Verslag - Samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. 6 toegevoegd aan wetsvoorstel 25653 - Samenvoeging van Deventer, Diepenveen en Bathmen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen; Verslag |
---|---|
Documentdatum | 11-12-1997 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST26511 |
Kenmerk | 25653, nr. 6 |
Van | Staten-Generaal |
Commissie(s) | Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1997–1998
25 653
Samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 11 december 1997
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel belast, brengt onderstaand verslag uit. Met een tijdige en afdoende beantwoording van de daarin opgenomen vragen en opmerkingen acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
1 Samenstelling:
Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Essers (VVD), Dittrich (D66), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Duivesteijn (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Feenstra (PvdA), Verhagen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), Korthals (VVD), Luchtenveld (VVD), Assen (CDA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).
Algemeen
De leden van de fractie van de PvdA hebben met veel belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Met de regering zijn deze leden van mening, dat Deventer uitbreiding van grondgebied en draagvlak nodig heeft om haar centrumfunctie in de regio op planologisch, economisch en maatschappelijk gebied waar te maken. Zij hebben met waardering kennis genomen van de medewerking in het verleden van de aangrenzende gemeente Diepenveen als het ging om het oplossen van ruimtelijke problemen van de gemeente Deventer. Het sluiten van convenanten leidt echter tot een ad hoc beleid, met als gevolg een onevenwichtige ruimtelijke structuur door het ontbreken van voldoende keuzemogelijkheden. Voor de toekomstige ontwikkeling van Deventer en omgeving, waarbij het niet alleen gaat om het ontwikkelen van locaties voor woningbouw en industriële ontwikkeling, maar ook om het behoud van het landschap, achten deze leden een gemeentelijke herindeling rondom Deventer van groot belang. Zij zijn dan ook van mening, dat een gemeentelijke herindeling niet ten koste hoeft te gaan van het landelijke karakter van het gebied rondom Deventer; een belang dat op indringende wijze door de inwoners van de gemeenten Diepenveen, Bathmen en Gorssel onder de aandacht van de leden van de Tweede Kamer is gebracht. De besluitvorming van Provinciale Staten van Overijssel is gebaseerd op argumenten die hout snijden, waarbij meerdere varianten de revue hebben gepasseerd. Deze leden willen wel graag een reactie van de regering op het pleidooi van het Sallands Genootschap voor een verdergaande herindeling die heel Salland omvat, dus inclusief de gemeenten Olst en Holten.
Over voorliggend wetsvoorstel hebben deze leden echter nog wel een aantal vragen. In de eerste plaats betreffen deze een deel van de gemeente Diepenveen.
Gezien de verwevenheid van deze gemeente met Deventer, vooral het feit dat de meeste locaties voor woningbouw hier moeten worden gevonden, achten de leden van de fractie van de PvdA het uitgesloten dat deze gemeente buiten de herindeling wordt gehouden. Zij vragen zich wel af, of dat ook moet gelden voor de kernen Lettele en Okkenbroek. Gezien hun ligging op vrij grote afstand van Deventer en hun oriëntatie op Raalte, kunnen deze leden zich voorstellen, dat deze kernen worden toegevoegd aan de gemeente Raalte. Het belang van toevoeging van een ongedeelde gemeente Diepenveen aan Deventer lijkt niet op te wegen tegen het belang van deze beide kernen, die vanouds toch al veel minder op Deventer zijn georiënteerd. Deze leden willen hierop graag een reactie van de regering.
