Toelichting bij COM(2012)643 - Gefluoreerde broeikasgassen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)643 - Gefluoreerde broeikasgassen.
bron COM(2012)643 NLEN
datum 07-11-2012
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Probleembeschrijving en doelstellingen

Volgens de internationale wetenschappelijke consensus moet de wereldwijde temperatuursstijging tot 2 °C worden beperkt om ongewenste klimaateffecten te voorkomen[1]. In het licht van deze doelstelling heeft de Europese Raad in de context van vergelijkbare maatregelen door ontwikkelde landen opgeroepen de broeikasgasemissies uiterlijk in 2050 met 80-95 % te verlagen ten opzichte van de niveaus van 1990. Overeenkomstig de EU-routekaart voor een koolstofarme economie[2] moeten alle sectoren en broeikasgassen, met inbegrip van gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen), waarvan het opwarmingsvermogen tot 23 000 keer krachtiger kan zijn dan dat van kooldioxide (CO2), een bijdrage leveren om deze doelstelling tegen de laagst mogelijke kosten te halen.

In september 2011 heeft de Commissie een verslag[3] over de toepassing van Verordening (EG) nr. 842/2006[4] gepubliceerd. De conclusie daarvan luidde dat de verordening aanzienlijke emissiereducties kan opleveren als ze verder wordt verbeterd en volledig wordt toegepast. Volgens het verslag moet er ook meer worden gedaan om F-gasemissies in de EU verder terug te dringen. Door ervoor te zorgen dat F-gassen door veilige alternatieven zonder of met lage klimaateffecten worden vervangen, kunnen de jaarlijkse emissies, uitgedrukt in CO2-equivalent, uiterlijk in 2030 tegen relatief lage kosten met tweederde worden verlaagd[5].

Het staat vast dat snelle maatregelen om relatief goedkope reductieopties voor F-gassen te benutten potentieel hogere kosten kunnen voorkomen die met de reductie van andere broeikasgassen in andere bedrijfstakken gepaard gaan[6]. Volgens sommige belanghebbenden[7] is het onder de heersende marktomstandigheden echter moeilijk 'groenere' alternatieve technologieën op de markt te brengen. In Denemarken, waar strengere nationale voorschriften inzake F-gassen gelden, zijn startende ondernemingen en kmo's echter marktleider geworden door met succes te innoveren en nieuwe groene technologieën op de markt te brengen.

Tegen deze achtergrond wordt met dit voorstel beoogd:

Verordening (EG) nr. 842/2006 inzake gefluoreerde broeikasgassen te vervangen om een kostenefficiëntere bijdrage aan het bereiken van de klimaatdoelstellingen van de EU te waarborgen door het gebruik van F-gassen met grote klimaateffecten te ontmoedigen ten gunste van energie-efficiënte en veilige alternatieven en de insluiting en uiteindelijke verwerking van producten en apparaten die F-gassen bevatten, verder te verbeteren;

duurzame groei te bevorderen, innovatie te stimuleren en groene technologieën te ontwikkelen door marktkansen voor alternatieve technologieën en gassen met lage klimaateffecten te verbeteren.

de EU te laten aanknopen bij de laatste wetenschappelijke bevindingen op internationaal niveau, zoals beschreven in het vierde evaluatieverslag van de IPCC van de VN, bijvoorbeeld met betrekking tot de onder de verordening vallende stoffen en de berekening van het aardopwarmingsvermogen (GWP) daarvan;

te helpen een consensus te bereiken over een internationale overeenkomst om hydrokoolwaterstoffen (HFK's), de belangrijkste groep F-gassen, uit te faseren in het kader van het protocol van Montreal.

Verordening (EG) nr. 842/2006 te vereenvoudigen en te verduidelijken om de administratieve lasten te verminderen overeenkomstig de inzet van de Commissie voor betere regelgeving.

1.

