Verslag algemeen overleg over onder meer het werkplan CWP 2004 en de monitor Arbeidsgehandicapten 2002 - Arbeidsgehandicapten en reïntegratie

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29461 - Arbeidsgehandicapten en reïntegratie.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Arbeidsgehandicapten en reïntegratie; Verslag algemeen overleg over onder meer het werkplan CWP 2004 en de monitor Arbeidsgehandicapten 2002 
Document­datum 06-04-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST75569
Kenmerk 29461, nr. 2
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

29 461 25 253

Arbeidsgehandicapten en reïntegratie Sociale zekerheid en zorg

Nr. 2

1 Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA),Bakker (D66),Bibi de Vries (VVD),De Wit (SP),Van Gent (GroenLinks),Verburg (CDA),Hamer (PvdA),voorzitter,Bussemaker (PvdA),Vendrik (GroenLinks),Mosterd (CDA),Smits (PvdA), Örgü (VVD),Weekers (VVD),Rambocus (CDA), De Ruiter (SP),Ferrier (CDA),ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie),Bruls (CDA), Varela (LPF),Eski (CDA),Koomen (CDA), Aptroot (VVD),Smeets (PvdA),Douma (PvdA), Stuurman (PvdA),Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA),Dittrich (D66),Blok (VVD),Kant (SP),Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA),Verbeet (PvdA),Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks),Omtzigt (CDA),Adel-mund (PvdA),Van Miltenburg (VVD),Visser (VVD),Algra (CDA),Lazrak (Groep Lazrak), Vietsch (CDA),Van der Vlies (SGP),Hessels (CDA),Hermans (LPF),Van Oerle-van der Horst (CDA),Van Dijk (CDA),Wilders (VVD), Van Dijken (PvdA),Blom (PvdA),Kalsbeek (PvdA),Eerdmans (LPF) en Schippers (VVD).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 april 2004

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 18 maart 2004 overleg gevoerd met de heer De Geus,minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,over:

– het attitudeonderzoek commissie «Het Werkend Perspectief» (SZW0400049);

– de aanbevelingen bij het rapport «Tussen werk en WAO» van de stuurgroep Verbetering poortwachter (aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2003–2004, nr. 736);

– het verslag van de Tweede invitational conference Sociale zekerheid en zorg d.d. 15 december 2003 (25 253, nr. 5);

– het werkplan CWP 2004 en de monitor Arbeidsgehandicapten 2002 (29 461, nr. 1).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Dijken (PvdA) waardeert het dat met het attitudeonder-zoek «Onbekend maakt onbemind» de knelpunten duidelijk in beeld zijn gebracht. Uit dat onderzoek blijkt dat werkgevers voor arbeidsgehandicapten nog steeds de deur dichthouden. Het antwoord van de minister op dat onderzoek is echter minder duidelijk en vooral vrijblijvend van aard. Het aanpassen van de WAO en het kabinetsmotto van «meedoen» scheppen immers wel verplichtingen,niet alleen voor werknemers maar ook voor werkgevers. Daar moet de vrijblijvendheid zeker van af. In dat verband doet zij de suggestie om te werken met het verplicht stellen van proefplaatsingen van arbeidsgehandicapten,waarbij nog geen sprake is van een formele arbeidsrelatie. Daarnaast moet de overheid op korte termijn zelf een voorbeeldrol in dezen gaan vervullen. Een volgend probleem is dat binnen de verschillende ministeries sprake is van tegengestelde bewegingen. Enerzijds wordt gepleit voor maatwerk, anderzijds staat de jobcoach zwaar onder druk. Vrijwilligerswerk kan zeer zinvol zijn in reïntegratietrajecten,maar de minister van VWS laat bij het bovenregionaal vervoer mensen met een functiebeperking kiezen tussen familiebezoek of vrijwilligerswerk. Minister Hoogervorst zegt ook geen geld te hebben voor onderzoek naar de effecten van oefentherapie bij specifieke klachten. In die zin is er dus geen sprake van samenhang in de

maatregelen die tot een succesvolle reïntegratie en volledige participatie kunnen leiden.

