"Noodklok om Jodenhaat"

1.

Kerngegevens

Officiële titel "Noodklok om Jodenhaat"
Document­datum 16-01-2014
Publicatie­datum 17-01-2014
Nummer HTK20132014-42-14
Kenmerk 30950;64; 30950;65; 30950;66
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

De heer Van Klaveren (PVV)
De heer Bontes (Bontes)
De heer Pieter Heerma (CDA)
Mevrouw Yücel (PvdA)
De heer Dijkgraaf (SGP)
Mevrouw Voortman (GroenLinks)
De heer Azmani (VVD)
De heer Segers (ChristenUnie)
Minister Opstelten
De heer Van Klaveren (PVV)
De heer Bontes (Bontes)
Mevrouw Yücel (PvdA)
Mevrouw Karabulut (SP)
Minister Asscher

Aan de orde is het dertig ledendebat over het bericht "Noodklok om Jodenhaat".

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom in ons midden, net als de mensen op de publieke tribune, de mensen die dit debat op een andere wijze volgen en natuurlijk de deelnemers aan het debat. Als eerste geef ik het woord aan de heer Van Klaveren van de PVV, die dit debat heeft aangevraagd. De spreektijd bedraagt drie minuten per fractie, en wij gaan proberen om interrupties in tweeën te doen.

©

foto J.J. (Joram) van Klaveren
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Turkse jongeren uit Arnhem die Adolf Hitier prijzen en geweld tegen Joden nastrevenswaardig achten, voetbalclub Vitesse die zwicht voor antisemitisme en een filmpje waarin Joden ratten worden genoemd, bekostigd door een hulpclub die subsidie van ontvangt van de Nederlandse Staat. Het antisemitisme tiert welig. Meer dan 1.000 antisemitische incidenten in de periode 2005-2012. Volgens de POLDIS-rapportage 2013 is er nog steeds sprake van een enorme stijging. De voornaamste bron van dit hedendaagse antisemitisme is de islam. ProfessorVan der Horst stelde al dat de islamisering van het antisemitisme een van de meest huiveringwekkende ontwikkelingen van onze tijd is, maar politiek correct Nederland kijkt weg.

Wegkijken verandert echter niet de feiten en die feiten liegen er niet om. In Amsterdam staat anno 2014 een schuilsyna-goge, Joodse instellingen geven jaarlijks bijna een miljoen uit aan beveiligingskosten, enkele jaren geleden werd voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog in West-Europa een dienst in een synagoge afgelast na een dreigmelding en Joodse burgers worden bespuugd en uitgescholden door islamitische jongeren.

De heer Bontes (Bontes):

De heer Van Klaveren spreekt grote woorden overantisemi-tisme, en terecht. De partij van de heer Van Klaveren werkt echter wel samen met de FPÖ, de antisemitische Oostenrijkse FPÖ. Zij werkt ook samen met Jean-Marie Le Pen, die een pseudo-Hitlergroet bracht, een verkapte Hitlergroet, die quenelle wordt genoemd. Mijn vraag aan de heer Van Klaveren is of hij afstand neemt van de FPÖ, de Oostenrijkse antisemitische FPÖ, of hij afstand neemt van Jean-Marie Le Pen en of hij afstand neemt van de quenelle.

De heer Van Klaveren (PVV):

De PVV heeft nooit wat met antisemitisme gehad. Wij hebben niets met antisemitisme en dat zullen wij ook nooit hebben. Verder is al meerdere keren afstand genomen van allerlei uitspraken uit het verleden. Wij hebben ook niets met gekke gebaren. Verder ga ik niet in op allerlei casuïstiek of als-danvragen. De PVV heeft niets met antisemitisme, punt.

De heer Bontes (Bontes):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Dat begrijp ik ookwel. Ik ken de heer Van Klaveren goed en ik waardeer hem ook. Ik weet ook dat hij dit van binnen moeilijk vindt, dat hij dit lastig vindt. Het enige wat ik hem mee zou kunnen geven, is dat er alternatieven in de Tweede Kamer zijn buiten de PW.

De heer Van Klaveren (PVV):

Nogmaals, de PVV heeft niets met antisemitisme, dat hebben wij nooit gehad en dat zullen wij ook nooit hebben. Ik heb ook al gezegd dat er al meerdere keren afstand is genomen van uitspraken uit het verleden en dat wij niets met gekke gebaren hebben. Wat dat betreft is het een helder verhaal.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ook ik twijfel niet aan de opstelling en de persoonlijke motivatie van de heer Van Klaveren om antisemitisme te strijden. Feit blijft echter dat de PVV samenwerkt met het Front National. Oprichter, erelid en kandidaat-Europarlementariër Jean-Marie Le Pen is meermaals veroordeeld voor antisemitisme, brengt de quenelle en vindt de Holocaust een voetnoot in de geschiedenis. Ik heb altijd geleerd: verbeterde wereld, begin bij jezelf. Dus mijnheerVan Klaveren, kunt u zeggen dat de PVV de samenwerking met het Front National zal verbreken?

De heer Van Klaveren (PVV):

Nogmaals, de PVV heeft niets met antisemitisme, heeft het nooit gehad en zal het ook nooit hebben. Ik vind het opvallend dat uitgerekend D66 met deze vraag komt, want D66 is de partij die geen steun gaf aan dit debat en het dus blijkbaar niet zo belangrijk vindt. D66 gaf geen steun aan de motie om onderzoek te doen naar antisemitische propaganda door hulpclubs en geen steun aan de motie om Joodse instellingen te beveiligen. Voor de rest heeft D66 in Arnhem een kandidaat-raadslid op de lijst staan die lid is van een moskee waar wordt gesteld dat kritiek op mensen die antisemitisch zijn verwerpelijk is, dat het ziek gedrag is en zelfs dat het een provocatie is. Dat lijkt mij niet al te fris van de kant van D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Van Klaveren hanteert een wat doorzichtig debattrucje. Hij gaat namelijk een beetje schreeuwen en hij verkondigt onwaarheden. De kern is natuurlijk dat hij mijn vraag niet beantwoordt. Die vraag is: gaat de PVV stoppen met de samenwerking met het Front National? Als hij die vraag niet met ja maar met nee beantwoordt, dan is het helder. Voor een klein beetje extra macht in het Europees Parlement ziet de PVV dan antisemitisme bij het Front National gewoon door de vingers. Dat maakt de bijdrage van de heer Van Klaveren aan dit debat volstrekt hypocriet.

De heer Van Klaveren (PVV):

fk stel nogmaals dat als er één partij hypocriet is, het D66 is. Ik heb net tal van moties aangehaald waaraan D66 geen steun heeft gegeven. Verder heeft D66 een kandidaatraadslid in Arnhem die antisemitisme blijkbaar prima vindt. Hij noemt kritiek zelfs een provocatie. Ik vind dat niet al te fris van D66, om de woorden van de heer Pechtold nog maar een keer aan te halen. De heer Van Weyenberg vraagt mij verder om een antwoord te geven op specifiek de vraag of de samenwerking met het Front National wordt verbroken. Het antwoord op die vraag is nee.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg voelt zich aangesproken. De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben blij dat het antwoord uiteindelijk is gekomen. Mijn conclusie blijft dus staan: de PVV ziet antisemitisme bij het Front National door de vingers voor een klein beetje extra politieke invloed in het Europees Parlement. Dat noem ik hypocrisie.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik zeg nogmaals: als er één partij hypocriet is, dan is het D66 wel.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Van Klaveren zei zojuist tegen de heer Bontes dat hij niet wilde ingaan op uitspraken uit hetverleden. Hij heeft het daarbij waarschijnlijk over de uitspraak van mijnheer Le Pen dat de Holocaust een voetnoot in de geschiedenis is. De heer Le Pen heeft onlangs echter nog gezegd dat er niets is veranderd in de lijn van het Front National. Er is een andere leider, namelijk een jongere vrouw. Dat zei hij onlangs in De Telegraaf. De politieke lijn is echter volgens hem nog hetzelfde. De vraag blijft dus staan, hoe de PVV staat ten opzichte van het Front National.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik wil het nog wel een keer herhalen, hoor. De PW heeft niets met antisemitisme, heeft daarmee nooit iets gehad en zal daarmee nooit iets hebben. Verder heb ik ook al gezegd dat er afstand is gedaan van uitspraken die in het verleden zijn gedaan. We hebben voor de rest ook niets met allerlei rare groeten en dergelijke zaken. Wat dat betreft hebben we volgens mij een heel helder verhaal.

Het verhaal van GroenLinks vind ikveel minderheiden Deze partij gaf eveneens geen steun aan dit debat. Blijkbaarvond zij het onderwerp ook niet zo heel belangrijk. Verder gaf ook GroenLinks geen steun aan onderzoek specifiek naar antisemitische propaganda door hulpclubs. Het was ook GroenLinks die enige tijd geleden nog op bezoek ging bij de islamitische terreurgroep Hamas, die streeft naar de vernietiging van de Joodse staat en die het Joodse volk in zee wil drijven. Dat noem ik antisemitisme.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik vind het nogal wat dat de heerVan Klaveren mij beschuldigt van antisemitisme. Hij gaat vervolgens ook nog eens totaal niet in op mijn vraag over het Front National. Dat is een antisemitische partij. Ikvraag de heerVan Klaveren of hij mijn standpunt deelt dat het Front National een antisemitische partij is, ja of nee.

De heerVan Klaveren (PVV):

Ik heb net over het Front National gezegd wat ik heb gezegd. De samenwerking wordt niet verbroken. Voor de rest ben ik nog steeds een beetje van slag door het feit dat GroenLinks in het verleden met Hamas is gaan praten.

De heerVan Weyenberg (D66): Voorzitter, ik heb een punt van orde.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg heeft een punt van orde. De heerVan Weyenberg (D66):

De heerVan Klaveren heeft zojuist in mijn beleving toch mevrouw Voortman gewoon voor antisemiet uitgemaakt. Ik wil hem graag de gelegenheid geven om dat terug te nemen.

De voorzitter:

Mevrouw Voortman, u bent degene om wie het gaat. Het is gebruikelijk dat een persoonlijk feit wordt gemaakt door degene die is aangesproken. Vindt u dat dit hersteld moet worden?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter, dat zou inderdaad wel netjes zijn. Ik wil de heer Van Weyenberg danken voor zijn attentie.

De heerVan Klaveren (PVV):

Het zou nog veel netter zijn als mensen goed zouden luisteren. Ik heb gezegd dat GroenLinks heeft samengezeten met Harnas en dat Harnas een club is die streeft naar de vernietiging van de Joodse staat en het in zee drijven van het Joodse volk. Dat is antisemitisme, zei ik letterlijk. Volgens mij wordt mevrouw Voortman hier dus geen antisemiet genoemd.

De voorzitter:

Mevrouw Voortman, hebt u er nog behoefte aan om hierop een reactie te geven?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik constateer dat de heer Van Klaveren in ieder geval de standpunten van mijn partij uitmaakt voor antisemitische standpunten. Hij zegt dan dus dat ik en dat mijn partij antisemitisch zijn. Daar neem ik nota van. Ik heb echter nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag of het Front National nu een antisemitische partij is of niet.

De voorzitter:

Dat is iets anders dan een persoonlijkfeit. U neemt er nota van en u neemt waarschijnlijk afstand van de stelling van de heerVan Klaveren. Zo is het nu ook genoteerd in de Handelingen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik neem daar inderdaad afstand van. Het is ernstig dat deze uitspraak is gedaan.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Heerma. De heer Pieter Heerma (CDA):

Ik sta hier in het volledige besef dat een vraag stellen aan de heer Van Klaveren kan betekenen dat ook mijn partij allerlei verwijten naar haar hoofd geslingerd krijgt. Ik hoop echter dat de heer Van Klaveren, als ik hem dat genot gun, ook serieus antwoord wil geven op mijn vraag. Hij heeft het nu al drie of vier keer gehad over rare gebaren. Maar het Cl Dl, een organisatie waarnaar de heer Van Klaveren in tal van debatten heeft verwezen, heeft een andere appreciatie van die quenelle. Het CIDI zegt: het is de Hitlergroet 2.0. Esther Voet van het CIDI zegt: het is onzin om te suggereren dat het niet antisemitisch is, want het is antisemitisme pur sang. De heer Van Klaveren doet dat nu af als een raar gebaar. Als het de PVV serieus is om te zeggen: wij strijden tegen antisemitisme, zegt hij dan: het is een raar gebaar? Of zegt hij, net als het CIDI: het is een Hitlergroet 2.0? Het is antisemitisme. De PW moet zelf weten met wie ze samenwerken, maar neem dan minstens afstand van dit gebaar en doe het niet af als een raar gebaar, want dat is het niet.

De heer Van Klaveren (PVV):

Een raar gebaar, verkeerd gebaar, fout gebaar, er is afstand van genomen. Overigens ook door Marine Le Pen. Zij noemde het schokkend en verkeerd. Volgens mij zijn we heel helder: het is een belachelijk gebaar, het is fout.

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dus u neemt er hard afstand van. Het gebaar is antisemitis-tisch. Ook Jean-Marie Le Pen maakte dat gebaar. Ik neem aan dat u de partij waarmee u gaat samenwerken gaat aanspreken op dit antisemitistische gebaar.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het is "antisemitisch" en niet "antisemitistisch". Verder heb ik niets toe te voegen aan wat ik net zei.

De heer Segers (ChristenUnie):

Volgens mij heeft de fractie van de ChristenUnie wel steun gegeven aan dit debat. Dat scheelt één verwijt. Verder zijn wij niet voor gesprekken met Harnas. Dat scheelt ook een verwijt. Als we die inleiding achterwege kunnen laten, ga ik graag naar de kern van de zaak. FPO is een partij waar de PVV mee wil samenwerken. De leider van die partij heeft op zijn Facebookpagina onlangs een antisemitische cartoon afgebeeld. De heer Van Klaveren begon zijn betoog met een aantal incidenten, waar hij afschuw over uitsprak. Ik doe dat ook. Hoe kijkt hij tegen dat soort incidenten aan, een Hitlergroet 2.0 en antisemitische cartoons op de Facebookpagina van een leider waar de PVV mee gaat samenwerken?

De heer Van Klaveren (PVV):

Zoals ik aan het begin van het debat al aangaf, ga ik niet in op allerlei casuïstiek en als-danvragen. Omdat de Christen-Unie daar blijkbaar toch behoefte aan heeft, wil ik wel aangeven dat de ChristenUnie in het verleden geen steun heeft gegeven aan hetonderzoeknaarantisemitische propaganda door hulpclubs. Dat is een heel specifiek punt. Ik gaf net al een voorbeeld. NDC, een club die mede opgericht is door Nederland en die subsidie ontvangt, heeft een filmpje gesubsidieerd waarin Joden ratten worden genoemd. Wij willen daar graag een onderzoeknaar, maar de ChristenUnie vindt dat blijkbaar geen probleem.

