Brief regering; Green Deal; projecten op het terrein van o.a. energiebesparing, duurzame energie, duurzame mobiliteit en duurzaam gebruik van grondstoffen en water - Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 33043 - Groene economische groei in Nederland (Green Deal).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Groene economische groei in Nederland (Green Deal); Brief regering; Green Deal; projecten op het terrein van o.a. energiebesparing, duurzame energie, duurzame mobiliteit en duurzaam gebruik van grondstoffen en water
Document­datum 13-10-2011
Publicatie­datum 13-10-2011
Nummer KST330431
Kenmerk 33043, nr. 1
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2011–2012

33 043

Groene economische groei in Nederland (Green Deal)

Nr. 1

BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE EN VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2011

Hierbij sturen wij u de Green Deal toe. In deze brief zetten wij uiteen wat de Green Deal is en welke resultaten ermee bereikt worden. Het kabinet heeft ruim vijftig concrete deals tussen private partijen en de overheid en tussen het Rijk en mede-overheden afgesloten. Het gaat om concrete projecten die op korte termijn resultaten boeken op het terrein van onder andere energiebesparing, duurzame energie, duurzame mobiliteit en duurzaam gebruik van grondstoffen en water. Wij zijn ervan overtuigd dat de uitvoering van deze projecten een forse stimulans geeft aan groene economische groei in Nederland.

De Green Deal is een continu proces. Wij zullen de Green Deal-aanpak de komende jaren voortzetten, en in meerdere rondes Green Deals afsluiten. Wij nodigen partijen uit om de komende tijd concrete projecten bij ons in te blijven dienen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. P. H. Donner

Green Deal

  • 1. 
    Inleiding

Wereldwijde uitdagingen zoals de stijgende CO2-uitstoot, het duurder en schaarser worden van fossiele brandstoffen en het voortgaande verlies aan biodiversiteit, maken dat de noodzaak om te zoeken naar duurzame oplossingen toeneemt. Het kabinet voert dan ook beleid op het aanpakken van deze uitdagingen. Denk aan CO2-reductiemaatregelen, stimulering van duurzame energie en energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving en de industrie. Dit zijn uitdagingen die de overheid niet alleen aan kan. Daarvoor is juist de kennis, kunde en vooral de creativiteit van de samenleving nodig om met oplossingen te komen. Bedrijven hebben de kennis en technologie in huis om met duurzame oplossingen te komen. Of het nu gaat om nieuwe technieken die leiden tot energiebesparing, efficiënt watergebruik, duurzame mobiliteit, het gebruik van nieuwe duurzame materialen of duurzame productiesystemen in de landbouw: het mes snijdt vaak aan twee kanten. Deze zaken kunnen bedrijven namelijk een concurrentievoordeel geven. Leidende posities bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing en nieuwe materialen. Dergelijke schonere technologieën die leiden tot een vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen of bijvoorbeeld slim watergebruik kunnen exportkansen opleveren. Burgers kunnen daarnaast via innovatieve, decentrale oplossingen een belangrijke bijdrage leveren.

Groen en groei zijn daarmee sterk met elkaar verbonden. Waar in het verleden vaak een afruil werd gezien tussen groen en groei ziet dit kabinet juist de economische kansen bij het vergroenen van de economie en samenleving. Sterker nog, duurzaam ondernemerschap is de toekomst voor onze economie. Duurzaamheid is een integraal onderdeel van de concurrentiekracht van bedrijven, ook omdat consumenten hier simpelweg om vragen. Het verzilveren van de duurzaamheidskansen vereist een nieuwe aanpak vanuit de overheid, zo laten recente rapporten van het Planbureau voor de Leefomgeving («De energieke samenleving») en de OESO («Green Growth Strategy») zien. Niet langer bepaalt de overheid en is het aan de rest van de samenleving om zich aan te passen, maar het gaat steeds meer om een samenspel tussen overheid, bedrijfsleven en andere stakeholders, zoals kennisinstellingen en NGO’s. Daarbij moeten overheden en grote bedrijven de creativiteit van onderaf benutten.1

1  Ook op EU-niveau wordt gewerkt aan dit samenspel tussen overheid, bedrijven en andere partijen in het kader van groene groei. Zie bijvoorbeeld het initiatief «A resource-efficient Europe – Flagship initiative under the Europe 2020 Strategy».

2  Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

In deze brief zet het kabinet uiteen wat de Green Deal is en welke resultaten ermee bereikt worden. Hoofdstuk 1 gaat in op de aanpak en overkoepelende resultaten van de Green Deal. Hoofdstuk 2 zet uiteen welke algemene maatregelen het kabinet neemt, waar veel initiatiefnemers behoefte aan hebben en die daarmee van belang zijn voor meerdere Green Deals. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van concrete deals per thema uiteen gezet. Hoofdstuk 4 schetst ten slotte het vervolg. De Green Deal is namelijk een continu proces, waar het kabinet de komende jaren mee doorgaat. Bijlage 12 bevat een overzicht van alle afgesloten deals, waarin de beoogde resultaten en de verantwoordelijkheden en afspraken van de verschillende betrokken partijen zijn weergegeven.

1.1 Aanpak Green Deal

In de aanpak van het vergroenen van de samenleving heeft iedere betrokken partij een eigen verantwoordelijkheid. De overheid heeft hierbij verschillende rollen. Via bijvoorbeeld de stimuleringsregeling duurzame energie geeft de overheid de markt voor duurzame energie een forse impuls. Via het topsectorenbeleid krijgen innovatieve oplossingen een kans door betere samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid. Doel van het topsectorenbeleid is de concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven te versterken. Tien topteams, bestaand uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, hebben voorstellen gedaan om de concurrentiekracht van hun sector te versterken. Het gaat hierbij o.a. om innovatie en kennis, financiering, economische diplomatie, aanpak regeldruk en fiscaal beleid.

1 De lokale klimaatagenda wordt dit najaar door het kabinet gepresenteerd.

Daarnaast zijn er echter ook oplossingen die geen vergaand technologiebeleid of subsidie nodig hebben om tot oplossingen te komen, maar vragen om een doortastende of juist coördinerende rol van de overheid. Bijvoorbeeld door partijen bij elkaar te brengen en concrete knelpunten (zoals in wet- en regelgeving) weg te nemen, markten te creëren waar die er nu nog niet zijn («launching customer», duurzaam inkopen) en door de toegang tot de kapitaalmarkt te verbeteren. Daarvoor heeft het kabinet de Green Deal opgezet. De Green Deal helpt burgers, bedrijven, mede-over-heden en andere organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen. De Green Deal is gericht op het wegnemen van specifieke (vaak niet financiële) knelpunten, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving, het verzorgen van een goede en objectieve informatievoorziening of het voorzien in goede samenwerkingsverbanden. In de praktijk blijken vaak eenvoudige oplossingen zoals een betere samenwerking tussen de overheid en bedrijven het realiseren van nieuwe projecten te bevorderen. Bij de Green Deal gaat het om concrete resultaten: wanneer bijvoorbeeld bepaalde belemmeringen in regelgeving worden weggenomen, zorgen partijen ervoor dat projecten ook echt doorgang vinden.

Beleidskader voor de Green Deal

De Green Deal richt zich op groene economische groei op de thema’s energie, water, mobiliteit en grondstoffen. Het beleidskader op deze terreinen bestaat uit het bedrijfslevenbeleid, het Energierapport 2011, de duurzaamheidsagenda en de lokale klimaatagenda.1 Waar het kabinet met deze beleidsstukken gunstige randvoorwaarden schept voor groene economische ontwikkeling, helpt de Green Deal om obstakels uit de weg te ruimen voor concrete, duurzame projecten. Die obstakels kunnen per project verschillend zijn. Maar als een belemmering voor een specifiek project eenmaal is weggewerkt (bijvoorbeeld door een aanpassing van regelgeving) kunnen vele andere, vergelijkbare projecten volgen. Deze opschaling vindt bijvoorbeeld plaats in de lokale klimaatagenda, waar succesvolle projecten navolging krijgen via een breed netwerk van gemeenten, waterschappen en provincies, met een actieve rol van de klimaatambassadeurs. De ervaringen die vervolgens worden opgedaan, kunnen op hun beurt weer leiden tot afspraken in een volgende ronde van de Green Deal. De lokale klimaatagenda en de Green Deal zullen elkaar zo versterken. Een ander voorbeeld van opschaling is de Blok-voor-Blok aanpak, waarmee energiebesparing in de gebouwde omgeving grootschalig wordt toegepast. Op deze manier voert de overheid samenhangend beleid, waardoor het voor bedrijven en andere initiatiefnemers makkelijker wordt om duurzame producten en diensten op de markt te brengen. Zo wordt de beoogde groene groei ook echt in de praktijk gebracht.

Om dit tot stand te brengen heeft het kabinet bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden uitgenodigd projecten aan te dragen. Er is een brede consultatie uitgevoerd. Daarbij zijn concrete en kansrijke groene projecten verzameld. De consultatie heeft via twee sporen plaatsgevonden. Ten eerste via directe benadering van bestaande en bekende contacten. Zo is er de afgelopen maanden intensief contact geweest met decentrale overheden, energiebedrijven en met VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland. In de tweede plaats is er een internetportaal opgericht waar partijen voorstellen konden indienen. Het internetportaal was speciaal bedoeld om particulieren of kleinere organisaties en bedrijven uit te nodigen om initiatieven aan te dragen. De consultatie heeft geleid tot ruim 200 voorstellen. Bij de beoordeling van deze voorstellen heeft het kabinet vier uitgangspunten gehanteerd:

Het gaat om concrete duurzame initiatieven op het gebied van energie,

water, grondstoffen en mobiliteit;

Het project is in de kern rendabel;

Het project kan op kortere termijn (bij voorkeur deze kabinetsperiode)

tot resultaat leiden;

Bij succes leidt het initiatief tot nieuwe economische activiteiten of een kostenbesparing op korte of langere termijn voor het bedrijfsleven.

