Verslag algemeen overleg over uitbreiding en bekostiging cluster-4-onderwijs aan kinderen op de Berkenschutse te Heeze - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2005

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 225 toegevoegd aan wetsvoorstel 29800 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2005.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2005; Verslag algemeen overleg over uitbreiding en bekostiging cluster-4-onderwijs aan kinderen op de Berkenschutse te Heeze 
Document­datum 13-06-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST87476
Kenmerk 29800 VIII, nr. 225
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

29 800 VIII

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2005

Nr. 225

1 Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Smeets (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Krane-veldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Roefs (PvdA).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Bussemaker (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Verbeet (PvdA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD), Halsema (GroenLinks), Kalsbeek (PvdA).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2005

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 25 mei 2005 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over uitbreiding en bekostiging cluster-4-onderwijs aan kinderen op de Berkenschutse te Heeze. Hierbij kunnen in ieder geval de volgende documenten worden betrokken: – de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, d.d.

12 april 2005 inzake haar reactie op de brief van Autisme Steunpunt

Zuidoost-Brabant (OCW0500372); – de reactie van de minister op brieven over uitbreiding en bekostiging

cluster-4-onderwijs aan kinderen op de Berkenschutse te Heeze.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) constateert dat weer meer kinderen voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) zijn aangemeld dan dat er plaatsen zijn. Het probleem van de wachtlijsten heeft vooral te maken met het feit dat deze leerlingen alleen bij de Berkenschutse en een paar andere scholen een havo- of vwo-diploma kunnen halen. Er moet dan ook gestreefd worden naar meer samenwerking tussen REC-scholen (regionaal expertisecentrum) en het regulier onderwijs. Immers, als kinderen met een stoornis of handicap de hersens hebben om een havoof vwo-diploma te halen, moeten zij daar ook de mogelijkheid toe krijgen. Om te beginnen, moet er nu evenwel een oplossing gezocht worden voor de kinderen die nog niet bij de Berkenschutse zijn toegelaten. Overigens blijkt uit een rapport van het Autisme Steunpunt Zuidoost-Brabant dat er in Brabant bijna tweemaal zoveel kinderen autistisch zijn als in de rest van het land. Het steunpunt vindt dit niet vreemd, omdat is gebleken dat onder werknemers van hightechindustrie, in dit geval Philips, meer autisme en ASS (autismespectrumstoornis) voorkomt. Tot slot vraagt mevrouw Aasted Madsen wat er precies moet worden verstaan onder autiklassen?

De heer Balemans (VVD) merkt op dat ook kinderen met een beperking goed onderwijs moeten krijgen, bij voorkeur in het reguliere onderwijs en

anders in het speciaal onderwijs. Scholen blijken echter niet voldoende in staat te zijn om het groeiende aantal leerlingen in cluster 4 op te vangen. In het licht van de opmerking van de minister dat zij geen zicht heeft op de concrete situatie bij de Berkenschutse, is het de vraag of er inmiddels contact is geweest tussen de Berkenschutse en het ministerie en, zo ja, wat daaruit is gekomen. Verder is het de vraag of de Berkenschutse eerder met het ministerie contact heeft opgenomen over de problematiek die zich daar voordoet. Overigens heeft ook de Mr. Johan Visserschool in Nijmegen problemen met de groeiende toestroom van cluster-4-leerlingen, met name op het punt van de financiën. De minister heeft aangekondigd dat de LCTI (Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling) hier een onderzoek naar zal doen. Zal dit onderzoek voor de zomer afgerond zijn, althans op hoofdlijnen, opdat Kamer en regering eventueel nog maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat die leerlingen met ingang van volgend schooljaar een goede plek in het onderwijs krijgen? Tot slot vraagt de heer Balemans aandacht voor het feit dat kinderen die qua intelligentie het havo- of vwo-niveau aankunnen, alsnog uitvallen omdat het studiehuis niet bij hen past, en voor het feit dat er soms geen plaats is bij de vervolgopleiding, terwijl leerlingen daar wel klaar voor zijn.