De heer Segers (ChristenUnie):

De heer Van Klaveren zegt dat hij niet in wil gaan op casuïstiek, maar het enige dat hij tot nu toe heeft gedaan, is casuïstiek. Nu vraag ik hem om een zelfreflectie. Hij wijst met zijn vinger alle kanten op. Alle partijen hier, iedereen krijgt een veeg uit de pan. Pleeg nu eens twee minuten zelfreflectie op het punt dat de PW samenwerkt met twee partijen waar iedere keer antisemitische uitlatingen worden gedaan, partijen met een zwart/bruin verleden. Pleeg daar nu eens twee minuten zelfreflectie op in plaats van alleen maar met een vinger naar anderen te wijzen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik geef gewoon een reactie namens de PVV op aantijgingen of vragen die gesteld worden vanuit de Kamer. De eerste interruptie was van mijn collega Bontes. Ik heb toen volgens mij heel helder aangegeven dat de PVV niets heeft met antisemitisme, ook niet met verkeerde, belachelijke of foute gebaren. Er is in het verleden al afstand genomen van allerlei uitspraken. Helderder kan ik het niet maken. Ik heb geen zin om constant hetzelfde te blijven herhalen, maar als men daar behoefte aan heeft, zal ik dat wel doen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zat een beetje te aarzelen om hiernaartoe te komen. Volgens mij moeten wij het hebben over antisemitisme en moeten wij proberen de Jodenhaat uit de samenleving te krijgen. Er is wel een verband, helaas. Ik had liever dat dit verband er niet was. De PVV kan het wegnemen. Wat is het probleem met antisemitisme? Er wordt een cultuur geschapen waarin het normaal wordt gevonden om zoiets te doen. Die cultuur kun je in stand houden door samen te werken met partijen die dit ook normaal vinden. Is de PVV — dit hoeft niet a la minute, want ik begrijp dat dit zeker na al deze interrupties vrij lastig is — bereid om hierover nog eens na te denken en nog eens in de spiegel te kijken? "Wij moeten samenwerken." Dat snap ik ook wel, dat moet in Europa. Dit is toch een cruciaal punt — ik ga uit van de integriteit van de inbrenger — als je ziet wat de PVV naar voren brengt. Dan kun je toch niet samenwerken met partijen die dat geen cruciaal punt vinden en daar diametraal tegenover staan?

De heer Van Klaveren (PVV):

Eigenlijk is dit dezelfde vraag of aanval of aantijging die ik al meerdere keren heb gehoord. Ik heb niks toe te voegen aan wat ik net aangaf.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan constateer ik maar dat de casuïstiek bij de PW er niet toe geleid heeft dat de SGP verkeerd stemgedrag heeft getoond.

De heer Van Klaveren (PVV):

Er is helaas meer dan hetgeen ik net stelde. Uit het onderzoek Anti-Semitism Worldwide blijkt dat daar waar de islamitische gemeenschap groeit, ook het antisemitisme groeit. Ook lezen wij dat veruit de meeste gewelddadige acties in West-Europa tegen Joden gepleegd worden door personen met een islamitische achtergrond. Denk onder andere aan de aanslag op een schooltje in Toulouse. Vlaams onderzoek wees verder uit dat meer dan 50% van de moslimjongeren antisemitisch is. Niet als gevolg van de politiek van Israël, zoals wij zo vaak horen, maar door diepgewortelde religieuze visies. Recentelijk verscheen er zelfs een EU-rapport — dat moet D66 toch aanspreken — waarin wij lezen dat veruit de meeste antisemitische incidenten uit extreemlinkse en islamitische hoek komen. Verder valt op dat in België en Frankrijk 80% van de Joodse burgers immigratie aanwijst als bron voor antisemitische agressie. De massa-immigratie als katalysator van hedendaags antisemitisme.

Ook in Nederland is de islamisering van het antisemitisme al jaren zichtbaar. Onderzoeksbureau ResearchNed stelt dat een op de vijf docenten geschiedenis in de grote steden de Holocaust niet kan bespreken doordat Turkse en Marokkaanse leerlingen agressief worden. Verder schreef de AIVD in 2004 al dat de toename van het antisemitisme onder middelbare scholieren is toe te schrijven aan islamitische jongeren en hun "religieuze opvattingen". Een structurele aanpak van deze hedendaagse vorm van antisemitisme gaat hand in hand met de aanpak van de voortgaande islamisering: onderandere een immigratiestop uit islamitische landen, sluiting van moskeeën waar geweld wordt gepredikt, uitzetting van criminelen met een andere of dubbele nationaliteit.

De PVV heeft ten slotte nog drie vragen met betrekking tot de korte termijn. Is het kabinet inmiddels bereid om specifiek onderzoek te doen naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap? Is het kabinet bereid antisemitisme expliciet te laten registreren bij de politie? Is het kabinet bereid de beveiliging van Joodse instellingen topprioriteit te geven, zodat deze gemeenschap niet jaarlijks een vermogen hoeft uit te geven aan de eigen veiligheid?

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Van Klaveren spreekt heel duidelijk over antisemitisme vanuit islamitische hoek. Dat bestaat en dat moeten wij bestrijden. Erkent de heer Van Klaveren ook dat antisemitisme een veel breder maatschappelijk probleem is dat in onze gehele samenleving voorkomt, bijvoorbeeld in de voetbalwereld met haar spreekkoren? Uit onderzoek blijkt dat dit overslaat naar scholen. Daar moeten wij ook iets aan doen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Antisemitisme moet in zijn algemeenheid bestreden worden. Dusookantisemitismevan niet-moslims moet worden aangepakt. Maar ik heb net tal van rapporten aangehaald waarin wordt gewezen op het feit dat mensen met een islamitische achtergrond extreem zijn oververtegenwoordigd als het gaat om antisemitisme.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben in ieder geval blij dat de heer Van Klaveren erkent dat het een breed maatschappelijk probleem is, dus niet alleen maar iets van islamieten of niet-islamieten. Uit de statistieken blijkt dat 90% van de daders autochtoon is en dat het vooral mannen zijn. Er zijn dus ook andere statistieken. Daarmee wil ik het probleem overigens niet bagatelliseren. Maar als de heer Van Klaveren zegt dat we het te allen tijde overal moeten bestrijden, kan hij toch niet goedkeuren dat zijn partijleider juist met meerdere partijen samenwerkt die rechts-radicale en antisemitische ideeën hebben en dergelijke uitingen doen en die zelfs volksvertegenwoordigers in hun gelederen hebben die daarvoor zijn veroordeeld?

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb niet alleen een heel groot probleem met het feit dat ook de SP geen steun gaf in dit debat en het blijkbaar niet zo belangrijk vindt, maar ook met het feit dat de SP in het verleden gezellig bij Harnas op de thee ging om daar te spreken met mensen die de Joodse staat willen vernietigen en het Joodse volk in zee willen drijven. Daarnaast liep de SP mee in demonstraties waarbij "Harnas, Harnas, joden aan het gas" werd geroepen en waarbij zelfs werd opgeroepen tot een intifada, een gewelddadige strijd dus.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zou het toch zeer op prijs stellen wanneer de heer Van Klaveren ook antwoord geeft op mijn vraag. Als hij zegt en erkent dat antisemitisme een breed maatschappelijk probleem is in Nederland, maar ook in andere Europese landen, een complex probleem met meerdere oorzaken, waar we met z'n allen aan moeten werken, dan past het toch niet dat zijn voorman en zijn partij juist in zee gaan met clubs en lieden die antisemitisch zijn? De heerVan Klaveren moet dan toch op z'n minst zeggen: "ja, wat wij hier doen is niet helemaal consequent"?

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb net antwoord gegeven op de vragen van de SR Ik heb daar niets aan toe te voegen.

©

foto L. (Louis)  Bontes
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Bontes (Bontes):

Voorzitter. Het is buitengewoon triest om te constateren: het antisemitisme is helaas opnieuw in opkomst in Nederland. De groei van het antisemitisme hangt samen met de opkomst van de islam in ons land. Mensen die dat verband ontkennen, zijn minstens erg naïef. De islam is nu eenmaal doordrenkt van antisemitisme. Dat is een feit. Het is dan ook niet vreemd dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat ongeveer twee derde van de Nederlanders zeer kritisch is op de islam. Dat is terecht. Ook als onafhankelijk Kamerlid blijf ik islamkritisch, maar daaraan wil ik graag toevoegen dat voorstellen als een kopvoddentaks en een Koranverbod natuurlijk compleet doorgeslagen zijn en ver buiten de realiteit staan. Dat zijn sekteachtige ideeën. Dat geldt ook voor het verspreiden van een gekke sticker met teksten over de Koran en de profeet Mohammed.

In Europa is een nieuwe antisemitische uiting bezig aan een opmars: de quenelle. Het lijkt te gaan om een verkapte Hitlergroet. De uiting wordt steeds populairder in antisemitische kringen. Ook twee van de drie leden van het Front National in het Europees Parlement, Jean-Marie Le Pen en Bruno Gollnisch, maakten zich schuldig aan het brengen van deze verwerpelijke groet. Ik ben blij dat ik mijn tijd als Europarlementariër namens de Partij voor de Vrijheid altijd grote afstand heb bewaard van deze twee heren. Hoe beoordeelt het kabinet de quenelle?

Het is op zichzelf natuurlijk goed dat het kabinet laat uitzoeken of er in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs voldoende aandacht wordt besteed aan de Holocaust, maar ik krijg graag boter bij de vis. Ik zou graag zien dat in zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs verplicht aandacht wordt besteed aan de Holocaust, de Shoah. Dat moet dus ook gebeuren op scholen met veel islamitische leerlingen. Het komt nu vaakvoordat leraren op dergelijke scholen het onderwerp niet durven te behandelen. Dat is onbestaanbaar. Ikhoorgraag een duidelijke reactie van het kabinet op mijn voorstellen.

©

foto P.E. (Pieter)  Heerma
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. De PW vroeg dit debat aan bij de regeling van werkzaamheden op 13 maart 2013, naaraanleiding van een filmpje waarin Turkse jongeren onomwonden de Holocaust goedkeurden en zeiden Joden te haten. Wij als CDA steunden destijds dat verzoek, maar in een al gepland AO over discriminatie daarna gaf de meerderheid van de Kameraan dat zij hierover wilde spreken. Dat is daags daarna ook gebeurd, naar aanleiding van een brief die de minister volgens mij nog op dezelfde dag naar de Kamer stuurde. Als ik het mij goed herinner, is de minister in dat debat Kamerbreed een zeer groot compliment gemaakt voor de brief; voor de toon van de brief, het krachtige tegengeluid, de verontwaardiging en het ongenoegen, en voorde uiteenzetting van de onderzoeken en de op touw gezette maatregelen om dit tegen te gaan. Ook is in dat debat grote waardering uitgesproken voor het krachtige geluid van onder andere het Inspraakorgaan Turken, dat antisemitisme in het algemeen veroordeelde en de uitspraken van deze jongeren in het bijzonder.

Volgens mij kan de in diverse debatten en brieven geconstateerde groei van antisemitisme niet los worden gezien van het probleem van de groeiende intolerantie in bredere zin en de discriminatie waarmee meerdere groepen te maken hebben. De cijfers die bij de brief van 23 december zaten, geven ook aan dat er sprake is van een stijgende trend van discriminatie-incidenten in het algemeen en van antisemitisme in het bijzonder. De cijfers waaraan mevrouw Karabulut zojuist refereerde, verbaasden en verwonderden mij wel enigszins. Daaruit blijkt namelijk dat het in de overgrote meerderheid van de gevallen gaat om autochtone, blanke mannen. Tegelijkertijd bestaat er een breed gevoel dat het antisemitisme zich juist verplaatst van de voetbalvelden naar het klaslokaal. In het AO waarover ik het zojuist had, heeft de minister dat zelf ook benoemd; hij heeft de indruk dat het probleem groeiende is onder Turkse en Marokkaanse jongeren. Ik vraag hem hoe deze cijfers zich verhouden tot het gevoel dat wij allemaal ervaren.

Ik wil opnieuw een compliment uitspreken, en wel voor de brief die de minister vandaag heeft gestuurd, waarin voor de aanpak van het antisemitisme nadrukkelijk naar het onderwijs wordt verwezen en waarin staat hoe je dat binnen het onderwijs in de kiem kunt smoren, door kennis, door lessen over onze historie, over onze tolerantie en over onze pluriforme samenleving. Ik hoor graag van de minister of ook hij ziet dat er bij de inburgering winst op dit vlak valt te behalen. Volgens mij spreken we binnenkort over een aanscherping van de eisen hiervoor.

Ten slotte. Ook bij de begrotingsbehandeling hebben we gesproken over intolerantie en discriminatie. We spraken toen over de optie van een integratieakkoord. De minister was daar voorzichtig positief over. Sindsdien is er een debat daarover aangevraagd, omdat er uit een aantal moslimorganisaties noodsignalen zijn gekomen die aangeven dat er onder groepen jongeren een groeiende intolerantie is. Ook zijn er gematigde signalen binnen de islam, die misschien ook niet helemaal los kunnen worden gezien van deze discussie. Ik ben benieuwd of de minister in dit debat een doorkijkje wil geven: hoe kijkt hij naar de verdere integratiediscussie? Op Twitter las ik dat hij de twee betrokken imams vandaag heeft gesproken. Wellicht kan hij daar nog het een en ander over zeggen.

©

foto K. (Keklik)  Yücel
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Antisemitisme is historie en heden tegelijk. Antisemitisme is vooral pijnlijk. Het is pijnlijk voor ons, pijnlijk voor iedere vrije samenleving. Ten eerste vanuit het besef van de gruwelijkheden waartoe het in de geschiedenis heeft geleid. Ten tweede vanuit het vrijheidsprincipe. Vrijheid is nooit vanzelf gekomen, maar is in de historie altijd zwaar bevochten. Het is het hoogste goed in de samenleving. Wij hebben allen de taak om die vrijheid, en daarmee ook de gelijkheid van iedere burger, te bewaken, uit te bouwen en verderte brengen. Antisemitisme en Jodenhaat staan daar haaks op. Antisemitisme komt in Nederland anno 2014 helaas nog steeds veel voor. Uit een recent onderzoek in opdracht van de Anne Frank Stichting blijkt onder andere dat veel docenten in de klas niet over antisemitisme durven te spreken. Dat vind ik ernstig, in het besef dat we vrijheid alleen samen kunnen bewaken en verder kunnen brengen. Kan de minister hierop reageren?

Verder blijkt uit onderzoek dat leerlingen met een Marokkaanse en Turkse achtergrond oververtegenwoordigd zijn in de daderpopulatie. Het autochtone antisemitisme bij jongeren blijkt overwegend aan voetbal gerelateerd te zijn, en het allochtone antisemitisme vooral aan het Midden-Oosten. Allochtoon of autochtoon: het blijft verboden, even kwetsend en fout.

Op plaatsen waar antisemitisme het meeste voorkomt, moet de aanpak het meest intensief zijn. De PvdA heeft vorig jaar gevraagd om een onderzoek naar de parallelle gesloten gemeenschap in het kader van integratie en het delen van essentiële waarden. De uitkomsten van dat onderzoek bieden straks meer inzicht in mogelijke triggerfactoren voor antisemitisme. Toch blijft de algemene insteek dat we in het onderwijs voor alle jongeren veel meer kunnen doen ter bestrijding van antisemitisme. Het gaat hierbij om educatie over antisemitisme, geschiedenis, de Holocaust, vooroordelen, grondrechten, democratie en de vraag hoe we met elkaar omgaan. Kortom: historische kennis, en het waarom en hoe van het begrip "vrijheid" vindt de PvdA essentieel.

