Lijst van vragen en antwoorden over het voornemen tot het oprichten van de stichting SVB-BGT - Oprichting stichting SVB-BGT (Samenwerkingsverband van Bronhouders - Basisregistratie Grootschalige Topografie)

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 33808 - Samenwerkingsverband van Bronhouders - Basisregistratie Grootschalige Topografie.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Oprichting stichting SVB-BGT (Samenwerkingsverband van Bronhouders - Basisregistratie Grootschalige Topografie); Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden over het voornemen tot het oprichten van de stichting SVB-BGT
Document­datum 13-02-2014
Publicatie­datum 13-02-2014
Nummer KST338083
Kenmerk 33808, nr. 3
Commissie(s) Infrastructuur en Milieu (IenM)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 808

Oprichting stichting SVB-BGT (Samenwerkingsverband van Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie)

Nr. 3

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 februari 2014

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Infrastructuur en Milieu over de brief van 18 november 2013 over het voornemen tot oprichten van de stichting SVB-BGT (Samenwerkingsverband van Bronhouders – Basisregistratie Grootschalige Topografie).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 februari 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, P. Jansen

Adjunct-griffier van de commissie, Sneep

Vraag 1

Hoe worden inkomsten en uitgaven van de Stichting Samenwerkingsverband van Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie (SVB-BGT) gedaan?

Waar komt het geld vandaan voor de oprichting van de Stichting SVB-BGT? Hoe ziet de business-case eruit?

Antwoord 1

Het SVB-BGT is een zelfstandige stichting met een eigen boekhouding en financiële administratie. Inkomsten en uitgaven worden door de stichting zelf geadministreerd en verwerkt.

De bronhouders hebben 8 miljoen euro subsidie gekregen van het Ministerie van IenM om de transitie naar de BGT te regisseren en de assemblage vorm te geven. Voor dit doel hebben de bronhouders de stichting SVB-BGT opgericht. De oprichting van de stichting is daarom ook gefinancierd uit deze subsidiegelden.

In 2011 is een Bedrijfsplan voor het SVB-BGT opgesteld waarin nut en noodzaak van een samenwerkingsverband van bronhouders inzichtelijk is gemaakt en waarbij zowel de maatschappelijke kosten en baten als de meerwaarde voor de verschillende bronhouders is aangegeven. Dit is gebeurd in kwalitatieve zin. In het Bedrijfsplan is beschreven dat samenwerking in het SVB-BGT loont uit oogpunt van kwaliteit, efficiency en effectiviteit, bijvoorbeeld doordat werkprocessen en procedures die nodig zijn vanwege de wettelijk verplichte afstemming tussen bronhouders worden gestroomlijnd en doordat kennis wordt gebundeld. Er is geen aparte kwantitatieve business-case opgesteld voor het SVB-BGT. In de MKBA die is opgesteld ten behoeve van de Wet BGT is aangegeven dat schaalvoordelen zijn te verwachten en de maatschappelijke kosten beheersbaar kunnen blijven door meer samenwerken binnen het SVB-BGT of anderszins.

Er zijn in 2011 pilots uitgevoerd. Deze hebben uitgewezen dat de kosten voor het ontwikkelen van de BGT maximaal 45 miljoen euro zou kosten. Bij maximale samenwerking tussen de bronhouders is het echter mogelijk veel kosten te besparen. De totale kosten kunnen daarom op 29 miljoen euro uitkomen. Het SVB-BGT wordt opgericht om deze samenwerking tussen alle bronhouders vorm te geven en te regisseren en is daarmee de belangrijkste maatregel van de bronhouders om de kosten te minimaliseren.

Vraag 2

Komen de kosten en baten van de Stichting SVB-BGT als verbonden partij op de rijksbegroting? Zo ja, waar en hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

De kosten en baten van de Stichting SVB-BGT komen niet voor op de rijksbegroting. De subsidiering van het SVB-BGT staat daar wel in.

Vraag 3

Kunt u toelichten op welke wijze de Stichting SVB-BGT wordt gefinancierd voor de uitvoering van haar taken? Kunt u daarbij ook toelichten op welke wijze de verschillende deelnemers van de stichting bijdragen aan de exploitatie van die stichting?