Achtergrond



Volgens het kosteneffectieve traject om de EU-economie te decarboniseren, moeten de emissies van F-gassen uiterlijk in 2050 met zo'n 70-78 % worden beperkt en uiterlijk in 2030 met 72-73 %, tegen marginale reductiekosten van circa 50 euro per ton CO2-equivalent. In totaal vertegenwoordigen F-gassen vandaag 2 % van alle broeikasgassen in de EU, maar zij hebben een veel groter atmosferisch opwarmingsvermogen dan CO2. Ze worden gebruikt in een breed scala van koelings- en klimaatregelingsapparatuur, in isolatieschuim en elektrische apparatuur, aërosolen, als oplosmiddelen of in brandbeveiligingssystemen. Emissies doen zich hoofdzakelijk voor tijdens emissieveroorzakende toepassingen (van aërosolen of oplosmiddelen bijvoorbeeld) of wegens lekkage tijdens het gebruik en de verwijdering van producten en apparatuur die F-gassen bevatten.

De meeste F-gassen zijn door bedrijven ontwikkeld ter vervanging van de ozonlaag afbrekende stoffen (OAS) die worden uitgefaseerd krachtens het Protocol van Montreal. Door de toegenomen welvaart en de bevolkingsgroei worden er meer op F-gassen of OAS gebaseerde producten en apparatuur verkocht. Als gevolg daarvan is de productie en het gebruik van F-gassen sinds 1990 wereldwijd sterk gestegen. Als er niet wordt ingegrepen zal dit tot aanzienlijke emissies in de atmosfeer leiden. Aangezien producten en apparatuur die F-gassen bevatten vaak een lange levensduur hebben, zouden er door het uitblijven van maatregelen nog decennialang emissies plaatsvinden die hadden kunnen worden voorkomen.

De huidige F-gasverordening is hoofdzakelijk gericht op de insluiting en de verwerking aan het einde van de levenscyclus van producten en apparatuur die F-gassen bevatten. Verwacht wordt dat de huidige EU-beleidsmaatregelen inzake F-gas de F-gasemissies in de EU zullen doen stabiliseren, op voorwaarde dat de tekortkomingen in de toepassing van bepaalde maatregelen worden verholpen. Tenzij er extra maatregelen worden genomen, is een emissiereductie in absolute termen evenwel weinig waarschijnlijk.

Er zijn thans slechts enkele maatregelen van kracht om het gebruik van F-gassen te voorkomen. Desalniettemin is het vandaag in nagenoeg alle sectoren waar F-gassen worden gebruikt mogelijk deze geheel of gedeeltelijk te vervangen door veilige en energie-efficiënte alternatieven. Beleidsmaatregelen moeten er echter rekening mee houden dat er verscheidene soorten producten en apparatuur betrokken zijn en dat de technische haalbaarheid en de kosten en baten van het vervangen van F-gassen kunnen afhangen van de omvang van het product of de apparatuur en van de plaats van de toepassing ervan.

Het groeiende probleem van F-gassen krijgt internationaal aandacht. In 2009, 2010, 2011 en 2012 hebben tal van partijen bij het Protocol van Montreal voorstellen ingediend om de voorraad HFK's en het gebruik ervan wereldwijd uit te faseren. De beoogde maatregelen uit hoofde van deze verordening zouden anticiperen op een wereldwijde uitfasering die in de lijn ligt van de huidige voorstellen in het kader van het Protocol van Montreal en de EU dus voorbereiden op zulke toekomstige verplichtingen. De EU heeft deze voorstellen gesteund als een aanvulling op maatregelen ter verzachting van klimaatverandering in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC)[8]. Tot dusver is er weinig vooruitgang geboekt in de onderhandelingen omdat China, India, Brazilië en andere landen weigeren deze kwestie te bespreken in het kader van het Protocol van Montreal. De Conferentie van de Verenigde Naties over duurzame ontwikkeling (Rio+20) heeft echter onlangs haar steun uitgesproken voor een geleidelijke uitfasering van het verbruik en de productie van HFK's[9].

Voorts is in 2012 een coalitie voor het klimaat en schone lucht, met het oog op de vermindering van verontreinigende stoffen met een korte levensduur die schadelijk zijn voor het klimaat (Climate and Clean Air Coalition to Reduce Short-Lived Climate Pollutants) opgericht. De G8, het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Wereldbank en de Europese Commissie hebben zich daarbij aangesloten. HFK-emissies vormen een prioritair actiegebied[10]. Het Europees Parlement heeft ook herhaaldelijk opgeroepen tot ambitieuze maatregelen inzake F-gassen, met name HFK's[11].