De PvdA heeft vorig jaar een motie ingediend over het versterken van democratische burgerschapsvorming in het onderwijs. Hierover is een brief naar de Kamer gestuurd, waarover we later nog zullen spreken. Het kabinet kondigt in recente brieven aan de Kamer een aantal maatregelen aan. Wij juichen deze maatregelen zeer toe, en danken het kabinet daarvoor. De PvdA is bijvoorbeeld groot voorstander van de aanpakvan antisemitische spreekkoren in voetbalstadions, maar ook van de aanpak van antisemitische uitspraken op internet. Het zijn zaken die op grote schaal voorkomen en te lang, zij het met enige weerzin, door de vingers zijn gezien. We zien uit naar de resultaten van de aanpak.

Ik heb nog enkele vragen aan de minister van Justitie en Veiligheid. Hoe verloopt de vervolging van strafbare feiten van discriminatoire of antisemitische aard? De PvdAvraagt zich af of daders van strafbare feiten van discriminatoire aard in de praktijk niet te vaak straffeloos wegkomen met hun daad.

©

foto E. (Elbert)  Dijkgraaf
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik waardeer het enorm dat wij hier geen discussie met elkaar hebben over de vraag of er een probleem is. Dat zou natuurlijk ook kunnen. Ik hoor alle collega's tot nu toe constateren daterwei degelijkeen probleem is. Ikga ervan uit dat alle collega's hierna dat ook doen. Er is helaas een stijgende lijn te zien. Ik denk alleen al aan de Joodse jongeren in Hengelo die rond de jaarwisseling in elkaargeslagen werden omdat zij een Davidsster droegen: anno 2013-2014 in Nederland! Antisemitisme is een groot kwaad. Het is echter de vraag of het gevoel van urgentie voldoende aanwezig is. 13% van de leraren vindt bijvoorbeeld dat het behandelen van de Holocaust slechts een beetje waarde toevoegt. Dat is toch onacceptabel als we weten dat begrip voor elkaar begint met voldoende kennis over elkaar? Hoe reageert de minister op onderzoek van de Universiteit Bielefeld waaruit blijkt dat bijna 40% van de Nederlanders van mening is dat Israël een uitroeiingsoorlog tegen de Palestij-nen voert? Dat kan toch niet? Dan ligt er onderhuids echt een probleem.

Ik heb vier actiepunten. Ten eerste is er meer zicht nodig op de aard en de omvang van het probleem. Er is te weinig over bekend. Wil de minister onderzoek laten uitvoeren, zoals bijvoorbeeld in Vlaanderen door universiteiten is gedaan? Het tweede punt betreft de vraag wat de minister doet met de conclusie dat antisemitisme bij Turken en Marokkanen relatief vaker voorkomt. Juist voor deze groepen zal er dan toch extra aandacht moeten zijn. Het derde punt betreft de registratie bij de politie, waarvoor al eerder aandacht is gevraagd. Uit de brief die het kabinet heeft gestuurd is mij eerlijk gezegd niet duidelijk of die registratie nu wel of niet op orde is. De brief is een beetje dubbel. Als de registratie niet op orde is, moet ze snel op orde komen, want het analyseren van het probleem begint met de juiste cijfers. Het vierde actiepunt betreft de inspectie. De inspectie zou scholen moeten aanspreken wanneer er signalen zijn dat leraren zich geremd voelen om het wettelijk verplichte onderwijs over de Holocaust te geven. Het staat gewoon in de kerndoelen dus het moet worden gegeven. Leraren blijken aan externen de signalen te geven dat ze zich geremd voelen. Komen die ook binnen bij de inspectie en wordt daarmee wat gedaan? Het bijbrengen van de Joodse geschiedenis aan alle jongeren is essentieel en staat in de kerndoelen. Dan moet het ook echt wel gebeuren. Kennis zal niet alle problemen oplossen, maar zonder kennis weetje zeker dat het in veel te veel gevallen fout gaat. Maakt de minister hiervan werk?

Pas zei een Joodse jongere tegen mij met tranen in zijn ogen: "Is er nog wel toekomst voor mij in Nederland?" Ik heb gezegd: "Ja, er is toekomst voor jou, voor je vrienden en voor je vriendinnen in Nederland. En wij gaan ervoor zorgen dat dit zo veel mogelijk gegarandeerd wordt." Daarvoor moeten wij als Kamer ons best doen. Ik roep de regering ook op om dat te doen, maar ik weet dat ze haar best doet. Het is echter triest dat die vraag anno 2014 door jongeren gesteld moet worden.

n

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Vorig jaar gingen de alarmbellen af toen in een NTR-programma een aantal jongeren de Holocaustverheer-lijkte. De uitspraken die zij deden zijn schokkend en verwerpelijk. Ik zal ze hier zeker niet herhalen. Dat is de directe aanleiding voor dit debat. De heer Heerma refereerde er al aan dat wij hierover ook eerder hebben gesproken. Mensen die niet op straat durven lopen zoals zij zijn, vanwege hun kleding of vanwege hun seksuele geaardheid. Docenten die in geschiedenislessen de pijnlijke geschiedenis rond de Holocaust niet durven te doceren of bespreekbaarte maken. De spreekkoren tijdens voetbalwedstrijden. Jongeren die oorlogsmisdaden met trots verdedigen. Antisemitisme, homohaat, racisme en discriminatie zijn helaas, moet ik constateren, groeiende maatschappelijke problemen. Dit wordt bevestigd door onderzoek. Zo is ereen verdubbeling van het aantal geregistreerde incidenten en vinden de meeste beledigingen of overtredingen veelal plaats in het dagelijks leven, in het dagelijks verkeer. Vaak gebeurt dit zonder dat de daders dit beseffen of zich realiseren, blijkt uit het onderzoek. Misschien is dat nog wel het pijnlijkst van alles.

Het is dus goed dat het kabinet, de minister van integratie en de minister van Veiligheid en Justitie dit erkennen en heel serieus nemen en dat er meer aandacht voor komt in het onderwijs. Op welke manier gaan wij de resultaten echter volgen, vraag ikde minister. Het is ook onvoldoende. Erzijn meeracties nodig. Uit onderzoek van de Anne Frank Stichting blijkt dat als gevolg van antisemitisme maar ook homofobie tijdens voetbalwedstrijden, antisemitische uitingen ook op school terugkomen. Een onderzoek naar alleen spreekkoren lijkt mij volstrekt onvoldoende. Wat gaan wij nu eindelijk met de KNVB afspreken? We kunnen toch niet accepteren dat jaar in, jaar uit dit soort praktijken bij bepaalde wedstrijden doorgaat?

Uit twee andere onderzoeken blijkt dat antisemitisme en xenofobie bij een aantal jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst te maken hebben met een conservatief wereldbeeld en segregatie. Als die beelden niet worden tegengesproken, als er geen andere voorbeelden zijn, en alsdie worden bevestigd in eigen kring,dan is verandering bijna niet mogelijk. Graag krijg ikeen reactie van de minister van integratie, die zich niet zo heel lang geleden in ieder geval niet verzette tegen segregatie in het onderwijs. Welke initiatieven gaat hij nemen om dit te doorbreken?

Ik ga terug naar de directe aanleiding. Wat heeft het onderzoek naar antisemitisme onder Arnhemse jongeren opgeleverd? Wat is er gebeurd met de meldingen? De sociaal werker in kwestie die het gesprek aanging, is inmiddels verhuisd. Hij is geïntimideerd. Zijn leven was een hel. Ik weet dat de minister daarbij betrokken is geweest, maar wat heeft de gemeente gedaan? Zijn er gesprekken gevoerd met die organisaties? Deze sociaal werker is in bepaalde Turks-Nederlandse media bijna afgeschilderd als de dader en er kwamen bepaalde woorden naar voren, alsof het een groot complot van de Joden was. Daarbij zijn ook mensen betrokken geweest die werk doen voor een stichting die gesubsidieerd wordt door de gemeente. Als de Nederlandse overheid na dertig jaar niet in staat is om geen vriendschappen aan te gaan met conservatief-religieuze organisaties die een gesloten wereldbeeld voeden en op zijn minst een voedingsbodem creëren voor dit soort gedachten, denk ik dat wij hier over tien jaar weer staan om dit probleem te bespreken. Ik hoop dat de minister nu aanleiding ziet om wel in actie te komen.

©

foto L.G.J. (Linda)  Voortman
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter, ledereen moet zich veilig voelen in Nederland om te zijn wie hij is en om te geloven wat hij gelooft. De Nederlandse multiculturele samenleving is van oudsher gebouwd op tolerantie voor verschillende geloven en mensen. Die tolerantie moet gekoesterd worden, en bewaakt worden wanneer zij onder druk komt te staan. Antisemitisme hoort niet thuis in onze samenleving en moet te allen tijde bestreden worden.

De Joodse gemeenschap is als geen andere het slachtoffer geweest van gruwelijkheden in de geschiedenis, met als prominentste voorbeeld natuurlijk de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog. Goede, waarheidsgetrouwe voorlichting over de Holocaust in het onderwijs is voor GroenLinks een absolute voorwaarde. Het is volstrekt onacceptabel als de lessen hierover op school of als herdenkingen van de Holocaust worden verstoord. Een op de drie docenten was het afgelopen jaar getuige van antisemitische voorvallen in de klas. Dit zijn ernstige cijfers. Ziet de minister hierin aanleiding om breder onderzoek te laten doen naarantisemitisme onderjongeren? Als wij antisemitisme onder jongeren niet aanpakken, leidt dat immers tot volwassenen die mogelijk hun leven lang in vooroordelen en antisemitisme blijven steken.

Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat een groot deel van de antisemitische uitingen op scholen voetbalgerelateerd is en dat dit een relatief recente ontwikkeling is. Dit vraagt dus om specifieke voorlichting aan kinderen. Het moet als een paal boven water staan dat antisemitische leuzen niet worden geaccepteerd, ook niet als zij worden ingezet om loyaliteit of vijandigheid tegenover een voetbalclub te uiten. Wat is het kabinet voornemens te doen om deze ontwikkeling in de kiem te smoren?

Afbreuk doen aan het leed dat de Joodse gemeenschap is aangedaan tijdens de Holocaust valt te bestempelen als antisemitisme. Het doet mij dan ook pijn om te moeten constateren dat een fractie in deze Kamer zonder enige schaamte openlijk de samenwerking zoekt met een antisemitische partij in Europa, het Front National, een partij waarvan de oprichter de Holocaust een voetnoot in de geschiedenis noemt. Het doet mij pijn dat er een fractie in het Nederlands parlement zit, die op 21 september 2013 een demonstratie heeft gehouden waar de door de NSB geliefde prinsenvlag wapperde en de Hitlergroet werd gegeven. Het doet mij pijn dat er een fractie in deze Kamer zit waarvan leden openlijken vol trots diezelfde prinsenvlag op hun borst spelden. Het is mij een groot raadsel hoe een fractie, die zichzelf de Partij van de Vrijheid noemt, zo openlijk antisemitische sentimenten kan steunen en tegelijkertijd zonder blikken of blozen dit debat in de Kamer kan aanvragen alsof zij de beschermengel van de Joodse gemeenschap is. "Zeg mij wie uw vrienden zijn en ik zal u zeggen wie u bent." Uit haar handelen blijkt dat de PVV enkel de bondgenoot van de Joodse gemeenschap is als zij haar als stok kan misbruiken om moslims te slaan. De Joodse gemeenschap is, net als andere minderheidsgroepen zoals homoseksuelen, voor de PVV niet meer dan munitie in haar haatcampagne tegen moslims.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wat vindt GroenLinks van Harnas?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Partijgenoten van mij hebben eerder aangegeven dat er ook gesprekken moeten worden gevoerd met de regering van Hamas, net zoals die gesprekken worden gevoerd met Israël. Wij denken dat Israël en de gekozen Hamas-regering met elkaar verder moeten kunnen als buren. Zij moeten elkaar dus ook kunnen accepteren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik vraag me inmiddels af of mijn collega van GroenLinks wel van deze planeet is. Harnas streeft ernaar de Joodse staat te vernietigen. Harnas wil het Joodse volk in zee drijven. De partij van mevrouw Voortman gaat gezellig op de thee bij deze mensen. Het is een terroristische organisatie die mensen heeft opgeblazen, baby's heeft gedood. Daar zit de partij van mevrouw Voortman mee aan tafel. En dan verkondigt zij hier hoe fout de Partij voor de Vrijheid is. Het is trouwens Partij voor de Vrijheid, en niet Partij van de Vrijheid. Belachelijk!

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik heb heel duidelijk aangegeven wat ons standpunt is ten aanzien van overleggen met Harnas. Daar ben ik heel helder over geweest. De heer Van Klaveren daarentegen reageert alleen met jij-bakken. Kennelijk heeft hij niets anders om inhoudelijk te kunnen reageren.

GroenLinks zal antisemitisme en andere vormen van discriminatie altijd bestrijden. Het zou mij een lief ding waard zijn als wij als volksvertegenwoordiging een krachtig en eenduidig voorbeeld kunnen stellen naar de samenleving en ons niet inlaten met personen, symbolen of organisaties die verweven zijn met antisemitische sentimenten. Dat zou een eerste stap moeten zijn naar een land waarin iedereen altijd veilig zichzelf kan zijn.

n

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Antisemitisme heeft helaas een eeuwenlange geschiedenis in Nederland en daarbuiten. De in Amsterdam geboren Abel Herzberg schreef later de Kroniek der

Jodenvervolging, maar hij zei ook dat toen hij voor het eerst naar school ging rond 1900, hij al doorzijn klasgenootjes discriminerend werd toegezongen. En nog geen halve eeuw later leidde antisemitisme tot een van de meest gruwelijke hoofdstukken uit onze wereldgeschiedenis.

De uitspraken in het NTR-programma Onbevoegd gezag waren schokkend en verwerpelijk. In het debat dat wij daar uitgebreid over hebben gevoerd hebben ik en gelukkig alle fracties in dit huis dat ook benadrukt. Ik vond het toen ook heel belangrijk dat het Inspraakorgaan Turken met kracht afstand nam van antisemitisme en ook met kracht afstand nam van de uitspraken van die jongeren. Dat was een belangrijk signaal.

Het onderzoeksbureau Panteia heeft in opdracht van de Anne Frank Stichting onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat meer dan een derde van de docenten het afgelopen jaar grievende opmerkingen over Joden of het bagatelliseren van de Holocaust heeft gehoord. Eerdere sprekers verwezen daar ook naar. Dat is overigens ook iets waar nieuwe vrienden van de PVV zich schuldig aan maken. Twee op de vijf docenten hebben behoefte aan extra scholing in het aanpakken of voorkomen van discriminatie. Een op de vijf wil extra advies over de wijze waarop zij hier in extra lessen mee moeten omgaan.