Antwoord 3

De stichting heeft tot 2016 drie taken:

  • 1. 
    De regie op de transitie naar de BGT
  • 2. 
    De assemblage en verwerking van de losse kaarten van de bronhouders tot 1 landelijke kaart.
  • 3. 
    Het faciliteren van bronhouders die werkzaamheden ten behoeve van de bronhouderstaak niet zelf kunnen of willen uitvoeren. De eerste en tweede taak worden tot 2016 gesubsidieerd door het Ministerie van IenM vanuit het transitiebudget voor de BGT. Na 2016 hebben alle bronhouders hun initiële BGT-kaart aangeleverd en is de transitie afgerond. Vanaf het moment van aanlevering start de bijhouding van de landelijke kaart door het SVB-BGT. Dit is de zogenaamde community-taak van het SVB-BGT. Onder deze taak vallen de algemene kosten van de stichting, en het verwerken van alle mutaties van alle bronhouders in de landelijke kaart. Deze taak wordt vanaf 2016 gefinancierd door de bronhouders. Op dit moment zijn hiervoor de volgende jaarlijkse bijdragen vanaf 2016 voorzien:

Alle gemeenten gezamenlijk 100.000 euro;

Alle provincies gezamenlijk 100.000 euro;

Alle waterschappen gezamenlijk 70.000 euro;

ProRail 70.000 euro;

Ministerie van Economische zaken 70.000 euro;

Rijkswaterstaat 70.000 euro;

Ministerie van Defensie 70.000 euro. De derde taak wordt gefinancierd door bronhouders die zich laten faciliteren door het SVB-BGT. Zij betalen hiervoor kostendekkende tarieven aan het SVB-BGT.

Vraag 4

Heeft de stichting SVB-BGT eigen bezittingen? Zo ja, welke?

Antwoord 4

Nee, in de statuten is opgenomen dat het bestuur van de stichting SVB-BGT niet bevoegd is te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoe-deren.

Vraag 5

Waarom wordt tot de mogelijkheid van het instellen van commissies besloten?

Kan inzage gegeven worden in de vorm van organisatie welke opgetuigd gaat worden?

Wordt er kantoor gehouden? Zo ja, tegen welke maximale kosten?

Antwoord 5

Het kan wenselijk zijn om een commissie in te stellen om het functioneren van de stichting te vergemakkelijken. Op dit moment is er 1 commissie ingesteld, het zogenaamde bronhoudersoverleg. Deze commissie adviseert het bestuur van de stichting over de transitie naar de BGT in brede zin.

Het bureau van de stichting SVB-BGT is een landelijk werkende organisatie die kantoor houdt in Amersfoort. Het bureau wordt opgezet als een platte organisatie met een kleine staf en backoffice op kantoor, en regionaal werkende projectleiders zonder afzonderlijk kantoor. De organisatie staat onder leiding van de directeur van de stichting. Er zijn geen afspraken gemaakt over de maximale kosten van het kantoor. Door de wijze waarop het kantoor is opgezet, worden de kosten echter zo laag mogelijk gehouden, zeker in vergelijking met de huidige situatie met een stichting LSV-GBKN, een stichting GBKN en een tiental RSV-en GBKN. In de begroting voor 2014 van de stichting SVB-BGT is voor de huisvesting inclusief servicekosten een bedrag van 50.000 euro opgenomen.

Vraag 6

Wat gaat er met het batig saldo van de stichting LSV GKBN na de mogelijke ontbinding gebeuren?

Antwoord 6

Voor de huidige GBKN zijn er verschillende stichtingen; 10 regionale stichtingen, de landelijke Stichting LSV GBKN en de Stichting GBKN. Conform de statuten van alle regionale stichtingen van de GBKN zal, nadat de vereffening heeft plaatsgevonden (alle uitstaande debiteuren/ crediteuren zijn voldaan), het bestuur van een regionale stichting tot opheffing besluiten, waarna het batig saldo wordt verdeeld onder de deelnemers conform de tot dan gehanteerde verdeelsleutel en op basis van de inbreng bij de bevoorschotting. Voor de Stichting LSV GBKN gelden dezelfde regels.

Bij de Stichting GBKN die hiernaast bestaat, kan, als er geen unanieme besluitvorming is in het bestuur, de Minister van IenM een uitspraak doen over de verdeling. Dit is in het verleden bepaald in de voorwaarden bij een aan de Stichting GBKN verstrekte subsidie.

Vraag 7

Wat wordt de financiële omvang van de Stichting SVB-BGT? Op welke wijze wordt de stichting gefinancierd? Waaruit bestaat de financiële toekomst na de transitieperiode?