1.2 Ruim vijftig concrete deals met snelle resultaten

Op basis van de aanvragen is met initiatiefnemers intensief overleg geweest en zijn (of worden op korte termijn) concrete afspraken gemaakt over het resultaat van de beoogde Deal, de inzet van het bedrijfsleven of mede-overheden en de inzet van de rijksoverheid. Resultaat zijn ruim 50 concrete deals tussen private partijen en de overheid en tussen het Rijk en mede-overheden om op korte termijn resultaten te boeken op het terrein van onder andere energiebesparing, duurzame energie, duurzame mobiliteit en duurzaam gebruik van grondstoffen en water.

In zijn totaliteit stimuleert de Green Deal groene economische groei in Nederland. De Green Deal leidt tot meer duurzame energie, meer energiebesparing, efficiënter gebruik van grondstoffen, efficiëntere duurzame productieprocessen en meer elektrisch vervoer. Dit alles stelt bedrijven in staat doelmatiger te opereren, nieuwe producten in de markt te zetten en daardoor hun concurrentiekracht te versterken. Daarmee geeft de Green Deal tevens een concrete invulling van het kabinetsbeleid voor duurzaamheid, zoals dat al in diverse beleidsplannen is gestart of nog wordt voorbereid. Concreet voorbeeld is de Green Deal met de energiesector, die beoogt een forse bijdrage te leveren aan het realiseren van de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020, onder andere door bij- en meestook van biomassa in kolencentrales. Doel van de Green Deal is echter vooral het creëren van spin-off: succesvolle Green Deals moeten brede navolging krijgen in de maatschappij. Tekenend voor deze aanpak is bijvoorbeeld de Green Deal met MKB Nederland, waarin afspraken zijn gemaakt voor het realiseren van een energiebesparing van 0,1 PJ in 2012, gevolgd door een herhaalpotentieel van 0,73 PJ in de jaren 2013-2015, bij 500 midden- en kleinbedrijven. De Green Deal laat zien dat energiebesparing in het MKB economisch voordeel oplevert, met als doel dat de vele duizenden MKB-ers in Nederland dit voorbeeld zullen volgen.

Greenport Nederland klimaatneutraal

De glastuinbouwsector heeft als ambitie klimaatneutrale teelt in nieuwe kassen vanaf 2020. De Kas als Energiebron is het innovatie-en actieprogramma van de glastuinbouw en het Ministerie van EL&I voor het bereiken van een krachtige klimaatneutrale glastuinbouw. Binnen het programma wordt aantoonbaar succesvol gewerkt aan ondernemerschap, het bereiken van duurzaamheidsdoelen en innovatieve oplossingen. Middels onder andere Green Deals op het gebied van aardwarmte en warmtekoudeopslag wordt samen met koplopers gewerkt aan het oplossen van knelpunten en het pakken van kansen, en wordt de innovatie en ontwikkeling in de glastuinbouw gestimuleerd.

Biobased economy

Een goed voorbeeld van een onderwerp waarin groene groei wordt ondersteund door de Green Deal is de biobased economy. Biomassa kan, mits verantwoord geproduceerd, een grote rol vervullen als vervanging van fossiele grondstoffen in de Nederlandse economie. De transitie naar een biobased economy biedt Nederland grote kansen voor economische groei en een verduurzaming van de samenleving. Daarnaast kan een biobased economy een aanzienlijke bijdrage leveren aan de lange termijn ambities ten aanzien van CO2-reductie en een oplossing zijn voor groeiende grondstoffen-schaarste.

Het bedrijfsleven is de motor van de biobased economy. Een marktgedreven aanpak waarin het bedrijfsleven wordt gefaciliteerd staat dan ook centraal. Dit vereist wel samenwerking tussen alle relevante actoren (bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke organisaties en wetenschap) om kansen te benutten. De overheid kan hierbij bijvoorbeeld als launching customer optreden om zo de markt op gang te brengen. Ook is innovatie van wezenlijk belang: investeren in nieuwe technologieën – zoals witte biotechnologie, biopolymeren en biobrandstoffen – en gezamenlijke investeringen in pilot- en demonstratiefaciliteiten. Dit wordt dan ook gestimuleerd met het bedrijfslevenbeleid.

Het kabinet zal in het najaar een agenda uitbrengen waarin het beleid voor de biobased economy wordt uitgewerkt. Vooruitlopend hierop ondersteunt de Green Deal al een aantal concrete projecten waarmee een eerste belangrijke stap wordt gezet. Het gaat hier om innovatieve projecten, waarbij biomassa op een slimme manier toegepast wordt. Slim in die zin dat biomassa in zijn geheel gebruikt wordt voor een cascade aan producten: medicijnen, voedsel, materialen zoals plastics/verf en bio-energie en -brandstoffen. De projecten zijn intersectoraal. Er zijn partijen uit diverse topsectoren betrokken – agro, chemie, papier en karton, energie, logistiek en andere relevante sectoren – en de projecten dragen bij aan het sluiten van de kringloop. Verder hebben de projecten een potentieel vliegwieleffect waardoor de biobased innovatie versneld wordt.

Green Deals m.b.t. de biobased economy – enkele voorbeelden

Agro-Papier-Chemie

Een goed voorbeeld van een concrete uitwerking van het concept van de biobased economy is de deal met het industriële Platform Agro-Papier-Chemie (APC Platform). Door het benutten van elkaars kennis en expertise van de eigen industriële grondstoffen, intermediaire stromen en producten en het inzetten van gezamenlijke technologieën, stelt het APC Platform businesscases op waar bedrijven mee aan de slag kunnen om die te verwezenlijken. Zodoende bouwen de Agro, Papier en Chemie sectoren samen aan een biobased economy. De overheid ondersteunt dit platform met inhoudelijke en organisatorische assistentie via AgentschapNL.

Cuijk 2.0: slim gebruik van biomassa

Een van de deals kan een icoon voor de biobased economy worden. Dit betreft de mogelijkheid voor de heropening van Bio Energie Centrale (BEC) Cuijk van Essent met de inzet van diverse, lokale en laagwaardige duurzame (gecertificeerde) biomassa reststromen als brandstof (sluiten cycli/Cradle to Cradle). Dit «icoon» zal ook kijken naar het meervoudig gebruik van de biomassa. Dat betekent dat er gezocht wordt naar andere toepassingen van componenten uit de biomassa, voordat het wordt verstookt, om zo maximaal waarde uit de grondstof te halen. Essent werkt hierbij samen met andere partijen (kennisinstellingen, private partijen uit de afvalsector en agro-industrie). Deze samenwerking verhoogt de kans op een succesvolle businesscase en het slim inzetten van biomassa.

De groene haven

Een ander goed voorbeeld is de Green Deal met Rotterdam. De Rotterdamse haven heeft grote ambities. Naast het behouden van de huidige positie als één van ’s werelds grootste havens, wil Rotterdam één van de meest groene havens ter wereld worden. Rotterdam bevordert de mogelijkheden tot verwerking en het tot meerwaarde brengen van biomassa in de Rotterdamse haven door het voorbereiden van voldoende op- en overslagfaciliteiten in de haven. Rotterdam is momenteel al groot in biobrandstoffen en streeft ernaar dit verder uit te breiden met 2e generatie fabrieken. Het streven is dat deze fabrieken tevens leverancier van grondstoffen voor de groene chemie worden. Voor de groene chemie wordt ruimte beschikbaar gesteld zowel in het bestaande cluster als op de Tweede Maasvlakte. Het Rijk faciliteert de ambities van Rotterdam en haalt – waar nodig – barrières weg.

  • 2. 
    Algemene maatregelen van het kabinet

Er is een grote respons geweest vanuit de samenleving op de uitnodiging om een Green Deal te sluiten. Verschillende partijen hebben uiteenlopende Green Deals voorgesteld. De individuele Green Deals zijn uiteindelijk maatwerk. Elke Green Deal vraagt om een individuele aanpak, waarbij iedere partij vanuit zijn eigen rol zijn verantwoordelijkheid neemt. Het zijn uiteindelijk bedrijven die zorgen voor concrete projecten, provincies en gemeenten dragen bij aan een snelle ruimtelijke inpassing, het opzetten van regionale fondsen of het versnellen van een vergunningprocedure. De rol van de Rijksoverheid is gericht op het wegnemen van belemmeringen en het creëren van gunstige voorwaarden.

Uit de ingediende Green Deals blijkt dat er vier typen verzoeken aan rijksondersteuning zijn, die terugkomen bij de meerderheid van de Green Deals:

  • 1. 
    Toegang tot de kapitaalmarkt
  • 2. 
    Afstemming en regiefunctie
  • 3. 
    Wet- en regelgeving
  • 4. 
    Ondersteunen markten voor nieuwe, groene technologie

Vanzelfsprekend is de inzet van het Rijk niet beperkt tot deze maatregelen. Van geval tot geval is de specifieke bijdrage van het kabinet aan het realiseren van het project weergegeven.

Ad 1. Toegang tot de kapitaalmarkt

In de gesprekken over duurzame trajecten wordt de toegang tot de kapitaalmarkt vaak als een belemmering voor nieuwe duurzame projecten genoemd. De belangrijkste redenen die partijen aangeven zijn: de terughoudendheid van banken om financiering te verstrekken, de kleinschaligheid van projecten of een te hoog risicoprofiel van de individuele projecten. Het kabinet beoogt de initiatiefnemers te helpen. Groene groei zonder een goed functionerende financieringsmarkt voor duurzame projecten is simpelweg niet mogelijk.

Zo komen investeringen op het terrein van industriële energiebesparing niet eenvoudig van de grond. Zeker niet bij de energie-intensieve industrie, waar zowel qua concurrentiekracht als qua milieuwinst veel te halen is. Deels komt dit doordat de financiële mogelijkheden van bedrijven om te investeren te gering zijn, deels is de onzekerheid over het effect van de investering of de nieuwheid van het productieproces een te grote belemmering om de sprong te wagen. Vanuit een efficiënte besteding van belastinggeld bezien, is het bij dergelijke projecten – als de overheid financiële steun zou bieden – veelal beter om ondersteuning te bieden via kredieten of bestaande garantieregelingen. Een vergelijkbaar knelpunt speelt bij energiebesparing in de gebouwde omgeving waar gebouweigenaren vaak de middelen niet hebben om de op zich rendabele investeringen in isolatie, HR-glas en zuinige installaties voor te financieren.