Wij ontvingen vanmiddag een brief van de minister. Wat mij betreft, bevat die brief een heel aantal goede elementen. Er moet meer onderzoek worden gedaan naar wat nu de triggervoorantisemitisme is. Ermoet meer ondersteuning voor docenten komen, in de vorm van coaching maar ook door middel van lesaanbod. En er moet natuurlijk ook overleg worden gevoerd met het IOT Dat lijkt me verstandig. Het IOT gaat ook binnen de eigen gemeenschap de dialoog aan om de aanpakvan antisemitisme te versterken. Ik vond het ook heel bemoedigend dat het Contactorgaan Moslims en Overheid heeft aangegeven, graag met Joodse organisaties te willen samenwerken bij het bestrijden van antisemitisme en het reageren wanneer er helaas toch incidenten plaatsvinden.

Dit is dus al met al een brief die volgens mij een goede basis biedt voor het vele werk dat nog moet worden verzet. Elke uitlating van antisemitisme is er één te veel, zoals overigens elke uitlating van discriminatie er één te veel is, of het nu is op het gebied van ras, geloof, geslacht of seksuele geaardheid.

Ik heb nog een vraag aan de minister van Veiligheid en Justitie. De aangiftebereidheid bij discriminatie is laag, bij antisemitisme maarookbij andere vormen van discriminatie. Hoe denkt hij die te kunnen verhogen?

©

foto M. (Malik)  Azmani
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. De aanleiding voor dit debat is alweer een tijdje geleden, volgens mij op een zondagmiddag. Ik heb zelf de uitzending ook gezien. Om eerlijk te zijn, was ik onthutst overwat ikzag en hoorde. Racisme en antisemitisme, haat en angst voor anderen, het raakt een samenleving in het hart. Nederland is gebouwd op het uitgangspunt dat iedereen gelijk is en gelijke kansen verdient, op het idee dat iedereen zichzelf kan zijn.

In ons land is gestreden voor de vrijheid van de mens om te geloven wat hij wil, te denken wat hij wil en te zijn wie hij wil zijn. Wanneer blijkt dat er in Nederland groepen zijn die de dood of het leed van anderen in ons land toejuichen, is dat niet alleen walgelijk, dan is dat ook een groot probleem.

Daarom is het belangrijk dat er alles aan wordt gedaan om deze haat uit te bannen, maar het is net zo belangrijk om toe te geven dat er grenzen zijn aan wat wij daaraan kunnen doen. Daar waar uitspraken aanzetten tot haat of geweld, kunnen wij als maatschappij via wetten en het strafrecht wel degelijk optreden, maar willen wij ook gedachten strafbaar stellen? Nee, want in een vrije samenleving mag je denken wat je wilt, hoe verwerpelijk ook, anders is deze samenleving niet vrij.

Kunnen wij meer geld uitgeven aan programma's om racisme te bestrijden? Misschien, maar met hoeveel geld denken wij dit probleem op te lossen? 1 miljoen euro? 100 miljoen euro?

Deze jongeren zijn opgegroeid in een gemeenschap vol intolerantie, vol haat. Zij zijn niet geboren om Joden te haten, zij zijn zo gaan denken onder invloed mogelijk van ouders, van vrienden, van een gesloten gemeenschap, die niet in staat is gebleken Nederlandse verworvenheden over te nemen of op zijn minst te respecteren. Daar ligt het probleem. Zolang deze gemeenschappen niet in staat zijn om naast deel uit te maken van een vrije samenleving ook de verantwoordelijkheid te dragen voor die vrije samenleving, zolang zullen er in Nederland jongeren zijn met dit soort vreselijke gedachten.

Veranderingen in denken komen uit de samenleving zelf. Veranderingen komen van de leraar die hen leert dat zij in een andere tijd, op een andere plek, zelf Anne Frank hadden kunnen zijn. Van het grootste belang is dat de Holocaust dan ook voldoende aandacht krijgt in het onderwijs en dat leraren zich ook veilig voelen om hierover te doceren. Wij hebben erinderdaad een brief over gekregen. Mogelijkkan de minister daarop toch ook nog enigszins ingaan. Het heeft mij wel verbaasd wat ik te horen heb gekregen, dat in een examen geschiedenis bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog niet een exameneis is maar wel het conflict tussen Israël en Palestina na 1945. Mogelijk kan de minister daar nog even op ingaan.

Veranderingen komen echter ook van de ouders, die leren dat in ons land haat niet wordt geaccepteerd. Hoe ziet de minister van Sociale Zaken die rol, wanneer ouders de integratie van hun kinderen beperken? Veranderingen komen ook van contacten met andersdenkenden, van het meedoen aan de vrije samenleving. Zo heeft Nederland zichzelf geëmancipeerd. Zo zullen ook de intolerante groepen zichzelf moeten emanciperen.

De inburgeringsagenda van de VVD ziet ook toe op het voorkomen van isolement, niet alleen via agenten en leraren maar ook door een verplicht inburgeringsexamen, door te eisen dat mensen participeren, door te eisen dat zij Nederlands spreken, anders krijgen zij geen bijstand, door het boerkaverbod. Wanneer mensen niet bereid zijn te integreren, verliezen zij hun verblijfsrecht. Het zijn allemaal maatregelen met als doel het ontstaan van deze intolerante groepen te voorkomen en mensen te laten meedoen met de Nederlandse samenleving.

Het past ten slotte in de Tweede Kamer om toe te geven dat wij niet alle problemen kunnen oplossen die in ons land voorkomen. Wij kunnen slechts ons steentje bijdragen door het veroordelen van het verwerpelijke gedrag, door aan te geven waarvoor wij staan en door maatregelen te nemen die dichter bij de oplossing komen.

©

foto G.J.M. (Gert-Jan)  Segers
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Het kwaad van het antisemitisme is terug van nooit helemaal weggeweest. Waarom is dit zo erg? Het is veel erger als iemand wordt weggezet om wat hij is dan om een overtuiging, om een geloofsovertuiging. Een debat over religieuze of politieke overtuiging mag in alle scherpte worden gevoerd. Dan kun je zelfs nog eens een keer over de grens gaan. Maar als het gaat om wat iemand is, zijn ras, dan is dat vele malen erger, zeker gezien de recente geschiedenis waarin wij hebben gezien waartoe dat kan leiden.

Er zijn al allerlei incidenten langsgekomen. Ik noem het NTR-programma met de Turks-Nederlandse jongeren en de misselijkmakende Hitlergroet 2.0 die is geïntroduceerd. Hoe kijkt de minister van Veiligheid en Justitie naar het incident in Hengelo dat alle trekken van een antisemitisch incident had? Met oud en nieuw zijn daar drie Joodse jongeren totaal afgeranseld omdat zij iets lieten merken van hun Joodse achtergrond. Wat is daar gebeurd?

We hebben recent het incident bij Vitesse gehad, waar een Joodse speler thuis is gelaten. Als heel de samenleving daarover spreekt, is het dan niet het moment voor het kabinet om op te staan om een norm hoog te houden? Dan heb ik het niet over een minister die toevallig aanschuift in een praatprogramma. Het kabinet moet zeggen dat dit onacceptabel is. Wellicht gaat het om management by speech. Het kabinet moet een club zoals Vitesse aanspreken op een norm die wij hoog hebben te houden, namelijk dat iedereen ongeacht ras van gelijke waarde is en nooit geweigerd kan worden bij welke grens dan ook. Graag ook hier een reactie op.

Voorbij de incidenten zien wij een patroon in het onderwijs datzeerzorgelijk is. Een op de drie docenten is getuige van antisemitische voorvallen in de klas, zo blijkt uit een onderzoek in opdracht van de Anne Frank Stichting. Er zijn problemen met lessen over de Holocaust. Dan is er meer aan de hand dan punten van aandacht waar de minister van integratie overschrijft. Dit is uitermate kwalijk en verdient veel meer dan alleen maar aandacht.

In een Vlaams onderzoek is gekeken naar de achtergrond van antisemitisme en naar de mate van antisemitisme in islamitische kring. Daaruit kwamen zorgelijke cijfers naar voren. 45% a 50% van de moslimjongeren heeft antisemitische denkbeelden. Als je de twijfelaars daarbij optelt, kom je zelfs op 75%. Dat is zeer zorgelijk. De Universiteit van Amsterdam gaat daar in samenwerking met de gemeente Amsterdam ook onderzoek naar doen, maar dat is een lokaal onderzoek. Zou het niet goed zijn als dit onderzoek landelijk ter hand wordt genomen?

Een andere vraag aan de minister van integratie is of wij voorbij het praatcircuit de dialoog, het debat of desnoods de confrontatie moeten aangaan met bijvoorbeeld de islamitische gemeenschap. Nu blijft het bij praattafels, ronde- tafels waarde usual suspects langskomen, de vertegenwoordigers van clubs die goede intenties hebben en mensen van goede wil. Maar wij moeten de mensen daarachter zien te bereiken. Hoe komen wij voorbij het praatcircuit?

Er zijn ook problemen met voetbalsupporters. Kunnen wij samen met de KNVB tot een zero tolerance-aanpak komen, zodat er echt wordt opgetreden als er incidenten zijn?

Er zijn vragen gesteld over de registratie. Er is mij verteld dat op het aangifteformulier van de politie allerlei categorieën kunnen worden aangekruist, maar dat het vakje antisemitisme geen optie is. Wanneer aangifte van discriminatie wordt gedaan, krijgt de dader een uitnodiging om naar het bureau te komen, maarwordt nooit gesommeerd. Als een dader niet komt, leidt dit vaak tot seponeren. Klopt dat?

De voorzitter:

Hiermee is er een eind gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De ministers hebben een korte schorsing nodig om hun beantwoording voor te bereiden.

De vergadering wordt van 22.18 uur tot 22.30 uur geschorst.

n

Minister Asscher:

Voorzitter. Ikzal het eerste deel van de beantwoording voor mijn rekening nemen. De minister van Veiligheid en Justitie zal daarna de onderwerpen die meer op zijn terrein liggen met u behandelen.

Wij spraken elkaar in maart 2013 tijdens een algemeen overleg over antisemitisme naar aanleiding van het incident in Arnhem: jongeren die moesten lachen om de moord op Anne Frank, die de Holocaust allemaal prima vonden en goedkeurden. Het filmpje was mede schokkend vanwege de jolige, ontspannen sfeer waarin dat te berde werd gebracht. Ik begrijp de Kamerleden heel goed die zeiden dat zij daardoor geschokt waren, want dat was ik ook. Je hebt er toch moeite mee om het voor mogelijk te houden dat mensen met zo'n achteloosheid dat soort dingen zeggen.

Ook de afgelopen weken hebben wij weer dingen gezien die ons met de neus op de feiten drukken, op het feit dat antisemitisme helaas niet alleen een zwarte bladzijde in de geschiedenis is, maar vandaag nog steeds voorkomt, ook in ons land. De gebeurtenissen in Frankrijk rond de quenelle en de discussie over Vitesse laten zien dat je waakzaam moet zijn. Dat blijkt ook uit de ervaringen van mensen in onze samenleving en uit de onderzoeken die wij doen.

Inderdaad moetje de discussie over antisemitisme en de betekenis daarvan plaatsen in het kader van de vrijheid in Nederland: de vrijheid om jezelf te zijn, de vrijheid om anders te zijn dan anderen, de vrijheid om te geloven wat je wilt. Daar past geen bagatellisering bij, daar past geen relativering bij. Wij vertellen aan onze kinderen soms nog dat schelden geen pijn doet. Dat is niet waar, zeker niet als het schelden uit haat is, zeker niet als degene die wordt uitgescholden, weet dat het gaat over wie hij is en die scheldpartij plaatst in de context van wat er ook in Nederland is gebeurd.

Ik ben blij dat wij hier, Kamerfracties en kabinet, in dit soort zaken eensluidend in onze afwijzing. Dat is belangrijk. Ik ga in op allerlei maatregelen die de regering neemt en op datgene wat scholen en gemeenten doen. Ik wil wel vooropstellen dat het van belang is om duidelijk te zijn in je afwijzing van antisemitisme en van racisme. Dat is van belang, omdat de mensen die daarmee worden geconfronteerd, weten dat de overheid dat gedachtegoed niet kan doen verdwijnen. Zij weten datje het niet uit de wereld kunt helpen. De heer Azmani was daar terecht eerlijk over. Desalniettemin is het van groot belang om te weten dat de overheid achter je staat, dat alle Kamerfracties en de regering achter je staan en dat je hun steun hebt als zoiets je overkomt. Dat is een basis om terrein terug te winnen in de opvoeding, in de klaslokalen, in de voetbalstadions en op straat. Die basis is er alleen als wij daar heel helder in zijn.

Ik heb samen met de minister en de staatssecretaris van Onderwijs en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gesproken met een groot aantal betrokkenen over de aanpak van antisemitisme. Het laatste gesprek vond plaats in november. Ik heb u een brief gestuurd — laat, waarvoor excuus — waarin ik u heb verteld wat de uitkomsten van die gesprekken zijn. Die rondetafelgesprekken hebben partijen bij elkaar gebracht die niet vanzelfsprekend bij elkaar aan tafel komen. Het was meer dan "the usual suspects" zoals de heer Segers zei. Er zijn verbanden ontstaan die verder zijn gegaan, zonder dat ik mij daarmee bemoei. Dat is van belang, wantje wilt niet alleen reageren op incidenten. Je wilt toch proberen wat te doen aan de oorzaken. Je wilt toch proberen wat te doen aan de voedingsbodem. Je wilt toch proberen wat te doen aan de vanzelfsprekendheid van het alledaagse antisemitisme, omdat het binnen die context veel moeilijker is incidenten te bestrijden.

Ik begrijp heel goed dat leraren behoefte hebben aan ondersteuning. Als ik dat filmpje voor mij zie, begrijp ik heel goed dat een leraar die daarmee wordt geconfronteerd ook niet meteen weet hoe hij dat moet doen. Het is belangrijk dat dit wordt besproken en dat wij het niet hierbij laten zitten. Ik zal uiteraard ingaan op de handelingsverlegenheid in het onderwijs en op datgene wat wij daaraan willen doen. Het kan in de aanpak effectiever zijn om er verschillende organisaties, verschillende perspectieven en verschillende methoden bij te betrekken, juist om de oorzaken weg te nemen.

Veel leden hebben gesproken over het belang van onderwijs. Dat is volkomen terecht. Het is goed om vast te stellen dat er adequaat materiaal beschikbaar is voor de verschillende typen onderwijs en dat er heel veel materiaal is. Het is goed om te zien dat methoden zijn doorontwikkeld, door de Anne Frank Stichting en heel veel andere organisaties, voor het effectief lesgeven aan jongeren over de Tweede Wereldoorlog, over de Holocaust en over antisemitisme. Voor mij is het duidelijk dat de oplossing niet ligt in het ontwikkelen van nieuw lesmateriaal. Het is ook niet zo dat de jongeren in dat filmpje niet wisten wie Anne Frank was. Daarom is het ook zo schokkend. Ze wisten dat dondersgoed en toch deden ze die uitspraken. Wij zorgen er wel voor dat er een helderder overzicht komt van wat er beschikbaar is, voor onderwijzers die daarnaar op zoek zijn.