Is de samenvoeging van Diepenveen en Deventer voor de hand liggend, het toevoegen van Bathmen roept enkele vragen op. De Memorie van Toelichting noemt deze variant het «minimaal noodzakelijke antwoord op de ruimtelijke vraagstukken waarvoor de centrumgemeente gesteld wordt.» Deze leden willen deze passage graag nader onderbouwd zien. Naast deze ruimtelijke argumenten wordt verwezen naar bestuurskracht, draagvlak en samenhang. Hoewel deze leden niet ongevoelig zijn voor deze argumenten, willen zij graag van de regering weten welk voordeel de inwoners van Bathmen daarvan zullen ondervinden. Daarbij vragen zij zich ook af, hoe de agrarische belangen tot hun recht zullen komen in de eventueel nieuw te vormen gemeente. De gemeente Bathmen zelf is in reactie op het provinciale herindelingsplan gekomen met het voorstel tot samenvoeging met de gemeente Gorssel. De leden van de fractie van de PvdA constateren dat de staatssecretaris veel belang hecht aan de oriëntatie op Deventer. Tegenover de onderlinge oriëntatie tussen Bathmen en Gorssel, die er tot nu toe niet geweest zou zijn, staat wel een gemeenschappelijk gevoel: het onderdeel zijn van een plattelandsgemeente. Daarom willen deze leden meer weten over de consequenties van een eventuele samenvoeging van Bathmen met Gorssel. Ook willen zij weten, wat de gevolgen zijn, als Bathmen niet bij deze herindeling zou worden betrokken, maar bijvoorbeeld zelfstandig zou voortbestaan.
Een eventuele samenvoeging van Bathmen met Gorssel vestigt de aandacht op de andere C20 gemeente in de stedendriehoek, Zutphen. Kan de regering aangeven hoe een eventuele samenvoeging van Bathmen met Gorssel zich verhoudt tot de belangen van Zutphen? Een andere vraag heeft betrekking op de provinciegrens. Het heeft de leden van de fractie van de PvdA verbaasd, dat de provincie Gelderland zich zo onomwonden heeft uitgesproken over het samengaan van Bathmen met Gorssel, waarbij het vanzelfsprekend lijkt te zijn, dat deze nieuw te vormen gemeente toegevoegd zou worden aan het grondgebied van de provincie Gelderland. De leden van de PvdA-fractie vinden het niet minder voor de hand liggen, dat deze eventueel nieuw te vormen gemeente toegevoegd wordt aan het grondgebied van Overijssel. Bathmen is geheel en Gorssel deels op Deventer georiënteerd. Deze leden vernemen hierover graag de mening van de regering. Welke criteria wil zij hanteren voor de provinciale indeling van een dergelijke gemeente en hoe worden de belangen van Deventer en Zutphen bij de afweging betrokken? Ook vernemen deze leden graag het standpunt van de regering over de cultuur-historische aspecten van een eventuele samenvoeging. Bathmen behoort tot Salland, Gorssel ligt in de Achterhoek. Tijdens de hoorzitting werd dit verschil ingebracht als een van de redenen om niet tot samenvoeging over te gaan. Hoe denkt de regering daarover? Tenslotte is daar de locatie ten noorden van Epse, die gezien wordt als de meest geschikte locatie voor een nieuw bedrijfsterrein onder de rook van Deventer. Hoe staat het met de procedure tot grenscorrectie op grond waarvan het betrokken grondgebied van Gorssel over zal kunnen gaan naar de gemeente Deventer? En kan een nadere onderbouwing worden gegeven van de behoefte aan bedrijfsterreinen? Volgens het onderzoeksinstituut OTB zou de beschikbare capaciteit met Colmschate-noord op zijn minst toereikend zijn tot 2020, terwijl de Memorie van Toelichting voor die periode al denkt aan een tot Bathmen behorende locatie aan de A-1. En hoe verhoudt de behoefte aan bedrijfsterreinen van Deventer zich tot de ontwikkeling van het bedrijventerrein Apeldoorn-Oost (voorheen De Grote Kar) bij Apeldoorn?
In de Memorie van Toelichting wordt gesteld, dat de nieuwe gemeente financieel levensvatbaar zal zijn. De leden van de PvdA-fractie nemen dat graag aan, maar merken wel op, dat de algemene uitkering van de nieuwe gemeente geringer zal zijn dan de som van de algemene uitkeringen van de drie gemeenten. Zij willen een nadere onderbouwing van de bewering, dat op de bestuurskosten een besparing gerealiseerd moet kunnen worden in de orde van grootte van de afname van de algemene uitkering. Waar is die aanname op gebaseerd? Gaat een gemeentelijke herindeling niet altijd met meerkosten gepaard? Hoe hoog zijn die? En kan nog eens worden aangegeven wat de positieve en wat de negatieve effecten zullen zijn voor de inwoners van de drie gemeenten bij eventuele samenvoeging?