Financiële ondersteuning voor duurzame projecten wil het kabinet zo marktgericht mogelijk inrichten. In dat kader zijn het revolverend InnovatiefondsMKB+ en de R&D-aftrek reeds aangekondigd.1 Daarnaast onderzoekt het kabinet in hoeverre een deel van het fiscaal milieuinstrumentarium (EIA, MIA, VAMIL) aansluit op de behoefte van de markt en welke verbeteringen mogelijk zijn om een grotere bijdrage te leveren aan groene groei. Doel is de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven, waaronder energie-intensieve bedrijven, op de wereldmarkt te verbeteren door een efficiënter gebruik van energie in industriële processen, dan wel door energie zelf duurzaam op te wekken. Ook voor energiebesparing in de gebouwde omgeving zullen verbeteringen worden onderzocht voor de oplossing van het in de vorige alinea genoemde financieringsknelpunt.

Diverse financiële instellingen zijn betrokken bij de Green Deal, en onderzoeken bijvoorbeeld alternatieve financieringsinstrumenten en betere beoordelingskaders voor duurzame projecten. Daarnaast heeft het kabinet concrete deals afgesloten om energiebesparingsprojecten in de energie-intensieve industrie te realiseren. De Green Deal met de metaalindustrie en de afspraken rond chemiesite Chemelot zijn hiervan een voorbeeld.

1 Zie de Kamerbrief «Naar de top: het bedrijfslevenbeleid in actie(s)», 13 september

2011.

De groene financier

Het Holland Financial Centre (HFC) onderzoekt de mogelijkheden een Groene Investeringsmaatschappij (GIM) op te richten. Het HFC ziet mogelijkheden om meer duurzame projecten daadwerkelijk financierbaar te maken. Het HFC heeft in een haalbaarheidsstudie naar een GIM de barrières voor financiering in kaart gebracht. Het uiteindelijke doel van de financiële instellingen die samenwerken in het Holland Financial Centre is de oprichting van een Groene Investeringsmaatschappij waarmee duurzame projecten beter financierbaar worden. De overheid heeft met de Green Deal een financiële bijdrage geleverd, zodat de haalbaarheidsstudie kon worden uitgevoerd. Het HFC kondigt in de Green Deal aan haar expertise in te zetten voor de Green Deals die een knelpunt ervaren op het gebied van financiering.

Daarnaast bekijkt een aantal financiële instellingen de mogelijkheden om een stichting op te richten die de eerste technische beoordeling kan doen van duurzame projecten. Deze stichting moet voor iedereen toegankelijk zijn. Hiermee kunnen de afhandelingskosten worden verlaagd. Bij een goed voorstel vanuit de financiële sector is het kabinet bereid (financiële) ondersteuning te bieden.

Op initiatief van de ING bank is er ook een gezamenlijke actie in gang gezet van openbaar vervoer- en busbedrijven, fabrikanten van bussen, financiers, (regionale) overheden en kennisinstellingen om emissievrij, betaalbaar en kwalitatief goed openbaar busvervoer te realiseren. Het streven is om op langere termijn de hele Nederlandse bussenvloot op nul emissie te krijgen. Daarvoor zijn onder andere nieuwe financieringsconstructies nodig. Duurzame, elektrisch aangedreven bussen zijn immers duurder dan gewone bussen, maar zeer zuinig in energieverbruik. Daardoor kunnen de aanschafkosten worden terugverdiend, als de bussen maar lang genoeg worden ingezet. Bij een toenemende vraag wordt de financierings- en kredietverleningsdrempel lager. In de op handen zijnde Green Deal zero emissie busvervoer werken financiële instellingen en andere partijen samen om de financiering van duurzame bussen mogelijk te maken.

Ad 2. Afstemming en regiefunctie

Bij duurzame initiatieven zijn vaak veel partijen betrokken, zowel publiek als privaat, met elk een eigen belang en motivatie. Onderhandelingen over wie betaalt en wie de opbrengsten opstrijkt, duren lang en lopen regelmatig vast. Als eenmaal een partij de eerste stap zet, volgt de rest. Het ontbreekt veelal aan een partij die over het eigen belang heen kijkt en het maatschappelijke of grotere economische belang in beeld brengt. Ook kan het zo zijn dat groene investeringen op zich rendabel zijn, maar dat de kosten en baten bij verschillende partijen liggen («split incentives»). Om het onderhandelingsproces te versnellen, vragen initiatiefnemers in een aantal Green Deals de Rijksoverheid de regie te nemen. Soms is het zelfs voldoende partijen met initiatieven bij elkaar te roepen zodat krachten worden gebundeld en meer massa wordt gemaakt. In een aantal gevallen kan alleen al het uitspreken van steun de initiatiefnemers verder helpen, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van financiering.

Diverse provincies en gemeenten hebben in de Green Deals aangekondigd revolverende fondsen met publiek en of privaat kapitaal op te richten. Concreet voorbeeld is het Energiefonds Overijssel, waarin 250 miljoen euro beschikbaar gesteld wordt voor duurzame energie in de regio. Het kabinet bekijkt samen met de initiatiefnemers of het mogelijk is om het beheer van deze fondsen te laten stroomlijnen door een professionele partij en de beoordeling van individuele projecten te professionaliseren. De minister van EL&I is bereid expertise en netwerk in de risicokapitaalmarkt in te zetten bij de ontwikkeling van aan de Green Deal gerelateerde (regionale) investeringsfondsen. Daarnaast streeft het kabinet naar een goede aansluiting tussen Green Deal-initiatieven en de financieringsmogelijkheden vanuit het nieuwe InnovatiefondsMKB+. Daar waar bij duurzame initiatieven knelpunten in de financiering van private innovatie-investeringen bij ondernemingen en bij investeringsfondsen aan de orde zijn, kan het InnovatiefondsMKB+ een belangrijke functie vervullen. Dit leidt tot een efficiëntere inzet van middelen, een duidelijk en

1  De regeling is inmiddels op 28 september jl. gepubliceerd in de Staatscourant onder nummer 17194.

2  Elektriciteitswet 1998, artikel 31c.

3  Kamerstukken II, 2010/11, 29 023, nr. 93.

uniform loket voor initiatiefnemers van duurzame projecten met een financieringsbehoefte en lagere beheerslasten voor de betrokken overheden.

Ad 3. Wet- en regelgeving

De overheid pakt generieke knelpunten in wet- en regelgeving op. Bij de beoordeling van de Green Deals is gebleken dat de huidige wet- en regelgeving vaak een onnodige belemmering oplevert. Er is bijvoorbeeld sprake van complexe vergunningstrajecten, bestaande wet- en regelgeving houdt onvoldoende rekening met nieuwe innovatieve initiatieven of er ontbreken uniforme normen. In de Green Deals is veel aandacht voor het vereenvoudigen van regelgeving. Onnodige administratieve lasten voor burgers en bedrijven en andere belemmeringen in regelgeving worden waar mogelijk aangepakt om de ontwikkeling van duurzaamheid verder te versnellen. Om deze belemmeringen weg te nemen neemt het kabinet in ieder geval de volgende maatregelen:

Landbouwwetgeving: Voor de ontwikkeling van covergisting is het belangrijk dat op verantwoorde wijze voldoende biomassa beschikbaar is als grondstof. Daarom heeft het kabinet voorgesteld de positieve lijst covergisting uit te breiden met nieuwe soorten biomassa.1 Naast de huidige positieve lijst zal tevens een alternatieve systematiek ontwikkeld worden. Hierin is het bedrijfsleven verantwoordelijk voor de beoordeling of sprake is van milieukundig verantwoorde stoffen, waarna die - onder voorwaarden - in de covergister kunnen worden gebruikt. Daarnaast steunt de overheid de ontwikkeling van een vrijwillig certificeringsysteem waarmee kan worden aangetoond dat de betreffende biomassa verantwoord kan worden gebruikt als grondstof voor covergisting.

Vergroting marktaandeel duurzame energie: Kleinverbruikers kunnen gebruik maken van de in de Elektriciteitswet voorziene salderingsregeling voor het invoeden van zonne-energie en andere vormen van elektriciteitsopwekking tot 5000 kWh.2 Dit bevordert met name de betrokkenheid van huishoudens bij decentrale opwekking van elektriciteit. De SDE+ richt zich op grote zonne-installaties, terwijl huishoudens doorgaans kleinere installaties kiezen. De SDE+ bereikt daardoor niet de huishoudens. Mede door de eerder genoemde salderingsregeling zou desalniettemin een groot aantal vierkante meters dakoppervlak van huishoudens benut kunnen worden voor het duurzaam opwekken van elektriciteit. Echter, de grens van 5000 kWh in de Elektriciteitswet geldt zowel voor huishoudens in een rijtjeshuis als voor het gemeenschappelijk elektriciteitsverbruik van Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) van appartementen. Bij veel VvE’s is het gemeenschappelijke elektriciteitsverbruik echter hoger dan 5000 kWh. Het kabinet zal bij eerstvolgende gelegenheid de Elektriciteitswet zo aanpassen, dat het gemeenschappelijke gebruik van wettelijk verplichte VvE’s van appartementen voortaan ook onder de salderingsregeling van die wet valt als er meer dan 5000 kWh wordt ingevoed op het net. Met deze Green Deal wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie Jansen c.s. van 29 juni 2011.3

Wegnemen belemmeringen windenergie op land: Windenergie op land is een belangrijke, kosteneffectieve optie voor de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020. Het realiseren van windparken op land loopt in de praktijk tegen diverse (niet-financiële) belemmeringen aan. In het kader van de Green Deal zet het kabinet zich in om een aantal van deze belemmeringen weg te nemen:

  • Tijdelijke windlocaties: In de praktijk komt het regelmatig voor dat stukken land voor een langere periode niet gebruikt worden. Het kan dan wenselijk zijn deze percelen tijdelijk te gebruiken voor duurzame energie, bijvoorbeeld door windturbines te plaatsen. De

bestaande ruimtelijke ordeningswetgeving maakt het niet goed mogelijk om gebieden in te zetten als «tijdelijke windlocaties». Het kabinet onderzoekt daarom of de wet- en regelgeving op dit punt aangepast kan worden.