Het is de context waarbinnen het onderwijs wordt gegeven die aandacht vraagt. Wat is de boodschap die wij hier meegeven aan de docent die morgen voor een klas staat met een groepje leerlingen dat eenvoudigweg niet wil luisteren; een groep die de kennis wel heeft, maar weigert om daar een normale reactie op te geven en om daarvan onder de indruk te zijn? Het is heel belangrijk dat die docenten les kunnen geven in een veilige omgeving en dat zij zich gesteund weten door hun leidinggevenden, hun collega's en het schoolbestuur als die omgeving nog niet veilig is. Mijn collega van Onderwijs zal de handelingsverlegenheid die mensen rapporteren meenemen in het traject dat wij hebben ingezet dat is gericht op pesten. Pesten vindt immers ook vaak plaats in een context van gebrekkige sociale veiligheid, van docenten die zich niet gesteund voelen. Er moet sprake zijn van een gestructureerde aanpak. OCW zal ook onderzoek doen naar de manier waarop het onderwijs over de Holocaust gegeven wordt. Het is verplicht, zoals gezegd. Het hoort bij de kerndoelen. Het is heel belangrijk dat wij kijken hoe het gebeurt en dat de inspectie kan optreden als dat niet effectief gebeurt, net als dat bij het pesten het geval is.

Net als het onderwijs, zijn de rolmodellen in de thuisomge-ving van belang. De omgeving en de opvoeding van de kinderen thuis, maar ook wat zij op straat, op de sportclub of in de moskee meekrijgen, vormen een belangrijk aangrijpingspunt voor het tegengaan van dit soort racisme.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben blij dat de ministerzegt dat de inspectie daar een rol bij speelt. Wordt nog gerapporteerd over wat daar nu precies gaat gebeuren? Ik had een motie in voorbereiding, maar ik denk dat ik wel kan leven met de toezegging van de minister als wij een rapportage krijgen over wat daar nu precies gaat gebeuren. Voor mij zijn twee dingen van belang. Het eerste is dat de inspectie de signalen binnenkrijgt en het tweede dat de inspectie acteert als de kerndoelen op dat punt niet worden gehaald.

Minister Asscher:

Ikwas van plan om iets later in mijn betoog nog specifieker op de vragen van de heer Dijkgraaf in te gaan. Er vindt dus onderzoek plaats onder auspiciën van OCW naar de vraag hoe men omgaat met het Holocaustonderwijs. Het fs een taak van de inspectie om in te grijpen als dit soort kerndoelen niet goed wordt onderwezen. Ik moet verifiëren bij de collega's van OCW — dat was een vraag van de heer Azmani — of het daarmee ook een verplicht eindexamenonderdeel is of niet. Daar moet ik dus toch al op terugkomen bij de Kamer. Net als op de vraag of dat wellicht wenselijk zou zijn. Aan de hand van dat onderzoek zal het kabinet de Kamer informeren. Daarbij zal worden meegenomen worden dat dat voor vervolgacties met zich meebrengt. Ik zeg toe dat ik daarbij zal ingaan op de rol van de inspectie. Ik denk dat ik daarmee de vraag van de heer Dijkgraaf het meest direct beantwoord.

Ik wil niet alleen kijken naar de school, maar ook naar de omgeving waarin jongeren opgroeien. Wij weten dat het niet eenvoudig is om die omgeving direct te beïnvloeden. Toch zullen wij aangrijpingspunten moeten zoeken om dat te doen. Het is niet eenvoudig. Het gaat vaak niet alleen om het gedrag van mensen, maar ook om hun gedachten en ideeën. De heer Azmani wees daar ook op. Antisemitisme is niet altijd een voor de hand liggend onderwerp om te bespreken. Ik ben heel blij dat het Inspraak Orgaan Turken zich bereid heeft verklaard om die dialoog aan te gaan. Het wil niet alleen uitingen doen naaraanleiding van incidenten, maar ook die dialoog actief bevorderen. Ik meen dat dat een enorme bijdrage kan leveren aan twee dingen. In de eerste plaats kan het bijdragen aan het bredere besef dat dit probleem bestaat. In de tweede plaats kan hiermee mogelijk worden gemaakt dat niet alleen op school, maar juist ook van onderop, in de gezinnen zelf het besef wordt bijgebracht waarover een van de Kamerleden het had — ik ben even kwijt wie het was — namelijk het besef dat we, in een andere tijd en in een andere context, allemaal Anne Frank hadden kunnen zijn. Ik denk dat dat een bijdrage kan leveren, dus ik waardeer dat.

Het is belangrijk dat niet alleen het IOT daarvoor zorgt, maar dat dit breder wordt gedaan. De oproep van de heer Segers om de gemeenschappen daarop ook direct aan te spreken, maak ik graag tot de mijne. Daarvoor was wel deze stap via de rondetafelgesprekken nodig. Dat was een heel belangrijke eerste stap.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is absoluut een belangrijke en noodzakelijke voorwaarde. Mijn vraag aan de minister was, is en blijft de volgende. Als je mensen inderdaad niet als individuen maar via de gemeenschappen aanspreekt, heb je bijvoorbeeld te maken met een directeur van een moskee, zoals in de concrete casus met de jongeren in Arnhem. Die directeur heeft, meen ik, nota bene een lintje gekregen en is bij wijze van spreken de held van de gemeente. Juist de sociaal werker die dit aan de kaak heeft willen stellen en de jongeren vooruit heeft willen helpen, is als provocateur en als gek neergezet, waardoor die man eigenlijk min of meer de wijk is uitgejaagd. Wat is er dan in dat concrete geval via de gemeente gebeurd met deze mijnheer en met deze uitspraken? Ik ben namelijk bang dat er op koepelniveau allerlei mooie afspraken worden gemaakt en belangrijk mensen op dat niveau zich hierover inderdaad uitspreken, maar dat er juist van onderop niets verandert. We hebben dat in de afgelopen decennia vaker zien gebeuren.

Minister Asscher:

Ik ben dat in grote mate met mevrouw Karabulut eens. Je moet het niet hebben van afspraken die goed voelen maar die in de praktijk niets betekenen. Daarin moeten we niet naïef zijn. Je bent er ook vaak niet in één keer. Ik heb wel waargenomen dat het IOT hierin oprecht is en hierin acteert. Daarvoor wil ik waardering uitspreken. Ik ben het echter helemaal met mevrouw Karabulut eens als zij zegt dat een afspraak die op papier staat één ding is, maar dat zo'n afspraak wel moet leiden tot een verandering en tot een gesprek. Ikzal zo nog ingaan op wat men in Arnhem precies heeft gedaan na het incident. Dat onderwerp staat op mijn lijstje.

Mevrouw Karabulut (SP):

Oké, daarop wil ik best wachten. Ik dacht dat dit er mooi bij zou passen, omdat je direct de koppeling met de praktijk zou kunnen maken. Wat is er naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van de oproep van het IOT vervolgens in Arnhem gebeurd? Ik doel bijvoorbeeld op een oprichter van een stichting die ook wordt gesubsidieerd door de gemeente Arnhem, die op een soortgelijke wijze de bood- schapper eigenlijk in een kwaad daglicht stelt en daarmee de ernstige uitspraken van de jongeren een beetje bagatelliseert. Ik wil dus dat de minister ook daarop duidelijk reageert. Ik roep hem op om in ieder geval met gemeenten de afspraak te maken dat er geen subsidies meer worden verstrekt aan dit type organisaties. Is de minister daartoe bereid? Ik heb daarover in het verleden ook al een discussie met hem gevoerd.

Minister Asscher:

Ik zei zojuist dat ik iets later in mijn betoog iets specifieker op de casus Arnhem wil ingaan. Ik denk dat dat voor de structuur in het verhaal dienstig is.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb op dit punt twee vragen. De minister zegt dat hij graag in gesprek raakt met de gemeenschap, dus voorbij de ronde tafel. Die ronde tafel is inderdaad nuttig en goed en brengt mensen bij elkaar. Mijn eerste vraag is: hoe wil de minister dat doen? Dat is natuurlijk een heel lastige vraag. Wat is zijn voornemen op dat punt?

De tweede vraag sluit een beetje aan bij wat mijn collega van de SP vroeg. Zij noemde als voorbeeld het incident in Arnhem. Zelf noemde ik voetbalclub Vitesse, die een speler achterliet die een grens niet over mocht. Het is heel betekenisvol als er bij dergelijke incidenten een minister opstaat en daarover iets zegt, ook al zijn het alleen maar woorden. Is de minister het met mij eens dat die woorden op zulke momenten moeten worden gesproken en dat op zulke momenten ook duidelijk moet zijn aan welke kant de regering en de overheid staan, namelijkaan de kant van degene die wordt gediscrimineerd?

Minister Asscher:

Zeker. Ik vond ook dat minister Dijsselbloem, in dit geval, namens ons buitengewoon goed heeft verwoord wat hij ervan vond. Daar was geen misverstand over. Dat was glashelder en dat was me uit het hart gegrepen. Ik ben het met de heer Segers eens dat we de taak hebben om helder te zijn als zich incidenten voordoen, zoals in Arnhem en rond Vitesse. We hebben ook de taak om ons ervoor in te zetten de oorzaken weg te nemen. Daarnaast hebben we de taak om strafbare feiten te vervolgen en daar adequaat op te reageren. Het is echter allebei van belang. Dat ben ik zeer met de heer Segers eens.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dan nog mijn eerste vraag, namelijk hoe de minister de gemeenschappen wil bereiken voor bij de ronde tafel.

Minister Asscher:

Ik ben veel in gesprek, niet alleen met de vertegenwoordigers van de gemeenschap, maar ook met de leden van de gemeenschap. Ik ben ook in gesprek gegaan met de heer Sahin, zoals mevrouw Karabulut weet. Ik ben echter van plan om dat nog uitte breiden, bijvoorbeeld naaraanleiding van incidenten. Dat kan een effectief moment zijn. Maar ik wil breder het gesprek aangaan over intolerantie, racisme, antisemitisme, maar ook over radicalisering, waarover de Kamer nog een brief van mij te goed heeft. Ik wil het gesprek ook direct aangaan, ook met mensen die er misschien heel andere ideeën op nahouden dan de heer Segers en ik.

De heer Heerma vroeg nog naar het gesprek dat ik vanochtend heb gevoerd met een aantal gematigde moslims die naaraanleiding van hun uitspraken ernstig bedreigd waren. Dat staat op zichzelf los van het debat hier, maar het past in de lijn dat je dient te staan achter de mensen die voor vrijheid opkomen en die wat wij met elkaar hebben, beschermen en verdedigen. In dit geval gaat het dan om leden van de gemeenschap die andere moslims erop aanspreken dat je een loser bent als je zelf naar Syrië gaat, dat je, in veel gevallen, een uitkeringstrekker bent en dat het in feite crimineel is om dat te doen. Ik ben om twee redenen dat gesprek aangegaan. Ten eerste om duidelijk te maken dat wij achter deze bedreigden staan en ten tweede om van hun te leren hoe we effectiever kunnen zijn in die strijd. Het verband met het onderwerp dat we nu bespreken, is dat wij ook op dat punt niet zullen schuwen om direct in gesprek te gaan, ook met andersdenkenden, om die vrijheid, waar mevrouw Yücel mooi over sprak, te koesteren.

Die vrijheid kun je niet alleen maar met elkaar benoemen, je moet ook iets doen, je moet op zoek naar de plekken waar het schuurt, waar mensen dat niet zo vanzelfsprekend vinden. Dat debat voeren wat hier wordt gevoerd en dat ook in de samenleving gevoerd wordt, is nodig om het besef van die vrijheid levend te houden.

Ik kom nog terug op het integratieakkoord — daarmee beantwoord ik de vraag van de heer Heerma — voorafgaand aan ons AO over integratie. Ikwas daar voorzichtig positief over, maar toch ruimhartiger dan over de voorstellen van Cameron, om maar even een bruggetje met het vorige plenaire debat te maken.

Een effectieve manier om vooroordelen weg te nemen, zo hebben we geleerd, is om jongeren in contact te brengen met mensen die uit persoonlijke ervaring kunnen vertellen wat antisemitisme betekent, wat discriminatie betekent. Gastsprekers weten met hun persoonlijke verhalen vaak een snaar te raken bij jongeren en worden dan ook geregeld ingezet bij lessen over antisemitisme. Er zijn ook scholen die leerlingen meenemen naar concentratiekampen, naar Auschwitz, zodat ze met eigen ogen kunnen zien wat daar gebeurd is en wat de gevolgen daarvan waren. Dat maakt vaak diepe indruk.

In het onderzoek dat gedaan wordt en dat ik in mijn brief ook heb aangestipt, het vervolgonderzoekwaarovergerept wordt, zal ook gekeken worden naar de triggerfactoren. Waardoor wordt iets ontketent? Als er al een basis is van vooroordelen, waardoor leidt dat dan tot antisemitische uitspraken of incidenten? Daarbij is een belangrijke vraag waar en hoe jongeren dat meekrijgen, de context van het gezin, de vraag waarom we bij schoolgaande jongeren met een Marokkaanse of Turkse afkomst relatief vaak dit soort vooroordelen aantreffen. Maar net zo goed gaat het om de vraag wat het betekent als er gemakkelijk over gedaan wordt, als het overwaait uit de voetbalstadions naar de klas, waardoor de stap naar zelf zo'n uitspraak doen of zo'n incident creëren, makkelijker wordt. Dat vervolgonderzoek is belangrijk, juist voor veel van de vragen die hier gesteld zijn over het verband tussen de achtergrond van antisemi- tische uitspraken en antisemieten en daarmee ook voor de vraag wat je daaraan kan doen.

Uit het onderzoek dat nu is gedaan, blijkt dat jongeren met een migrantenachtergrond een relatief klein percentage voor hun rekening nemen als het gaat om antisemitische uitingen in het voortgezet onderwijs: 5% tot 10%. 65% wordt juist gedaan door autochtone leerlingen, en dan voornamelijk in relatie tot het voetbalantisemitisme. De minister van Veiligheid en Justitie zal zo ingaan op de vragen over de rol van het kabinet ten opzichte van de KNVB om ook die vorm van antisemitisme te bestrijden.

Die context is van belang, wil je effectief reageren, ledereen voelt aan dat je niet met één antwoord of één les heel verschillende vormen van uitingen en heel verschillende contexten effectief kunt bestrijden. De heer Dijkgraaf vroeg of ik bereid ben om onderzoek te doen zoals dat is gedaan in bijvoorbeeld Vlaanderen. Er wordt in ieder geval onderzoek gedaan naar de achterliggende factoren. Dat komt voor een deel overeen met de onderzoeksvragen zoals deze in Vlaanderen aan de orde zijn geweest. Waar halen jongeren hun antisemitische ideeën vandaan? School, ouders, vrienden, sportvereniging, maar ook de religieuze achtergrond en de gemeenschap maken deel uit van de context die wordt onderzocht.