Antwoord 7

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 8

Op welke wijze worden grote investeringen, bijvoorbeeld het omzetten van databestanden, waar mogelijk voorkomen?

Antwoord 8

Met het inwerking treden van de wet BGT vindt een transitie plaats van de oude kaart (GBKN) naar de nieuwe BGT. Dit is een eenmalige investering die onvermijdelijk is. De kosten van de transitie worden geminimaliseerd. Uitgangspunt bij deze transitie is om het bestaande kaartmateriaal van alle bronhouders te gebruiken voor de omzetting naar de nieuwe kaart. Door optimale samenwerking wordt dubbele inwinning van topografie voorkomen. Hierover zijn afspraken vastgelegd met alle participanten.

Vraag 9

Welke transitiekosten worden gedragen op Rijksniveau en welke transitiekosten door de bronhouders zelf? Is dit aan te geven per ministerie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Voor de transitiekosten is in totaal een bedrag van 24 miljoen euro geraamd. Het Ministerie van IenM brengt hierin als beleidsverantwoordelijke voor de BGT een tegemoetkoming van 8 miljoen euro in. Het restant van de transitiekosten wordt gedragen door de bronhouders. Deze hebben aangegeven dat een deel hiervan in de reguliere exploitatie-en onderhoudsbudgetten kan worden gevonden. De bronhouders hebben afgezien van een individuele toerekening van de transitiekosten, omdat de kosten voor grootschalige topografie doorgaans geïncorporeerd zijn in een veelheid van budgetten voor hun diverse uiteenlopende processen.

Vraag 10

Waarom draagt het Ministerie van Infrastructuur en Milieu alle kosten

(exploitatiekosten € 1,7 mln. en tegemoetkoming kosten aan gemeenten

€ 8,8 mln. per jaar)? Wat dragen andere deelnemers bij aan de exploitatie?

Antwoord 10

Het Ministerie van IenM draagt, vanwege de beleidsverantwoordelijkheid voor de basisregistratie BGT, tezamen met het Kadaster de centrale exploitatiekosten voor de registratie (€ 1,7 miljoen). De bronhouders dragen in beginsel de eigen kosten voor bijhouding van de eigen gegevens die zij voor de registratie moeten leveren. De budgetten die bronhouders reeds beschikbaar hielden voor hun topografische informatie, zijn daarvoor – mede gelet op de verwachte besparingen in de BGT door efficiencyverbetering – in het algemeen toereikend. Voor gemeenten is het budgettaire beeld in zoverre anders, dat hun taak voor de BGT onder de GBKN nog door meerdere partijen wordt betaald. Om die reden is voorzien in een tegemoetkoming van het Ministerie van IenM (in totaal € 8,8 miljoen jaarlijks) aan de gemeenten, ter dekking van de uitvoering van hun (nieuwe) bronhoudertaken.

Vraag 11

Waaruit bestaat de balans van de stichting? Staan daar bezittingen op

(reserves, gebouwen)? Zo ja, welke?

Antwoord 11

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 12

Mag de stichting leningen afsluiten?

Ontvangen leden van organen van de stichting een vergoeding? Zo ja,

waar bestaat deze uit?

Antwoord 12

De stichting mag leningen afsluiten.

De onafhankelijke voorzitter van de stichting ontvangt een vergoeding van

10.000 euro per jaar. Overige leden van organen van de stichting ontvangen geen vergoeding van de stichting.

Vraag 13

Aan welk orgaan of instituut moet de Stichting SVB-BGT (financiële)

verantwoording afleggen?

Antwoord 13

Voor de tijdelijke subsidierelatie legt SVB-BGT verantwoording af aan het Ministerie van IenM. Deze subsidie loopt in beginsel tot 1 januari 2016. Overigens legt de stichting geen (financiële) verantwoording af aan een orgaan of instituut. De jaarstukken, voorzien van een accountantsverklaring, worden wel ter inzage voorgelegd aan de deelnemers (de bronhouders).

Vraag 14

Op welke wijze is de ministeriële verantwoordelijkheid ten opzichte van de Stichting SVB-BGT geregeld en welke financiële belangen zijn daarbij in het spel?

Antwoord 14

De betrokken Ministers zijn als orgaan in de Wet BGT aangewezen als bronhouders. Om die reden wordt geparticipeerd in de stichting, en als bronhouders bijgedragen in de exploitatiekosten van de stichting. Voor IenM wordt deze rol overigens in de praktijk vervuld door het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, De rol die in dit kader wordt vervuld, verschilt niet van die van de overige bronhouders.

