Verdrag van Lissabon: het tweede Ierse referendum

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Wapperende vlag van Ierland

De Ieren stemden op 2 oktober 2009 vóór goedkeuring van het Verdrag van Lissabon. Tijdens het vorige referendum op 12 juni 2008 stemde de Ierse bevolking nog tegen.

Een ruime meerderheid van 67,1 procent stemde vóór, 32,9 procent was tegen. De opkomst was 58 procent. De Ierse regering, voorstander van het verdrag, reageerde opgetogen. In Brussel werd met instemming kennisgenomen van de uitslag. Met het Ierse 'ja' was het grootste struikelblok om het Verdrag van Lissabon te ratificeren i genomen. Bij een Iers 'nee' was het Verdrag van Lissabon volgens goed geïnformeerde bronnen in Brussel definitief van de baan.

Tegenstanders waren teleurgesteld en boos. Zij hoopten dat de Ieren net als in 2008 tegen zouden stemmen. Volgens het 'nee'-kamp had er nooit een tweede referendum gehouden moeten worden, en had de regering het eerste 'nee' moeten accepteren.

Voor- en tegenstanders voerden een felle campagne. Beide kampen bestreden elkaar hevig.

Het verdrag van Lissabon was erop gericht de Europese Unie beter bestuurbaar te maken na de uitbreiding met twaalf nieuwe lidstaten in 2004 en 2007. Ook werden de bevoegdheden van de Europese Unie verder uitgebreid. Op 1 december 2009 trad het Verdrag van Lissabon in werking. Het Ierse referendum mkoet niet verward worden met het Nederlands referendum in 2005, wat over de Europese grondwet ging.

1.

2008: De Ieren stemmen tegen

De Ieren mochten op 12 juni 2008 al een keer eerder stemmen over het Verdrag van Lissabon. Een kleine meerderheid van 53,4% stemde tegen, 46,6% stemde voor. 53,1% van de Ieren ging stemmen.

De voornaamste redenen om tegen te stemmen waren een gebrek aan kennis over het verdrag, angst dat de Ierse identiteit en de eigen waarden verloren zouden gaan, de vrees dat de traditionele Ierse neutraliteit op het gebied van buitenlands beleid niet meer kon worden gehandhaafd en de vrees dat de gunstige Ierse belastingwetgeving zou worden aangepast.

Het Ierse 'nee' zorgde voor veel ophef in de rest van de Europese Unie i. Al snel werd de Ierse regering gevraagd om nogmaals een referendum te houden. Ondertussen gingen de andere lidstaten door met het ratificatieproces.

In ruil voor het houden van een tweede referendum kreeg de Ierse regering een aantal toezeggingen. Zo werd vastgelegd dat de Ierse neutraliteit niet zou worden aangetast, het Ierse beleid rond abortus, euthanasie, onderwijs en de belastingwetgeving niet aangepast werd, en dat de Ieren hun eigen Europees Commissaris i behielden. Er was oorspronkelijk sprake van een nieuw systeem waarbij de lidstaten maar twee van de drie zittingsperioden van de Europese Commissie een eurocommissaris mochten leveren.

Toezeggingen uitgewerkt: de top van juni 2009

Tijdens de Europese top van juni 2009 werd overeengekomen het verdrag zelf niet aan te passen. In de woorden van de Tsjechische premier Fischer i: er werd "nog geen komma of punt " veranderd. Om de afspraken met de Ieren wel vast te leggen werd een juridisch bindende verklaring ondertekend. In die verklaring legde de Europese Raad i uit hoe het verdrag uitgelegd moest worden. Er werd tegemoet gekomen aan de Ierse zorgen. De verklaring wordt pas officieel bij het verdrag toegevoegd bij de eerstvolgende verdragswijziging; zo werd voorkomen dat de andere landen het verdrag opnieuw moesten ratificeren.

2.