Mevrouw Eijsink (PvdA) merkt op dat er nog veel kinderen op de wachtlijst staan voor een plaats op de Berkenschutse, terwijl deze kinderen juist zekerheid, vastheid en structuur nodig hebben. Uit brieven en andere stukken blijkt dat dit probleem al sinds 1999 speelt, niet alleen op de Berkenschutse maar ook op een aantal andere scholen in Eindhoven en omgeving. Hier zijn ook al de nodige onderzoeken naar gedaan. Er moet nu dan ook echt een oplossing voor gevonden worden. In dit licht stelt mevrouw Eijsink voor, te komen tot een calamiteitenfonds waarmee gegarandeerd kan worden dat de kinderen die nu op de wachtlijst staan, met ingang van volgend schooljaar een plek hebben. Verder moet er voor de langere termijn een autistenvoorziening in het reguliere voortgezet onderwijs komen en moet er meer geïnvesteerd worden in ondersteuning en kennis. Immers, leerlingen die de capaciteit hebben, moeten in staat gesteld worden om een diploma te halen. Ook moeten ouders beter voorgelicht worden over de mogelijkheden die er voor hen en hun kinderen zijn. Het mag niet zo zijn dat ouders zelf ontslag moeten nemen om thuis te kunnen blijven bij hun kind. Voorts moet er een oplossing gevonden worden voor de huisvestingsproblematiek van het vso, met name in de regio Eindhoven. Al met al moet er een structurele oplossing gevonden worden voor cluster-4-leerlingen. Wil de minister binnen een week in een brief sturen waarin zij duidelijk aangeeft dat de kinderen die nu op de wachtlijst staan, een plek krijgen bij de Berkenschutse?

Mevrouw Lambrechts meent dat iedereen er belang aan hecht dat kinderen op de juiste plaats terechtkomen. Het gaat er niet zozeer om of er in de regio Eindhoven meer kinderen met een autistische aandoening zijn dan in de rest van het land; het gaat erom dat de kinderen om wie het gaat, door deskundigen zijn geïndiceerd en dus goed opgevangen moeten worden. De minister mag er dan wel een voorkeur voor hebben om die kinderen in het reguliere onderwijs onder te brengen, maar velen van hen blijken daar juist vastgelopen te zijn. Voor hen is het reguliere traject op korte termijn dus geen oplossing. In hoeverre werpen weten regelgeving belemmeringen op, ook op het financiële vlak, voor het vinden van een oplossing voor de wachtlijsten bij de Berkenschutse en waarschijnlijk ook andere vso-scholen? Er is toch sprake van een openeindfinanciering voor de opvang van kinderen met een indicatie voor speciaal onderwijs? Bovendien lijkt de t-1-financiering omgezet te worden in t-financiering. Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat deze kinderen volgend

schooljaar geplaatst worden op de school waar zij het onderwijs kunnen krijgen dat zij nodig hebben?

De heer Van der Vlies (SGP) is ook van mening dat elke leerling op de juiste plaats terecht moet kunnen komen. Wat de juiste plaats is voor een leerling met een beperking of een handicap, wordt bepaald door deskundigen. Op basis van die indicatie moet een leerling een plaats krijgen. Het daarvoor bestaande wettelijke systeem blijkt echter niet te voldoen. Om te beginnen, moet er op korte termijn een oplossing gezocht worden voor de problemen van de leerlingen die nu nog op een wachtlijst staan, hun ouders en de betreffende scholen. Verder moet onderzocht worden waarom het aantal cluster-4-leerlingen zo snel groeit en hoe het probleem van de wachtlijsten heeft kunnen ontstaan in het nog niet zo lang geleden herziene wettelijke systeem. Aangezien er in samenspraak met de scholen gezocht moet worden naar structurele oplossingen, is het de vraag of het overleg met de Berkenschutse en de Korenaer iets heeft opgeleverd om de onzekerheid bij de leerlingen en hun ouders weg te kunnen nemen.

