Verslag algemeen overleg tussen de vaste commissie voor VWS en de minister van VWS, op 18 oktober 2000 over jeugdparticipatie - Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001-2004

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 27410 - Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001-2004.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001-2004; Verslag algemeen overleg tussen de vaste commissie voor VWS en de minister van VWS, op 18 oktober 2000 over jeugdparticipatie 
Document­datum 09-11-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST49220
Kenmerk 27410, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2000–2001

27 410

Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg 2001–2004

Nr. 3

1 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Rouvoet (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD). Plv. leden: Van ’t Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van Gent (GroenLinks), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Weekers (VVD), Schutte (RPF/GPV), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 november 2000

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 18 oktober 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 23 februari 2000 inzake jeugdparticipatie (VWS-00-325). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Örgü (VVD) spreekt haar waardering uit voor de stappen die tot doel hebben het nationaal jeugddebat te verbreden; het jeugddebat is immers een goede manier om de toegankelijkheid van jongeren tot de politiek te verbeteren. Wel is zij van mening dat in het algemeen te weinig voortgang wordt geboekt op het terrein van de jeugdparticipatie. Het jeugdbeleid is gedecentraliseerd, maar van de rijksoverheid mogen wel een brede visie en stimulerende activiteiten worden verwacht. De eerste ervaringen met de nieuwe subsidieregeling van landelijke jongerenorganisaties zijn niet alle even positief. De administratie zou te ingewikkeld zijn terwijl er ook problemen zijn met de projectentender. Klopt het dat Scouting Nederland binnenkort mensen moet gaan ontslaan? Dat zou een slechte zaak zijn. Hoe komt het dat veel organisaties van allochtone jongeren moeilijk subsidie kunnen krijgen?

Mevrouw Örgü maakt zich ook zorgen over jeugdparticipatie in de jeugdhulpverlening. Veel instellingen hebben nog geen jongerenraad; als ze er al zijn, worden ze vaak niet serieus genomen. Hetzelfde geldt voor de klantenregelingen. Bovendien ontbreekt het nog steeds aan jeugdigen in het platform van samenwerkende cliëntenorganisaties. Hoe denkt de staatssecretaris hierin verbetering te brengen?

Het is bij jeugdparticipatie van groot belang dat de beleidsmakers hun beloften snel tot uitvoer brengen, maar vastgesteld moet worden dat het al in 1995 toegezegde programma jeugdparticipatie er nog steeds niet is. Wel is er inmiddels een (interessante) notitie verschenen over de stand van zaken, maar die houdt geen visie in.

De instelling van de commissie-d’Ancona kan worden beschouwd als een illustratie van het paternalisme waarvan de Europese Raad het Nederlandse beleid op dit punt beticht. Met alle respect voor de staat van dienst van mevrouw d’Ancona: zij heeft haar jeugd al ver achter zich liggen,

terwijl de jeugd van vandaag de dag toch een heel andere is. Waarom heeft de staatssecretaris gekozen voor het instellen van de commissie-d’Ancona? Mevrouw Örgü verwacht van de regering een visie en strategie op het gebied van jeugdparticipatie waarin jongeren zelf de belangrijkste stem hebben. De nationale jeugdraad had er allang moeten zijn; deze raad had een programma jongerenparticipatie kunnen maken. Mevrouw Örgü wil een jongerenraad en geen ouderenraad. De nationale jeugdraad kan een brug slaan tussen georganiseerde jongeren en ongeorganiseerde en allochtone jongeren. Dat de staatssecretaris pas begin 2001 een standpunt wil bepalen, vindt mevrouw Örgü te laat nu de projectgroep al in de zomer haar advies heeft uitgebracht. Wil de staatssecretaris dit tijdens de begrotingsbehandeling alsnog rechtzetten en daartoe het bedrag van f 795 000 voor de commissie-d’Ancona aanwenden?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) stelt vast dat de politiek er nog steeds moeite mee heeft om jongeren van onderop te betrekken bij het beleid. Daarvan getuigt ook de brief van de staatssecretaris. Waarom wordt er toch nog weer zo gedraald met het oprichten van een nationale jeugdraad terwijl er zulke goede en breed gedragen initiatieven voorliggen? Wanneer zal volgens de staatssecretaris deze raad kunnen worden ingesteld? In de brief van de projectgroep nationaal jeugdplatform d.d. 9 oktober wordt de vraag gesteld hoe wordt geoordeeld over het onderbrengen van de functies en taken van de programmacommissie bij de nationale jeugdraad. Verder wordt gevraagd of er wordt gewerkt aan een visie op jeugd-participatie en of de staatssecretaris de toekomstige nationale jeugdraad als een soort sociale partner beschouwt. Ook wordt gevraagd of er middelen worden gereserveerd voor jeugdparticipatie en de nationale jeugdraad, ook in de oprichtingsfase ervan. Waarom is er geen extra structurele financiering voor de nationale jeugdraad in de begroting van VWS voor 2000 en volgende jaren?