  • Radaraanpassing: Windturbines verstoren de werking van radars, zowel die voor civiele luchtvaart als die voor Defensietaken. Radars belemmeren daardoor een grootschalige ontwikkeling van windenergie op land. Daarom wil het kabinet een nieuwe toetsingsnorm voor radarverstoring door windturbines en hoge gebouwen voorstellen. Deze norm moet uiterlijk per 1 januari 2012 in werking treden. Daarmee is de bouw van hogere windturbines mogelijk, die naar verhouding goedkopere duurzame elektriciteit produceren.
  • Windmolens nabij waterkeringen: Locaties langs het water kennen veelal grote windsnelheden en zijn daarom aantrekkelijk voor de plaatsing van windmolens op land. Op dit moment zijn er beperkingen voor de bouw van windmolens op en in de nabijheid van waterkeringen. Het kabinet voert verkenningen uit om deze beperkingen te verminderen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie.

Kleinverbruikersaansluitingen elektrisch vervoer: De huidige Elektriciteitswet kent bepaalde eisen en voorwaarden ten aanzien van kleinverbruikersaansluitingen. In relatie tot deze eisen is het van belang om onnodige voorwaarden te voorkomen en voldoende flexibiliteit te laten voor een doelmatige en efficiënte inrichting van de laadinfrastructuur. Het Rijk zal daarom inventariseren of zich in dit kader knelpunten voordoen die maatregelen vereisen. Aanpassen Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer: Het kabinet is voornemens biokerosine voor luchtvaartuigen op te nemen in het Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer. Hiermee ondersteunt het kabinet de ontwikkeling en het op de markt zetten van biokerosine. De introductie van biokerosine voor de luchtvaartsector is belangrijk, omdat juist deze sector op de middellange termijn weinig andere vormen van hernieuwbare energie zal kunnen inzetten.

Ad 4. Ondersteunen van markten voor nieuwe, groene technologie en diensten

De Green Deal is uiteindelijk gericht op groene economische groei. Bij veel duurzame technologieën en diensten is sprake van relatief nieuwe markten. De overheid kan op een aantal manieren een bijdrage leveren aan het uitbouwen van deze markten: door de markt in Nederland te vergroten (de overheid als «launching customer») en door Nederlandse bedrijven te helpen bij het betreden van buitenlandse markten (groene handelsmissies). Beide zaken pakt het kabinet op:

Marktpositie en bedrijfsvoering Rijksoverheid: Bij de Rijksoverheid ligt de prioriteit voor duurzame ontwikkeling de komende jaren op drie terreinen van de bedrijfsvoering: energie, grondstoffenketens en inkoop. Duurzaam handelen wordt op alle niveaus van de organisatie bevorderd. Het Rijk zet in op beperking van de energiebehoefte en het verduurzamen van de resterende energielasten. Verder geeft het Rijk invulling aan het beleid voor grondstoffen en productieketens door middel van preventie (voorkomen van gebruik) en hergebruik. Op deze drie terreinen wordt de samenwerking en afstemming met bedrijfsleven, medeoverheden en maatschappelijke organisaties geïntensiveerd. Duurzaam inkopen: Alle overheden samen kopen per jaar voor meer dan 60 miljard euro aan producten, diensten en werken, en zetten op die manier hun marktpositie in om duurzaamheidseffecten te bereiken. Dit doen ze onder andere door milieucriteria te stellen op productniveau, afspraken te maken met bedrijven over ketenverantwoordelijk-heid en aandacht te besteden aan de re-integratie van kwetsbare groepen. Het kabinet zet in op een verdere doorontwikkeling in de richting van functioneel en innovatiegericht aanbesteden. Ook streeft het kabinet naar een ketenbenadering waarbij zowel de bedrijfsvoering als de internationale productieketen een rol speelt. Verder worden initiatieven genomen om innovatie te bevorderen. Bijvoorbeeld door marktpartijen te prikkelen met voorstellen te komen voor energiewinning op het areaal van rijkswegen, wateren en vaarwegen. Het kabinet wil het beleid voor duurzaam inkopen samen met het bedrijfsleven, vakorganisaties, andere overheden en maatschappelijke organisaties verder ontwikkelen. Het in het voorjaar 2011 ontvangen advies van het bedrijfsleven over de verdere ontwikkeling vormt daarvoor de leidraad. Small Business Innovation Research (SBIR): Naast duurzaam inkopen kan de overheid ook maatschappelijke uitdagingen aanbesteden om zo de markt te stimuleren tot innovaties. Dat gebeurt via het SBIR programma. De rijksoverheid heeft een dertigtal SBIR programma’s uitgevoerd, waarbij 370 contracten zijn gesloten met bedrijven die zijn gaan werken aan het oplossen van een flink aantal maatschappelijke uitdagingen, vaak met een duidelijk duurzaamheidsprofiel.1 Inmiddels komen de eerste innovaties die met SBIR zijn ontwikkeld beschikbaar op de markt, het overgrote deel komt de komende jaren op de markt. De rijksoverheid wil deze bedrijven graag helpen bij de marktintroductie van de duurzame SBIR-innovaties. Zo zullen de SBIR bedrijven worden uitgenodigd om op het «meeting point duurzaam en innovatiegericht inkopen» door de overheid hun SBIR oplossing te etaleren. Daarmee krijgen zij een unieke zichtbaarheid.

«Groene handelsmissies»: Zeker in een open economie als die van Nederland hoort bij groene economische groei ook het bevorderen van de export naar andere landen. Een aantal sectoren met een groot groeipotentieel voor duurzame technologieën, is van oudsher gedomineerd door overheden. Denk bijvoorbeeld aan de energie- en grondstoffenmarkten, maar ook aan eco-efficiënte agroproductiesyste-men (klimaatneutrale kas, integraal duurzame stallen). Economische diplomatie kan Nederlandse bedrijven dan ook helpen in het betreden van deze markten. Omdat het bij duurzaamheid veelal nieuwe technologieën betreft, is ondersteuning vanuit het Rijk hier extra van belang. Daarom zal het kabinet de komende jaren een aantal «groene handelsmissies» organiseren, die specifiek gericht zijn op Nederlandse duurzame bedrijven met exportpotentieel naar een bepaalde regio. Daarbij denkt het kabinet bijvoorbeeld aan de BRIC-landen,2 waar veel groene kansen liggen op de terreinen energie, land- en tuinbouw en water.

1  Voorbeelden zijn: benutten van biomassa voor biobased economy, eiwitinnovatie, terugdringen van voedselverspilling en het terugdringen van transportkilometers.

2  BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India, China.

3  Zo heeft de staatssecretaris van EL&I in september 2011 bijvoorbeeld al een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met een overzicht van belemmeringen in regelgeving met betrekking tot duurzaam voedsel. In december 2011 zal de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen adviseren over biodiversiteit en ondernemen en suggesties doen voor innovatieve aanpakken voor het combineren van economische groei met het investeren in biodiversiteit.

De hierboven genoemde maatregelen zijn voortgekomen uit de eerste ronde Green Deals. In deze eerste ronde heeft de nadruk vooral gelegen op energie en mobiliteit. In de komende jaren zal het kabinet doorgaan met het afsluiten van nieuwe Green Deals. Daarbij dienen grondstoffen en water ook uitdrukkelijk onderdeel te worden van de Green Deal. Wanneer daar andere of aanvullende maatregelen uit naar voren komen waar veel initiatiefnemers behoefte aan hebben en waarvan doorvoering maatschappelijk en (financieel-)economisch wenselijk is, zal het kabinet niet aarzelen daarvoor beleid te ontwikkelen.3

Groene bedrijvigheid in Nederland

Groene bedrijvigheid in Nederland is volop in ontwikkeling. Een goed voorbeeld is de duurzame energiesector. Duurzame energie wordt de komende decennia een steeds belangrijker onderdeel van de Europese en mondiale energiemix. Naast de uitdagingen die dit voor bedrijven met zich brengt, biedt dit ook kansen en mogelijkheden voor groene groei en export. Nederland beschikt over een

krachtige, innovatieve energie-industrie en op het gebied van duurzame energietechnologie is Nederland op specifieke onderdelen sterk, waaronder zon-pv, aardwarmte, de bioketen (inclusief de productie van groen gas) en offshore wind. Dit is mede het gevolg van de aanwezigheid van sterke aanpalende markten, zoals de agrosector (bioketen) en de offshore industrie. Het Rijk wil de concurrentiepositie van deze sectoren verder versterken en daarmee de potentie van duurzame bedrijvigheid verzilveren.

De Nederlandse markt voor zonneceltechnologie had in 2008 een productie met een waarde van 470 miljoen euro en een werkgelegenheid van 1500 fte. De markt voor zon-pv is het afgelopen decennium fors gegroeid en is wereldwijd de snelst groeiende deelsector binnen duurzame energie. De laatste jaren vindt de groei met name in het Verre Oosten plaats: China en Taiwan nemen samen meer dan de helft van de wereldproductie voor hun rekening, veelal voor de interne markt. De ambitie van China is om in 2020 20 GW aan zon-pv geïnstalleerd te hebben. Hier liggen veel kansen voor Nederlandse bedrijven om een speler van formaat te worden. Nederland heeft namelijk een sterke internationale kennispositie als het gaat om fundamenteel onderzoek naar zon-pv (o.a. ECN, TNO, Eindhoven Energy Institute). Ook neemt ons land een belangrijke positie op het terrein van halfgeleiderfysica en dunne filmproductietechnologie in (Brainport). Bundeling van kennis en krachten tussen bedrijven en kennisinstellingen is van belang om de Nederlandse positie te verzilveren. De Green Deal met de provincie Brabant draagt daaraan bij via het Solliance valorisatieprogramma, waarin bedrijven worden gestimuleerd de kennis om te zetten in commerciële producten en diensten. Via een nog te ontwikkelen grootschalige proeftuin vindt het potentieel aan kennis, innovatieve bedrijven en startende ondernemingen nog sneller de weg naar de markt. Het Rijk ondersteunt dit en faciliteert daarnaast economische handelsmissies.