Ook de website «eerstehulpbijwerk» voldoet niet. Deze site laat uitsluitend zien hoe groot het doolhof is,maar biedt geen richting naar de uitgang uit dat doolhof. Met de site wordt ook niet voldaan aan de eisen van «Drempels weg»,het overheidsinitiatief om internet toegankelijker te maken voor mensen met een handicap. De verwijzing naar de Spaanse «Funda-cion ONCE» sneed ook geen hout,want de stichting Start Foundation doet precies hetzelfde. Met de jaarlijkse Support Award wordt duidelijk gemaakt hoe bedrijven kunnen omgaan met gehandicapte werknemers. De voorbeelden zijn er dus al,maar het komt er nu op aan om gebruik te maken van die best practices. Terughoudendheid bij nieuwe voorlichting is dan ook geboden,behalve als het gaat om de HRM-opleidingen. Vanaf het allereerste begin moet immers duidelijk zijn dat mensen met een functiebeperking goede werknemers kunnen zijn en dat begint bij de opleiding van personeelsfunctionarissen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt het treurig dat arbeidsgehandicapten en chronisch zieken niet aan het werk blijken te kunnen komen, zeker ook omdat het vaak om zeer gemotiveerde mensen gaat die niet vaker ziek of afwezig zijn dan de doorsnee werknemer. De vooroordelen over deze groep zijn nog dermate groot,dat werkgevers er niet aan beginnen. Uit het attitudeonderzoek blijkt ook «dat het in dienst nemen van mensen met een arbeidshandicap niet zonder meer vanzelfsprekend is». Zeker op de huidige arbeidsmarkt kan deze groep het met de bestaande vooroordelen wel schudden.

Ten aanzien van het plan en de website «eerstehulpbijwerk» merkt zij op dat eerste hulp bij ongelukken zoals het plakken van een pleister niet voldoende is. Beter is om een drukverband aan te leggen,met de nadruk op «druk»,opdat deze groep mensen werkelijk aan de slag komt. Er worden wel allerlei acties aangekondigd,maar in geen enkel rapport is een meetbare doelstelling te vinden. Waarop kan het kabinet te zijner tijd worden afgerekend om na te kunnen gaan of al die acties wel geslaagd zijn? Er wordt immers al jaren over het probleem gepraat,er wordt al jaren geconcludeerd dat de doelgroep het op de arbeidsmarkt wel kan schudden en vervolgens wordt een pr-campagne ingezet waarvan niet duidelijk is hoeveel extra arbeidsplaatsen die oplevert. Is het mogelijk om in het voorjaarsoverleg met de sociale partners in te zetten op een meetbare doelstelling? In dat verband is het misschien een goed idee om een type à la Hans de Boer in te huren dat aan de slag gaat met een concreet en praktisch 50 000-banenplan voor de doelgroep,waarop werkgevers vervolgens kunnen worden aangesproken.

Tot slot vraagt zij wanneer de minister meer druk op de werkgevers zal uitoefenen in de vorm van een verplichte quotering inzake het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken. Het is immers al bekend dat het niet vanzelf gaat. GroenLinks is in dat verband voorstander van een quotum van 5% voor middelgrote bedrijven en 7% voor grote bedrijven. Het streven moet erop gericht zijn dat in de periode 2004–2007 50 000 mensen met een arbeidshandicap of een chronische ziekte aan het werk komen. Ook persoonsgebonden reïntegratiebudgetten kunnen daarbij helpen. Het is uitstekend als de overheid hierbij zelf het goede voorbeeld geeft,maar daar moet het niet bij blijven.

Het CWI heeft recent besloten te stoppen met de begeleiding van verstandelijk gehandicapten op het werk,hetgeen betekent dat ook deze groep aan de kant komt te staan. Het is intriest als deze groep uit het arbeidsproces dreigt te worden gedrukt. Met de minister wil zij dan ook vandaag afspreken dat deze maatregel van het CWI niet doorgaat.

De heer Weekers (VVD) spreekt waardering uit voor het werk van de commissie «Het Werkend Perspectief» (CWP),die de vooroordelen bij