De 'ja' campagne

De Ierse regering had belangrijke toezeggingen op papier staan. Aan de grootste inhoudelijke bezwaren tegen het verdrag was tegemoet gekomen. Het was toen aan de Ierse regering om een goede campagne te voeren. In 2008 kregen de voorstanders de nodige kritiek op de angstvisioenen die werden geschetst als de Ieren tegen zouden stemmen. Bovendien hielpen de opmerkingen van een aantal belangrijke politieke leiders dat ze het verdrag zelf maar half hadden gelezen en niet volledig begrepen, ook niet.

In de tweede campagne werden zulke blunders niet gemaakt. Al was de uitspraak van Ryanair topman O'Leary dat als de Ieren niet voor stemden "Brussel" dat onthield en het tegen Ierland gebruikt ging worden erg ongelukkig.

De 'ja'-campagne genoot brede steun. De meeste politieke partijen waren voor, maar bij een paar van die partijen bleef een minderheid tegen het verdrag. Naast de politiek hadden een aantal vakbonden, boerenbonden en bedrijven zich uitgesproken voor het verdrag. Vooral de steun van de boerenbond was van belang, omdat er in 2008 uit die hoek veel kritiek kwam op het nieuwe verdrag. Er was ook een platform dat zich speciaal op jongeren richtte.

Ook buitenlandse politici probeerden de Ierse bevolking voor het verdrag te winnen. Zo ging onder anderen vice-voorzitter van de Commissie Wallström i naar Ierland om te pleiten voor het verdrag. Lech Walesa deed hetzelfde. Ook de toenmalige voorzitter van het Europees Parlement i deed, samen met acht van zijn voorgangers, een oproep om voor te stemmen.

Door de economische crisis waren veel Ieren bovendien veel meer geneigd waren zijn om voor te stemmen. Als deel van een groter geheel werd Ierland veel beter beschermd tegen de gevolgen van de wereldwijde kredietcrisis.

Controverses en problemen

Al vroeg in de campagne bleek dat de media niet, zoals in 2008 het geval was, precies evenveel aandacht en zendtijd zouden geven aan voor- en aan tegenstanders. Het 'nee'-kamp had al snel voorbeelden van programma's waarin het 'ja'-kamp veel meer aandacht kreeg dan het 'nee'-kamp. De Ierse mediacommissie stelde dat het niet zo precies hoefde als in 2008, maar dat de verdeling van de aandacht wel fair moest zijn.

Grote multinationals die in Ierland gevestigd waren, zagen vooral voordelen in het nieuwe verdrag. Intel en Ryanair pompten daarom veel geld in het ondersteunen van of het zelf campagne voeren voor het 'ja'-kamp. Topman O'Leary van Ryanair zei zelfs dat hij het te belangrijk vond om over te laten aan 'incompetente politici'. De honderdduizenden euro's die door bedrijven werden ingezet leidde ertoe dat een onafhankelijke commissie die toezag op het eerlijk verloop van referenda wilde dat er grenzen werden gesteld aan dit soort steun. De regering stond onder druk voorstellen hiertoe over te nemen.

 

De voorstanders leken in premier Cowen i geen ideaal boegbeeld voor hun campagne te hebben. De waardering voor Cowen was tot een absoluut dieptepunt gezakt. Politiek gezien ging zijn positie wankelen als de Ieren niet voor het verdrag stemden. Het gevaar dreigde dat de verkiezingen door deze nationale perikelen werden overvleugeld - kiezers konden het referendum aangrijpen om hun impopulaire premier naar huis te sturen.

Tijdens een bezoek aan Ierland maakte de voorzitter van de Europese Commissie Barroso i bekend dat Ierland miljoenen aan steun zou ontvangen om de klap van een massa-ontslag op te vangen. Die steun werd gezien als een opzichtige poging de Ieren te paaien.

Inhoudelijk was er veel kritiek op de slogan dat een stem vóór het verdrag een stem voor meer banen en economische groei werd. Er waren namelijk geen bewijzen voor die bewering.

3.

