Voorstel van wet - Voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 28652 - Initiatiefvoorstel Wet op de vaste boekenprijs i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs); Voorstel van wet  
Document­datum 28-10-2002
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST63965
Kenmerk 28652, nr. 2
Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

28 652

Voorstel van wet van de leden Dittrich en Halsema houdende regels omtrent de vaste boekenprijs (Wet op de vaste boekenprijs)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van een ruim gespreid en breed aanbod van boeken wenselijk is regels te stellen omtrent de vaste boekenprijs; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. 
    Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
  • b. 
    boek: een werk dat tekst bevat in de Nederlandse of Friese taal, voorzien is van een titel, bestaat uit papieren bladzijden, al dan niet vergezeld van ondersteunende informatiedragers, en wordt uitgegeven in een oplage van meerdere exemplaren die voor verkoop aan eindafnemers zijn bestemd, met uitzondering van:

1°. nummers van een jaargang van een met regelmatige tussenpozen verschijnende uitgave;

2°. agenda’s en almanakken die in de titel het jaartal van de gebruiks-bestemming vermelden;

3°. catalogi van uitsluitend registrerende of opsommende aard;

4°. brochures of daarmee gelijk te stellen korte geschriften;

5°. antiquarische boeken en boeken die reeds eerder door eindafnemers bij een boekverkoper zijn gekocht en op enigerlei wijze zijn gebruikt;

6°. uitgaven van uitsluitend plaatselijk of regionaal belang;

  • c. 
    uitgever: degene die boeken in het handelsverkeer brengt;
  • d. 
    uitgeven: het boeken in het handelsverkeer brengen;
  • e. 
    uitgeversfonds: het geheel van boeken dat door een uitgever wordt uitgegeven;
  • f. 
    importeur: degene die boeken die in andere landen dan Nederland zijn uitgegeven in Nederland in het handelsverkeer brengt;
  • g. 
    boekverkoper: degene die door de uitgever of de importeur in het handelsverkeer gebrachte boeken verkoopt aan eindafnemers;
  • h. 
    handelsmarge: het verschil tussen de door een uitgever of importeur voor een boek vastgestelde vaste boekenprijs en de prijs waarvoor de uitgever of importeur dat boek aan een boekverkoper levert;
  • i. 
    openbare bibliotheek: een bibliotheek als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
  • j. 
    eindafnemer: degene aan wie de boekverkoper boeken verkoopt voor eigen gebruik;
  • k. 
    vaste boekenprijs: de door de uitgever of de importeur op grond van hoofdstuk 2 vastgestelde prijs;
  • l. 
    College: het College voor de vaste boekenprijs, genoemd in artikel 15.

HOOFDSTUK 2. DE VASTE BOEKENPRIJS

Paragraaf 1. Vaststelling van de vaste boekenprijs

Artikel 2

De uitgever stelt voor boeken die hij voor het eerst in een bepaalde uitvoering in Nederland uitgeeft een vaste boekenprijs vast.

Artikel 3

  • 1. 
    Voor boeken die in het buitenland zijn uitgegeven stelt de importeur een vaste boekenprijs vast, met dien verstande dat:
  • a. 
    de vaste boekenprijs voor boeken die zijn uitgegeven in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gelijk is aan de door de buitenlandse uitgever voor verkoop aan eindafnemers in Nederland vastgestelde of aanbevolen prijs;
  • b. 
    de vaste boekenprijs voor boeken die zijn uitgegeven in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is, niet lager is dan de door de buitenlandse uitgever voor verkoop aan eindafnemers in Nederland vastgestelde of aanbevolen prijs;
  • c. 
    indien de buitenlandse uitgever geen prijs voor verkoop aan eindafnemers in Nederland heeft vastgesteld of aanbevolen, voor boeken, bedoeld in onderdeel a of b, de vaste boekenprijs gelijk is aan, respectievelijk niet lager is dan de door de buitenlandse uitgever voor verkoop aan eindafnemers in de staat waar de boeken zijn uitgegeven vastgestelde of aanbevolen prijs.
  • 2. 
    Indien door de buitenlandse uitgever geen prijs als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld of aanbevolen, stelt de importeur geen vaste boekenprijs vast.
  • 3. 
    Indien de importeur boeken die zijn uitgegeven in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, heeft ingekocht tegen een prijs die lager ligt dan de gebruikelijke inkoopprijs, kan hij in afwijking van het eerste lid de vaste boekenprijs naar evenredigheid lager vaststellen.