Mevrouw Van Gent vraagt zich af of de commissie-d’Ancona wel past in het tegengaan van paternalisme en het bevorderen van jeugdparticipatie. Het lijkt haar dat de nationale jeugdraad uitermate geschikt is om een ambassadeursfunctie te vervullen en daarom geeft zij er verre de voorkeur aan het bedrag van f 795 000 niet aan de commissie-d’Ancona maar aan de nationale jeugdraad te besteden. Het zal overigens duidelijk zijn dat dat bedrag niet toereikend is.

Voorts vraagt mevrouw Van Gent of de staatssecretaris de Kamer kan informeren over de gevolgen van de nieuwe subsidieregeling voor de diverse jongerenorganisaties die voordien ook al subsidie kregen. Zij steunt de opzet van het nationaal jeugddebat, maar benadrukt dat dan wel de gedane toezeggingen op een vlotte manier gestand moeten worden gedaan. De Kamer zou vrij kort na het jeugddebat de aldaar aangenomen moties moeten bevestigen. Ten slotte vraagt zij de staatssecretaris de voorgenomen intrekking van de subsidie voor het blad «House» te heroverwegen.

Mevrouw Van Vliet (D66) vindt het jammer dat de staatssecretaris niet met een visie op jeugdparticipatie is gekomen. Misschien is het ook niet zo verwonderlijk, want alle betrokken organisaties zijn door en voor volwassenen waarbij de jongeren alleen maar bij tijd en wijle zijn geconsulteerd. Tegen deze achtergrond is de instelling van de commissie-d’Ancona nogal curieus omdat min of meer op dezelfde wijze wordt doorgegaan, dus nog steeds niet voor en door jongeren. Waarom niet de voorkeur gegeven aan de instelling van een nationale jeugdraad die veel dichter bij de jongeren staat dan de commissie-d’Ancona? Uit de brief kan worden opgemaakt dat de nationale jeugdraad op de lange baan wordt geschoven, al was het maar omdat de benodigde geldmiddelen voorlopig ontbreken. Mevrouw Van Vliet stelt daarom voor om de voor de oprichting van de nationale jeugdraad benodigde f 500 000 uit het budget van de commissie-d’Ancona te halen. Het resterende bedrag kan worden gebruikt om de commissie-d’Ancona de gelegenheid te bieden praktisch voorbereidend werk te doen om te zijner tijd de nationale jeugdraad een aantal stukken aan te bieden waarop de raad inhoudelijk kan voortborduren. De nationale jeugdraad zou per 1 januari 2002 aan de slag moeten gaan en dan ook alle taken die aan de programmacommissie moeten overnemen. Deze commissie zou dan uiteraard moeten worden opgeheven en vanaf dat moment zou na een evaluatie de nationale jeugdraad structureel gefinancierd moeten worden.

Het is goed dat het nationale jeugddebat nieuwe impulsen krijgt, maar het is wel van belang dat de aldaar aangenomen moties serieus worden genomen. Mevrouw Van Vliet vraagt naar de mogelijkheid van een interdepartementaal fonds waaruit implementatie van de moties kan worden betaald. Is de staatssecretaris bereid om dit met haar collega’s op te nemen?

Ten slotte sluit zij zich aan bij het verzoek van mevrouw Van Gent om de beslissing met betrekking tot het stoppen van subsidie aan «House» te heroverwegen.

De heer Buijs (CDA) kan zich geheel vinden in jeugdparticipatie als instrument om de jeugd meer bij de maatschappij te betrekken en verantwoordelijkheid te laten nemen, kortom te stimuleren tot actief burgerschap. Heeft de staatssecretaris de indruk dat de participatie van de jeugd de laatste jaren is afgenomen? Heeft jeugdparticipatie met name betrekking op bepaalde achterstandsgroepen of wordt dé Nederlandse jeugd bedoeld? In het algemeen heeft de jeugd het imago dat er te weinig wordt gesport en er slecht wordt gegeven. Uit een onlangs gehouden enquête kwam echter naar voren dat dat wel meevalt. In het verlengde hiervan zegt de heer Buijs de indruk te hebben dat jongeren volop participeren in de samenleving. Toch is er veel te zeggen voor verbetering van de jeugd-participatie, maar dan moet wel de juiste diagnose worden gesteld en moeten beleidsdoelstellingen worden geformuleerd. De voorstellen met betrekking tot de jeugdparticipatie zijn nogal aanbod-gestuurd. Welke instrumenten zijn er nu al om de jeugdparticipatie te bevorderen? De heer Buijs denkt dat ook de ouders en vooral ook de scholen hierin een belangrijke taak kunnen hebben. Op scholen kan maatschappelijke ontwikkeling worden bevorderd en kunnen ontsporingen worden voorkomen.