De huidige EU-wetgeving inzake F-gassen bestaat uit twee belangrijke wetgevingsbesluiten:

Verordening (EG) nr. 842/2006, die gericht is op het voorkomen van lekkage tijdens het gebruik (insluiting) en aan het einde van de levenscyclus van (voornamelijk) stationaire apparatuur en op de invoering van een beperkt aantal verbodsbepalingen met betrekking tot F-gassen voor nauwkeurig gedefinieerde nichetoepassingen (de F-gasverordening);

Richtlijn 2006/40/EG van het Europees Parlement en de Raad waarbij beperkingen op het gebruik van F-gassen met een aardopwarmingsvermogen (GWP) van meer dan 150 in klimaatregelingssystemen van nieuwe motorvoertuigen worden ingevoerd (de MAC-richtlijn).

Verordening (EG) nr. 842/2006 wordt aangevuld door tien verordeningen van de Commissie tot vaststelling van de vorm van verslagen[12], de vorm van etiketten en aanvullende etiketteringseisen[13], basisvoorschriften inzake controle op lekkage[14],[15], eisen voor opleidings- en certificatieprogramma's[16],[17],[18],[19],[20] en het model voor de kennisgeving daarvan[21].

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie



Het recht van de Europese Unie om op dit gebied te handelen, is vastgesteld in de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In artikel 191 wordt expliciet verwezen naar de doelstelling van bestrijding van klimaatverandering als deel van het milieubeleid van de EU. Maatregelen op dit gebied zijn volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Klimaatverandering is een grensoverschrijdende aangelegenheid waarvoor EU-brede actie nodig is, met name aangezien de EU een gemeenschappelijk emissiereductiestreefdoel heeft.

De geplande kostenefficiënte emissiereducties zijn in overeenstemming met het in de EU-routekaart voor een koolstofarme economie in 2050 uitgestippelde traject. Steun voor nieuwe alternatieven zal helpen het concurrentievermogen van de Europese economie te behouden en in het bijzonder groene groei ondersteunen, overeenkomstig de EU 2020-prioriteit van duurzame groei[22]. Maatregelen ter vrijwaring van de belangen van kmo's worden ingevoerd overeenkomstig het 'denk eerst klein'-beginsel[23], terwijl er bijzondere aandacht wordt geschonken aan de effecten op energie-efficiëntie om samenhang te waarborgen overeenkomstig inspanningen die de EU heeft geleverd om ecologisch ontwerp[24] en energie-efficiëntie[25] aan te moedigen. Tot slot is het voorstel erop gericht de wetgeving te vereenvoudigen en de administratieve lasten voor openbare (EU- of nationale) autoriteiten en bedrijven tot een minimum te beperken.

2.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen en bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft op basis van een aantal studies door deskundigen[26],[27],[28],[29], waaronder een voorbereidende studie5 voor de toetsing van Verordening (EG) nr. 842/2006, uitgebreid technisch advies verzameld. Een deskundigengroep met 47 leden uit de verschillende bedrijfssectoren, lidstaten en ngo's werd om advies en technische input voor deze studie verzocht. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) heeft ook een macro-economische analyse van de beleidsopties uitgevoerd.

De Commissie heeft een brede raadpleging van belanghebbenden gehouden, waaronder een drie maanden durende openbare onlineraadpleging van 26 september tot en met 19 december 2011 en een openbare hoorzitting in Brussel op 13 februari 2012. Driekwart van de 261 belanghebbenden die reageerden op de onlineraadpleging was afkomstig uit het bedrijfsleven. Gevraagd naar de meest adequate beleidsbenaderingen bij ontstentenis van een wereldwijde uitfasering van HFK's antwoordde minder dan 2 % van de belanghebbenden 'geen verdere maatregelen'. De drie meest gekozen beleidsopties waren het versterken van maatregelen voor insluiting en terugwinning, convenanten en kwantitatieve beperkingen voor het op de EU-markt brengen van HFK's (uitfasering). Veel respondenten vonden het passend verschillende beleidsmaatregelen te nemen.