Artikel 4

  • 1. 
    De uitgever en de importeur maken de vaste boekenprijs op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze bekend.
  • 2. 
    De vaste boekenprijs geldt met ingang van de eerste dag waarop het boek voor verkoop aan eindafnemers beschikbaar is.

Artikel 5

  • 1. 
    De uitgever en de importeur kunnen de vaste boekenprijs telkens na verloop van een half jaar aanpassen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip.
  • 2. 
    Artikel 4, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een aanpassing als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2. Toepassing van de vaste boekenprijs

Artikel 6

  • 1. 
    De boekverkoper past bij verkoop van een boek aan een eindafnemer de vaste boekenprijs toe. Deze verplichting geldt niet voor beschadigde boeken.
  • 2. 
    De boekverkoper kan daarnaast de kosten van door hem te verrichten bijzondere dienstverlening bij de eindafnemer in rekening brengen.
  • 3. 
    De boekverkoper informeert de eindafnemer vooraf over de kosten, bedoeld in het tweede lid.

Paragraaf 3. Opheffing van de vaste boekenprijs

Artikel 7

  • 1. 
    De uitgever en de importeur kunnen de vaste boekenprijs opheffen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip, doch niet eerder dan met ingang van twee jaar na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
  • 2. 
    Artikel 4, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de opheffing, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 4. De boekenclubprijs

Artikel 8

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a. 
    boekenclub: een boekverkoper die onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nader te stellen regels bedrijfsmatig en op landelijke schaal boeken verkoopt en distribueert aan uitsluitend particuliere eindafnemers, zijnde natuurlijke personen die voor de periode van minimaal één kalenderjaar koopverplichtingen zijn aangegaan;
  • b. 
    boekenclubprijs: de door de uitgever of de importeur op grond van artikel 9 vastgestelde prijs.

Artikel 9

  • 1. 
    De uitgever en de importeur kunnen op verzoek van een boekenclub een van de vaste boekenprijs afwijkende boekenclubprijs vaststellen voor de verkoop aan eindafnemers die jegens de boekenclub een koopverplichting als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, zijn aangegaan.
  • 2. 
    Gedurende de eerste vier maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kunnen de vaste boekenprijs en de boekenclubprijs niet gelijktijdig gelden.
  • 3. 
    De uitgever en de importeur bepalen welke van beide prijzen gedurende de in het tweede lid bedoelde periode van kracht is.
  • 4. 
    De uitgever en de importeur kunnen de boekenclubprijs aanpassen of opheffen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip.
  • 5. 
    De boekenclubprijs vervalt in ieder geval bij de opheffing van de vaste boekenprijs als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

Artikel 10

De boekenclub past bij verkoop van een boek aan een eindafnemer die jegens de boekenclub een koopverplichting als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, is aangegaan, de vastgestelde boekenclubprijs toe.

Artikel 11

De artikelen 4, eerste lid, 5 en 7, zijn van overeenkomstige toepassing op de vaststelling, aanpassing en opheffing van de boekenclubprijs.

Paragraaf 5. Handelsmarges en overige verkoopvoorwaarden

Artikel 12

  • 1. 
    De uitgever houdt bij de vaststelling van handelsmarges en overige verkoopvoorwaarden voor een boekverkoper in voldoende mate rekening met door de boekverkoper noodzakelijk te maken kosten die samenhangen met het aanhouden van een ruim en gevarieerd assortiment, alsmede met het aantal en de diversiteit aan boeken die door de boekverkoper in het verleden uit het uitgeversfonds van de uitgever zijn afgenomen.
  • 2. 
    Indien de uitgever tevens optreedt als boekverkoper is de handelsmarge ten hoogste gelijk aan het hoogste percentage van de kortingen als bedoeld in artikel 13.