Het kabinet ondersteunt de concurrentiekracht van de Nederlandse duurzame energiesector onder andere via het topsectorenbeleid en de Green Deal. Om de economische ontwikkeling van deze sector goed in beeld te brengen, en het beleid daarop af te stemmen, is het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd een «economische radar duurzame energiesector» uit te voeren. In deze radar worden toegevoegde waarde, productie, werkgelegenheid, export, import, investeringen en innovatie op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparing in beeld gebracht. De resultaten worden jaarlijks gepubliceerd op de website van het CBS.

  • 3. 
    Resultaten Green Deals

Doel van de Green Deal is de verduurzaming van de Nederlandse economie te versnellen. Tegelijkertijd moeten nieuwe Green Deals bijdragen aan economische groei, werkgelegenheid en inkomsten. Elke deal bevat een concreet resultaat, de inzet van het bedrijfsleven, mede-overheden en kennisinstellingen en de inzet van de rijksoverheid. Een greep uit de eerste ronde Green Deals geeft een goed beeld van de resultaten (niet limitatief):

1. Meer bedrijvigheid

De Green Deals leiden tot meer groene economische groei in Nederland. Met de Deals ondersteunt het kabinet bedrijven duurzame producten in de markt te zetten, worden investeringen in kennis en innovatie gestimuleerd en worden onderwijs en (fundamenteel) onderzoek beter aangesloten bij de wensen en behoefte van Nederlandse bedrijven. Illustrerend zijn de volgende Deals:

Het kabinet heeft een overkoepelende Green Deal gesloten met VNO-NCW, MKB Nederland en stichting Natuur & Milieu. Het bedrijfsleven ziet de kansen van groene groei en wil deze verzilveren. De Green Deal bouwt voort op het bestaande duurzaamheidsak-koord (en onderliggende akkoorden in de agrosector) en legt nieuwe accenten, waarbij verduurzaming via ondernemerschap en innovatie centraal staat. Overheid en bedrijfsleven spannen zich gezamenlijk in om concrete en op zich rendabele initiatieven van bedrijven, die nu door bijvoorbeeld barrières in wet- en regelgeving niet van de grond komen, te realiseren en daarnaast nieuwe initiatieven te bevorderen. Daarnaast zijn concrete afspraken gemaakt, onder meer op het gebied van duurzaam inkopen, uitvoering van routekaarten door sectoren en branches, groene handelsmissies en over efficiënt gebruik van grondstoffen.

Met de technische universiteiten van Delft, Eindhoven en Twente en het Energieonderzoek-centrum Nederland (ECN) is afgesproken de tweede tranche van 15 miljoen euro van het fundamentele onderzoeksprogramma ADEM (Advanced Dutch Energy Materials) in plaats van aanbodgestuurd, vraaggestuurd in te zetten ten behoeve van duurzame energie, aansluitend op de topsector energie. Dit betekent een grotere inbreng en zeggenschap van bedrijven in fundamenteel onderzoek. Daarbij streeft men tevens naar verhoogde bijdragen van het bedrijfsleven. De keuzes op de terreinen van de topsector energie -evenals de energiegerelateerde topsectoren chemie, water en high tech systems - worden aldus van een stevige(r) voedingsbodem voorzien.

Toekomstige markten vragen om voldoende geschoold personeel en continue aandacht voor nieuwe terreinen. Daarvoor is onderzoek en onderwijs een absolute vereiste. Daarom is het kabinet voornemens financiële ondersteuning te bieden bij het opzetten van de Energy Academy in Noord-Nederland. In de Energy Academy werken onderwijs- en kennisinstellingen, bedrijven en overheden samen in het aanbieden van energie-opleidingen en het bundelen en uitbouwen van multidisciplinaire, fundamentele en toegepaste energiekennis. Het kabinet ondersteunt de initiatieven die KLM en Schiphol nemen ten behoeve van de verdere verduurzaming van de luchtvaartindustrie. Schiphol wil de eerste klimaatneutrale mainport van de wereld worden, zowel op de grond als in de lucht. Hiervoor werken Schiphol en KLM samen aan de eerste duurzame biobrandstof hub. In juni 2011 heeft KLM als eerste luchtvaartmaatschappij ter wereld, een commerciële vlucht op biokerosine (op basis van afgewerkt frituurvet) gemengd met fossiele kerosine van Amsterdam naar Parijs uitgevoerd. KLM geeft dit initiatief een vervolg vanaf dit najaar en wordt daarbij door het Rijk gesteund. Het project «Waste to Energy» van KLM heeft voorts de ambitie om cateringreststromen, die niet meer hergebruikt of gerecycled mogen worden, lokaal om te zetten naar energie (elektriciteit en brandstof). De doorontwikkeling van een unieke combinatie van hoogwaardige technologieën maakt het mogelijk om lokaal, efficiënt en compact energie te produceren. De CO2-uitstoot wordt met 50% (3500 ton per jaar) verlaagd ten opzichte van het huidige verwerkingsproces. Met de Green Deal tussen het Rijk en KLM beogen partijen om dit project op Schiphol in 2012 te realiseren.

Energyport: De groene economie

Het noorden van Nederland bevindt zich in het hart van de Noordwest-Europese gasrotonde en kent een sterke concentratie van kennis en onderzoek, infrastructuur, bedrijvigheid en faciliteiten. De combinatie van deze regionale sterkten kan stevig bijdragen aan de uitbouw van de Nederlandse groene economie. Noord-Nederland zet dan ook sterk in op duurzame economische groei.

Tal van concrete projecten moeten leiden tot onder andere een jaarlijkse productie van 500 miljoen m3 biogas/groen gas, 400 000 ton bio-methanol en 100 000 ton biocoal. Daarnaast willen de provincies ruim 1500 MW windenergie op land realiseren en 15 PJ energiebesparing bereiken via slimme energiewijken en (rest)warm-tenetten. Dit alles geeft een grote economische impuls aan de regio. Tot 2020 gaat het om een investering van ca. 12,5 miljard euro door bedrijven en 235 miljoen door provincies. Het kabinet ondersteunt de ambities van het Noorden en zet zich daartoe onder andere in voor het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, creëren van experimenteergebieden en het bieden van diplomatieke ondersteuning bij internationale initiatieven.

Bij duurzame economische groei gaat het niet alleen om het uitrollen van nieuwe technologieën, maar juist ook om continue verbetering zodat de groei blijvend is. Daarom zijn in de Green Deal Noord-Nederland ook afspraken gemaakt over onderzoek en onderwijs, met als icoon de «Energy Academy». Deze moet zorgen voor bundeling en uitbouw van energiekennis, én voor het goed geschoolde personeel waar bedrijven in de regio behoefte aan hebben. Het Rijk wil tevens financiële ondersteuning aan de Energy Academy bieden, mits bedrijven ook investeren.

2. Meer (decentrale) duurzame energieprojecten

Door onder andere te zorgen voor een betere toegang tot de kapitaalmarkt, een professionalisering van groene projecten, uitbreiding van salderingsmogelijkheden en aanpassen van wet- en regelgeving en in sommige gevallen financiële ondersteuning stimuleert het kabinet de ontwikkeling van duurzame energieprojecten. Veel Deals leiden tot extra productie van duurzame energie. Het betreft onder meer:

Het inrichten van energiefabrieken door de Unie van Waterschappen. Het streven is dat waterschappen in 2020 tenminste 40% van hun eigen energieverbruik duurzaam opwekken. De huidige MEP-subsidies lopen de komende jaren af, waardoor zonder nieuwe (subsidie) maatregelen het percentage bij- en meestook zou dalen tot nagenoeg 0%. Ik heb in het kader van de Green Deal afgesproken dat de exploitanten van kolencentrales in Nederland de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales gaan realiseren, vooruitlopend op de mogelijke invoering van een leveranciersverplichting voor duurzame energie. Dit betekent dat het percentage tot 2015 uitkomt op 10%. Dit draagt bij aan het behalen van de Europese doelstelling voor duurzame energie. De komende tijd gaan overheid en sector bespreken of er tevens afspraken mogelijk zijn om de productie van duurzame energie uit bij- en meestook verder te laten groeien. E-Decentraal ontwikkelt een systeem van self assessment voor lokale energieprojecten en ondersteunt daarmee initiatiefnemers bij het opzetten van lokale, decentrale duurzame energieprojecten. Tevens zorgt het model ervoor dat banken eenvoudiger nieuwe projecten kunnen beoordelen.

Imtech Nederland gaat twee duurzame energiecentrales in de provincie Limburg realiseren. Deze centrales zullen uiteindelijk duurzame elektriciteit opwekken voor 66 000 huishoudens. De provincie Limburg is voornemens financiële ondersteuning te verlenen.

De provincie Noord Brabant richt een grootschalig solar experimenteergebied in. Het doel is bedrijven de kans te bieden kennis en technologie te ontwikkelen en bij te dragen aan de marktontwikkeling van nieuwe duurzame initiatieven.

De Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA) stelt zich ten doel in 2020 te komen tot (a) 40% verlaging van de kostprijs per kWh van offshore windenergie in 2020; (b) vervijfvoudiging van het aantal hoogwaardige groene banen in 2020; en (c) behoud en uitbouw van de Nederlandse toppositie in de offshore sector op de internationale markten. Daartoe ontwikkelen bedrijven innovaties in bijvoorbeeld fundatie- en installatietechnieken en testen deze in de praktijk. In de provincie Zuid-Holland werkt men aan het mogelijk maken van enkele «tweede generatie» aardwarmteprojecten, met een diepte van 3,5–4 kilometer en een capaciteit van ca. 20 MW per project. Momenteel zijn er zes initiatieven in voorbereiding. De provincie ondersteunt de initiatiefnemers van deze projecten en stimuleert optimale benutting van de warmte via slimme warmtenetten. Het Rijk onderzoekt de mogelijkheid van een verbrede garantstelling, toegesneden op deze veel omvangrijker aardwarmteprojecten. In de provincie Zeeland werken partijen aan het realiseren van een getijde-energiecentrale in de Brouwersdam. De beoogde centrale maakt via een doorlaatopening gebruik van het verval van water en heeft de potentie van een elektriciteitsvoorziening voor 30 000–50 000 huishoudens. De centrale is onderdeel van de verkenning naar de toekomst van de Grevelingen.

Er komt een proefproject ter uitwerking en beproeving van het concept van «co-ownerschap», waarbij burgers in collectief verband investeren in een windturbine en over zelf opgewekte elektriciteit kunnen beschikken.

1 Energierapport 2011, p. 29, Kamerstukken 31 510, nr. 45.

De groene energievoorziening

Het kabinet heeft met Energie Nederland een Green Deal gesloten om de vergroening van de energiehuishouding te versnellen. De huidige MEP-subsidies lopen de komende jaren af, waardoor zonder nieuwe (subsidie) maatregelen het percentage bij- en meestook zou dalen tot nagenoeg 0%. Met de energiesector is afgesproken dat de energiebedrijven in 2015 een niveau van 10% bij- en meestook van biomassa in kolencentrales realiseren, ondanks de aflopende MEP-subsidies. Dit komt overeen met een productie van duurzame elektriciteit voor bijna 1 miljoen huishoudens. De Rijksoverheid bereidt in dezelfde periode een wetswijziging voor die energieleveranciers een minimum aandeel duurzame energie oplegt. Daarbij gelden onverkort de criteria die zijn opgenomen in het Energierapport 2011.1 In de periode tot inwerkingtreding van de leveranciersverplichting, financiert de energiesector grotendeels op eigen kracht de bij- en meestook. Zo werken overheid en energiebedrijven samen aan de vergroening van onze energievoorziening.

Maar ook op decentraal niveau werken Rijk en partners samen aan duurzame energie. Zo zijn afspraken gemaakt met de Unie van Waterschappen. Sinds jaar en dag staan de waterschappen bekend als de waterzuiveraars van Nederland. Bij het zuiveren van water komen echter ook duurzame energie, gas én warmte vrij. De Waterschappen willen de komende jaren minimaal 12 grootschalige

energiefabrieken realiseren. Deze energiefabrieken moeten ervoor zorgen dat de waterschappen op duurzame wijze in 40% van hun eigen energiebehoefte voorzien. Het Rijk ondersteunt de realisatie van deze projecten door zich in te zetten voor gewenste aanpassingen van wet- en regelgeving om versnelling en opschaling van duurzame energiewinning en fosfaatterugwinning mogelijk te maken en om synergievoordelen met andere sectoren te benutten (bijvoorbeeld gemeenschappelijke verwerking GFT, dierlijke mest, etc). Daarnaast past het kabinet de SDE+ regeling vanaf 2012 aan, zodat de inzet van elektriciteit uit biogas in de afvalwaterzuivering van de waterschappen kan worden ingezet.

3. Meer energiebesparing door een betere restwarmtebenutting

Uit productieprocessen van met name de industrie en energiesector, maar ook bij de voedings- en genotmiddelenindustrie, komt restwarmte vrij. Voor een deel wordt deze warmte hergebruikt. In de praktijk blijkt dat er een groot potentieel restwarmte niet wordt benut. Dat komt onder andere doordat vraag en aanbod van restwarmte uit elkaar liggen. Het vereist maatwerk om de restwarmteproductie en -gebruik bij elkaar te brengen. Er zijn veel Deals rond restwarmtebenutting afgesloten, waaronder: De aanleg van een stoomleiding in Rotterdam waarmee de warmte-uitwisseling mogelijk wordt gemaakt tussen bedrijven in het Botlekgebied. Bij aanleg van de pijp is een besparing van 20 000 ton CO2-uitstoot in 2013 mogelijk. Als alle bedrijven in het Botlek-gebied zich aansluiten wordt vanaf 2017 ca. 400 000 ton bruto CO2-uitstoot per jaar bespaard. Dit leidt ook tot aanzienlijke kostenbesparingen voor de individuele bedrijven.

De provincie Zeeland begeleidt bedrijven in het Sloegebied bij het realiseren van twee extra restwarmtekoppelingen in de periode 2011-2013. Daarnaast zal de provincie in dezelfde periode een pilot rond mobiele warmtebenutting uitvoeren. Zeeland Seaports werkt aan een vergelijkbaar project in de Kanaalzone. Gezamenlijk resulteren deze restwarmtekoppelingen in de besparing van 17 miljoen kilowattuur elektriciteit en tientallen miljoenen kubieke meters gas. In Maastricht wordt een warmtenet aangelegd dat gevoed zal worden vanuit diverse industriële bronnen. Hiertoe worden twee bestaande warmtenetten gecombineerd. De resultaten van de haalbaarheidsstudie worden eind 2011 verwacht. De start van de aanleg is voorzien voor eind 2012. De verwachte reductie van CO2 uitstoot bedraagt ongeveer 16 000 ton per jaar.

Het Groene Net zal burgers en bedrijven in de gemeenten Stein, Beek en Sittard-Geleen voorzien van duurzame verwarming en koeling. Gezamenlijk gaat het om circa 30 000 woningequivalenten. De geleverde warmte zal afkomstig zijn van de industriesite Chemelot en van de Biomassa Energiecentrale in Sittard.

AkzoNobel Hengelo onderzoekt de mogelijkheid om restwarmte te leveren aan FC Twente. Bij een positieve businesscase is realisatie voorzien in 2012-2013.

De bedrijven Vacumetal en BreedofBuilds richten zich op uitwisseling van restwarmte in Oosterhout. Het Rijk ondersteunt deze bedrijven bij het vinden van partners voor de realisatie van het project.

De groene industrie

In de Green Deal met de provincie Overijssel is een project opgenomen om de restwarmte die vrijkomt bij de zoutproductie van AkzoNobel in Hengelo te benutten voor verwarming van het voetbalstadion van FC Twente. Zo werken bedrijven samen bij de verduur-

1 Zie Kamerstukken 2010–2011, 30 196, nr. 131.

zaming van de Overijsselse provincie. Het Rijk ondersteunt het initiatief, onder andere door bij te dragen aan de haalbaarheidsstudie.

Een ander goed voorbeeld is de Green Deal met Shell. Shell richt zich op een grote energiebesparing op het industrieterrein Moerdijk door middel van WKK. Daarnaast spant Shell zich in voor de praktijkbeproeving en toepassing van een nieuwe efficiënte gas-ontzwavelingstechnologie. De Rijksoverheid helpt bij het bij elkaar brengen van de partijen die nodig zijn voor een succesvol WKK-project in Moerdijk en biedt bijstand bij de vergunningverlening voor praktijkbeproeving van de ontzwavelingstechnologie.

4. Stimuleren energiebesparing in gebouwde omgeving en de industrie

Energiebesparing in de gebouwde omgeving is een speerpunt in het beleid van dit kabinet, vastgelegd in het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving.1 Energiebesparing levert een bijdrage aan de beheersing van woonlasten, is een impuls voor de bouwsector en levert een bijdrage aan klimaatbeleid. Het Plan van Aanpak omvat verschillende acties die zich goed lenen voor uitvoering in publiek-private samenwerking. Het gaat bijvoorbeeld om het beïnvloeden van het stook-en investeringsgedrag van gebruikers van gebouwen, onder andere door de toepassing van slimme meters. Daarnaast zet het kabinet sterk in op het verbeteren van de energetische kwaliteit van bestaande gebouwen. Belangrijk daarbij zijn de uitbreiding van het energielabel voor gebouwen en de zogenoemde Blok-voor-Blok aanpak. Daarnaast zijn er veel initiatieven van bedrijven om energiezuiniger te gaan werken. Bijvoorbeeld:

De gemeente Amsterdam wil vanaf 2015 alle nieuwbouw klimaatneutraal laten plaatsvinden. Het bedraagt ongeveer 24 000 woningen. Het kabinet bekijkt samen met Amsterdam hoe eventuele belemmeringen in wet- en regelgeving, die deze ambitie in de weg kunnen staan weggenomen kunnen worden. Dit levert naar schatting 0,4 PJ energiebesparing op. Een concreet project is te vinden in de Green Deal rond de Jaap Eden IJsbanen in Amsterdam Oost. De Vereniging Metallurgische Industrie en de Algemene Vereniging van Nederlandse Gieterijen maken afspraken over het uitvoeren van de door hen gemaakte routekaart, en maken hierbij een eerste stap met twee projecten op het gebied van energiebesparing. In totaal leiden deze projecten tot een energiebesparing van 1,2 PJ per jaar. Daarnaast wordt vanuit een aantal bedrijven de businesscase onderzocht voor inzet van duurzame energie.

MKB Nederland zet zich in voor meer energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking bij 500 bedrijven. Daarmee wordt 0,1 PJ primaire energie in 2012 bespaard, gevolgd door een herhaalpotentieel van 0,73 PJ in de jaren 2013-2015.

De gemeente Rotterdam gaat met negen zwembaden energie besparen door het afsluiten van onderhoud- en energieprestatiecontracten. Vanaf 2014 is uitbreiding voorzien naar scholen, sportaccommodaties, musea, theaters en kantoorpanden. Het streven is 25-30% energie te besparen per contract.