Mevrouw Vergeer (SP) meent ook dat er op korte termijn een oplossing gevonden moet worden voor de acute problematiek van cluster-4-leerlingen in Eindhoven en omgeving. Verder moet onderzoek gedaan worden naar een oplossing voor de langere termijn. Het schijnt mogelijk te zijn om nevenvestigingen te openen, maar dan moet er wel een oplossing gevonden worden voor met name de overheadkosten daarvan. Voorts moet onderzocht worden of reguliere scholen goed onderwijs kunnen bieden aan cluster-4-leerlingen en of hun ouders dan ook voor die scholen willen kiezen. Tot slot is het de vraag of, zolang de reguliere scholen in de regio Eindhoven hier niet goed toe in staat zijn, kinderen wegens capaciteitsgebrek bij het speciaal onderwijs thuis moeten blijven zitten. Het mag echter ook niet zo zijn dat ouders gedwongen worden om hun kinderen naar een reguliere school te sturen, terwijl zij dat niet willen en dat voor het kind ook niet goed is.

Mevrouw Azough (GroenLinks) deelt de zorg van de minister over het toenemende aantal cluster-4-leerlingen. De leerlingen die thans op wachtlijsten staan, kunnen echter niet wachten op de uitkomsten van nader onderzoek. Het is onrustbarend dat van alle leerplichtige kinderen met autisme momenteel 8% thuiszit. Van hen is 6,1% ontheven van de leerplicht, maar de vraag is waarom en wat hieraan gedaan kan worden. Er moet in ieder geval op korte termijn een oplossing gevonden worden voor de wachtlijsten van de Berkenschutse en scholen waar mogelijk dezelfde problematiek speelt. Voor de langere termijn moet bekeken worden hoe kinderen met autisme met een hoog IQ wel in het regulier onderwijs opgevangen kunnen worden op een manier die recht doet aan hun persoonlijkheid en intelligentie.

Het antwoord van de minister

De minister merkt op dat de inzet is gericht op het vinden van een oplossing voor de onderhavige problematiek, maar dat die niet binnen een week gevonden kan worden. Het aantal leerlingen dat geïndiceerd is voor cluster 4 groeit in het speciaal basisonderwijs met 5% per jaar en in het voortgezet speciaal onderwijs met 12% per jaar. Dat is zorgwekkend. Uit een inventarisatie van de LCTI blijkt dat 45% van de indicaties voor cluster 4 betrekking heeft op stoornissen in het autistisch spectrum – 16% echt autistische stoornissen in engere zin, 5% stoornis van Asperger en 24% BDD-NOS – 26% op andere gedragsstoornissen en 29% op beredeneerde afwijkingen. De stoornissen kunnen meer of minder ernstig zijn, zeker in het autistisch spectrum, en komen zowel bij verstandelijk gehandicapten, normaal begaafden en hoogbegaafden voor. De vraag is of leerlingen die

eerst in het speciaal basisonderwijs in het reguliere onderwijs werden opgevangen, nu eerder voor een cluster-4-indicatie worden aangemeld. De LCTI onderzoekt aan de hand van de dossiers van alle geïndiceerde leerlingen of dit een structurele ontwikkeling is. Als dat het geval is, moet gezocht worden naar een manier om de druk op de cluster-4-scholen om nieuwe leraren en nieuwe lokalen te vinden, te verlichten. Ook moet voorkomen worden dat zo’n 8% van de autistische leerlingen thuiszit. Het is van belang dat het onderwijs aan normaal begaafde cluster-4-leerlingen in de vo-leeftijd aansluit bij hun belangstelling. Dit is beter te realiseren binnen een reguliere scholengemeenschap met een breed opleidingenaanbod dan binnen het kleinschalige vso. Daarom moet de capaciteit van reguliere scholen om leerlingen met autisme op te vangen, echt vergroot worden. In dit licht zullen met de onderwijsconsulenten+ en het Landelijk Netwerk Autisme (LNA) autismeprojecten ingericht worden om de voor het opvangen van leerlingen met autisme in het regulier onderwijs benodigde kennis te vergroten. De Kamer zal voor het AO van 15 juni, zij het pas op het laatste moment, nader ingelicht worden over de stand van zaken en over de voorlopige resultaten van het LCTI-onderzoek. Verder zal voor de zomer met het georganiseerd onderwijsveld overlegd worden over verbreding van de zorg voor die leerlingen in het voortgezet onderwijs.