Ben ik bereid om initiatieven te ondernemen om het bespreekbaar te maken in migrantengemeenschappen, zo vroeg mevrouw Yücel. Zeker. Het bespreekbaar maken van het thema is een voorwaarde om juist in eigen kring effectiever te kunnen reageren. De initiatieven hiertoe worden al gestimuleerd. Met de rondetafelgesprekken zijn ze verder gestimuleerd. Er zijn ook al vervolgafspraken gemaakt. Ik ben bereid om de initiatieven te ondersteunen. Ik ben er niet voor om dat te doen met grote subsidies. Ik denk dat in dit geval een intrinsieke motivatie nodig is waarvoor niet veel geld vereist is. Ik heb dit ook bespeurd bij de betrokkenen. Ik verwacht eigen initiatief en actie van mensen zelf, zoals de IOT heeft laten zien en overigens ook het CMO. Ik verwacht ook dat samenwerking wordt gezocht met Joodse organisaties om dit goed te bestrijden. Ik ben wel graag bereid te bekijken wat ik kan doen, wat ik kan bijdragen, hoe ik verder kan helpen. Ik houd ook bij wat het oplevert.

Ook de heer Van Klaveren vroeg wanneer wij onderzoek doen naar die relatie. In het onderzoek naar de triggerfactoren komt deze relatie ook aan bod. Ook mevrouw Voortman vroeg hiernaar, net als andere sprekers.

Ik kom op de vraag van mevrouw Karabulut over segregatie. Ik dacht heel even dat mevrouw Karabulut het antisemitisme in Arnhem aan het kabinet verweet, aangezien wij tegen een verplichte menging van scholen zijn. Het leek heel even alsof zij met haar inbreng die kant opging, maar dat is gelukkig niet gebeurd. Het kabinet is immers ook tegen segregatie in het onderwijs, maar het heeft daarvoor andere instrumenten in gedachten dan de SR Het is belangrijk dat jongeren elkaar ontmoeten, dat ze niet opgroeien in een gemeenschap die niet in contact staat met anderen, maar dat ze in aanraking komen met andere opvattingen. Dat kan op school maar ook op de sportvereniging of thuis. De ondersteuning van de initiatieven die hiertoe lopen, is daarbij van belang. Ik ben echter niet van plan in het licht van het antisemitisme het beleid ten aanzien van de manier waarop wij omgaan met gemengde scholen aan te passen.

Dit is weliswaar iets waarover de SP anders denkt dan het kabinet, maar wij vinden dit de beste aanpak van het probleem.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik vind deze reactie van de minister toch jammer. Hiermee geeft hij mij het gevoel dat hij mijn vragen en zorgen niet serieus neemt. Ik haalde het Belgische onderzoek aan waaruit blijkt dat het onder invloed staan door Turkse-Bel-gische en Marokkaans-Belgische jongeren van sterk nationalistische, conservatief-religieuze organisaties in combinatie met segregatie een belangrijke oorzaak is van het beschouwen van alles wat buiten het eigen kader valt als anders. Dat leidt ook — let wel: ook — tot antisemitisme. Het is wel degel ijk zo dat de gesegregeerde buurten, wijken en scholen zijn ontstaan door een wegkijkende overheid. Ik verwacht niet dat wij het probleem van antisemitisme wegnemen door allerlei simpele oplossingen. Is de minister bereid om op langere termijn na te denken over de vraag of we deze situatie nog drie generaties laten voortbestaan of dat we nagaan wat de overheid wel kan doen als ondersteuning om deze gesloten gemeenschappen en deze segregatie eindelijk te doorbreken?

Minister Asscher:

Zeker. Waar jongeren worden opgevoed in de overtuiging dat alles wat anders en alles wat vreemd is, verkeerd is, zeker waar dat zijn oorsprong vindt in de context die mevrouw Karabulut schetst, is het een zaak om daar wat aan te doen, om dat te veranderen en om daar een discussie over op gang te brengen. Dat ben ik met mevrouw Karabulut eens. Ik wilde daar niets aan afdoen. Ik heb mevrouw Karabulut op dat punt denk ik verkeerd begrepen.

De voorzitter:

Een korte vraag graag, mevrouw Karabulut. Mevrouw Karabulut (SP):

De vervolgvraag is dan natuurlijk: hoe? Als de minister dat met mij eens is, maar het niet eens is met de instrumenten die ik voorsta, is de vraag hoe het dan wel moet gebeuren.

Minister Asscher:

Wij doen niet voor niets onderzoek naar het ontstaan van parallelle gemeenschappen en kijken niet voor niets naar de financiering door buitenlandse mogendheden van vergelijkbare organisaties. We stimuleren niet voor niets dat het debat in eigen kring gevoerd wordt. Om die reden nemen we heel duidelijkstelling tegen degenen die beweren datje geen Nederlander bent, maareen onderdaan van een vreemde mogendheid. Wij vinden datje moet opkomen voor het recht van mensen om hun eigen leven in te richten, hun eigen opvattingen te ontwikkelen en hun eigen keuzes te maken in het leven. Het maakt daarbij niet uit of je ervoor kiest om te geloven, niet te geloven of orthodox te geloven. Het maakt ook niet uit hoe je je partner kiest of hoe je in Nederland van de vrijheid gebruik wenst te maken. Wat we daaraan doen, was ik aan het schetsen. Dat speelt in het onderwijs, in de opvoedsituatie en in de context waarin mensen verder met elkaar verkeren. Daarnaast zijn er nog de acties vanuit het strafrecht en vanuit de stellingname waarvan het belang net door de heer Segers werd betoogd.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Zonet bespeurde ik een onenigheid die er naar mijn gevoel niet was. De parallelle gemeenschappen, de zorgen daarover en de eventuele consequenties daarvan voor integratie en het delen van essentiële waarden, zijn precies de reden waarom het onderzoek is gestart. We moeten dat onderzoek afwachten. Misschien is het wel goed om deze gelegenheid te gebruiken om even heel scherp te stellen dat in de analyse van de gegevens die uit het onderzoek naar voren komen, duidelijk aandacht wordt besteed aan opgroeiende jongeren in zo'n gesloten, gesegregeerde gemeenschap en aan de gevolgen voor essentiële waarden.

Minister Asscher:

Zeker. Dat is de kern van het integratiedebat dat we hier met elkaar voeren, dat ook breder is dan alleen het probleem van antisemitisme. Ik wil dat jongeren die hier opgroeien kennis hebben van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving en die begrijpen. Daarom hebben we niet alleen de participatieverklaring van nieuwkomers, maar besteden we daaraan ook meer aandacht in het bur-gerschapsonderwijs. Met de brief van de staatssecretaris daarover, die hij mede namens mij aan de Kamer heeft gestuurd, wordt daaraan invulling gegeven. Daarover zal nog gedebatteerd worden. Dat is van groot belang, want het is niet vanzelfsprekend. Op het moment dat jongeren opgroeien in een heel andere context, ontstaat een voedingsbodem voor onverdraagzaamheid naar anderen, naar andersdenkenden en naar andersgelovigen. Ook ontstaat zo een voedingsbodem voor antisemitisme. Dat kan ontstaan in zo'n voedingsbodem. Daarom moeten we er wat aan doen.

Voorzitter. Ik kom bij de vraag over de gemeente Arnhem. Arnhem is op dit moment bezig met een onderzoek naar intolerantie, juist vanwege het incident in de buurten waar dit speelt. De gemeente is bezig met jongerenwerk en rolmodellen om te bezien hoe het probleem beter kan worden bestreden. Het is ook de directe aanleiding geweest voor het debat hier en de rondetafelgesprekken, waarbij de gemeente Arnhem betrokken is. Het is wel waar dat deze jongerenwerker, die zo dapper is geweest om die beelden te maken en die documentaire te organiseren, in de eigen gemeenschap met de nek wordt aangekeken. Dat laat zien dat daar nog een wereld is te winnen, dat er nog veel werk te doen is, dat men het ook ongemakkelijk vindt om te worden geconfronteerd met het antisemitisme dat daar leeft.

Ikdeel dan ookde opvatting dat het spreken over antisemitisme deel moet uitmaken van het burgerschapsonderwijs. Dit is al een kerndoel, maar juist in het kader van de waarden, de Grondwet, de manier waarop je met andersdenkenden omgaat, dient dat te worden meegenomen. Het tegengaan van discriminatie is een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders, omgeving en onderwijs. Scholen moeten daar werk van maken, juist als dat onderwerp moeilijk ligt. Als het onderwerp moeilijk ligt, is dat het teken dat daar meer aandacht voor nodig is in plaats van minder. Dit is niet iets wat te gemakkelijk een individuele docent moet worden verweten. Die docent moet kunnen rekenen op de steun van zijn collega's, van zijn omgeving en uiteindelijk ook van ons. Vandaar het onderzoek naar hoe dit nu verloopt.

We gaan natuurlijk ook op zoek naar de manier waarop we de leerkrachten beter kunnen ondersteunen. Dat betekent dat we werk maken van de signalen van leraren die geen Holocaustonderwijs durven geven. De collega van Onderwijs is daarmee bezig. De Anne Frank Stichting heeft recent een speciale lesbrief hierover opgesteld, als handreiking voor docenten om hen te helpen om met moeilijke situaties in de klas om te gaan. Bespreekbaar maken is daar de basis van; dat ben ik eens met de heer Dijkgraaf en mevrouw Yücel.

Ik moet dus nog uitzoeken hoe het zit met het eindexamen. Ik kan daarop terugkomen in de context van dat onderzoek, zoals ik de heer Segers en de heer Dijkgraaf toezegde. Ik zal dan uiteenzetten hoe het kabinet daarmee denkt om te kunnen gaan.

Is het een onderdeel van de aanscherping van de inburge-ringseisen? Nee, die aanscherping betreft met name de taaleisen en de arbeidsmarktmodule. Wel is kennis van de Nederlandse samenleving reeds een onderdeel van het inburgeringsexamen, dus ook het feit dat mensen gelijk dienen te worden behandeld en dat er hier geen plek is voor racisme en antisemitisme. Dat is ook een van de redenen voor de ontwikkeling van de participatieverklaring. Daar ban je het gedachtegoed niet mee uit, maar het maakt wel duidelijk wat de kern is van de samenleving die wij hier hebben opgebouwd. Wij verwachten dat mensen daaraan meedoen. Over het integratieakkoord heb ik al iets gezegd.

De heer Dijkgraaf vroeg naar mijn reactie op het onderzoek uit Duitsland naar de veronderstelde uitroeiingsoorlog die Israël zou voeren. Ik vind dat bijzonder zorgelijk. Ik gun iedereen zijn opvattingen over de politieke situatie in Israël en het Midden-Oosten, maar daadwerkelijke kennis daarover is heel belangrijk. Het is onacceptabel als betrokkenheid bij die situatie en ideeën over het Midden-Oosten leiden tot antisemitisme in Nederland. Vervormingen in het denken daarover moeten daarom bespreekbaar worden gemaakt, juist in het onderwijs. Meningsverschillen zijn prima, maar als die leiden tot uitvergroting en vervorming kunnen ze op zichzelf ook weer een voedingsvorming worden voor antisemitisme.

De heer Bontes vroeg hoe het kabinet aankijkt tegen die quenelle. Ik vind dat een volstrekt verwerpelijk gebaar, waarmee wordt geprobeerd om antisemitisme voor een brederpubliekgrappig en alledaags te maken. Het is bijzonder kwetsend. Ik vind dat het ook een heel gevaarlijke mix oplevert. Het spreekt ook heel wonderlijke combinaties van groepen aan. Ik denk dat ik niet duidelijker kan zijn in mijn kwalificatie van die quenelle. Ik heb de indruk dat men in de Kamer daar ook vrij helder over is, hoewel de heer Van Klaveren — als ik hem goed heb begrepen — zei: wij hebben niets met antisemitisme, maar wel met antisemieten. Dat lijkt de conclusie te zijn van zijn appreciatie van de quenelle. Ik laat dat daar. Het kabinet vindt dit volstrekt verwerpelijk.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat is natuurlijk volslagen flauwekul. De PVV heeft ook niets met antisemieten. Volgens mij heb ik heel expliciet aange- geven dat ik de quenelle ook een fout, verschrikkelijk et cetera gebaar vind. Een heel rare opmerking van de minister dus.

Minister Asscher:

Als de partij van de heer Van Klaveren samenwerkt met mensen die dat verwerpelijke gebaar laten zien en laten fotograferen, moet hij niet verbaasd zijn dat ik niet helemaal begrijp wat het semantische verschil is tussen het feit dat hij niets heeft met antisemitisme, maar wel met antisemieten. Ik begrijp daar niets van, maar hij kan het vast uitleggen in tweede termijn.

De heer Van Klaveren (PVV):

In tweede termijn heb ik heel weinig tijd, omdat ik twee moties wil indienen, dus ik leg het nu graag even uit. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat de PVV te maken heeft met Marine Le Pen, de partijleider van het Front National. Zij heeft afstand genomen van zowel het gebaar als van uitspraken uit het verleden. Duidelijker kan ik volgens mij niet zijn.

Minister Asscher:

Het staat een ieder vrij om een opvatting van duidelijkheid te verkondigen. Daar ga ik niet over. Mij was gevraagd hoe het kabinet tegen de quenelle aankijkt. Dat heb ik uiteengezet. Misschien wil mijn collega van Veiligheid en Justitie er nog iets aan toevoegen.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan uw collega van Veiligheid en Justitie, krijgt de heer Van Weyenberg het woord.

De heer Van Weyenberg (D66):

In vervolg op het interruptiedebatje van zojuist wil ik even checken of de minister het op dezelfde manier heeft begrepen als ik. Tegen mensen in het Front National die de quenelle brengen, zoals de heer Jean-Marie Le Pen, oprichter en erelid, is op geen enkele wijze actie ondernomen. Of heb ik iets gemist?

Minister Asscher:

Ik heb het interruptiedebat zojuist met grote aandacht gevolgd. Ik heb niet gehoord wat de acties waren van de PW naar aanleiding van de foto van Le Pen. Dat gaan we ongetwijfeld nog in tweede termijn horen, ondanks de korte tijd.

De heer Van Weyenberg (D66):

Mijn vraag was ook of ik misschien iets gemist had wat het kabinet wel had begrepen. De heer Van Klaveren insinueerde dat Marine Le Pen afstand heeft genomen van leden in haar partij die dat hebben gedaan. Mijn lezing is dat de quenelle wordt gebracht. Het is de Hitlergroet 2.0, zoals de heer Heerma hem kwalificeerde, en er is volgens mijn informatie niet opgetreden door de leiding van het Front National. Ik check graag bij de minister of dat ook zijn informatie is.

Minister Asscher:

Ik heb er niets aan toe te voegen.

©

foto I.W. (Ivo)  Opstelten
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de afgevaardigden voor hun inbreng in het debat. Het is duidelijk: de aanpak van antisemitisme is een onderdeel van de aanpakvan discriminatie en daarmee een speerpunt van het kabinet. Aanvullend op het betoog van mijn collega Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waaronder integratie valt, kan ik zeggen dat ook de politie en het Openbaar Ministerie scherp gericht zijn op het opnemen van aangiften. De heer Van Weyenberg bracht dit belangrijke punt over het opnemen van aangiften en een goede opvolging van aangiftemeldingen naarvoren. Ik benadruk dat alle aangiften van discriminatie door de politie worden opgenomen. Het uitgangspunt is dat bij alle aangiften van discriminatie opsporingsonderzoek wordt gedaan naar de identiteit van de verdachte. Het procesverbaal wordt voltooid en vervolgens naar het Parket verstuurd. Daarnaast vindt in elke politie-eenheid het Regionaal Discriminatie Overleg plaats. In dat overleg bespreken de politie, het OM en de antidiscriminatiebureaus alle meldingen en aangiften van discriminatie en antisemitisme.