werkgevers over mensen met een handicap wil wegnemen en deze op een goede manier in kaart heeft gebracht. Hij verzoekt het kabinet om een vergelijkbaar initiatief te nemen voor de uitvoeringsorganisaties sociale zekerheid. Tijdens een werkbezoek aan Hoensbroeck Centrum voor Arbeidsperspectief bleek hem dat de cultuur bij deze uitvoeringsorganisaties nog veel te veel is ingesteld op het verstrekken van een uitkering in plaats van het aan het werk helpen van mensen. Arbeidsgehandicapten moeten nu over een onnoemelijk grote wilskracht beschikken om daar doorheen te breken en toch voor reïntegratie in aanmerking te komen. Ook uitvoeringsorganisaties moeten zich meer richten op wat mensen nog wel kunnen. Een cultuuromslag is in dat opzicht echt noodzakelijk. In dat kader is de VVD ook een groot voorstander van de individuele reïntegratieovereenkomsten en van het persoonsgebonden reïntegratie-budget. Het Centrum Hoensbroeck hanteert een dure methode,maar deze heeft een scoringskans van boven de 85% en verdient zich in zes jaar terug. Deze landelijke instelling verkeert overigens nog in volstrekte onzekerheid over de financieringssystematiek na 2004,hetgeen het werk van de instelling niet bevordert.

Uit het attitudeonderzoek van de CWP blijkt dat grote groepen leidinggevenden totaal niet op de hoogte zijn van wet- en regelgeving rond de reïntegratie van arbeidsgehandicapten. Over de gehele linie is het kennisniveau ten opzichte van dat in het jaar 2000 zelfs afgenomen. Kan de regering deze achteruitgang verklaren en hoe denkt zij de informatievoorziening aan werkgevers te verbeteren? Zijn de instrumenten wellicht te complex om snel te kunnen begrijpen? Is de minister bereid te onderzoeken hoe de werkgevers tegen dit instrumentarium aankijken? Is het mogelijk en opportuun om de administratieve rompslomp te verminderen en het instrumentarium eenvoudiger en aantrekkelijker te maken? Een verplichte quotering voor werkgevers is volgens de heer Weekers een onzinnige gedachte. Het is bekend dat ondernemers een broertje dood hebben aan tal van verplichtingen en het kabinet heeft niet voor niets als doelstelling om de administratievelastendruk met 25% te verlichten. Dit soort quoteringsregelingen leidt alleen tot nog minder ondernemers,nog minder arbeidsplaatsen en nog minder kansen voor de doelgroep. Hij verzoekt de minister dan ook om deze gedachte van GroenLinks onmiddellijk in de prullenbak te werpen. Wel is hij voorstander van meetbare doelstellingen op dit punt,voorzover dat mogelijk is en rekening houdend met het feit dat de minister in dezen alleen systeemverantwoordelijke en geen resultaatsverantwoordelijke is. Daarnaast is hij van opvatting dat de overheid als werkgever op dit punt het goede voorbeeld moet geven. De heer Weekers vraagt vervolgens naar de actuele stand van zaken of een update rond de werkagenda die op de Tweede invitational conference is opgesteld. Hebben de verzekeraars bijvoorbeeld al een inventarisatie gemaakt van regelgeving die de integratie van zorg- en inkomens-verzekeringen in de weg staat? Wat doet het kabinet vervolgens met deze inventarisatie?

Tot slot memoreert hij dat de CWP op 21 april de prijs «Kroon op het werk» uitreikt. De jury nomineert aanstaande vrijdag vijf bedrijven met een innovatief verzuim- en reïntegratiebeleid. Wat doet de regering met dit soort best practices,opdat die bij andere bedrijven goed onder de aandacht worden gebracht? Als werkgevers immers eenmaal ervaring hebben met een goed gemotiveerde werknemer met een handicap,dan willen zij bij vertrek van zo’n werknemer graag weer zo’n persoon in dienst nemen.

De heer Bakker (D66) wenst graag vroegtijdig helderheid over de financiering van de vijf centra voor arbeidsperspectief na 2004,want de opleidingen beginnen in september en bestrijken vaak meerdere jaren. Ook hij spreekt waardering uit voor de CWP,aangezien haar aanpak zich richt op de werkvloer en niet op organisaties,regels,instituties en wetten.