De groene stad

De stad Amsterdam kent een snel groeiende capaciteit bij datacenters. Dit is een waardevolle ontwikkeling voor de ICT, financiële en wetenschappelijke sectoren in Nederland. Amsterdam maakt samen met de sector werk van de vergroening van de sector. Green IT Regio Amsterdam is een publiekprivate samenwerking waarin de deelnemers een energie-efficiënte ICT-infrastructuur nastreven, waar andere sectoren van kunnen profiteren en waarmee de concurrentiekracht van de ICT-sector toekomstgericht versterkt wordt: een Green Data Port. Het Rijk ondersteunt de ambitie van Green Data Port onder andere door ervoor te zorgen dat duurzame oplossingen in beleid worden geïntegreerd en opgeschaald, zoals via de handreiking Wet milieubeheer en in eigen aanbestedingsprocedures.

Vanaf 2020 moet in heel Nederland energieneutraal worden gebouwd. Om dat te realiseren wordt de energieprestatie-eis landelijk aangescherpt. De gemeente Amsterdam wil als proeftuin dienen en al in 2015 energieneutraal bouwen. Hiermee wordt belangrijke kennis en ervaring opgedaan met deze bouwwijze. De rijksoverheid onderzoekt samen met Amsterdam de belemmeringen die deze proef in de weg staan. Uiteindelijk ondersteunt het de Energiestrategie van Amsterdam om in 2025 40% CO2 te besparen ten opzichte van het niveau in 1990.

Verduurzaming is niet alleen een zaak van de bouwers van woningen, maar ook van de bewoners zelf. Daarom breidt het kabinet de mogelijkheden voor huishoudens om decentraal duurzame energie op te wekken uit door de mogelijkheden van saldering te verruimen in de Elektriciteitswet. Daarnaast heeft het kabinet een Green Deal afgesloten met e-Decentraal, waarin e-Decentraal en overheden samenwerken om onder andere decentrale duurzame energieprojecten te professionaliseren, innovatieve financieringsconstructies te ontwikkelen en belemmerende wet- en regelgeving zoveel mogelijk te verhelpen.

5. Meer elektrisch vervoer

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Het kabinet heeft de ambitie dat Nederland in 2020 één van de meest efficiënte vervoerssystemen in Europa heeft met inzet van klimaat neutrale brandstoffen en schone en zuinige vervoermiddelen. Dit vermindert de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, draagt bij aan het realiseren van de klimaatdoelen en geeft een impuls aan de Nederlandse economie. Eén van de mogelijkheden voor verduurzaming van de mobiliteit is elektrisch vervoer. Elektrisch vervoer is een zich snel ontwikkelende, mondiale groeimarkt. Het kabinet wil Nederland ontwikkelen tot een aantrekkelijke testlocatie voor elektrisch rijden, zodat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen optimaal kunnen profiteren van de economische kansen op dit gebied. Daartoe heeft het kabinet het Plan van Aanpak «Elektrisch Rijden in de Versnelling» opgesteld (zie bijlage 2).1 Het Plan van Aanpak geeft aan hoe Nederland de komende periode moet uitgroeien tot een aansprekende internationale testomgeving. Daarvoor wordt ingezet op 15 000-20 000 elektrische auto’s in 2015 met een voldoende dekkende en goed werkende laadinfrastructuur en dienstverlening daar omheen. De verwachting is dat er in 2025 1 miljoen elektrische auto’s in Nederland zijn. Dat levert een besparing op van ruim 2 Megaton CO2-uitstoot. Het Plan van Aanpak bevat drie speerpunten plus een daarmee samenhangend beleidspakket:

Focusgebieden: Gewerkt wordt aan 5-10 op de kaart van Nederland aanwijsbare gebieden, waarmee meetbare afspraken worden gemaakt over het ontwikkelen van elektrisch rijden. Elk van deze focusgebieden heeft ambities op aantallen voertuigen, infrastructuur en «lead customership» en de potentie om op te schalen naar aangrenzende regio’s. Het Rijk biedt ondersteuning op maat.

Kansrijke marktsegmenten: De aanpak richt zich op kansrijke segmenten in het vervoer die met behulp van een ondersteuningspakket financieel haalbaar kunnen worden gemaakt, en die ook in de komende jaren al een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan luchtkwaliteit en bereikbaarheid van binnensteden. Kansrijke marktsegmenten zijn te vinden in logistiek en stedelijke distributie, zakelijke mobiliteit en woon-werkverkeer, collectief vervoer (bus, taxi’s), bedrijfswagens (o.a. vuilnisauto’s) en het wagenpark van de overheid. Economische kansen: Het kabinet zet in op een concurrerend ondernemings- en vestigingsklimaat. Terreinen in het internationale veld waarop Nederland een sterke uitgangspositie heeft, zijn integrale elektrische mobiliteit, batterijmanagement, laadmogelijkheden, ICT, hybridisering en elektrificatie van zware voertuigen, componenten en systemen van de elektrische aandrijflijn. De inspanningen zijn dan ook gericht op optimale aansluiting bij het topgebied High Tech Systemen en Materialen, het topgebied Energie en het programma smart grids.

Vanzelfsprekend is het niet aan het Rijk alleen om elektrisch vervoer tot een succes te maken. Blijvende betrokkenheid en creatieve inzet van andere overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties is essentieel voor het realiseren van de ambities van het Plan van Aanpak. Daarom heeft het kabinet een Green Deal elektrisch vervoer afgesloten met uiteenlopende partijen. Daarin komen onder andere de volgende zaken aan bod:

Met een aantal regio’s (Brabant, Friesland, Rotterdam) zijn afspraken gemaakt over de invulling van hun plannen om als focusgebied voor elektrisch vervoer te fungeren. In die focusgebieden worden initiatieven voor het realiseren van ambities op het terrein van elektrisch vervoer concreet vormgegeven. Deals met de (metropool)regio Amsterdam, regio Utrecht en provincie Limburg zijn in voorbereiding. Het Rijk biedt ondersteuning op maat, uitgaande van de specifieke uitdagingen en op te lossen belemmeringen in de Focusgebieden. De uitrol van laadinfrastructuur is cruciaal voor het welslagen van de ambitie van een goedlopende internationale testmarkt. Hierbij zal een mix van publieke en private laadpunten gebruikt gaan worden. Door het realiseren van een grootschalig intelligent laadnetwerk kan Nederland een koploperspositie veroveren in Europa, en kan smart grid technologie verder ontwikkeld worden. Doel van de Green Deal Infrastructuur voor Elektrisch Vervoer is onder meer de uitrol van een landelijk dekkend netwerk van 10 000 intelligente laadpunten en 100 snellaadpunten in 2012 op private, maar openbaar toegankelijke locaties.

Naast het realiseren van aantallen elektrische auto’s en laadinfrastructuur is ook elektrisch openbaar vervoer en stadsdistributie van belang. Economisch verdienpotentieel wordt daarnaast vooral bevorderd door elementen in de plannen die betrekking hebben op ontwikkeling en productie van «heavy duty powertrains» voor bussen, stadsdistributie en afvalverzameling (Brabant), elektrisch varen (Friesland) en elektrische scooters (Rotterdam).

Het groene vervoer

Met de provincie Brabant is een Green Deal gesloten die beoogt het verdienpotentieel van elektrisch rijden voor de Nederlandse en Brabantse economie te verzilveren. Brabant is leidend in de ontwikkeling van de «heavy duty powertrain». De Brabantse aanpak richt zich op marktontwikkeling van belangrijke niches, zoals het openbaar vervoer (bussen en taxi’s) en binnenstedelijke logistiek (waaronder afvalverzameling).

De toegevoegde waarde van de provincie is vooral valorisatie van kennis en het aanjagen van innovatie. De provincie wil de goede kennispositie verder uitbouwen door de samenwerking tussen gemeenten, bedrijven en kennisinstellingen te faciliteren, campussen door te ontwikkelen en een impuls te geven aan de markt. Ook wordt er een regionaal revolverend fonds opgezet voor risicodragende participaties en worden er experimenteergebieden ingericht. Het Rijk biedt ondersteuning op maat, onder andere door expertise en beheer te bieden bij het opzetten van het revolverend fonds. Daarnaast is afgesproken dat bij de opzet en uitvoering van internationale proeftuinen voor elektrisch rijden, zoals die met Noordrijn Westfalen, de provincie en binnen de provincie gelokaliseerde bedrijven en kennisinstellingen nadrukkelijk worden betrokken. Bij relevante projecten van potentiële buitenlandse investeerders, zal de NFIA de desbetreffende Brabantse vestigingslocaties zo mogelijk onder de aandacht brengen.

6.  Meer groen gas

De ontwikkeling van groen gas gaat een versnelling in. Uit de aanvragen voor de SDE+ 2011 blijkt dat bedrijven goede kansen zien in deze vorm van duurzame energie. Het is belangrijk dat de groen gas projecten die in de steigers staan, zo snel mogelijk tot productie komen. Dit past ook in de ambitie van Nederland als gasrotonde van Noordwest-Europa. Concreet gaat het onder andere over:

Het kabinet heeft met een aantal bedrijven de Stichting Groen Gas Nederland opgericht om bedrijven met plannen voor de productie van groen gas te ondersteunen. Daarnaast gaat het kabinet met een aantal bedrijven en instellingen uit de energiesector een Green Gas Green Deal (G3D) sluiten om de ontwikkeling van groen gas te stimuleren tot een productie van een volume van circa 1,5 à 2 miljard m3 in 2020. Groen gas komt ook terug in green deals met de provincies Fryslân, Groningen, Drenthe en Noord Holland en in de deal met de provincie Gelderland. In deze deals zijn onder meer afspraken gemaakt over de ontwikkeling van groen gas hubs. Samenwerking tussen verschillende productie-installaties in hubs, kan leiden tot schaalvoordelen en dus tot het goedkoper produceren van groen gas.1

Essent, Friesland Campina en NGGM realiseren in 2012 of 2013 twee projecten in Nederland volgens het concept Biogas XL. Als deze projecten succesvol zijn, zal Biogas XL grootschalig worden uitgerold. Het streven is kleinschalige (mono-)mestvergisting bij tenminste 125 agrarische bedrijven te realiseren. Het kabinet onderzoekt of er algemene voorschriften te formuleren zijn die het mogelijk maken deze installaties, met behoud van het beschermingsniveau van de lokale leefomgeving, onder de algemene regels te brengen. Wellicht kan de vergunningsprocedure zo verkort worden van 26 naar minder dan 10 weken.