Inmiddels heeft overleg plaatsgevonden met de scholen in de regio Eindhoven. Die scholen hebben echter niet eerder contact opgenomen met het ministerie over het onderhavige probleem. Vso-school De Korenaer heeft op dit moment zo’n 360 leerlingen, terwijl dat er in 2000 nog maar 80 waren. De Korenaer heeft verschillende locaties. Bij de Berkenschutse in Heeze is het onderwijs voor de ongeveer 50 leerlingen op havo/vwo-niveau. Voor komend schooljaar verwacht De Korenaer een groei met 120 leerlingen, waarvan 30 bij de Berkenschutse. Het aantal leerlingen dat met een rugzak binnen het reguliere voortgezet onderwijs geplaatst kan worden, is nog heel gering. De Korenaer werkt al wel samen met college St. Joris en college van Maerlant, onder meer voor de vorming van auti-klassen voor leerlingen met een rugzak. Als andere scholen aan dat goede initiatief willen meedoen, dan zullen de onderwijsconsulenten daar zeker op inhaken. Het is echter nog niet bekend of de groei van het aantal cluster-4-leerlingen in Eindhoven uitzonderlijk is. Dat wordt pas duidelijk als de inspectie het jaarlijkse onderzoek naar kinderen op plaatsingslijsten in het vso heeft afgerond. Die informatie is noodzakelijk om de juiste oplossing te zoeken. Voorts is de WEC-Raad gevraagd om een actuele peiling te doen van de aantallen leerlingen op plaatsingslijsten en aan te geven in hoeverre er sprake is van groei. Ook hierover zal nader gesproken kunnen worden in het AO van 15 juni. Dan zal ook duidelijk zijn hoe het bijvoorbeeld is gesteld bij de Mr. Johan Visserschool. De groeiregeling pakt momenteel gunstiger uit voor het basisonderwijs dan voor het speciaal onderwijs, omdat de bekostiging voor basisscholen bij groei maandelijks kan worden aangepast. Aanpassing van de groei-regeling voor het voortgezet onderwijs kost echter 15 mln., omdat er dan eerder betaald moet worden voor groei van het aantal leerlingen. De Korenaer krijgt nu voor in januari aanvullende bekostiging. Als die aanvullende bekostiging voor alle extra leerlingen eerder betaald zou moeten worden, dan kost dat € 225 000. Om precedentwerking te vermijden, wil de minister dat bedrag nu niet aan de Berkenschutse toezeggen. Het probleem van de wachtlijsten mag echter ook niet blijven voortbestaan. Daarom zal geprobeerd worden om voor 15 juni een oplossing te vinden. De Kamer zal alsdan kunnen oordelen over de daarvoor benodigde herschikking van middelen. Voor de langere termijn moet uiteraard naar een structurele oplossing gezocht worden. Aangezien daarvoor meer informatie nodig is, is het verstandig om dat pas in september te bespreken, mede in het licht van de begroting voor 2006. De REC’s zijn trouwens al bezig om voorzieningen te ontwikkelen waardoor leerlingen

niet langer alleen op de Berkenschutse en enkele andere vso-scholen een havo- of vwo-diploma kunnen halen.

Er bestaat niet een soort calamiteitenfonds waaruit geput kan worden. Voor ad-hocproblemen moeten dan ook ad-hocoplossingen gezocht worden. Wel moet de kennis van de problematiek vergroot worden. Het door het ministerie gefinancierde LNA houdt zich hier al mee bezig. Verder is het de taak van het LNA en de REC’s om de ouders goed te informeren. Overigens zoekt wethouder Mittendorff actief naar oplossingen voor de huisvestingsproblematiek van het vso in de regio Eindhoven. Als reden waarom een leerling niet geplaatst kan worden, geven scholen aan dat de huisvesting gerealiseerd moet worden, dat er geschikte leraren gevonden moeten worden en dat zij de kosten een aantal maanden moeten voorfinancieren. Dit geldt niet alleen voor de Berkenschutse, maar ook voor andere scholen. De minister zal voor 15 juni laten weten in hoeverre dit probleem zich ook bij andere scholen voordoet en wat dit financieel betekent. Het streven is er in ieder geval op gericht dat alle kinderen in het nieuwe schooljaar naar een geschikte school kunnen. Er is weliswaar sprake van openeindfinanciering, maar het probleem is dat de bekostiging pas vijf maanden na aanvang van het schooljaar plaatsvindt. De t-financiering is bedoeld om te bevorderen dat kinderen met een beperking of handicap met een rugzak naar het reguliere onderwijs gaan. Autistische kinderen kunnen niet als één groep aangemerkt worden. De kinderen die volgens de Nederlandse Vereniging voor Autisme een ontheffing van de leerplicht hebben gekregen, zijn waarschijnlijk zeer moeilijk lerende kinderen. Het onderzoek van de NVA zal echter wel betrokken worden bij het bredere onderzoek naar de totale omvang van de problematiek. In antwoord op Kamervragen is trouwens al aangegeven dat nog niet geconcludeerd kan worden dat het percentage autistische kinderen in de regio Eindhoven hoger ligt dan elders. Wellicht blijkt dit wel uit het onderzoek van de LCTI naar de groei van cluster 4.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) verzoekt de minister om bij het zoeken van een oplossing rekening te houden met het feit dat scholen de groei van het aantal leerlingen wel één jaar zelf financieel kunnen opvangen gedurende de eerste maanden van het schooljaar, maar dat dit niet jaren achtereen van scholen verwacht mag worden. Tot slot merkt zij op dat de Berkenschutse volgens wethouder Mittendorff kan rekenen op extra lokalen.