Uit het attitudeonderzoek blijkt dat een gebrek aan ervaring en kennis bij werkgevers ertoe leidt dat de reïntegratie van arbeidsgehandicapten stokt. De afgelopen tien jaar is echter wel degelijk wat gedaan door de werkgever verantwoordelijk te maken voor preventie van de instroom in de WAO. De resultaten van de Wet poortwachter wijzen ook uit dat dit werkt, gewoonweg omdat dit ook in het belang van de werkgevers zelf is. De vraag is of subsidies op het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten wel het beoogde effect hebben,want dat veronderstelt een soort financiële rationaliteit die bij veel werkgevers ontbreekt. Wel is het wenselijk om de kennis over het beschikbare instrumentarium bij werkgevers te doen toenemen en om ook iets te doen aan de vaak stroeve uitvoeringspraktijk waarmee die werkgevers worden geconfronteerd. De heer Bakker is niet onder de indruk van de effectiviteit van alle voorgenomen acties,zoals de website,communicatie,pr,benchmarks,best practices en noem maar op. De burger krijgt zoveel overheids-spam over zich heen,dat het geen effect meer heeft. In dat kader ziet hij meer in communicatie via de werkgeversorganisaties,al is het de vraag in hoeverre ondernemers zich via hun eigen informatiekanalen nog wel oriënteren op het aan de slag komen van mensen. Als VNO-NCW en MKB Nederland hier richting hun achterban weinig aan doen,zal de overheidscommunicatie op dit punt weinig effect sorteren. Met de heer Weekers constateert hij dat bij de uitvoeringsorganisaties sociale zekerheid sprake is van een bureaucratie die door de betrokken arbeidsgehandicapten veeleer als een belemmering dan als een steun wordt ervaren bij de reïntegratie. Wie niet zelf het initiatief neemt,komt er al helemaal niet doorheen. D66 is daarom ook voorstander van persoonsgebonden reïntegratiebudgetten en individuele reïntegratieovereenkom-sten,maar ook daarbij is het de vraag of de daarmee samenhangende rompslomp niet ten koste gaat van de effectiviteit. De kosten van de reïntegratieactiviteiten lopen alleen maar op,maar de effectiviteit is niet toegenomen. Al jaren komen immers rond de 15 000 mensen per jaar weer aan de slag.

Met mevrouw Van Gent pleit hij voor een grotere meetbaarheid en afre-kenbaarheid van de doelstellingen,want het moet duidelijk worden of het beleid wel effectief is. Het baart immers zorgen dat in 2002,op de top van de arbeidsmarkt,49% van de arbeidsgehandicapten tot de werkzame beroepsbevolking behoorde,terwijl dat percentage in 2000 nog op 52 lag. De vraag is dan ook wat het huidige percentage is,nu het nog veel moeilijker is om aan een baan te komen. Het was ook opvallend dat in 2002 maar 10% van de arbeidsgehandicapten als werkzoekend stond ingeschreven bij het CWI. Het moet duidelijk worden hoe deze cijfers zich in de loop van de tijd ontwikkelen.

De heer Bakker gelooft niet in een wettelijke quotering,maar ziet meer in de tien jaar geleden ingezette route van het decollectiviseren van verantwoordelijkheden. Dat heeft gewerkt bij de beperking van de instroom van de WAO. Een wettelijke quoteringsregeling zou in de praktijk een papieren tijger zijn,zoals blijkt uit het feit dat de overheid er zelf met al haar goede bedoelingen niet in slaagt om de genoemde percentages te halen. De vraag is dan ook of deze doelstelling voor de overheidsorganisatie van kracht is en wat daaraan wordt gedaan. De overheid spreekt zichzelf immers dagelijks tegen. De ene week zegt de minister van SZW dat mensen van boven de 57,5 jaar moeten solliciteren, maar een dag later sluit de minister van BZK een convenant af waarin hij alle ambtenaren van boven de 57 jaar zonder sollicitatieplicht en met 70% van hun laatste inkomen naar huis stuurt. De overheid kan in praktische zin niet verkopen dat zij twee verschillende rollen heeft als werkgever en als beleidsmaker. De overheid moet zich ook naar haar eigen doelstellingen gedragen. Hoe denkt de minister dat de komende jaren duidelijker te maken dan in het verleden?

De heer Bruls (CDA) complimenteert de CWP voor haar werkzaamheden. Met het attitudeonderzoek is bevestigd dat op de arbeidsmarkt sprake is van een verkeerde beeldvorming en soms zelfs van openlijke discriminatie. Het biedt dan ook een basis om verder te gaan. De effecten van het beleid van de afgelopen jaren zijn slecht aan te tonen en van goede beleidsmaatregelen,zoals de subsidiemogelijkheden uit de Wet REA, wordt geen gebruik gemaakt. Uit het attitudeonderzoek blijkt dat het beeld ten aanzien van arbeidsgehandicapten moet kantelen op het niveau van de arbeidsorganisaties zelf,want onbekend maakt inderdaad onbemind. Verder is het nodig om iets te doen aan de onbekendheid met het wettelijk instrumentarium,zoals de no-riskpolis. In dezen hebben conform het najaarsakkoord de sociale partners een belangrijke rol te spelen. Het is beter om eerst die weg in te slaan dan om weer te verzanden in nieuwe wet- en regelgeving waarvan de werking niet is aangetoond. Wat is thans, een halfjaar na het najaarsakkoord,de stand van zaken op dit punt? Het lijkt hem vanzelfsprekend dat deze afspraken ook een vervolg krijgen, wellicht in het komende voorjaarsoverleg.