HOOFDSTUK 3. KORTINGEN

Artikel 13

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het toepassen door een boekverkoper van kortingen op de vaste boekenprijs in geval van:

  • a. 
    gelijktijdige levering van meerdere exemplaren van een boek aan eenzelfde eindafnemer;
  • b. 
    levering aan instellingen van onderwijs, aan door instellingen van onderwijs schriftelijk gemandateerde natuurlijke of rechtspersonen en aan bij een instelling van onderwijs als leerling of student ingeschreven natuurlijke personen van boeken die dienen tot onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voor zover die boeken deel uitmaken van de voorgeschreven literatuur;
  • c. 
    levering ten behoeve van bibliotheken van onderwijsinstellingen en bibliotheken verbonden aan penitentiaire inrichtingen of ziekenhuizen en verpleeginrichtingen in het kader van de uitoefening van hun bibliotheekfunctie;
  • d. 
    levering aan openbare bibliotheken in het kader van de uitoefening van hun publieksfunctie.

HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE PRIJZEN

Artikel 14

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het in bij die regels te bepalen bijzondere gevallen al dan niet tijdelijk vaststellen van bijzondere, van de vaste boekenprijs afwijkende prijzen.

HOOFDSTUK 5. BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING DOOR HET COLLEGE VOOR DE VASTE BOEKENPRIJS

Paragraaf 1. Het College voor de vaste boekenprijs

Artikel 15

  • 1. 
    Er is een College voor de vaste boekenprijs.
  • 2. 
    Het College bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 16

  • 1. 
    Het College bestaat uit een voorzitter en twee of vier andere leden.
  • 2. 
    De leden van het College worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Herbenoeming voor een aansluitende periode is eenmaal mogelijk.
  • 3. 
    De leden van het College kunnen slechts wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen, alsmede wegens bij of krachtens de wet geregelde onverenigbaarheden van functies of belangen, worden geschorst of ontslagen.
  • 4. 
    Met het lidmaatschap van het College zijn onverenigbaar: – het lidmaatschap van een der Kamers der Staten-Generaal, een provinciaal bestuur of een gemeentebestuur;

– het hebben van financiële of andere belangen bij bedrijven of instellingen en het vervullen van nevenfuncties waardoor een goede vervulling van de functie of de handhaving van de onafhankelijkheid van het betrokken lid of van het vertrouwen daarin in het geding kan zijn.

Artikel 17

Onze Minister stelt regels omtrent de bezoldiging van de leden van het College en de vergoeding van bijzondere kosten in verband met de uitoefening van hun functie.

Artikel 18

  • 1. 
    Het College stelt een bestuursreglement vast.
  • 2. 
    Het College doet van genomen besluiten binnen een week mededeling aan Onze Minister.

Artikel 19

  • 1. 
    De kosten van het College worden door Onze Minister vergoed.
  • 2. 
    Het College zendt jaarlijks voor 1 oktober een begroting voor het daaropvolgende jaar aan Onze Minister.
  • 3. 
    Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de inrichting van de begroting, de jaarrekening en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Paragraaf 2. Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 20

  • 1. 
    Het College is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
  • 2. 
    Met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de leden van het College en de bij besluit van het College aangewezen medewerkers van het College.
  • 3. 
    Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 21

  • 1. 
    De in artikel 20, tweede lid, bedoelde toezichthouders zijn bevoegd om bedrijfsruimten en voorwerpen te verzegelen gedurende de tijd gelegen tussen 18.00 en 8.00 uur, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.
  • 2. 
    De in artikel 20, tweede lid, bedoelde toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
  • 3. 
    De in artikel 20, tweede lid, bedoelde toezichthouders oefenen de hun in het tweede lid en artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht toegekende bevoegdheid zo nodig uit met behulp van de sterke arm.
  • 4. 
    Iedere uitgever, importeur, boekverkoper en boekenclub draagt er zorg voor dat de in artikel 20, tweede lid, bedoelde toezichthouders desgevraagd inzage verkrijgen in - en kopieën kunnen maken van - de zakelijke gegevens en bescheiden van bedrijven of instellingen, voor zover dat voor de vervulling van de toezichthoudende taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 22

  • 1. 
    Bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze wet kan het College aan de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend:
  • a. 
    een bestuurlijke boete opleggen;
  • b. 
    een last onder dwangsom opleggen.
  • 2. 
    Een boete en een last onder dwangsom kunnen tezamen worden opgelegd.
  • 3. 
    Het College legt geen boete op indien de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.
  • 4. 
    Een bestuurder van een rechtspersoon wordt niet beschouwd als een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23

  • 1. 
    De in artikel 22, eerste lid, onder a, bedoelde boete bedraagt ten hoogste 90 000,-.
  • 2. 
    Bij de vaststelling van de hoogte van de boete houdt het College in elk geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.