Het nationale jeugddebat moet worden gehandhaafd, al was het maar om de politiek de gelegenheid te geven daaraan mee te doen. De heer Buijs heeft al met al enige twijfels over de kerstboom vol goede bedoelingen die uit de brief van de staatssecretaris naar voren komt. Het is van groot belang heldere doelstellingen te formuleren op basis van een analyse van de huidige jeugdparticipatie. Participatiebevorderende maatregelen moeten zoveel mogelijk worden geïncorporeerd in het huidige beleid, want het instellen van alleen een nationale jeugdraad is niet voldoende.

Mevrouw Arib (PvdA) is van mening dat de overheid de voorwaarden moet creëren voor jongeren om te kunnen meedenken en meebeslissen. Gelukkig realiseren de beleidsmakers zich steeds meer de noodzaak daarvan. In de brief van de staatssecretaris van 10 oktober jl. wordt een goed overzicht gegeven van de stand van zaken. Uiteindelijk zullen alle gemeentes ertoe moeten worden bewogen de moeilijk bereikbare jeugd bij het lokale beleid te betrekken. Allochtone jongeren participeren niet of nauwelijks. Ze ontwikkelen wel initiatieven maar weten vaak niet waar zij moeten aankloppen om gebruik te kunnen maken van de aangeboden participatiemogelijkheden. De staatssecretaris heeft toegezegd de suggestie om de gemeentes eens in de vier jaar een nota over hun jeugd- beleid te laten uitbrengen samen met de VNG te bekijken. Is dat inmiddels gebeurd?

Hoe verhoudt de taakopdracht van de commissie-d’Ancona zich tot de al bestaande initiatieven? Mevrouw Arib is voorstander van de instelling van een nationale jeugdraad, maar is het van harte eens met de staatssecretaris dat ook de stem van de ongeorganiseerde jeugd moet worden vertolkt. Is er een budget beschikbaar voor de nationale jeugdraad? Vooralsnog heeft zij de indruk dat de nationale jeugdraad en de commissie-d’Ancona elkaar goed kunnen aanvullen.

Uiteraard kan mevrouw Arib instemmen met het betrekken van allochtone jongeren en laag opgeleide jongeren bij het nationale jeugddebat. Het zou inderdaad goed zijn als elke gemeente als input voor lokaal jeugdbeleid elk jaar een lokaal jeugddebat zou organiseren.

Jeugdparticipatie in internationaal verband dient de grenzen van de EU te overstijgen. Mevrouw Arib denkt in dit verband met name aan uitwisselingsprogramma met landen van herkomst van allochtone jongeren.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris merkt allereerst op dat jeugdparticipatie tegelijk doel en middel is. Het belangrijkste kenmerk van jeugdparticipatie is dat samen met de jeugd beleid wordt ontwikkeld. Soms moeten daarvoor nieuwe methoden worden ontwikkeld omdat niet alle jongerengroepen even gemakkelijk zijn te bereiken. Aan de ene kant moeten structuren voor en door worden opgezet die de participatie van jongeren bevorderen. In dit verband valt te denken aan het jeugd netwerk Nederland en het nationaal jeugddebat. Verder zijn er de subsidieregeling voor landelijke jongeren organisaties en de nationale jeugdraad in oprichting. Aan de andere kant dient jeugdparticipatie volstrekt serieus genomen te worden door overheden en maatschappelijke organisaties. Dat vergt een verandering en beïnvloeding van mentaliteit bij veel beleidsmakers en bestuurders. Daarom ook is met het IPO en de VNG afgesproken jeugdparticipatie een toetssteen voor het beleid laten zijn. Er is voldoende draagvlak en goede initiatieven dienen te worden geïmplementeerd en verspreid. Het is vanzelfsprekend dat in dat proces zelf de stem van de jongeren moet worden gehoord. Vandaar ook dat het idee van de nationale jeugdraad constructief is opgepakt. Taken en functies van die jeugdraad in verhouding tot taken en functies van bestaande jeugdorganisaties (inclusief de daarbij behorende subsidies) moeten natuurlijk wel helder zijn. Het is uiteraard de bedoeling om voldoende middelen te reserveren voor de nationale jeugdraad. Daarbij kan gedacht worden aan bestaande budgetten (in de orde van grootte van 1,1 mln.) en eventueel het creëren van extra ruimte.