Uit de hoorzitting, die door meer dan 130 belanghebbenden werd bijgewoond, bleek dat een grote meerderheid van de bedrijven een uitfasering van de voorraad F-gassen verkoos of daarmee kon leven. Een en ander zou het bedrijfsleven een zekere mate van flexibiliteit bieden in gevallen waar alternatieve technologieën nog niet geschikt worden bevonden. Verbodsbepalingen voor nieuwe apparatuur vonden belanghebbenden uit het bedrijfsleven dan weer te streng of zij waren van oordeel dat daarop een complex van vrijstellingen van toepassing zou moeten zijn. Voor commerciële gebruikers van F-gasapparatuur was het cruciaal dat bestaande apparatuur niet overtollig zou worden. Ngo's en belanghebbenden uit het bedrijfsleven die met alternatieve technologieën werken, vonden het essentieel verbodsbepalingen met beperkte vrijstellingen in te voeren. Zij beschouwden een uitfasering als een aanvulling op verbodsbepalingen. Enkele belanghebbenden wilden de aandacht enkel toespitsen op een betere toepassing van de verordening. In dat stadium hadden de lidstaten nog geen officieel standpunt ingenomen, maar zij gaven aan een uitfasering te steunen. Een netwerk van milieubeschermingsinstanties[30] beval aan een uitfaseringsmechanisme te combineren met verbodsbepalingen om de uitfasering te versterken.

Effectbeoordeling



De Commissie heeft een effectbeoordeling van de beleidsalternatieven verricht waarbij werd gekeken naar de doeltreffendheid ervan met het oog op het halen van de beleidsdoelstellingen en de ecologische, economische en sociale effecten op belanghebbenden. Daarbij werd een breed scala van beleidsmaatregelen ter aanvulling van de bestaande maatregelen in overweging genomen. De uiteindelijke opties omvatten enkel maatregelen waarvan was aangetoond dat ze substantiële emissiebesparingen tegen lage kosten opleveren en in overeenstemming zijn met andere beleidsmaatregelen van de EU.

De volledige toepassing van de F-gasverordening werd als referentie-optie genomen. Vier andere beleidsopties werden in detail beoordeeld:

(a) Convenanten;

(b) Verruimde reikwijdte voor insluitings- en terugwinningsmaatregelen;

(c) Kwantitatieve beperkingen van de voorraad HFK's (uitfasering);

(d) Een verbod op het op de EU-markt brengen van producten en apparatuur die F-gassen bevatten.

De methodologische basis voor de effectbeoordeling was een uitgebreide analyse van de haalbaarheid van het invoeren van veilige, energie-efficiënte alternatieven in de 28 grote sectoren waar F-gassen worden gebruikt. Aangezien alternatieve technologieën enkel in aanmerking werden genomen indien zij ten minste als even energie-efficiënt als conventionele F-gastechnologieën werden beschouwd, werd van het begin af aan ten volle rekening gehouden met indirecte emissies door elektriciteitsverbruik.

Er werd rekening gehouden met effecten tijdens verschillende fasen in de productieketen en tijdens verschillende gebruiksfasen, d.w.z. effecten op producenten van chemische stoffen, producenten van producten en apparatuur, groothandelaren, industriële gebruikers van producten en apparatuur, ondernemingen die servicediensten voor apparatuur verlenen en eindgebruikers.

Uit de effectbeoordeling bleek dat een uitfasering van HFK's waarbij tot 2030 geleidelijk lager worden limieten worden ingevoerd voor de hoeveelheden van de F-gassen die in de EU op de markt worden gebracht, de meeste emissiebesparingen oplevert en de huidige emissies uiterlijk in 2030 met tweederde verlaagt (ruwweg 70 miljoen ton CO2-equivalent). Bepaalde beperkingen op het gebruik van F-gassen zijn passend, met name om de integriteit van de uitfasering te vrijwaren en ter beperking van F-gassen die niet onder de uitfasering vallen. Maatregelen inzake insluiting en terugwinning moeten tot bepaalde vervoerstakken worden uitgebreid. Samen zouden deze opties innovatie en de ontwikkeling van duurzame technologieën het sterkst stimuleren. Ze bieden het bedrijfsleven flexibiliteit, terwijl de kosten ervan voor de economie en de samenleving als geheel laag zouden zijn (een maximaal effect op het bbp van -0,006 %). Een emissiereductie van tweederde is in overeenstemming met de huidige voorstellen in het kader van het Protocol van Montreal en zou het bedrijfsleven in de EU voorbereiden op een uitfasering. Een dergelijke reductie leidt tot hogere marktpenetratie en schaalvoordelen voor alternatieve technologieën en helpt zo om een overeenkomst over de voorstellen in het kader van het Protocol van Montreal te bereiken.

