Treinreiziger moet centraal staan

Met dank overgenomen van D. (Duco) Hoogland i, gepubliceerd op donderdag 5 december 2013, 12:06.

Foto Flickr / Pim Geerts

Openbaar vervoer is een publieke zaak. Reizigers moeten zo goed, zo snel en zo comfortabel mogelijk vervoerd worden. De Europese Commissie ziet dat anders. Zij wil dat Nederland verplicht wordt om uiterlijk per 2022 het spoor op te knippen en aan te besteden. Dat is slecht nieuws voor de reiziger, want dat betekent onduidelijke reisinformatie, verschillende kaartjes en abonnementen en meer overstappen. De reiziger moet centraal staan, niet de markt. Dit schrijf ik in een opiniestuk in het Financieele Dagblad.

De Europese Commissie ziet openbaar vervoer als een markt waarop spelers met elkaar moeten concurreren. Dat moet leiden tot betere kwaliteit van vervoer en lagere prijzen voor treinkaartjes. Daarnaast moet de markt in heel Europa gelijk zijn. Het openbaar vervoer is echter geen markt, maar een essentiële nutsfunctie die, net als bijvoorbeeld de watervoorziening, niet aan de markt moet worden overgelaten.

De reden daarvoor is simpel. Nederland kent een unieke situatie op het spoor: het is een klein land met een druk bereden spoor. Het Nederlandse spoor werkt vanwege een scherpe planning en afstemming. Een trein die stilstaat bij Utrecht zorgt voor vertraging bij Nijmegen. Het spoor opknippen en verschillende partijen laten concurreren leidt tot maar één gezamenlijk belang voor vervoerders: winstmaximalisatie. De reiziger heeft het nakijken en raakt verstrikt in een puzzel van tarieven, kaartsoorten, afstemmingsproblemen en overstappen. Alle verschillende aanbieders moeten daarom constant met elkaar in overleg. Dat leidt vaak tot onenigheid en daarvan profiteren vooral advocaten. De reiziger moet ondertussen steeds vaker overstappen en doet langer over zijn reis. En iedere aanbieder komt met zijn eigen kaartjes en abonnementen, wat het betalen van de reis maakt tot een kafkaëske nachtmerrie.

De reiziger moet weer centraal staan. Daarvoor is een spoornetwerk nodig dat wordt bereden door één vervoerder die langjarige zekerheid heeft en investeringen kan doen in materieel, personeel, goede dienstverlening en veiligheid. Zeker in een klein land als Nederland is dit de beste manier om het spoor te organiseren. Wel is er nog veel behoefte aan betere internationale verbindingen en het stimuleren van technische maatregelen die het makkelijker maken voor treinen om de grens te passeren. Die verbindingen maken de afstanden in Europa kleiner en zijn goed voor de economie. Dat is een Europees spoorbeleid dat niet draait om de markt, maar om de reiziger.

Gelukkig zijn er meer lidstaten die een Europees spoorbeleid gericht op de reiziger willen. Dat geldt niet voor een aantal partijen in eigen land. Zo willen CDA en VVD meer marktwerking op het spoor. Wij willen een spoorbeleid dat gericht is op de reiziger, niet op de markt.

Dit artikel verscheen in het Financieele Dagblad van 5 december 2013