De eigenlijke ministeriële verantwoordelijkheid in het kader van de BGT

komt voort uit de rol van verantwoordelijke voor de basisregistratie als zodanig en het in dat kader geregelde toezicht.

Op de rollen van de Minister van IenM is ook reeds ingegaan in de toelichting bij de Wet BGT.1

Daarnaast heeft de Minister van IenM een subsidierelatie met de stichting.

Deze relatie vloeit voort uit de beleidsverantwoordelijkheid voor de BGT

en behelst een subsidie ten behoeve van de transitie en een startbijdrage voor de stichting als zodanig.

Vraag 15

Waarom is de Minister van Financiën niet betrokken bij de oprichting van de Stichting SVB-BGT, zij hebben immers ook gronden in beheer?

Antwoord 15

De stichting SVB-BGT is een samenwerkingsverband van de partijen die in artikel 10 van de Wet BGT zijn aangewezen als de bronhouders voor de BGT. Bij het aanwijzen van bronhouders is uitgegaan van partijen die al grootschalige topografie maakten. De Minister van Financiën is daarom niet betrokken bij de oprichting van de Stichting SVB-BGT.

Vraag 16

Waaruit bestaan de door de landsadvocaat genoemde «oude» schuldeisers, verplichtingen of mogelijke belangenverstrengeling?

Antwoord 16

Als een Minister geen relatie heeft met een bestaande organisatie, heeft hij geen zicht op mogelijke schuldeisers van die organisatie. Verplichtingen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit lopende personeelscontracten. Belangenverstrengeling kan ontstaan als een bestaande organisatie andere deelnemers en/of doelstellingen heeft.

Vraag 17

Op welke wijze wordt verantwoording afgelegd over de resultaten?

Antwoord 17

Zie het antwoord op vraag 13

Vraag 18

Op welke wijze wordt verantwoording van resultaten afgelegd wanneer niet aan de verwachtingen (of wettelijke verplichtingen) wordt voldaan?

Antwoord 18

Deze verantwoording kan op twee manieren plaatsvinden. De stichting SVB-BGT dient om bronhouders (waaronder de betrokken Ministers) te faciliteren in hun wettelijke verplichtingen tot bijhouding en afstemming van hun grootschalige topografie. Voor de resultaten hiervan is de stichting verantwoording verschuldigd aan de vertegenwoordigers van de bronhouders in het bestuur. Als niet aan de verwachtingen wordt voldaan, dan zal het bestuur hierop bij moeten sturen en in het uiterste geval tot liquidatie van de stichting moeten overgaan onder vereffening van de baten of schulden.

Daarnaast is de Minister van IenM eindverantwoordelijke en toezichthouder voor de BGT als geheel. De Wet BGT legt verplichtingen op aan de bronhouders, en de Minister van IenM kan als toezichthouder de bronhouders aanspreken op het voldoen aan die wettelijke verplichtingen. Het bestaan van de stichting doet immers niets af aan de wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden van de bronhouders.

Kamerstukken II, 2012/13, 33 527, nr. 3, blz. 7

Vraag 19

Op welke wijze is het toezicht geregeld tijdens en na de transitiefase? Op

welke wijze wordt de doelmatigheid en rechtmatigheid over uitgaven gegarandeerd?

Antwoord 19

De transitie en het beheer na de transitiefase, is een taak voor de bronhouders en voor het Kadaster als houder van de registratie. De

stichting is een samenwerkingsverband dat dient om de taken van bronhouders uit te voeren en is over die uitvoering verantwoording verschuldigd aan de bronhouders.

Vanwege de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van IenM voor de totstandkoming van de BGT, is het Ministerie van IenM uiteraard nauw betrokken bij organisatie en voortgang van de transitie.

In de beheerfase, na de transitie, zal de Wet BGT gelden. In deze wet is het formele toezicht van de Minister van IenM op de bronhouders, en op het

Kadaster als houder van de registratie, geregeld.

Tijdens de transitie is er daarnaast een subsidierelatie tussen de Minister van IenM en de stichting (zie hierover ook het antwoord op vraag 14). In

dat kader is de stichting verantwoording van uitgaven en daaraan gekoppelde prestaties verschuldigd aan de Minister van IenM als subsidiënt.