Uit het attitudeonderzoek blijkt dat leidinggevenden de arbeidsmarktpositie van mensen met lichamelijke,zintuiglijke of psychische klachten als het minst kansrijk beschouwen. Dat vraagt dan ook een aantal specifieke acties van het kabinet. Opvallend is ook dat de genoemde constatering in contrast staat met het relatief positieve beeld over de productiviteit en het ziekteverzuim van mensen met een lichamelijke of zintuiglijke handicap. Hoe verklaart de minister dat?

De heer Bruls vindt het van groot belang dat meer samenhang tot stand komt tussen de regelgeving op het gebied van zorg,arbeid en sociale zekerheid,al was het maar omdat diverse departementen zich daar nu mee bezighouden. Doelstelling moet zijn om instrumenten te koppelen, opdat de arbeidsgehandicapten niet alleen qua beeldvorming maar ook in realiteit een betere positie op de arbeidsmarkt krijgen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een koppeling van het persoonsgebonden budget in de zorg met de individuele reïntegratieovereenkomst. In antwoord op schriftelijke vragen over de jobcoaches naar aanleiding van een situatie bij ROZIJ Werk in Overijssel is gesteld: «Hierdoor zal het niet zo zijn dat een gebrek aan begeleiding de oorzaak is voor ontslag van iemand». In individuele situaties moet het UWV bevoegd zijn om te besluiten met begeleid werk te stoppen. Het UWV mag echter niet in zijn algemeenheid afscheid nemen van het fenomeen begeleid werken. Ook is het zaak dat de minister duidelijkheid schept over de toekomstige financiering van de vijf centra voor arbeidsperspectief,die immers specifieke begeleiding bieden die niet door andere reïntegratiebedrijven kan worden geboden.

Antwoord van de regering

De minister ziet het als een maatschappelijk project om van de deelname van mensen met een handicap aan het arbeidsproces in de praktijk een succes te maken. In dat project heeft de overheid wel degelijk een rol te spelen. Het is dan ook zaak dat zowel dit maatschappelijke project als het politieke project van hetzelfde uitgangspunt uitgaat. Doelstelling is om drempels weg te halen,actoren met elkaar in contact te brengen en werkgevers en werknemers uit te dagen onder het motto «wie werk te bieden heeft,zal ook werk bieden». Dan gaat het niet alleen om het bieden van financiële prikkels,maar ook om een moreel appèl. De regering is in dezen geen voorstander van een wettelijke quotering,maar wel van het maken van afspraken en het in cao’s opnemen van streefcijfers. De uitkomst van het attitudeonderzoek baart hem zorgen. Op individueel niveau zijn werkgevers op zichzelf wel bereid om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen,maar in de praktijk blijkt dat er weinig gebeurt. Het schort dus niet zozeer aan de mentale houding van

werkgevers als wel aan de uitvoering in de praktijk. Daartoe is het noodzakelijk dat werkgevers de mogelijkheden op dit punt kennen en ook benutten. Met de herbeoordelingsoperatie van 1 juli a.s. op basis van het nieuwe schattingsbesluit wordt het nog belangrijker dat werkgevers niet alleen zoveel mogelijk hun mensen in dienst houden,maar ook zoveel mogelijk mensen in dienst nemen die een tijd in de WAO hebben gezeten. Met MKB Nederland zal hij de komende maanden afspraken proberen te maken over hun inspanningen op dit punt,waarbij het attitudeonderzoek een goed vertrekpunt vormt. In dat gesprek zal ook worden geattendeerd op instrumenten als de no-riskpolis.