7.  Meer groene bedrijvigheid in het agrocomplex

Voor het verstevigen van de concurrentiepositie van het agrocomplex (primaire sectoren, gerelateerde industrie, toeleveranciers en retail, distributie en horeca) maar ook voor het realiseren van de Europees verplichte klimaatdoelstellingen voor Nederland en voor het bijdragen van Nederland aan mondiale opgaven zoals grondstoffenschaarste, voedselzekerheid en veiligheid, klimaatverandering en biodiversiteitsverlies, vindt het kabinet het sluiten van Green Deals gericht op groene groei met deze sector van groot belang. Om de koppositie van Nederland in eco-efficiënt

1e eZnienaodoekr de e u bitowxe r«kDineg g vroaenn de e e gc rooneonm giaes» voor produceren in het agrocomplex te behouden en uit te breiden, heeft het ambities in Noord-Nederland.                           kabinet al eerder besloten dat de bestaande goed functionerende samenwerkingsverbanden op dit terrein worden voortgezet. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het Innovatie- en Actieprogramma Schone en Zuinige Agrosectoren, waaronder Kas als Energiebron, de uitvoeringsagenda duurzame veehouderij en het platform verduurzaming voedsel. Daarnaast kiest het kabinet voor een extra ondersteuning met concrete Green Deals. Vanuit het agrocomplex zijn veel voorstellen voor Green Deals ingediend en afgesloten dan wel in onderhandeling. Enkele voorbeelden zijn: Ketenpartijen in de zuivelketen werken aan de ontwikkeling van een duurzame (groene) melkveehouderij. De routekaart voor een energie-neutrale zuivelketen biedt goede mogelijkheden voor een groene groei in de zuivelketen. Het streven is een groei van 20% van het productievolume, klimaatneutraal te laten plaatsvinden. In de routekaart zijn verschillende transitiepaden benoemd. Het Rijk biedt ondersteuning op maat, uitgaande van de specifieke uitdagingen en op te lossen belemmeringen.

Daarnaast wordt er door verschillende partijen (Twence, LTO, Innovatienetwerk en Essent) gewerkt aan de mogelijkheden om vergisting te koppelen met het verwerken van dierlijke mest, waardoor er beter gebruik gemaakt kan worden van de waardevolle grondstoffen in mest (fosfaat, stikstof, kalium en water). Initiatieven die verwerking en betere benutting van dierlijke mest en energieopwekking combineren, juicht het kabinet zeer toe. In de visie op het toekomstige mestbeleid, zoals onlangs door het kabinet per brief aan uw Kamer aangeboden, is geschetst hoe de overheid duurzame mestverwerking in Nederland gaat bevorderen.

In de glastuinbouw zijn deals in ontwikkeling die verdergaande energiebesparing en het gebruik en de productie van duurzame energie versnellen. Het betreft hier het het eenvoudiger realiseren van warmtekoudeopslag (WKO) door verruiming van de toegestane retourtemperatuur bij warmteopslag en een verruiming van de energiebalans. De toepassing van WKO in de glastuinbouw vermindert het energiegebruik. Voor een efficiëntere toepassing van WKO zijn hogere opslagtemperaturen dan nu wettelijk toegestaan en een verruiming van de energiebalans, belangrijk. Tijdelijke warmteopslag met hogere temperaturen biedt ook mogelijkheden voor het verbeteren van de efficiency van aardwarmte- en restwarmteprojecten. Overheden faciliteren via pilotprojecten bij onder andere Koppert Cress en de Meerlanden.

Tevens wordt onderzoek gedaan naar het aanpassen van de emissie-eisen van bioketels. Het gebruik van biomassa in houtketels wordt gestimuleerd via facilitering van lange termijn contracten voor hout. Dit is relevant voor de glastuinbouw maar ook voor andere partijen die bioketels willen inzetten.

Aardwarmte biedt een goede kans voor het verduurzamen van het energiegebruik in de glastuinbouw. Het Rijk faciliteert een oplossing voor de bijvangst van olie en gas en onderzoekt de mogelijkheden van risicoafdekking van het geologisch risico voor diepe aardwarmte bij Flora Holland en Geo Power Oudcamp.

Seizoensopslag van gewonnen aardwarmte verhoogt de economische waarde van deze duurzame warmte optie. In het project GeoMEC verstrekt de provincie Zuid-Holland een pilotvergunning voor hoge temperatuuropslag tot wel 90°C en ondersteunt hiermee een uniek project met een thermisch vermogen van 20 MW. Het project «Groene Poort» is een samenwerkingsverband van vijf akkerbouwers en een glastuinbouwonderneming. Doel is productie en gebruik van groen gas, CO2 en water uit vergisting van plantaardig restmateriaal. Het Rijk ondersteunt met onderzoek, facilitering van de vergunningverlening en het mogelijk maken van SDE+ voor eigen gebruik van groen gas.

De groene landbouw

Een aanzienlijk biogaspotentieel van Nederland is te vinden op de boerderij. Essent, Friesland Campina en de Nederlandse Groen Gas Maatschappij hebben afspraken gemaakt om dat potentieel beter te benutten. De bedrijven doen dat door bij agrarische bedrijven kleinschalige mestvergisting te combineren met het vloeibaar maken van het biogas. Bij economisch en technisch succesvolle pilotpro-jecten is het plan om dit concept landelijk bij ten minste 125 boerderijen uit te rollen. De installaties leveren onder meer vloeibaar biogas (LBG) voor inzet in de transportsector. Het Rijk onderzoekt of wet- en regelgeving zodanig kan worden aangepast dat de vergunningprocedure substantieel wordt ingekort (van 26 naar minder dan 10 weken).

  • 4. 
    Vervolg

De eerste ronde Green Deals biedt een goede indicatie van de resultaten die geboekt kunnen worden met een concrete en op maatwerk gebaseerde aanpak. Naar de overtuiging van het kabinet, en getuige de vele positieve reacties vanuit bedrijven, mede-overheden en maatschappelijke organisaties, kunnen er nog meer goede resultaten geboekt worden. Daarom zal het kabinet de komende jaren de Green Deal-aanpak voortzetten, en in meerdere rondes Green Deals afsluiten. Begin 2012 is de eerstvolgende ronde voorzien. Indien ontwikkelingen op bepaalde terreinen daartoe aanleiding geven, kunnen ook tussentijds deals worden afgesloten. Zo zullen er bij de presentatie van het advies van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen op 13 december 2011 specifieke Green deals op het gebied van ondernemen in relatie tot biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen worden gesloten.

Om de voortgang aan te jagen en resultaten van de Green Deals te monitoren, nieuwe Green Deals te initiëren en de brede toepasbaarheid van de Green Deals te bevorderen, heeft het kabinet besloten om samen met VNO-NCW, MKB Nederland en stichting Natuur & Milieu een Groene Groei Board op te richten. Een belangrijk uitgangspunt bij het afsluiten van Green Deals is dat de projecten leiden tot extra economische activiteiten of kostenbesparingen voor het bedrijfsleven. Deze projecten kunnen vervolgens in de markt navolging krijgen en leiden daarmee tot extra bedrijvigheid. De afgesloten deals kunnen daarbij als voorbeeld dienen voor nieuwe Green Deals. Ook zorgen de Green Deals voor het verspreiden van kennis en expertise om nieuwe groene projecten van de grond te krijgen. De Board zal bestaan uit zes leden en krijgt een onafhankelijke gezaghebbende voorzitter, aangevuld met vertegenwoordigers van het Rijk, mede-overheden en het bedrijfsleven. Bij de monitoring van de resultaten van de Green Deals, wordt gekeken naar zowel economische groei als duurzaamheid. In zijn algemeenheid wordt daartoe aangesloten bij de nulmeting die wordt uitgevoerd in het kader van het bedrijfsleven-beleid, aangevuld met kengetallen ten aanzien van duurzaamheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarnaast wordt bij de individuele deals vanzelfsprekend bezien of partijen hun afspraken nakomen.

Bijlage 1 geeft een overzicht van de Green Deals die het kabinet heeft afgesloten, dan wel op korte termijn zal afsluiten. Dit is slechts het begin. De Green Deal is een continu proces, en verschillende Green Deals zijn momenteel in ontwikkeling. Zo heeft het kabinet, onder begeleiding van KPMG, een intentieverklaring getekend met een fors aantal grote Nederlandse bedrijven, waaronder tientallen concrete projecten van bedrijven hangen. Deze projecten zullen in de komende periode uitgewerkt worden tot individuele Green Deals. Daarnaast zijn deals in ontwikkeling met partijen als de provincie Utrecht, Netbeheer Nederland, de ANWB en BOVAG. Ook partijen die nu nog niet met het kabinet in gesprek zijn, worden uitgenodigd mee te doen met de volgende ronde van de Green Deal. Om iedereen de kans te geven te participeren, stelt het kabinet het internetportaal eind 2011 weer open, zodat men dan nieuwe initiatieven kan voordragen. Daarbij moet het gaan om duurzame projecten in de sectoren energie, grondstoffen, water en mobiliteit die voldoen aan de criteria zoals eerder genoemd in deze brief (zie paragraaf 1.1). In de eerste ronde zijn veel deals afgesloten met grote bedrijven en provincies. Het kabinet moedigt midden- en kleinbedrijven, gemeenten en maatschappelijke organisaties aan om mee te doen met de Green Deal en met projectvoorstellen te komen. Ook deze partijen zijn immers van groot belang voor de Nederlandse economie. Het kabinet zal de Kamer jaarlijks informeren over de voortgang van de Green Deal.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.