Vraag 20

Op welke wijze wordt de aangekondigde driejaarlijkse controle geregeld en door welk onafhankelijk orgaan?

Antwoord 20

De Wet BGT voorziet in een driejaarlijkse controle op het BGT-bestand als zodanig, dat door het Kadaster wordt gehouden. Deze controle is nog niet concreet uitgewerkt. De uitwerking zal plaatsvinden in lagere regelgeving.

Vraag 21

Op welke wijze legt de Stichting SVB-BGT verantwoording af aan de Minister van Infrastructuur en Milieu? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe wordt verantwoording afgelegd over de financiële bijdrage van het Rijk aan de stichting?

Antwoord 21

Een formele verantwoordingsplicht voor de stichting ten opzichte van de Minister van IenM, bestaat uitsluitend in de subsidierelatie en betreft dus verantwoording over besteding van de financiële bijdrage en de daaraan gekoppelde prestaties.

Vraag 22

Kan een jaarlijkse evaluatie van het functioneren van de Stichting SVB-BGT in de stichtingsakte worden opgenomen? Kunnen de resultaten van een dergelijke evaluatie aan de Kamer gezonden worden?

Antwoord 22

In het jaarverslag wordt door de stichting verantwoording afgelegd van haar activiteiten. Onderdeel van het jaarverslag is de jaarrekening, die vergezeld gaat van een accountantsverklaring. Het is aan het bestuur om op basis van dit jaarverslag de resultaten van de stichting te evalueren en het beleid waar nodig bij te stellen.

Deze jaarstukken worden gedeponeerd bij het Handelsregister en aan de deelnemers ter beschikking gesteld, en kunnen op vergelijkbare manier aan de Kamer beschikbaar gesteld worden.

Een aanvullende (externe) jaarlijkse evaluatie die aan de Kamer gestuurd wordt, zou een nieuw instrument zijn en een verantwoordingsrelatie tussen Kamer en SVB-BGT tot stand brengen. Een dergelijke verantwoordingsrelatie lijkt mij overbodig en zwaar bij de stichting SVB-BGT om twee redenen:

  • a. 
    Deze vorm van verantwoording heeft in het verleden nooit plaats gevonden tussen LSV-GBKN en de Kamer;
  • b. 
    De stichting is opgericht door de bronhouders die bij wet zijn aangewezen om de BGT tot stand te brengen. De verantwoording voor de stichting berust bij het bestuur.

Vraag 23

Aan welke salarisschaal wordt bij de aan te stellen directeur gedacht? Zal vastgelegd worden dat dit in geen geval boven de ministersnorm zal zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 23

De directeur is aangesteld in schaal 15 op basis van de schaal van rijksambtenaren BBRA. Het is niet vastgelegd dat het salaris niet boven de ministersnorm zal zijn. Expliciete regeling van een dergelijk plafond in de statuten kan verwachtingen wekken die een onterecht verhogende werking kunnen hebben op de salariëring. Aan de statuten wordt een huishoudelijk reglement toegevoegd. Daarin kan desgewenst de salarisschaal van de directeur (schaal 15) expliciet opgenomen worden.

Vraag 24

Kunt u concreet aangeven op welke wijze zij onafhankelijk toezicht kan garanderen op het functioneren van de Stichting SVB-BGT als de aan haar ondergeschikte ambtenaren de taak mede uitvoeren?

Antwoord 24

Het toezicht van de Minister van IenM heeft betrekking op de uitvoering van de wettelijke taken door elke bronhouder. Zoals in de toelichting bij de Wet BGT is aangegeven2, wordt de rol van bronhouder in de praktijk uitgeoefend door het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. De taken van de bronhouders bestaan uit inwinning van topografische gegevens, afstemming daarvan met aangrenzende bronhouders en levering van de afgestemde gegevens aan de basisregistratie. De stichting is door bronhouders in het leven geroepen om inwinning, afstemming en levering zo doelmatig mogelijk te organiseren. De stichting levert aldus diensten aan de bronhouders ter uitoefening van hun wettelijke taken. Op de voordelen hiervan is onder meer ingegaan in de Nota naar aanleiding van het verslag in het kader van de totstandkoming van de Wet BGT.3 Hiermee ontstaat geen afzonderlijke wettelijke taak voor de stichting waarop afzonderlijk wettelijk toezicht wordt uitgeoefend. Het is aan de bronhouders om er op toe te zien dat de dienstverlening door de stichting hun daadwerkelijk in staat stelt om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen.