De minister vindt het van groot belang dat de overheid als werkgever de verantwoordelijkheid neemt die van werkgevers in het algemeen wordt verwacht. In dat verband doet het hem deugd dat het overleg tussen overheid en de werknemersorganisaties over een substantieel tweede arboconvenant in een vergevorderd stadium verkeert,waarin met name op het gebied van preventie en reïntegratie een uitgebreid programma wordt opgenomen. Het streven is erop gericht om dat convenant per 1 juli a.s. gereed te hebben. Ten aanzien van de samenhang met andere departementen heeft hij er begrip voor dat de minister van VWS geen onderzoek naar reïntegratie financiert,aangezien VWS al het geld nodig heeft om aan de zorgvraag te voldoen. Dat laat onverlet dat de diverse departementen moeten uitgaan van dezelfde visie op reïntegratie,hetgeen thans ook in ontwikkeling is. Dat bleek ook uit de gloedvolle toespraak van de minister van VWS tijdens de Tweede invitational conference. In de komende adviezen van de commissie «Het Werkend Perspectief» (CWP) zal naar verwachting de toegevoegde waarde van instrumenten als de Support Award en «Kroon op het werk» op een creatieve wijze worden vormgegeven. Het is zaak om de kennis over het instrumentarium te verbreden en dat instrumentarium transparant te maken en waar mogelijk te vereenvoudigen. De interactieve website «eerstehulpbijwerk» kan op dat eerste punt een goede bijdrage leveren. De site heeft in de maanden januari en februari 48 000 bezoekers getrokken die 2,2 miljoen pagina’s hebben bekeken. Via de responspagina’s blijkt ook dat bezoekers op een leuke manier reageren. Suggesties ter verbetering van de site zijn overigens altijd welkom.

In reactie op de vraag naar meetbare doelstellingen bevestigt de minister dat hij inderdaad systeemverantwoordelijke,maar geen beheerder van dit onderdeel van het stelsel van sociale zaken en werkgelegenheid is. De attitude van alle actoren in dezen is van levensbelang voor een goede werking van het systeem om de participatie van arbeidsgehandicapten te laten slagen. De CWP heeft zichzelf daarbij een meetbare doelstelling opgelegd,sociale partners maken in arboconvenanten en cao’s afspraken die zoveel mogelijk van concrete doelstellingen worden voorzien en het UWV is ook gebonden aan zeer meetbare doelstellingen inzake de reïntegratie. Deze actoren moeten zelf nagaan wat het effect is van deze afspraken. De CWP is met de sociale partners in de weer om per september 2004 de zinvolheid van de afspraken per cao te bepalen en eventueel te actualiseren. Op dit punt moet een onderscheid worden gemaakt tussen instrumentele doelstellingen en outputdoelstellingen. De laatste categorie krijgt zijn voorkeur,want daarmee wordt duidelijk welke actoren waarvoor verantwoordelijk zijn. Het is ook goed mogelijk om van jaar tot jaar te volgen hoeveel mensen met een arbeidshandicap deelnemen aan het arbeidsproces. Overigens zal hij zich buigen over de vraag op welke wijze de effectiviteit van de inspanningen van de diverse actoren kan worden gemeten. Daarover zal de Kamer vervolgens worden geïnformeerd. Het lijkt hem niet zinvol om een «blind guess» te doen van aantallen die jaarlijks aan het werk worden geholpen,ook omdat dit van veel factoren afhankelijk is.

Verder geeft de minister te kennen dat het beleid van het UWV rond de inzet van jobcoaches niet is gewijzigd. In een incidenteel geval was wel

sprake van een meningsverschil. In de rechtszaak daarover is het UWV in het gelijk gesteld.

Wat betreft de centra voor arbeidsperspectief,constateert hij dat er de nodige interactie is tussen deze instituten en de Kamer. Het zou goed zijn als deze centra met dezelfde verve verzekeraars en andere toekomstige opdrachtgevers uitnodigen,omdat de geldstroom in de toekomst niet alleen uit het publieke domein zal komen. Bekend is dat de integrale reïntegratieactiviteiten van deze centra ongeveer twaalf keer zo duur zijn als die van andere reïntegratietrajecten,maar dat laat onverlet dat onder omstandigheden sprake kan zijn van een enorme maatschappelijke winst. De resultaten van het onderzoek naar de centra zijn bekend,maar de minister zal pas een definitief standpunt innemen na ommekomst van het advies van de CWP over de effectiviteit van de begeleiding van Wajong’ers. In verband met de planning voor het volgende scholingsjaar is het inderdaad zaak om voor de komende zomer op dit punt duidelijkheid te bieden. Een eventueel overleg met de Kamer op dit punt moet dan ook tijdig worden gepland.