Als de nationale jeugdraad de taken van de programmacommissie-d’Ancona overneemt, wordt wel een erg zware druk op de raad gelegd. Een combinatie van actieve jongeren en ervaren bestuurders in de commissie-d’Ancona is beter in staat om het veranderingsproces te begeleiden dan de nationale jeugdraad sec. Uiteraard kunnen beide gremia elkaar aanvullen en versterken. De commissie-d’Ancona creëert als het ware een voedingsbodem voor de nationale jeugdraad op grond waarvan jeugdparticipatie bij de ontwikkeling van beleid kan worden bevorderd. Als zodanig is de commissie-d’Ancona te vergelijken met de projectgroepGroenman die het nodige materiaal heeft aangeleverd voor de ontwikkeling van lokaal preventief jeugdbeleid. In november komt de projectgroep met een nader advies. Omdat ook andere departementen een stem in het kapittel hebben, dient daarover in het kabinet te worden beraadslaagd. Waarschijnlijk zal begin volgend jaar besluitvorming kunnen plaatsvinden waarna hoogstwaarschijnlijk in de loop van het jaar de raad kan worden opgericht. De Kamer wordt altijd geïnformeerd over de wijze waarop wordt omge- gaan met tijdens het nationaal jeugddebat aangenomen moties en waarop aan de gedane toezeggingen vorm en inhoud wordt gegeven. Uiteraard wordt getracht zoveel mogelijk recht te doen aan hetgeen door de jongeren wordt bepleit. In dit verband valt te denken aan het creëren van jeugd netwerk Nederland en de nationale jeugdraad. Maar er is een verschil tussen wat bepleit wordt en wat toegezegd wordt door bewindslieden. Van wat gevraagd is, is 25% uitgevoerd terwijl van de toezeggingen en aangenomen moties 85% is uitgevoerd. De staatssecretaris zegt toe na te zullen denken over de suggestie van mevrouw Van Vliet met betrekking tot een interdepartementaal fonds voor de implementatie van aangenomen moties.

De nieuwe subsidieregeling voor landelijke jeugdorganisaties is tot stand gekomen na een grondige evaluatie van de oude regeling en een zeer uitvoerige discussie met alle betrokkenen. In de nieuwe regeling is de hoogte van de subsidie gekoppeld aan daadwerkelijke ledenaantallen. Bij sommige organisaties is het ledental echter niet goed vast te stellen. De staatssecretaris merkt op weinig te voelen voor een hernieuwde discussie maar wacht alternatieve voorstellen van de organisaties af om die knelpunten op te lossen. Zij benadrukt waarde te hechten aan een objectieve grondslag voor de subsidievaststelling. De tenderprocedure voor projecten heeft het eerste jaar wat problemen opgeleverd, maar loopt nu veel beter.

De boekhouding op het departement laat zien dat na toepassing van het ledentalcriterium Scouting Nederland nauwelijks in subsidie teruggaat. Niet iedere organisatie heeft kennelijk goed kunnen anticiperen op de nieuwe subsidieregeling. In 2005 zal de nieuwe regeling worden geëvalueerd. Er zijn geen allochtone jongerenorganisaties die een subsidieaanvraag hebben ingediend. De participatie van deze jongeren is in het algemeen (te) laag.

Binnenkort zal bestuurlijk overleg worden gevoerd met de VNG over de BANS-afspraken en daarbij zal zeker ook de wenselijkheid van regelmatige gemeentelijke rapportage over jeugdbeleid aan de orde komen. Uitwisselingsprogramma’s met bepaalde derde landen (niet-EU-landen) zijn inderdaad mogelijk. De commissie zal hierover nader worden geïnformeerd.