Om te vergelijken zien deze leden ook graag een overzicht tegemoet van de financiële gevolgen van samenvoeging van Bathmen en Gorssel, zowel voor de inwoners van deze gemeenten als voor die van Deventer en Diepenveen.
De leden van de CDA-fractie hebben met zeer gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel, dat niet past in de knelpuntenbenadering van het CDA. Ten eerste plaatsen deze leden bezwaren bij het karakter van de zogenaamde C20-operatie. Volgens hen staat het op gespannen voet met de vigerende Wet Arhi door herindeling van bovenaf te initiëren. Dit element wensen zij mee te wegen in hun beoordeling van het voorliggende wetsvoorstel, die zij verder maken aan de hand van de knelpuntenbenadering: gemeentelijke herindeling is alleen acceptabel wanneer daarmee een ruimtelijk of bestuurlijk-juridisch knelpunt wordt opgelost. Overwegingen als «meer kwalitatieve en kwantitatieve beleidsruimte», zoals in de Memorie van Toelichting weergegeven, spelen in deze benadering geen rol.
Belangrijk uitgangspunt voor de regering is de ruimtenood van Deventer. In het kader van het C20-beleid moet volgens de regering hiervoor een oplossing gevonden worden. De regering kiest herindeling als oplossing. Over de werkelijke ruimtenood van Deventer bestaat de nodige onduidelijkheid. Rapporten met tegenstrijdige informatie hebben deze leden bereikt. De leden van de CDA-fractie willen van de regering weten wat nu de daadwerkelijke ruimtenood is; allereerst met betrekking tot woningen. Wat is de precieze behoefte aan woningen in Deventer? Dit vragen zij mede in het licht van de afnemende woningramingen in het land, de gestagneerde bevolkingsgroei in deze regio, de toenemende verdichting in het kader van compacte stad en op Vinex-locaties, de toenemende vrees van bouwen voor leegstand en de belangrijke ontwikkelingen in het kader van Stedelijke Vernieuwing, herstructurering van de binnenstad, m.n. de naoorlogse wijken.
Hoeveel van de benodigde woningen kan Deventer op eigen grondgebied bouwen, gezien in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen, hoeveel in de reeds bestaande buitenwijken (o.a. Colmschate, Vijfhoek), en hoeveel in de herstructureringsgebieden, rekening houdend met de nieuwste ramingen? Immers, prognosticeren voor leegstand in de toekomst is niet wenselijk. Op dit punt verwijzen de leden van de CDA-fractie naar een rapport hierover van het Onderzoeksbureau Technische Bestuurskunde uit Delft in opdracht van de gemeente
Diepenveen. Graag vernemen zij een reactie op dit rapport van de regering.