De 'nee' campagne

De uitspraak dat er nog geen komma in het verdrag was aangepast, bleek koren op de molen van het 'nee'-kamp. Het toonde volgens hen aan dat dit verdrag de Ieren door de strot werd geduwd. Als de Ieren in 2008 tegen het verdrag stemden, waarom zouden ze dan nu voor precies hetzelfde verdrag stemmen? De geruststellende verklaringen van de Europese Raad en hun premier Cowen waren niet genoeg. Gematigde tegenstanders claimden dat Cowen niet genoeg punten had binnengehaald. Zij vonden dat de EU verder tegemoet had moeten komen aan de wensen van Ierland.

De 'nee' campagne werd gevoerd door politici van partijen die als geheel tegen het verdrag waren, een groep politici uit partijen die vóór waren, maar daar zelf niet mee instemden, een groep boeren die de lijn van de algemene boerenbond niet wilde volgen, en een aantal (grotere) vakbonden. Vanuit de kerk klonk ook vaak harde kritiek op het Verdrag van Lissabon. Een grote conservatieve kerkelijke groep noemde het verdrag goddeloos en slecht voor alle waarden van familie en leven.

Ook de tegenstanders ontvingen steun uit het buitenland. Vooral de Britse UK Independent Party, die Groot-Brittannië zelf het liefst uit de EU ziet stappen, wilde dat de Ieren opkwamen voor hun soevereine rechten, en de macht niet moesten overdragen aan Brusselse ambtenaren. Dergelijke steun van buitenlandse partijen was bij de tegenstanders niet altijd gewenst, juist omdat het hier ging om een nationaal referendum.

Declan Ganley, in 2008 boegbeeld en belangrijk donateur van de 'nee' campagne, stelde niet te willen meedoen aan de campagne. Hij en zijn familie werden bedreigd. Ganley's Europese partij Libertas had gefaald bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2009. Vanaf september begon Ganley zich weer in het debat te mengen. In artikelen, debatten en interviews noemde Ganley het verdrag en de 'ja' campagne één grote leugen. Bovendien zou het verdrag geen oplossingen bieden voor de echte problemen waar de EU voor sond, zoals de economische crisis.

Controverses

Net als in 2008 waren er in 2009 ook weer veel geruchten dat het 'nee'-kamp onderhandse steun ontving van buitenlandse partijen. Belangrijke leiders uit het 'nee'-kamp ontkenden dit, en beschuldigden voorstanders van stemmingmakerij.

Eén van de radicalere anti-Lissabon groepen waarschuwde in advertenties dat als het Verdrag van Lissabon werd aangenomen, gehandicapten mochten worden vastgezet, en dat de EU-superstaat je kinderen van je kon afnemen en beslag mocht laten leggen op je huis. Voorstanders van het verdrag vonden dat dit soort retoriek door andere tegenstanders fel moest worden veroordeeld.

Tegenstanders zouden het verlies van nationale zeggenschap op allerlei gebieden overdrijven, en in enkele gevallen waren die claims ook niet waar.

4.

De peilingen

Alle peilingen gaven hetzelfde beeld: er zouden (veel) meer 'ja'-stemmers zijn dan 'nee'-stemmers, en een vrij grote groep kiezers die het nog niet wist. Die laatste groep lag tussen een kwart en bijna de helft van alle kiezers. Daarmee was de voorsprong van het 'ja'-kamp in de meeste peilingen nog geen veilige marge om zeker te zijn van een meerderheid op 2 oktober.

Een andere goede graadmeter waren de gokkantoren. Toen peiling na peiling het 'ja'-kamp een duidelijke voorsprong gaf, werden de kansverhoudingen heel erg in het voordeel van een 'ja' bijgesteld.

Peilingen gaven ook aan dat de meeste Ieren enigszins begrepen wat het Verdrag van Lissabon inhoudt. In 2008 was onbegrip nog de voornaamste reden om tegen te stemmen.

Het scenario dat de Ieren een tweede keer vóór zouden stemmen was de Ieren niet vreemd. Bij de goedkeuring van het Verdrag van Nice i in 2001-2002 stemden de Ieren in een eerste referendum tegen, om na enige tijd en nieuwe onderhandelingen alsnog 'ja' stemmen.