Thans heeft een op de vier jeugdhulpverleningsinstellingen een cliëntenraad waarin jongeren vertegenwoordigd zijn. Ook zijn er instellingen met aparte jongerenraden. De evaluatie zal meer inzicht bieden in de stand van zaken en eventuele knelpunten. Ten slotte zegt de staatssecretaris schriftelijk te zullen reageren op de vraag over de subsidie aan het blad «House» omdat ook Justitie hierbij is betrokken.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Örgü (VVD) benadrukt dat jongerenorganisaties zelf heel goed een advies- en ambassadeurstaak kunnen vervullen. Een paternalistische benadering van overheidswege is in ieder geval uit den boze. Het is haar nog steeds niet duidelijk wat de staatssecretaris voor ogen heeft bij de nationale jeugdraad, terwijl volstrekt duidelijk is dat er voldoende draagvlak is bij de jongerenorganisaties. Kan de staatssecretaris klip en klaar toezeggen dat de nationale jeugdraad begin 2001 van start kan gaan en dat de daarvoor benodigde middelen zullen worden verstrekt? Zij sluit zich aan bij het voorstel van mevrouw Van Vliet op dit punt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) plaatst vraagtekens bij de besteding van het budget van bijna 8 ton door de commissie-d’Ancona. Zo wordt er bijna 2 ton besteed aan de ontwikkeling van het logo en drukwerk. Dit lijkt haar niet de meest aangewezen weg om jeugdparticipatie te bevorderen en zij blijft er daarom de voorkeur aan geven dat begin 2001 met de voor- bereidingen wordt gestart en in de zomer van dat jaar de nationale jeugd-raad wordt geïnstalleerd.

Mevrouw Van Vliet (D66) wijst erop dat de nationale jeugdraad in oprichting te kennen heeft gegeven dat hij ook de ambassadeurs- en adviesfunctie kan vervullen die nu nog aan de commissie-d’Ancona is toebedeeld. Wat vindt de staatssecretaris van het idee om de nationale jeugdraad op te richten en de commissie jeugdparticipatie daarvan onderdeel te laten uitmaken? Het thans voor de commissie bedoelde budget zou dan moeten worden bestemd voor de nationale jeugdraad.

Mevrouw Arib (PvdA) is blij met de toezeggingen van de staatssecretaris met betrekking tot de nationale jeugdraad. Het spreekt vanzelf dat er goede plannen moeten voorliggen. Zij hecht er zeer aan dat daarbij ook de niet-georganiseerde en de allochtone jeugd worden betrokken. Het is van groot belang dat allochtone jongerengroepen weten bij wie ze moeten aankloppen voor subsidies. Internet en andere toepassingen van de moderne media zouden landelijk gestimuleerd moeten worden. Ten slotte vraagt zij aandacht voor het informeren van jongeren over inspraakmogelijkheden in jeugdhulpverleningsorganisaties e.d.

De heer Buijs (CDA) stelt instelling van een nationale jeugdraad op prijs als deze raad daadwerkelijk de jeugdparticipatie kan bevorderen. Dat laat onverlet dat bestaande initiatieven volop moeten kunnen doorgaan. Ook hij is van mening dat de staatssecretaris eens zou moeten nagaan of taken en doelstellingen van de nationale jeugdraad en van de commissie-d’Ancona op enigerlei manier in elkaar kunnen worden geschoven. Het is immers van groot belang dat niet langs elkaar heen wordt gewerkt.

De staatssecretaris benadrukt dat van de overheid een actieve inzet wordt verwacht als het gaat om het creëren van voorwaarden voor jeugd-participatie en dat dat niets van doen heeft met paternalisme. De com-missie-d’Ancona dient draagvlak bij overheden en maatschappelijke organisaties te organiseren voor jeugdparticipatie, terwijl de nationale jeugdraad zich richt op het organiseren van de jongeren zelf. Het lijkt de bewindsvrouwe dat de samenstelling van de commissie-d’Ancona en de voorziene manier van werken waarborgen dat er niet langs elkaar heen zal worden gewerkt. Zij zegt toe op korte termijn met de projectgroep voor de nationale jeugdraad en de commissie-d’Ancona contact te zullen opnemen om de nodige afstemming te bereiken en de Kamer hierover te informeren.

De staatssecretaris zegt nogmaals positief te staan tegenover het instellen van de nationale jeugdraad, waarvoor ook ruimte is gecreëerd in de post «overig jeugdbeleid» van de begroting. De middelen kunnen eventueel gefaseerd worden ingezet. Er moeten echter wel goede plannen voorliggen en er moet duidelijkheid zijn over de verhouding met al bestaande initiatieven. Het nader advies van de projectgroep zal hopelijk eind januari 2001 leiden tot besluitvorming over de inzet van de middelen en de facilië-ring van de startvoorbereidingen. Er dient immers ook overleg te worden gevoerd met andere bewindslieden.

De voorzitter van de commissie, Essers

De griffier van de commissie, Teunissen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.