Het heeft de leden van de CDA-fractie verbaasd, dat in het wetsvoorstel geen gewag is gemaakt van het convenant tussen Deventer en Diepenveen. Waarom dan wel niet? Heeft een convenant tussen twee gemeenten volgens de regering zo weinig effectiviteit c.q. rechtskracht? Zijn de gebieden die in dit convenant worden genoemd niet identiek aan de gebieden genoemd in het streekplan van Overijssel? Zijn deze gebieden niet voldoende voor de woningbehoefte van Deventer? Wat is de opvatting van de regering als de fasering naar voren wordt gehaald? Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat in dit convenant ook afspraken zijn gemaakt over het op een later tijdstip bespreken van de eventuele noodzaak tot het realiseren van andere bouwlokaties op het grondgebied, zoals de lokatie Schalkhaar? Daarnaast vragen zij of, indien er werkelijk sprake is van een evident ruimtelijk knelpunt van de gemeente Deventer, dit niet kan worden opgelost door middel van grenscorrecties, zoals bij Steenbrugge en eventueel ander grondgebied. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering heel indringend aan te geven of en waarom zulks naar haar mening (niet) mogelijk is, daarbij meenemend de vraag of niet een nieuw probleem wordt gecreëerd. Ook stellen de leden van de CDA-fractie vragen bij de omvang van de behoefte aan bedrijventerreinen voor Deventer. De huidige beschikbare terreinen zijn onvoldoende voor de middellange en lange termijn. Daarmee zijn zij het eens. In het wetsvoorstel wordt gewezen op Epse-Noord, gelegen in de gemeenten Gorssel (provincie Gelderland), als meest geschikte locatie. De Arhi-procedure is hiervoor reeds gestart. Waarom is deze problematiek niet meegenomen in voorliggend wetsvoorstel, maar wordt ze afzonderlijk behandeld? Het zou de duidelijkheid en integraliteit van dit herindelingsvoorstel ten goede zijn gekomen. Met het toevoegen van Epse-Noord wordt immers (een deel van) de ruimtenood van Deventer gelenigd.
De leden van de CDA-fractie hebben er kennis van genomen dat de planologische en cijfermatige onderbouwing van het bedrijventerrein op het grondgebied van Bathmen niet eenduidig en hard is. Daarnaast zijn zij van mening dat deze lokatie ook vanuit ruimtelijke en infrastructurele overwegingen dubieus is, en op een zo grote afstand van Deventer minder wenselijk. Het woon–werkverkeer tussen Deventer en Bathmen zou dan immers over de A1 moeten plaatsvinden; een toch al overvolle verbindingsweg van Nederland naar Duitsland. Om hierover ook nog eens het lokale woon–werkverkeer te laten afwikkelen vinden de leden van de CDA-fractie onverstandig. De andere verbindingsweg tussen Deventer en Bathmen (N344) is eveneens een overvolle weg; deze lijkt niet meer verkeer te kunnen verdragen. In dit licht stellen de aan het woord zijnde leden de volgende vraag aan de regering: zien zij het goed dat de ministers van VROM en EZ een verschillend standpunt hebben over de ruimtelijk-economische ontwikkeling? Zij verwijzen op dit punt naar Binnenlands Bestuur van 14 november jl. Kortom, een bedrijvenlokatie bij Bathmen voor de inwoners van Deventer vinden de leden van de CDA-fractie – ook gezien de lopende procedure inzake lokatie Epse-Noord – ongewenst. Ook de regering lijkt hier niet geheel van overtuigd, aangezien wordt gesproken van «op langere termijn («») in beeld». Dat is naar de mening van de aan het woord zijnde leden flinterdunne argumentatie. Ook wijzen zij erop dat de aangevoerde argumentatie van de regering om Holten niet in het wetsvoorstel te betrekken a fortiori geldt voor Bathmen: de oriëntatie is diffuus, en de gemeente Bathmen wijst een oriëntatie op Deventer af. Zien zij het goed dat hier sprake is van een inconsistentie? Er is in de ogen van de leden van de CDA-fractie – alles overziende – dan ook geen enkele reden tot samenvoeging van Bathmen bij Deventer; hiermee is naar hun mening geen evident ruimtelijk knelpunt van Deventer op gelost. Uitgaande van de stelling dat Bathmen op zichzelf wel een bestuurlijk-juridisch knelpunt zou kunnen zijn, is de keuze voor samenvoeging van Bathmen bij Deventer in meerdere opzichten de slechtste. Deze leden zouden graag (inter)provinciaal afgewogen willen zien hoe het verder zou moeten met Bathmen. Zij stellen voor Bathmen als een «witte vlek» open te laten. Alles afwegend kiezen zij er daarom voor om Bathmen niet samen te voegen met Deventer. Zij willen graag nadere informatie van de regering omtrent de verschillende standpunten en uitlatingen van de twee provinciebesturen over deze problematiek in de afgelopen jaren.