Ten aanzien van de follow-up van de Tweede invitational conference releveert hij dat de sociale partners op 23 februari hebben geadviseerd over het tegengaan van ziekteverzuim en WAO-instroom. Het kabinetsstandpunt daarover heeft de Kamer op 16 maart ontvangen. Daarin wordt de opvatting van de sociale partners gedeeld,dat het niet zozeer gaat om het aandragen van nieuwe instrumenten als wel om de feitelijke vormgeving, uitvoering en verdieping van het beleid. Met de KNMG wordt overleg gevoerd over de samenwerking en afstemming tussen de verschillende artsengroepen. De KNMG houdt in juni een conferentie over de op dit punt tussen artsen te maken afspraken. Het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO gaat standaard aandacht besteden aan de factor arbeid in nieuw te ontwikkelen multidisciplinaire richtlijnen voor de verschillende artsengroepen. Hiervoor is in 2003 een leidraad ontwikkeld die vanaf januari 2004 ook wordt toegepast. De BOA (brancheorganisatie arbodiensten) is bezig met een brochure om de arbomarkt transparanter te maken en om praktische wenken te geven voor het afsluiten van een prestatiecontract. Staatssecretaris Rutte is in gesprek met Borea (brancheorganisatie reïntegratiebedrijven) over meer transparantie op de reïntegratiemarkt. Het College voor zorgverzekeringen maakt in de maanden april t/m juni een ronde langs de 23 ziekenfondsen waarbij het inkopen van arbeidsgerelateerde zorg wordt toegelicht. In december heeft het kabinet duidelijke voornemens gepresenteerd over de rol die verzekeraars kunnen spelen in het ziektekostenverzekeringsstelsel en in het stelsel van sociale zekerheid. Als uit het nog komende overleg met de Kamer duidelijk is geworden wat het politieke draagvlak voor deze lijn is,zal in het voorjaar met de verzekeraars en het UWV overleg worden gevoerd over de betekenis van deze lijn voor de mogelijke synergie op het terrein van arbeid,zorg en sociale zekerheid. Voor het overige zal de minister bij brief aan de Kamer nog een complete update in dezen geven.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Dijken (PvdA) krijgt graag nog een reactie op haar pleidooi voor het in de HRM-opleidingen duidelijk maken wat de mogelijkheden zijn voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten en chronisch zieken. Is de minister bereid om over deze onderwijsmodule met zijn collega’s van OCW in contact te treden?

Zij gaat ervan uit dat de minister in zijn overleg met de werkgeversorganisaties aandacht zal besteden aan haar suggestie inzake proefplaatsingen. Zij zal de minister de rapportage verstrekken inzake de toegankelijkheid van de website «eerstehulpbijwerk». In 2001 heeft SZW het convenant «Drempels weg» gesloten waarmee werd beoogd om websites toeganke-

lijker te maken voor mensen met een handicap. Het is dan ook zaak om daar nu wat aan te doen.

Tot slot begrijpt zij dat de minister van VWS niet verantwoordelijk is voor de reïntegratie,maar bijvoorbeeld wel voor de fysiotherapie. Als daarop wordt bezuinigd,komt dat de reïntegratie en de WAO-instroom bepaald niet ten goede. In die zin is een integraal overheidsbeleid noodzakelijk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) benadrukt de uiteindelijke doelstelling dat de arbeidsmarkt wordt opengebroken voor arbeidsgehandicapten en chronisch zieken. Met het oog daarop moeten er meetbare doelstellingen met concrete aantallen komen. Zij vreest dat anders de in gang gezette acties onvoldoende resultaat opleveren. In dat verband herhaalt zij haar suggestie om een type à la Hans de Boer in te huren. Als blijkt dat met de in gang gezette acties onvoldoende mensen aan het werk zijn gekomen, wordt het tijd om daarover via een quotering,ook bij de overheid,heldere afspraken te maken.

De heer Weekers (VVD) voelt niets voor een quotering,maar is er wel voor dat de overheid als werkgever het goede voorbeeld geeft en daarbij streefcijfers hanteert. Hij krijgt graag nog een reactie op zijn verzoek om ook een attitudeonderzoek uit te voeren bij de uitvoeringsorganisaties sociale zekerheid.

Ook is het in zijn ogen te mager om de daling in het kennisniveau van werkgevers over de wet- en regelgeving inzake de reïntegratie van arbeidsgehandicapten alleen in het overleg met MKB Nederland aan de orde te stellen. De minister moet dit punt actief oppakken en met de Kamer afspraken maken over de manier waarop dat kennisniveau behoorlijk wordt opgekrikt.