Artikel 24

  • 1. 
    Een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, strekt ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. Aan een last kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan het College.
  • 2. 
    Een last geldt voor een door het College te bepalen termijn van ten hoogste twee jaar.
  • 3. 
    Het College kan een last onder dwangsom wijzigen of intrekken.
  • 4. 
    De artikelen 5:32, vierde en vijfde lid, 5:33, 5:34, eerste lid, en 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 25

  • 1. 
    Het College kan degene, die jegens de in artikel 20, tweede lid, bedoelde toezichthouders in strijd handelt met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een boete opleggen van ten hoogste

4500.

  • 2. 
    Het College legt geen boete op indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.
  • 3. 
    Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde overtreding.
  • 4. 
    Ingeval de in het eerste lid, bedoelde overtreding een weigering inhoudt medewerking te verlenen aan de toepassing van artikel 5:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan het College een last onder dwangsom opleggen om inzage te verlenen in de in die last aangegeven zakelijke gegevens en bescheiden.
  • 5. 
    Een boete als bedoeld in het eerste lid, en een last als bedoeld in het vierde lid, kunnen tezamen worden opgelegd.
  • 6. 
    De artikelen 5:32, vierde en vijfde lid, 5:33, 5:34, eerste lid, en 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op de in het vierde lid bedoelde last.

Artikel 26

  • 1. 
    Het College beslist bij beschikking omtrent het opleggen van een boete of een last onder dwangsom.
  • 2. 
    De beschikking waarbij een boete of een last onder dwangsom wordt opgelegd, vermeldt in ieder geval:
  • a. 
    indien een boete wordt opgelegd: de te betalen geldsom, alsmede een toelichting op de hoogte daarvan, met inachtneming van artikel 23, tweede lid;
  • b. 
    indien een last wordt opgelegd: de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;
  • c. 
    de overtreding terzake waarvan de boete of de last wordt opgelegd, alsmede het overtreden wettelijk voorschrift;
  • d. 
    de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan en waar en wanneer die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan.

Artikel 27

De bevoegdheid tot opleggen van een boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 22, eerste lid, vervalt vijfjaren nadat de overtreding is begaan.

Artikel 28

  • 1. 
    Een boete wordt betaald binnen dertien weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
  • 2. 
    De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken.
  • 3. 
    Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.

Artikel 29

  • 1. 
    Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 28, derde lid, bedoelde termijn van twee weken kan het College de verschuldigde boete, verhoogd met de krachtens artikel 28, tweede lid, verschuldigde rente en de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
  • 2. 
    Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
  • 3. 
    Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
  • 4. 
    Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

Artikel 30

Het College draagt de opbrengsten van opgelegde boetes en verbeurde dwangsommen af aan Onze Minister. Deze opbrengsten dienen ter bestrijding van de kosten van het College.

HOOFDSTUK 6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 31

  • 1. 
    Voor boeken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet al zijn uitgegeven onder de werking van het Reglement Handelsverkeer van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB), geldt de onder de werking van genoemd Reglement vastgestelde particuliere prijs als vaste boekenprijs.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 4, eerste en tweede lid, geldt de in het eerste lid bedoelde vaste boekenprijs met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
  • 3. 
    Deze wet is niet van toepassing op:
  • a. 
    andere boeken dan bedoeld in het eerste lid, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet al zijn uitgegeven;
  • b. 
    verkoop van boeken op grond van voor 28 oktober 2002 gesloten overeenkomsten tussen boekverkopers en eindafnemers.

Artikel 32

Een krachtens de artikelen 13 en 14 vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

Artikel 33

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de vaste boekenprijs.

Artikel 34

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.