Motie Thieme/Ouwehand over een verbod op het levend koken van krabben en kreeften - Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)
Deze motie1 is onder nr. 99 toegevoegd aan wetsvoorstel 31389 - Wet dieren2.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren); Motie; Motie van de leden Thieme en Ouwehand over een verbod op het levend koken van krabben en kreeften |
---|---|
Documentdatum | 26-03-2013 |
Publicatiedatum | 26-03-2013 |
Nummer | KST3138999 |
Kenmerk | 31389, nr. 99 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2012–2013
31 389
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)
Nr. 99
MOTIE VAN DE LEDEN THIEME EN OUWEHAND
Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 25 maart 2013
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, in het Besluit houders van dieren een verbod op te nemen voor het levend koken van krabben en kreeften,
en gaat over tot de orde van de dag.
Thieme Ouwehand
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
- 1.In een motie staat een vraag of verzoek van één of meerdere Tweede- of Eerste Kamerleden aan de regering. Deze wordt vooraf gegaan door een standaard aanhef en een opsomming van overwegingen en constateringen. Iedere motie begint met de woorden 'De Kamer, gehoord de beraadslaging'. Ieder deel van de opsomming begint met woorden als 'constaterende dat' of 'overwegende dat'. Na deze opsomming volgt de uiteindelijke vraag of het verzoek.
- 2.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is ter uitvoering van Europese verplichtingen en in het belang van de gezondheid en het welzijn van dieren en in dat van de volksgezondheid, regels te stellen betreffende dieren, in het bijzonder door de mens gehouden dieren, onder erkenning van de intrinsieke waarde van het dier en acht slaand op ethische aspecten in relatie tot biotechnologie, en daarbij, uitdrukking gevend aan de samenhang met die regels, te betrekken regels omtrent diervoeders, diergeneesmiddelen en de diergeneeskunde, en aldus mede te kunnen voorzien in effectieve en eenduidige maatregelen teneinde de naleving van deze regels te bevorderen, dat het voorts wenselijk is regels te stellen ter bevordering van de zuiverheid van de in Nederland gefokte rassen en de afzet van dierlijke producten, en ter bescherming van het milieu in relatie tot het gebruik van diervoeders en het toepassen van diergeneesmiddelen.