De heer Balemans (VVD) suggereert de minister om, voordat zij een stuk gaat opstellen met een langetermijnoplossing voor het vso, bij de Kamer te inventariseren welke gedachten daar terzake leven.

Mevrouw Eijsink (PvdA) merkt op dat er vanwege het feit dat er op korte termijn alleen een oplossing gevonden kan worden door herschikking van middelen, niet op voorhand voor gekozen mag worden om kinderen maar thuis te laten zitten.

De heer Van der Vlies (SGP) is het ermee eens dat er, om precedentwerking te voorkomen, zorgvuldig gezocht wordt naar een oplossing. Het is een goede zaak dat de inzet erop gericht is dat geïndiceerde leerlingen allemaal op de juiste plek in het onderwijs terechtkomen, zowel op de korte als op de lange termijn.

Mevrouw Vergeer (SP) waardeert het dat de minister voor 15 juni een oplossing wil zoeken voor het acute probleem van de wachtlijsten. Verder suggereert zij om het geld dat in verband met de hbo-fraude terugvloeit in de schatkist, aan te wenden voor het vso. Tot slot vraagt zij of de over-

headkosten een probleem vormen bij het realiseren van nevenvestigingen.

Mevrouw Azough (GroenLinks) verwijst voor de aanwending van teruggevorderde gelden van het hbo naar de toezeggingen in verband met de motie-Rabbae (28 248, nr. 13).

De minister merkt op dat er op dit moment überhaupt nog geen geld beschikbaar is in verband met de hbo-fraude en dat het bovendien maar de vraag is of dat geld te zijner tijd voor het vso aangewend kan worden, al is de gedachte wel sympathiek. Overigens regelt wethouder Mittendorff voor de gemeente Eindhoven dat de lokalen uit het gemeentefonds gefinancierd worden. Zij is verantwoordelijk voor de uitbreiding van de huisvesting.

Geïndiceerde leerlingen moeten natuurlijk terecht kunnen komen op een school waar zij thuishoren. Het probleem van de wachtlijsten is echter niet zozeer gelegen in het vinden van leraren en lokalen, maar in de voorfinanciering gedurende de eerste vijf maanden van het nieuwe schooljaar. De minister wil hiervoor een oplossing zoeken, maar die zal wel een herschikking van middelen tot gevolg hebben. Mede daarom zal de Kamer zich hier vervolgens over moeten uitspreken. Tot slot merkt de minister op dat zij bij het zoeken van een langetermijnoplossing voor het vso wel rekening wil houden met de gedachten die terzake in de Kamer leven, maar dat zij daar op dit moment nog geen uitspraak over kan doen.

De voorzitter constateert dat de commissie op 13 of 14 juni meer informatie zal ontvangen over de stand van zaken van het overleg met onder meer de onderwijsconsulenten. Verder zal zij voor 15 juni geïnformeerd worden over de peiling door de WEC-Raad en de stand van zaken bij de Mr. Johan Visserschool. Voorts zal de commissie voor 15 juni informatie krijgen over een oplossing voor de huidige acute problematiek.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Cornielje

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap,

Jaspers

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.