Voor wat betreft het toezicht op de besteding van subsidiegelden door de stichting, staat het bronhouderschap – en de beoogde, daarmee gepaard gaande vertegenwoordiging in het bestuur van de stichting – niet in de weg aan deugdelijke controle op de besteding van subsidiegelden in het licht van de aan de subsidie verbonden voorwaarden. Die controle maakt namelijk niet deel uit van het bronhouderschap en wordt dus niet uitgevoerd door het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat.

2  Zie noot 1

3  Zie onder meer Kamerstukken II, 2012/13, 33 527, nr. 6, blz. 5

Vraag 25

Kunt u aangeven hoe zij het mogelijke probleem van dubbele loyaliteit bij de ambtenaren in het bestuur van de stichting gaat ondervangen, indien er toch onvoorziene verschillen in belang zouden optreden tussen de Stichting SVB-BGT en één of meerdere bronhouders?

Antwoord 25

Het SVB-BGT is een verlengstuk van de verschillende bronhouders, met een eenduidige uitvoerende bedrijfsvoeringstaak. Om die reden zijn geen problemen met dubbele loyaliteiten te verwachten, zoals bij een stichting die een beleidsinhoudelijk rol speelt in een beleidsveld.

Vraag 26

Zijn dubbele doelstellingen denkbaar als er in het stichtingsbestuur verschil van mening ontstaat, bijvoorbeeld over de kosten? Wat is dan de positie van de ambtenaar in het stichtingsbestuur?

Antwoord 26

Aangenomen wordt dat onder dubbele doelstellingen wordt verstaan een situatie waarin het eigen belang anders is dan het belang van de stichting. Het bestuur besluit op basis van meerderheid van stemmen, waarbij gestreefd wordt naar unanimiteit. Bij de besluitvorming over voorstellen kan het eigen belang een rol spelen. Gezien de, tot technische uitvoering beperkte, taken van de stichting zal dit echter niet tot conflicten leiden met de wettelijke verplichtingen die bij de bronhouders zelf blijven rusten. In dit kader verschilt de positie van de ambtenaar niet wezenlijk van die in andere situaties waarin met meerdere partijen wordt samengewerkt bij de uitvoering van taken.

Vraag 27

Wat vindt u van de verhouding tussen bestuurlijke vertegenwoordigers en ambtelijke vertegenwoordigers in één bestuur?

Antwoord 27

Het SVB-BGT is een verlengstuk van de verschillende bronhouders, met een eenduidige uitvoerende bedrijfsvoeringstaak. Er zijn geen vraagstukken te verwachten die interfereren met andere beleidsvelden. Toch is het voor de bronhouders van decentrale organisaties nodig dat er bestuurders betrokken zijn, omdat zij spreken namens een koepelorganisatie voor een groep bronhouders. Voor de landelijke bronhouders geldt dat zij spreken namens één uitvoerende organisatie, zij kunnen dus besluiten nemen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, zonder dat dit gevolgen heeft voor andere beleidsvelden die onder hun ministerie vallen. Dat kan ambtelijk belegd worden.

Vraag 28

Ontvangen de leden van het College van de Bestuur van de Stichting

SVB-BGT op enige wijze een (financiële) vergoeding voor hun werkzaamheden?

Antwoord 28

Zie het antwoord op vraag 12.

Vraag 29

Welke reële alternatieven zijn er voor het laten plaatsnemen van ambtenaren in het College van Bestuur? Kunt u de verschillende voor- en nadelen van deze alternatieven beschrijven?

Antwoord 29

Als alternatieven voor het laten plaatsnemen van ambtenaren in het bestuur van de stichting kunnen worden genoemd het laten plaatsnemen door de Minister of Staatssecretaris, of het laten plaatsnemen door een gevolmachtigde.

Het laten plaatsnemen door de Minister of Staatssecretaris in het bestuur van de stichting SVB-BGT is gezien de technische uitvoeringstaken van de stichting niet reëel.

Een gevolmachtigde duidt op een externe die namens een Minister het belang van die Minister behartigt in het bestuur. Deze constructie past minder goed dan het laten plaatsnemen van een ambtenaar in het bestuur, omdat een ambtenaar in het bestuur zorgt voor een sterke inhoudelijke en formele binding met zijn organisatie en daarmee voor know how, een gezagsrelatie met zijn Minister en korte lijnen. Hiermee wordt ook voorkomen dat de vertegenwoordiger in het bestuur andere belangen heeft dan de Minister.