De administratieve kosten kunnen relatief laag worden gehouden (de totale administratieve kosten voor een uitfasering bedragen ongeveer twee miljoen euro per jaar). Dit komt doordat het rapportagestelsel uit hoofde van Verordening (EG) nr. 842/2006 al de meeste gegevens biedt die nodig zijn om welke optie dan ook in de toekomst uit te voeren.

3.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Het voorstel behoudt de bestaande bepalingen van de F-gasverordening, met aanpassingen om een betere uitvoering en handhaving van de wetgeving door de nationale autoriteiten te waarborgen. Sommige insluitingsmaatregelen zijn ook verruimd naar koelwagens en ‑aanhangwagens. In bijlage IX is een concordantietabel opgenomen die een overzicht biedt van de wijze waarop de bestaande bepalingen in de voorgestelde verordening zijn geïntegreerd.

De belangrijkste nieuwe maatregel is de invoering van in de tijd afnemende kwantitatieve limieten voor het aanbod bulkfluorkoolwaterstoffen in de EU. De uitfasering wordt aangevuld met maatregelen welke ervoor zorgen dat hoeveelheden die in producten en apparatuur worden gebruikt eveneens onder dit mechanisme vallen.

Het uitfaseringsmechanisme is gebaseerd op een gradueel lager wordende bovengrens voor de totale hoeveelheid in de EU op de markt gebrachte bulk-HFK's (in ton CO2-equivalent), met een bevriezing in 2015, gevolgd door een eerste reductie in 2016, en uiterlijk in 2030 resulterend in 21 % van de hoeveelheid die in de periode 2008-2011 is verkocht. Producenten van producten en apparatuur die met een beperkte voorraad F-gassen worden geconfronteerd, zullen waar dat haalbaar is op alternatieve technologieën overschakelen.

Het uitfaseringsmechanisme is in grote mate gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met de uitfasering van het verbruik van OAS. Ondernemingen die bulk-HFK's op de EU-markt brengen, moeten over rechten beschikken om voor de eerste keer bulkstoffen op de EU-markt te brengen. De Commissie wijst kosteloos quota toe aan bedrijven op basis van voorbije rapportagegegevens, met een reserve voor nieuwkomers. Bedrijven moeten ervoor zorgen dat zij voldoende rechten hebben ter dekking van de producten en apparatuur die zij daadwerkelijk op de markt brengen. Zij mogen deze quota onderling overdragen. De Commissie controleert de naleving het volgende jaar, door onafhankelijke verificatie van verslagen. Naar verwachting zullen zo'n 100 bedrijven deelnemen; een drempelwaarde waarborgt dat bedrijven die slechts kleine hoeveelheden op de markt brengen, zijn vrijgesteld.

HFK's die in voorgevulde apparatuur worden ingevoerd, moeten meetellen in het kader van de uitfasering en daarom zijn aanvullende maatregelen om deze gassen aan te pakken essentieel om de milieu-integriteit[31] van het uitfaseringsmechanisme en gelijke voorwaarden op de markt te waarborgen. Niet-hermetisch afgesloten HFK-apparaten mogen daarom nog steeds in de EU worden geproduceerd of ingevoerd, maar zouden op de plaats van installatie moeten worden gevuld[32]. Vergelijkbaar daarmee wordt het vanaf 2020 verboden verplaatsbare klimaatregelingsapparatuur die HFK's bevat op de markt te brengen. Er worden enkele extra verbodsbepalingen ingevoerd ter ondersteuning van het uitfaseringsmechanisme en ter beperking van het gebruik van andere F-gassen die niet onder het mechanisme vallen, waarvan is vastgesteld dat zij kosteneffectief zijn in het licht van het algemeen vereiste emissiereductieniveau. Zie tabel 1 voor een overzicht.