De aandacht is niet alleen reactief, zoals collega Asscher treffend heeft aangegeven. Er is ook goed contact tussen mij en vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en van de Joodse instellingen. Er wordt snel op signalen ingespeeld. Zelf heb ik de vertegenwoordigers van Joodse instellingen in november 2013 persoonlijk gesproken. We hebben daartijdens de behandeling van de begroting over gedebatteerd. Tijdens dat gesprek is naarvoren gekomen dat de lokale contacten tussen instellingen, politie en gemeente nog steeds zeer goed zijn.

Ik kom terug op een aantal vragen die gesteld zijn, in de eerste plaats op de vraag van de heer Van Weyenberg. Vanuit mijn verantwoordelijkheid begint het ermee om het systeem bij het doen van aangifte scherp te krijgen en het telkens te verbeteren. Ik ben nog lang niet tevreden, zeg ik bij voorbaat. Dit gebeurt door het organiseren van uniforme aangiftevoorzieningen in het kadervan de Nationale Politie, door het verbeteren van kennis en expertise van de politie en door het organiseren van terugkoppeling naar degene die aangifte heeft gedaan. Dat is een essentieel punt. Wat is er gebeurd met de aangifte? Een verbetering van de afhandeling van die aangifte is essentieel. Wij zijn er nog niet. Er zijn ook websites. Ik ga ze niet allemaal noemen. In een aantal brieven hebben wij dat ook aangegeven. Dit wil ik zeggen tot de heer Van Weyenberg.

Tot de heer Segers kan ik het volgende zeggen, voordat hij vraagt of ik op zijn vraag antwoord wil geven. Ik moest er even over nadenken. Bedoelde de heer Segers nu dat degene die aangifte heeft gedaan, moet worden gesommeerd of de verdachte? Nee? Oké, dan is het duidelijk, dan is er ook geen misverstand over. Ik hoopte dat hij dat had gevraagd. In het eerste geval kan ik mij daarbij weinig voorstellen, want het OM heeft altijd ambtshalve de mogelijkheid om verder te gaan en zal dat ook doen. Seponeert het OM de zaak bij het niet-verschijnen van de verdachte omdat de politie en het OM niet sommeren, is zijn vraag. Mijn reactie luidt dat dit niet klopt, van geen kant. Mag ik het zo helder zeggen? Dan kan de heer Segers het altijd ook nalezen in de Handelingen en mij daarop bevragen. Als de verdachte niet verschijnt en er sprake is van strafbare feiten, dan gaat de zaak gewoon door, met opsporing, vervolging, het horen van getuigenissen en al dat soort zaken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is een geruststelling, want ik heb die informatie wel voorgelegd gekregen. Ik vond het een rare gang van zaken, maar dat is dan helder.

Ik kom nog even op het punt van de aangifte. Ik heb begrepen dat de politie achteraf registreert welke aangifte een antisemitische achtergrond heeft, maar dat er op het aangifteformulierzelf allerlei opties staan waarbij antisemitisme echter geen optie is. Klopt dat?

Minister Opstelten:

Dat verbaast mij. Ik kom zo op het punt van de registratie, waarover een aantal Kamerleden, onder wie de heer Segers, hebben gesproken en bepaalde wensen hebben geuit. Ik kan het nu natuurlijk ook doen. Een aantal Kamerleden heeft gevraagd of wij antisemitisme apart kunnen opnemen op het aangifteformulier. Dat betekent dat de diender op straat et cetera, daarvan een aantekening moet maken. Wij hebben dat tot nu toe heel bewust niet gedaan. Niet omdat wij dat niet willen, maar omdat het beter is het systeem te perfectioneren — daarmee zijn wij nu bezig — door binnen de BVH, de Basis Voorziening Handhaving, waarin dit thuishoort, de discriminatiedelicten op te nemen en te laten analyseren. Wij hebben dit gedaan door via een zogenaamde query die door de politiegegevens gaat te constateren waarmee men komt en welke conclusies je dan kunt trekken. Dat is veel beter dan — mag ik het oneerbiedig zeggen — een vinkje te laten zetten door een politieman op straat. Dat is de absolute professionele overtuiging van de politiemensen. Daarmee zijn wij bezig. Wij hebben daarvan nu al het nodige resultaat gezien via de verschillende cijfers van de politie die de Kamer heeft ontvangen. Het Verwey-Jonker Instituut heeft twee systemen benaderd. Daardoor is er nog enige onvolkomenheid in de hele registratie. Dat vind ik zelf ook onduidelijk. Ik heb daar open over geschreven in mijn brief. Ik ben er echter geen voorstander van en zou dus willen vragen om het niet te doen.

Wat ik wel wil doen, is laten checken of allerlei discriminatiedelicten wel op het formulier staan, maar antisemitisme niet. Dat is mij niet bekend. Op die vraag kan ik nu ook geen antwoord geven, want ik heb dat formulier niet. Als dit zo is, moeten wij ernaar kijken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mij is verteld dat levensovertuiging, ras, sekse en politieke overtuiging erop staan, maar antisemitisme niet. Dat bevreemdt mij. Op bepaalde categorieën wordt heel laag gescoord, maar over antisemitisme is wel een flinke hoeveelheid klachten. Ikzou zeggen dat antisemitisme dan ook op het formulier thuishoort.

Ik heb een vervolgvraag, maar ik weet niet zeker of ik daarmee bij deze minister aan het goede adres ben. De gemeentelijke antidiscriminatievoorziening registreert ook van alles, maar in de opsomming komt antisemitisme niet voor. Dat bevreemdt mij ook.

Minister Opstelten:

Ik laat dat nagaan bij het punt dat ik net noemde. Ik ben ook nieuwsgierig door uw vraag. Ik heb dat formulier nu niet bij de hand. In mijn inleidende woorden heb ik gezegd dat er overleg plaatsvindt op lokaal en regionaal niveau tussen politie, Openbaar Ministerie en de antidiscriminatiebureaus. Daar worden al die aangiften besproken. Als je een aangifte bespreekt, bekijk je ook waar die over gaat. Ik verzoek de Kamer om ons even de ruimte te gunnen — dit is ook meteen een antwoord op de vragen van de leden Dijkgraaf en Van Klaveren — om verder te gaan met de kwaliteitsslag waarmee wij bezig zijn. Dat is het professionele antwoord van de politie in samenwerking met de andere instanties.

De voorzitter:

U hebt net aan de heer Segers toegezegd dat u een aantal dingen gaat uitzoeken. Ik neem aan dat u daar in een brief op terugkomt?

Minister Opstelten: Zeker.

De voorzitter:

Wanneer kan de Kamer die brief tegemoetzien?

Minister Opstelten:

Dat formulier heb ik snel bekeken, maar ik wil er eerst nog even over overleggen. Ik zal die brief voor het voorjaarsreces aan de Kamer doen toekomen.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze toezegging. De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben er zelf nooit zo'n voorstander van dat de Kamer op de millimeter gaat regeren, want daar is de Kamer volgens mij niet voor, maar ik wil wel het volgende weten. Is de uitkomst uiteindelijk dat wij precies weten hoeveel zaken er zijn met antisemitische problemen?

Minister Opstelten: Ja.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als de minister zegt dat hij het zo kan organiseren dat de administratie goed is en dat daarover perfect kan worden gerapporteerd, ben ik bereid om dat af te wachten.

Minister Opstelten:

Ja. Dat is mijn doelstelling, maar wel via de methodiek die een aantal jaren geleden is ingezet. Laten wij daar alsjeblieft aan vasthouden. De politie is er immers absoluut niet mee gebaat om telkens, jaar na jaar, nieuwe systemen te bedenken. Dat is niet goed voor de kwaliteit van de rapportage van de feiten aan ons. Die moet goed zijn, zodat ik de feiten met het kabinet en specifieke collega's kan delen,

zodat wij daarmee iets kunnen doen en daarover verantwoording kunnen afleggen aan de Kamer.

Ik kom, zoals aangekondigd door collega Asscher, bij de vragen over het voetbal. Mevrouw Karabulut heeft daarover gesproken. Ik zal er twee dingen van zeggen. Er is goed, actief beleid op het terrein van de spreekkoren. De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de voetbalclubs en de KNVB. Er zijn afspraken. De bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid ligt bij de burgemeesters in de steden waar betaald voetbal plaatsvindt. Nu is het beleid dat bij de protocollen die men heeft aangegeven, wedstrijden worden stilgelegd. Clubs moeten dat doen en scheidsrechters waarschuwen daarvoor. Het beleid is erop gericht om niet alleen aandacht te krijgen voor de repressie, dat je optreedt als het is gebeurd, maar om er ook voor te zorgen dat de clubs en de KNVB met sturing van de plaatselijke driehoek een goed en preventief beleid voeren. Daarom wordt er ook onderzoek gedaan door het Auditteam Voetbalvandalisme. Dat is een onafhankelijkteam onder leiding van de burgemeester van Almere. Daar zitten mensen in van de politie en van het Openbaar Ministerie en ook andere deskundigen. Dat team doet onderzoek naar de spreekkoren in brede zin. Het antisemitisme is een scherp onderdeel in dat onderzoek. Dat onderzoek is niet alleen gericht op de repressie maar ook op de preventieve aanpak van de scheidkoren.

In het voorjaar van 2014 zal een rapport verschijnen. Dat zal dus niet lang meerop zich laten wachten. De uitkomsten worden met de partners in de voetbalketen besproken en van conclusies voorzien. Nogmaals, de clubs zijn in eerste instantie verantwoordelijk, want zij moeten in de eerste plaats de moeilijke beslissingen in de stadions nemen. Zij moeten dat niet laten afhangen van de signalen die van de politie of de burgemeester komen.

Mevrouw Yücel heeft gevraagd welke lijn het Openbaar Ministerie hanteert in antisemitische zaken. De kern daarvan is een driestappenmodel. Daarbij moet eerst de vraag worden beantwoord of een uiting op zichzelf beledigend is. Als daarvan sprake is, komt de vraag aan de orde of de context waarin de uiting heeft plaatsgevonden, het beledigende karakter daarvan kan ontnemen. In die toets spelen natuurlijk ook de vrijheid van meningsuiting, deelname aan het maatschappelijk debat, de vrijheid van expressie en geloofsovertuiging een belangrijke rol. Als de context het beledigende karakter van de uiting wegneemt, kan er alleen nog maar sprake zijn van een strafbare uiting als deze onnodig grievend is. Zo toetst het Openbaar Ministerie alle zaken.

Mevrouw Yücel heeft ook gevraagd of de daders van deze strafbare zaken er niet te gemakkelijk en straffeloos mee wegkomen. Het antwoord op die vraag is "nee". Ik heb wel om een onderzoek gevraagd naar aanleiding van de feiten die ik zelf ook nog niet geweldig duidelijk vind. De vraag is gebaseerd op een conclusie over de toename van meldingen bij de politie. Ik ben natuurlijk ook aangelopen tegen een afname van de zaken bij het Openbaar Ministerie. Dat wordt momenteel op mijn verzoek door het OM onderzocht. Ik wacht het resultaat daarvan af. Ik zeg de Kamer gaarne toe dat ik haar daarover zal informeren. Ik moet even afwachten wanneer dat onderzoek gereed is. Ik probeer de relatie met het OM niet zo te laten zijn dat ik volgende week of over een week of twee een analyse wil hebben. Dat is in de verhoudingen ten opzichte van de magistratuur geen juiste. Ik zal ervoor zorgen dat als dat onderzoek er is, de Kamer die ontvangt met mijn conclusies. Dat is uitsluitend interessant voor de Kamer.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik dank de minister voor de toezegging. Ik zeg het volgende, op het gevaar af dat ik mij te veel richt op de uitvoering van het onderzoek. Ik hoorde de minister zeggen dat het onderzoek op dit moment door het OM wordt uitgevoerd. Dat terwijl ik ook heel erg benieuwd ben naar hoe het bij de politie is. Daar is immers die stijging van meldingen. Een en ander gaat niet door naar het OM. Bestaat er misschien ook handelingsverlegenheid bij de politie om die stap te zetten?

Minister Opstelten:

Nee. Zowel bij de politie als bij het OM is er absoluut geen sprake van handelingsverlegenheid. Ik constateer dit op basis van de feiten en de cijfers. Ik heb gezien dat er een verschil is tussen de cijfers van de politie en de cijfers van het OM. Ik kan dat nog niet goed verklaren. Daar heb ik net even in een interruptiedebatje met de heer Segers en de heer Dijkgraaf over gesproken. We hebben geconcludeerd hoe we een en ander doen. We zijn met een verbeteringsslag bezig. Ik kan echter niet goed verklaren waarom de cijfers van het OM wat lager zijn. Daarom heb ik het OM gevraagd om daar een onderzoekje naar te doen. Dat zal het OM ook doen. Het OM heeft in 2012 in totaal 131 zaken afgedaan op dit terrein. Bij 52% van deze zaken is gedagvaard. Bij 13% van deze zaken is besloten tot een transactie. Er is dus geen enkele aanleiding om daarover te aarzelen. Ik wil echter graag weten waarom de cijfers verschillen.

Voorzitter. Ik heb de vraag van de heer Dijkgraaf over de politieregistraties reeds beantwoord.

Ik kom op de kwestie van de vreselijke mishandeling in Hengelo. De zaak is mij bekend. Die is momenteel in behandeling bij de politie. Gelet op het lopende onderzoek, kan ik niet verder ingaan op de inhoud. De politie doet onderzoek en zal al of niet de zaak naar het OM sturen. Die zaak zal al of niet een vervolg krijgen. Zo gaat het in ons land.

Tot slot kom ik op de opmerking van de heer Van Klaveren over de beveiliging van de Joodse instellingen. Waar hij op doelt, is een herhaling van zetten die we ook bij de begroting hebben gedaan. We hebben een stelsel van bewaking en beveiliging, centraal en decentraal. Dit onderwerp dient decentraal, tenzij er aanleiding is voor dreigingen met een concreet karakter. Op dit moment is er geen sprake van concrete dreigingen naar Joodse instellingen. De contacten met politie en andere instituten zijn goed. De diensten volgen dit nauwgezet, zowel internationaal als nationaal. De relatie met de instituten is ook goed. Ik heb bij de begroting toegezegd dat ik in contact treed met de gemeente Amsterdam als zij besluit om mij te benaderen omdat zij vindt dat zij een financiële bijdrage moet leveren en vindt dat ikdatookzou moeten doen. Ikvatnu ongeveer samen wat ik mij herinner van dit pad in onze begroting. Ik heb nog geen brief ontvangen van Amsterdam of anderszins hierover contact gehad met Amsterdam. Wij zijn wel zo fair in dit kleine land dat wij natuurlijk contact met elkaar zoe- ken. Amsterdam is bezig met dit debat en heeft daar nog geen conclusie uit getrokken. Die is te verwachten omstreeks het voorjaar, zo heb ik begrepen. Dus daarop wachten wij. Na het contact met Amsterdam zal ik ook de Kamer informeren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Stadsdeel Zuid in Amsterdam heeft in het verleden wel degelijk aangegeven dat extra particuliere beveiliging noodzakelijk is. Daar is ook incidenteel aan bijgedragen. Dus in die zin is er wel aangegeven dat daar behoefte aan is.