Vraag 30

Zijn er afspraken gemaakt, gelet op het feit dat ProRail als naamloze vennootschap naast de verschillende overheden een vreemde eend in de bijt is?

Antwoord 30

De positie van ProRail heeft niet geleid tot bijzondere afspraken. Daar bleek in de voorbereidingen de afgelopen jaren ook geen noodzaak toe.

Vraag 31

Blijft ProRail de enige bronhouder wat betreft de spoorwegen in het kader van de BGT nu er sprake van is dat Keyrail verantwoordelijk wordt voor het goederenverkeer, gelet op het feit dat spoorwegbeheerder ProRail één van de bronhouders en één van de samenwerkende partijen in de Stichting SVB-BGT is?

Antwoord 31

Als één van de bronhouders is in de Wet BGT aangewezen: de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in de Spoorwegwet, voor zover het betreft geografische objecten die onderdeel zijn van spoorwegen, kunstwerken en de daartoe behorende terreinen waarover deze het beheer voert. Het bronhouderschap voor de BGT is hiermee gekoppeld aan de beheerconcessie als bedoeld in artikel 16 van de Spoorwegwet. ProRail is de enige beheerconcessiehouder, en daarmee de enige bronhouder voor dit onderdeel van de BGT.

Vraag 32

Waarom wordt er gekozen voor het oprichten van een nieuwe stichting? Waarom wordt de reeds bestaande stichting (het Landelijk Samenwerkingsverband Grootschalige Basiskaart van Nederland (LSV GKBN)) niet verder uitgebouwd om te komen tot een stichting voor de BGT?

Antwoord 32

De belangrijkste reden om een nieuwe stichting op te richten in plaats van aan te sluiten op een al bestaande stichting, is het voorkomen dat de organisatie wordt belast met «oude» schuldeisers, verplichtingen of mogelijke belangenverstrengeling. Zie ook het antwoord op vraag 16. Daarnaast is voor de samenwerking ten behoeve van het uitvoeren van de Wet BGT een zodanig nieuwe structuur nodig, onder meer gezien de kring van participanten en hun wettelijke taken, dat van de structuur van de thans bestaande stichtingen niet veel herbruikbaar is.

Vraag 33

Kan meer duidelijkheid gegeven worden over de reden waarom niet gekozen is voor een scenario vanuit de Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA)? Is er voor een scenario gekozen? Waaruit bestaat de – in beeld gekomen – combinatievariant?

Antwoord 33

De MKBA heeft in beeld gebracht wat de maatschappelijke kosten en baten zijn van de invoering van de BGT als een wettelijke basisregistratie, (het projectalternatief) in vergelijking met voortzetting van de reeds bestaande systemen van regionale en lokale grootschalige basiskaarten (het nulalternatief). In de MKBA zijn de scenario’s binnen het projectalternatief zodanig geformuleerd dat ze in het onderzoek onderscheidend van elkaar waren en dat ze recht deden aan de verschillende inschattingen van de verschillende spelers in het veld. De scenario’s waren niet bedoeld om zelf als projectalternatief te dienen. In die zin is op basis van de MKBA dus ook niet gekozen voor een scenario, maar voor het projectalternatief, namelijk invoering van de BGT.

De MKBA heeft onder meer wel geleid tot de beslissing om de centrale voorziening zodanig in te richten dat hierin, naast de BGT-gegevens, ook zogeheten plustopografie kan worden opgenomen. Voorts geeft de MKBA aan dat nauwe samenwerking tussen de bronhouders, waartoe de stichting dient, van belang is voor een zo efficiënt en effectief mogelijke uitvoering.

Vraag 34

Is reeds geëvalueerd of de gerealiseerde basisregistraties en de onderlinge verbindingen aan de verwachting van overheidsdienstverlening voldoen? Zo nee, op welke termijn kan een dergelijke evaluatie worden verwacht?

Antwoord 34

De, naar aanleiding van een soortgelijke vraag, in de Nota naar aanleiding van het Verslag betreffende de Wet BGT genoemde voortgangsrapportage I-NUP is door de Minister van BZK eind 2013 aan uw Kamer gestuurd. Voor wat betreft het beleidsterrein van het Ministerie van IenM zal komend voorjaar een evaluatie van de Basisregistratie adressen en gebouwen aan uw Kamer worden gezonden.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.