Hij begrijpt dat de minister nog zal bezien of verdere administratieve rimram uit het instrumentarium kan worden geschrapt. Wanneer krijgt de Kamer daarover informatie? Is de minister verder bereid om te onderzoeken hoe werkgevers tegen dat instrumentarium en de uitvoeringsinstanties aankijken?

De heer Bakker (D66) sluit zich aan bij het verzoek van de heer Weekers om een attitudeonderzoek bij de uitvoeringsorganisaties sociale zekerheid te houden.

Het is goed dat de minister sprak van een maatschappelijk project,maar dan is het ook zaak om over duidelijke meetlatten te beschikken. Dan ligt het voor de hand dat de overheid streefcijfers hanteert voor de participatie van het aantal arbeidsgehandicapten.

Verder krijgt hij graag een reactie op zijn opmerking over de overheids-spam. Hij suggereert om het MKB te informeren via de accountants en de boekhouders,want dat heeft meer effect dan informatie via websites, aanschrijvingen en publicaties van de werkgeversverenigingen.

De heer Bruls (CDA) sluit zich aan bij de aansporing van de heer Weekers om het kennisniveau bij de werkgevers te verbeteren,waarbij inderdaad naar andere wegen moet worden gezocht dan de gebruikelijke informatie via websites en brochures.

Ook krijgt hij graag nog een reactie op zijn opmerking over de koppeling van het persoonsgebonden budget en de individuele reïntegratie-overeenkomst.

Tot slot constateert hij dat slechts 10% van de arbeidsgehandicapten zich als werkzoekende inschrijft bij het CWI. De vraag is dan ook wat dit zegt over de attitude bij dat CWI.

De minister zou het betreuren als slechts 10% van de werkzoekende arbeidsgehandicapten is ingeschreven bij het CWI. Er zijn echter ook

arbeidsgehandicapten die niet werkzoekend zijn. Hij zal een en ander nog uitzoeken en daar schriftelijk op terugkomen.

De suggestie inzake de onderwijsmodule zal ook schriftelijk van commentaar worden voorzien,eventueel door de minister van OCW. Hij zegt toe dat bij het te sluiten tweede-fase-arboconvenant voor het Rijk zal worden bezien of sprake kan zijn van proefplaatsingen. Ten aanzien van de website «eerstehulpbijwerk» neemt hij kennis van de rapportage inzake de toegankelijkheid. Het streven blijft immers gericht op verbetering van het product.

Voorts herhaalt hij zijn toezegging dat hij in overleg zal treden met de werkgeversorganisaties,waarbij hij MKB Nederland als brughoofd beschouwt. Beoogd wordt om dat overleg voor 1 juli af te ronden en daarover vervolgens de Kamer te informeren,gezien de relatie met het schattingsbesluit en de daaruit per 1 juli voortkomende reïntegratie-trajecten. De CWP zal worden verzocht om dit gesprek te faciliteren. De minister acht de suggestie om voorlichting aan het MKB te verstrekken via accountants en boekhouders relevant. Het ministerie van SZW verstuurt op dit punt overigens geen rechtstreekse spam in de richting van ondernemers. Zaak is dat de ondernemers gericht informatie krijgen die voor hen interessant is.

Voorts deelt hij mede dat een onderzoek is gestart naar de attitude onder professionele begeleiders bij uitvoeringsinstanties,hetgeen in de loop van 2004 wordt afgerond. In dezen stelt hij vast dat,mede dankzij het engagement van deze mensen,veel goede begeleiding wordt geboden en ook successen worden geboekt.

Per Saldo,de belangenvereniging voor mensen met een persoonsgebonden budget,doet thans onderzoek naar de mogelijkheden om de belemmeringen weg te nemen tussen de verschillende budgetten,zoals het persoonsgebonden budget,de individuele reïntegratieovereenkomst en het persoonsgebonden reïntegratiebudget. Het ministerie van SZW is hier ambtelijk bij betrokken. De Kamer krijgt de resultaten van dit onderzoek zodra deze bekend zijn.

Tot slot zegt de minister toe dat hij de suggestie voor het formuleren van een macrodoelstelling rond de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidshandicap serieus op haar merites zal bezien.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Hamer

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Esmeijer

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.