Minister Opstelten:

Jazeker, maar ik heb een- en andermaal gezegd dat dat prima is, als een eigen afweging van het stadsdeel Zuid. Dat weet ik. Ik ben daarop werkbezoek geweest en heb met iedereen gesproken, met de burgemeester, de politie en de vertegenwoordigers van Joodse scholen en Joodse instellingen. Wij hebben afgesproken dat wij elk jaar even goed contact hebben en de klokken gelijk zetten. Ik heb ook geconstateerd dat iedereen daarin zijn eigen verantwoordelijkheid heeft maar dat dit voor ons geen aanleiding is om nu in financiële zin bij te dragen aan de Joodse instellingen in Amsterdam.

De heer Van Klaveren (PVV):

Zodra ereen brief vanuit Amsterdam naardit kabinet wordt gestuurd, bent u dus wel degelijk bereid om financieel bij te dragen?

Minister Opstelten:

Nee, dat heb ik niet gezegd. U had de begrotingsbehandeling moeten bijwonen, waar mijn begroting aan de orde was. Daarbij hebben wij duidelijke afspraken gemaakt dat als Amsterdam vindt dat wij iets moeten doen, waarbij ik het standpunt heb dat dat niet nodig is, het altijd gebruikelijk is dat wij daaroverspreken met elkaar en niet alleen corresponderen. Ik zal de Kamer informeren wat de conclusie is van het kabinet nadat wij met Amsterdam hebben gesproken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Een ander punt. Ik weet niet of de minister klaar is met zijn beantwoording.

Minister Opstelten:

Ja, ik geloof van wel, voorzitter. Heb ik iets vergeten? De heer Segers (ChristenUnie):

Op het punt van de Joodse instellingen weten wij dat de minister en ik van mening verschillen, maar ik wacht het gesprek met Amsterdam af en de uitkomst daarvan.

Nog één punt over de aangifte, want dat kan een motie schelen. Volgens de informatie die ik heb, is op het aangif-teformulieronder"discriminatie" een aantal opties gegeven van de achtergrond van de discriminatie: ras, geloof, levensovertuiging, seksuele gerichtheid, geslacht, handicap en transgender. Antisemitisme staat daar echter niet tussen. Is de minister het met mij eens dat antisemitisme in dat rijtje wel thuishoort? Ik begrijp dat hij daarnaar wil kijken, maar is hij bereid om als dit het rijtje is daar antisemitisme bij te zetten?

Minister Opstelten:

Ik ga even naar het formulier kijken. Ik ga niet nu, terwijl ik het formulier niet in mijn hand heb, daar zomaar over spreken. Mijn uitgangspunt is in de kern, zoals wij dat nu een aantal jaren doen, dat het niet nodig is om dit apart aan te geven, maar ik wil wel even het formulier goed tegen het licht houden en u daarover informeren. Ik heb dat net gezegd. Die brief krijgt u voor het voorjaarsreces. Sommigen zeggen dat dat heel dichtbij is. Ik kan me voorstellen dat als de heer Segers een motie wil indienen, hij toch wel even kan wachten totdat die brief er is.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is een gewetensvraag. Ik heb het idee dat de minister enigszins twijfelde toen hij zei: ik moet dat formulier eens even bekijken. Kan hij mij enigszins geruststellen dat als dit het rijtje zou zijn, dit erin zou horen?

Minister Opstelten:

Ik wijs op het systeem dat ik net ook tegen de heer Dijkgraaf noemde. Gun ons nu even de professionaliteit om te luisteren naar onze professionals, die zeggen dat je zo een veel betere analyse krijgt. Ikwil dat formulier even goed afwegen en u daarna per brief informeren daarover.

De voorzitter:

Die brief was ook al toegezegd. De heer Segers (ChristenUnie):

Jazeker, dat had ik gehoord. Ik wacht met de motie, die breder was ondertekend dan alleen door mijn fractie. Dit is dus een wens die breder leeft in de Kamer. Als dit een warme aanmoediging is om nog eens heel secuur naar dat aangifteformulier te kijken, dan geef ik dat de minister graag mee.

Minister Opstelten: Dank u zeer.

De voorzitter:

Hiermee is er een eind gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. We gaan gel ijk door met de tweede termijn. De heer Van Klaveren heeft al aangegeven dat hij moties wil indienen. Ik geef hem daarvoor graag de ruimte en ook om nog de dingen te zeggen waarvan hij dacht dat daar geen tijd voor was.

©

foto J.J. (Joram) van Klaveren
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens onderzoeksbureau WZB 40% van de moslims in Nederland stelt dat Joden niet te vertrouwen zijn;

voorts constaterende dat 20% van de geschiedenisdocenten in de vier grote steden de Holocaust niet ter sprake kan brengen omdat vooral Turkse en Marokkaanse leerlingen de lessen verstoren;

overwegende dat uit het onderzoek Antisemitism Worldwide blijkt dat de meeste gewelddadige antisemitische incidenten in West-Europa gepleegd worden door individuen met een islamitische achtergrond;

verzoekt de regering, een specifiek onderzoek in te stellen naar het antisemitisme binnen de islamitische gemeenschap,

en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (30950).

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb deze motie ingediend omdat wij niet willen dat het onderzoek naar deze groep weer valt binnen een algemener onderzoek.

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de periode 2005-2012 meer dan duizend antisemitische incidenten zijn geweest en er volgens het Poldis-rapport 2013 een enorme stijging is van het aantal antisemitische incidenten;

overwegende dat Joodse instellingen jaarlijks bijna een miljoen kwijt zijn aan beveiligingskosten;

voorts overwegende dat veiligheid een kerntaak is van de Staat;

verzoekt de regering, de beveiliging van Joodse instellingen topprioriteit te geven bij politie en dat op zo'n wijze te laten invullen dat het inkopen van particuliere beveiliging niet langer nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (30950).

©

foto L. (Louis)  Bontes
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Bontes (Bontes):

Voorzitter. In de drie minuten die ik in eerste termijn had, had ik niet de tijd om de internationale context van het antisemitisme te benoemen. Daarom dien ik een motie in die betrekking heeft op die internationale context en het internationale antisemitisme.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de landstreken Judea en Samaria de bakermat vormen van de Joodse beschaving en dat erdoor de millennia heen altijd Joden hebben gewoond,

overwegende dat Jeruzalem al ruim 3.000 jaar de politieke en religieuze hoofdstad van het Joodse volk is,

overwegende dat de internationale gemeenschap, onder andere op de San Remo Conferentie van 1920 en in het kader van het Britse mandaat voor Palestina van 1922, het historische recht van de Joden heeft erkend om zich overal in Palestina te vestigen, dus óók in Judea, Samaria en Jeruzalem,

spreekt uit dat het antisemitisch is, Joden het recht te ontzeggen om zich in Judea, Samaria en in heel Jeruzalem te vestigen,

en gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66 (30950).

De heer Heerma heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van de tweede termijn. Dan is het woord aan mevrouw Yücel, die ik daarmee een beetje overval, zie ik. Doet u maar rustig aan, mevrouw Yücel.

©

foto K. (Keklik)  Yücel
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor de toezegging. Er is bereidheid en ook een breed gevoel van urgentie om de aanpakte verbeteren. Daar ben ik blij om. Binnenkort praten wij verder met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een breed debat over allerlei soorten van discriminatie en dus ook over antisemitisme.

Bij het bestrijden van antisemitisme en andere vormen van discriminatie hebben wij allemaal een taak: ouders, leraren,

burgers onder elkaar, politici, politie, justitie en onderwijs. Elkaar durven aanspreken en corrigeren bij antisemitische uitingen is daarbij belangrijk, maar ook stevig handhaven waar nodig. De vrijheid en gelijkheid van eenieder in onze samenleving bewaken wij namelijk met elkaar. Het gaat om het hoogste goed, om de normen en waarden in onze samenleving. Het is een duur bevochten waarde, verworven maar niet vanzelfsprekend, en kwetsbaar. Het bewaken en verder brengen van deze waarde is geen keuze, maar een dure plicht voor ons allemaal.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf heeft aangegeven geen gebruikte maken van de tweede termijn.

©

foto S. (Sadet)  Karabulut
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Een aantal vragen is naar mijn mening niet of onvoldoende beantwoord. De eerste vraag gaat over de inspanningen die verricht zullen worden op het gebied van onderzoeken en vooral concrete acties in het onderwijs. Ik heb gevraagd hoe wij de resultaten daarvan volgen en op welke manier de Kamer daarover wordt geïnformeerd.

De volgende vraag gaat over het bespreekbaar maken van antisemitisme en gevoelige onderwerpen binnen de eigen gemeenschappen. De minister zegt daarover dat dit via sleutelfiguren en via de gemeenschappen zelf wordt gedaan. Mijn vraag is juist wat er moet gebeuren, als blijkt dat die sleutelfiguren of gemeenschappen mede bijdragen aan de geslotenheid, dus mede bijdragen aan het in stand houden van dit soort denkbeelden of op zijn minst een voedingsbodem daarvoor vormen. Op welke wijze denkt de minister niet zozeer de gemeenschappen maar juist de individuen te bereiken die juist in die buurten en wijken wonen?

Ik heb meermaals gevraagd om even stil te staan bij het voorbeeld van Arnhem, de casus die de aanleiding vormt voor dit debat. Wat heeft de gemeente heel concreet gedaan? Ik heb twee voorbeelden gegeven van actieve figuren binnen de buurt en de wijk die eigenlijk de rollen omdraaien en de sociaal werker een beetje de zwartepiet toespelen en verdacht maken. Wat is daarmee gebeurd? Heeft het CMO bijvoorbeeld een gesprek gehad met de directeur van die moskee, die feitelijk suggereerde dat deze jongerenwerker een beetje koekoek was en dat het één groot complot was? Graag krijg ik daarop alsnog een reactie van de minister.

Ik kom langzaam maar zeker tot een afronding. Mijn vraag aan de minister van Justitie gaat over de spreekkoren. Ik ben blij van de ministerte horen dat onderling is afgesproken dat bij antisemitische, racistische en homofobe spreekkoren de wedstrijden in principe worden vastgelegd, maar toch gebeurt het nog te vaak. Hoe verhoudt dat zich tot elkaar en wat wordt daaraan gedaan?

De voorzitter:

Ook mevrouw Voortman heeft aangegeven geen gebruik te maken van de tweede termijn, net als de heer Van Wey-enberg, de heer Azmani en de heer Segers, waarmee een einde is gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister van Sociale

Zaken en Werkgelegenheid voor zijn reactie op de ingediende moties en de gestelde vragen in tweede termijn.

©

foto L.F. (Lodewijk)  Asscher
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Minister Asscher:

Voorzitter. Ik beperk mij tot de moties en een drietal korte vragen.

Ik ontraad de motie op stuk nr. 64 van de heer Van Klaveren. Ik heb reeds aangegeven dat wij onderzoek doen naar de triggerfactoren van antisemitisme en daarbij expliciet kijken naar de context en de achtergrond van mensen die antisemitische uitingen doen.

De motie op stuk nr. 65 van de heer Van Klaveren zal worden gepreadviseerd door de minister van Veiligheid en Justitie.

In de motie op stuk nr. 66 van de heer Bontes wordt gesproken over Jeruzalem, Judea en Samaria. Ik heb in eerste termijn betoogd dat het eenieder vrijstaat een opvatting te hebben over het huidige conflict in het Middenoosten, maar dat te allen tijde vermeden dient te worden dat dat leidt tot antisemitisme hier. Ik denk dat dat ook de inzet is van de indiener. In dat geval is onze inzet hetzelfde. Met deze formulering ontraad ik de motie echter. Zij lijkt daarmee immers het tegenovergestelde te doen, namelijk een andere opvatting dan de hier gestelde hebben over het Midden-Oosten gelijkstellen aan antisemitisme. Dat is ook weer verkeerdom.

Mevrouw Karabulut waarschuwt er terecht voor dat in sommige gevallen gesprekspartners van de overheid kunnen bijdragen aan een klimaat van segregatie en van onvrijheid, dus een klimaat waarbinnen antisemitisme kan voortbestaan. Wij zullen ons daar bewust van moeten zijn en naar bevind van zaken moeten handelen. Het moet geen reden zijn om het gesprek uit de weg te gaan. Ik ben het echter wel met haar eens dat wij daar alert op moeten zijn. Ik ben bereid om voorafgaand aan het algemeen overleg over integratie te kijken of en in hoeverre het CMO een dergelijke rol heeft gespeeld in het vervolg op het incident in Arnhem waar het gaat om de uitspraken die daar zijn gedaan door de betreffende moskeebesturen. Ik ga dat na. Op weg naar dat algemeen overleg zal ik dat de Kamer laten weten.

Ten slotte sluit ik mij zeer graag aan bij de woorden van mevrouw Yücel dat wij met elkaar de dure plicht delen om vrijheid te beschermen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dank voor deze toezegging. Is de minister bereid om iets meer informatie te geven over de opvolging, ook op andere gebieden, door de gemeente naar aanleiding van de casus in Arnhem? Wat is er naast het CMO op breder vlak gebeurd?

Minister Asscher:

Ja. Ik heb daar in de eerste termijn al het een en ander over gezegd. Er zijn daar onderzoeken gestart. De gemeente Arnhem heeft, juist met het oog hierop, contacten gelegd met jongerenwerkers. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om dat overzicht op te nemen in een brief voorafgaand aan ons volgende algemeen overleg.

Mevrouw Karabulut (SP):

Met uiteraard daarbij de resultaten, maar dat spreekt volgens mij voor zich.

Minister Asscher:

Ik zal de Kamer informeren over wat ik daarvan te weten kom.

n

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik zal mijn oordeel geven over de motie op stuk nr. 65 van de heer Van Klaveren en op een vraag. Mijn oordeel over de motie op stuk nr. 65 mag duidelijk zijn na het debatje dat ik daarover heb gevoerd met de Kamer en gezien hetgeen wij hebben afgesproken bij de begroting. Ik heb de heer Van Klaveren daar net bij interruptie nog even op gewezen. Ik ontraad dus het aanvaarden van deze motie.

Mevrouw Karabulut had een vraag over de spreekkoren. Ik zie haar lachen.

De voorzitter:

Het ging om de uitspraak van haar naam, minister. Minister Opstelten:

Dat is ernstig, mevrouw Karabulut. Wij moeten toch vaker de degens met elkaar kruisen.

Wat betreft de spreekkoren, herhaal ik twee punten wat betreft de acties die er nu zijn. Er is concreet beleid, waar de clubs, de KNVB, de burgemeesters, de politie en het OM voor staan. Dat wordt uitgevoerd. Daarnaast doet het Auditteam Voetbalvandalisme een onafhankelijke toets. Het zal daarvoor het voorjaar over rapporteren. Die rapportage gaat natuurlijk naar de partners die ik net heb genoemd, die daarvoor verantwoordelijk zijn. Ik zal de Kamer informeren over de conclusies die men daar trekt en over mijn conclusies.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.