn op de verwerking voor de in die leden bedoelde doeleinden.

  • 2. 
    De in de leden 1 en 1a bedoelde passende garanties worden vastgesteld in de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaat en zijn van dien aard dat op de persoonsgegevens

    technologische en/of organisatorische beschermingsmaatregelen uit hoofde van deze verordening worden toegepast (...) om conform de beginselen evenredigheid en noodzaak, het verwerken van persoonsgegevens tot een minimum te beperken, zoals het pseudonimiseren van de gegevens, tenzij deze maatregelen het doel van de verwerking in de weg staan en dit doel niet anderszins met redelijke middelen kan worden bereikt.

  • 3. 
    (…)

    Artikel 84 Geheimhoudingsplicht

  • 1. 
    Wanneer dit noodzakelijk en evenredig is om het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming te brengen met de geheimhoudingsplicht kunnen (...) de lidstaten

    specifieke voorschriften vaststellen voor de in artikel 53, lid 1, onder da) en db), bedoelde (...) bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten in verband met de voor de verwerking verantwoordelijken of verwerkers die onderworpen zijn aan het beroepsgeheim dat is vastgelegd in de wetgeving van de Unie of de wetgeving van de lidstaat, of in de door nationale bevoegde instanties vastgestelde regelgeving, aan een andere gelijkwaardige geheimhoudingsplicht, of een deontologische code waarop door vakorganisaties wordt toegezien en die door die organisaties wordt gehandhaafd. Deze voorschriften zijn slechts van toepassing op persoonsgegevens die de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker in het kader van een onder deze geheimhoudingsplicht vallende activiteit heeft ontvangen of verkregen.

  • 2. 
    Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op de in artikel 91, lid 2, vastgelegde datum de voorschriften mee die hij overeenkomstig lid 1 vaststelt, alsook onverwijld alle wijzigingen daarvan.

    Artikel 85 Bestaande gegevensbeschermingsregels van kerken en religieuze verenigingen

  • 1. 
    Wanneer kerken en religieuze verenigingen of gemeenschappen in een lidstaat op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening uitgebreide voorschriften betreffende de

    bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens toepassen, kunnen dergelijke voorschriften van toepassing blijven, mits deze in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van deze verordening.

  • 2. 
    Kerken en religieuze verenigingen die overeenkomstig lid 1 uitgebreide regels hanteren, zijn onderworpen aan toezicht door een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit die specifiek kan zijn, als de autoriteit maar voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in

    hoofdstuk VI van deze verordening.

    HOOFDSTUK X GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN

    (1) Artikel 86 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
  • 2. 
    De in (...) artikel 39a, lid 7, (...) bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • 3. 
    De in (...) artikel 39 a, lid 7, (...) bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een

    einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

  • 4. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
  • 5. 
    Een overeenkomstig (...) artikel 39 a, lid 7, (...) vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een

    termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 87 Comitéprocedure

HOOFDSTUK XI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 88 Intrekking van Richtlijn 95/46/EG i

  • 2. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening. Verwijzingen naar de groep voor de bescherming van personen in verband met de

    verwerking van persoonsgegevens, die bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG i is opgericht, gelden als verwijzingen naar het bij deze verordening opgerichte Europees Comité voor gegevensbescherming.

    Artikel 89 Verhouding tot en wijziging van Richtlijn 2002/58/EG i

  • 1. 
    Deze verordening legt natuurlijke personen of rechtspersonen geen aanvullende verplichtingen op met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in verband met het verstrekken van openbare elektronische-communicatiediensten in openbare communicatienetwerken in de Unie, voor zover zij op grond van Richtlijn 2002/58/EG i onderworpen zijn aan specifieke verplichtingen met dezelfde doelstelling.
  • 2. 
    (…)

    Artikel 89a Verhouding tot vooraf gesloten overeenkomsten

Internationale overeenkomsten betreffende de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties die door de lidstaten zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van deze verordening, en die in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG i, blijven van kracht totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken.

Artikel 90

Evaluatie

  • 1. 
    De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie en de toetsing van deze verordening.
  • 2. 
    In het kader van deze evaluaties beoordeelt de Commissie met name de toepassing en het functioneren van de bepalingen van hoofdstuk VII over samenwerking en conformiteit.
  • 3. 
    Het eerste verslag wordt uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening ingediend. Daarna worden de volgende verslagen om de vier jaar ingediend. Deze

    verslagen worden gepubliceerd.

  • 4. 
    Indien nodig dient de Commissie passende voorstellen in teneinde deze verordening te wijzigen en andere rechtsinstrumenten aan te passen, met name in het licht van de

    ontwikkelingen in de informatietechnologie en de stand van zaken in de informatiemaatschappij.

    Artikel 91 Inwerkingtreding en toepassing

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Zij is van toepassing met ingang van [twee jaar na de in lid 1 genoemde datum].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.