Tabel 1. Samengevat overzicht van nieuwe beperkingen voor apparatuur

Producten en apparatuur | Ingangsdatum verbod

Gebruik van HFK-23 in brandbeveiligingssystemen en brandblusapparaten| 1 januari 2015

Huishoudelijke koelkasten en diepvriezers met HFK's met een GWP van 150 of meer| 1 januari 2015

Koelkasten en diepvriezers voor commercieel gebruik (hermetisch afgesloten systemen)| 1 januari 2017 voor HFK's met een GWP 2500 of meer 1 januari 2020 voor HFK's met een GWP 150 of meer

Verplaatsbare klimaatregelingstoestellen (hermetisch afgesloten) met HFK's met een GWP van 150 of meer| 1 januari 2020

Voorts is het vanaf 2020 niet meer toegestaan bestaande koelapparatuur met een hoeveelheid koelmiddelvulling van meer dan 5 ton CO2-equivalent met HFK's met een zeer hoog GWP (>2 500) te hervullen aangezien er op markt al op grote schaal adequatere en energie-efficiënte vervangende koudemiddelen met een lager GWP verkrijgbaar zijn.

Beperkingen op het gebruik van SF6 bij het spuitgieten van magnesium worden uitgebreid tot faciliteiten die minder dan 850 kg per jaar gebruiken aangezien zulk gebruik door de technologische vooruitgang achterhaald is.

Extra rapportageverplichtingen moeten het mogelijk maken het gebruik te monitoren van F-gassen die niet onder de huidige wetgeving vallen.

Rechtsgrondslag



De belangrijkste doelstelling van de verordening bestaat erin een hoog niveau van milieubescherming te bieden, met name door de bestrijding van klimaatverandering. Het voorstel is daarom gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel



De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Om de volgende redenen kan de EU de doelstellingen beter verwezenlijken.

De bescherming van het klimaatsysteem is een grensoverschrijdende aangelegenheid. Individuele lidstaten kunnen de problemen niet alleen oplossen. De schaal van het probleem vereist EU-brede en mondiale actie. Het voorstel is gericht op de totstandbrenging van het wettelijk kader voor de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake de uitfasering van HFK's, waarbij de EU partij zou zijn. De overeenkomst vormt momenteel het voorwerp van besprekingen op internationaal niveau.

De verordening voorziet in een verbod op het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde producten en apparatuur die F-gassen bevatten. Zij is daarom van belang voor de werking van de eengemaakte markt.

Het voorstel is gericht op het wijzigen en aanvullen van EU-wetgeving en op het versterken van enkele bepalingen om de uitvoering en handhaving ervan door de lidstaten te verbeteren.

Het is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De maatregelen zijn gebaseerd op een grondige kosten-batenanalyse. De grenswaarden voor aanvaardbare reductiekosten zijn in overeenstemming met de Routekaart voor een koolstofarme economie[33], waarin de algemene strategie ter bestrijding van klimaatverandering is vastgesteld. Door in voldoende lange overgangsperioden te voorzien, kunnen de betrokken sectoren zich op een economisch efficiënte wijze aanpassen.

Wanneer beperkingen op bepaalde F-gasapparaten worden overwogen, waarborgt het voorstel dat er technisch en economisch haalbare alternatieven voorhanden zijn. Indien dit in bepaalde omstandigheden niet het geval is, voorziet het voorstel in de mogelijkheid om afwijkingen toe te staan.

Er worden geen gedetailleerde bepalingen voorgesteld wanneer de doelstellingen beter kunnen worden verwezenlijkt met maatregelen op andere beleidsgebieden, bijvoorbeeld door wetgeving inzake afvalstoffen of ecologisch ontwerp. Dit wordt gedaan om overlappingen te vermijden die tot een onduidelijke verdeling van verantwoordelijkheden kunnen leiden en zo extra lasten voor overheden en bedrijven creëren.

Keuze van het instrument



Het gekozen rechtsinstrument is een verordening omdat het voorstel strekt tot de vervanging en verbetering van een bestaande verordening en omdat het uitfaseringsmechanisme moet worden gebaseerd op het op EU-niveau opgezette systeem voor de uitfasering van stoffen die de ozonlaag afbreken. Dit systeem heeft bewezen efficiënt te werken. Een wijziging van het systeem zou voor de lidstaten en de in deze sector werkzame bedrijven buitensporige lasten veroorzaken.

4.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen nieuwe gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.