De financiële gevolgen voor de nieuwe gemeente zijn aanzienlijk. Jaarlijks zal de nieuwe gemeente f 0,8 mln minder krijgen. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie een berekening op basis van de huidige verdeelstaven van het Gemeentefonds. De Financiële Verhoudingswet zou impliceren dat de geldstromen grensongevoelig zijn. Waarom krijgt de nieuwe gemeente dan 8 ton minder? Dit zal leiden tot hogere OZB dan de inwoners van de gemeenten Diepenveen en Bathmen nu gewend zijn. De leden van de CDA-fractie vragen of deze bezuinigingen wel reëel zijn in de beginfase van het fusieproces. Wordt er in dit opzicht een overgangstermijn in acht genomen, en worden frictiekosten gecompenseerd? In het wetsvoorstel noemt de regering als enige reden tot samenvoeging van Deventer, Diepenveen en Bathmen de behoefte aan woningen en bedrijventerreinen van Deventer voor de komende 25 jaar. De leden van de CDA-fractie missen in het wetsvoorstel overwegingen die te maken hebben met het landelijk gebied. Immers, Bathmen en een groot deel van Diepenveen is landelijk. Op welke wijze zouden deze landelijke gebieden een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkelingspotenties van Deventer? Op welke wijze worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het platteland door deze samenvoeging bevorderd? Tot spijt van deze leden ontbreekt hierover een analyse in de Memorie van Toelichting. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven of het onderhavige wetsvoorstel en aanstaande herindelingswetsvoorstellen consequenties heeft voor de indeling van de politieregio’s IJssellanden en Twente. Zij wijzen op dit punt bijvoorbeeld op de keuze voor het niet betrekken van Holten in dit wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen; een voorstel dat in overeenstemming is met de ontwerp-regeling waartoe het provinciale bestuur van Overijssel besloot. Het besluit van het provinciale bestuur is voor deze leden een belangrijk oriëntatiepunt voor hun nog in te nemen standpunt. Bij hun standpuntbepaling willen zij ook de antwoorden van de regering op een aantal hierna te stellen vragen betrekken.
De leden van de VVD-fractie hebben waardering voor de voortvarende aanpak van de gemeentelijke herindeling voor geheel Overijssel door het provinciale bestuur. De door dit bestuur gemaakte splitsing in drie afzonderlijke procedures voor Deventer/Diepenveen/Bathmen, Twente en West-Overijssel, maakt de besluitvorming echter niet gemakkelijker. Zo is Holten, de Overijsselse buurgemeente van Bathmen, betrokken bij de gemeentelijke herindeling in Twente. De buurgemeenten Olst en Raalte van Diepenveen zijn betrokken bij de gemeentelijke herindeling in West-Overijssel. Een tweede complicatie is de provinciegrens. De gemeente Bathmen heeft een voorkeur voor samenvoeging met de Gelderse gemeente Gorssel uitgesproken. De leden merken op dat de standpunten van Overijssel en Gelderland over Bathmen tegenover elkaar staan.
Dat laatste geldt ook voor Epse-Noord. In haar toelichting op het voorstel maakt de staatssecretaris melding van de procedure die door Overijssel in gang is gezet om het tot de gemeente Gorssel behorende Epse-Noord toe te voegen aan de gemeente Deventer. Deventer wil dit gebied de bestemming bedrijventerrein geven.
De leden van de VVD-fractie achten het met de regering van groot belang dat de centrumgemeente Deventer de komende 25 jaar op eigen grondgebied kan beschikken over voldoende locaties voor woningbouw en bedrijfsvestiging. De vraag waar het om gaat is of het daarvoor nodig is zowel Epse-Noord als de gemeenten Diepenveen en Bathmen bij Deventer te voegen.
In haar toelichting laat de staatssecretaris blijken eigenlijk ook de gemeente Olst bij Deventer te willen voegen, vanwege de georiënteerdheid van Olst op Deventer, en vanwege het aaneengesloten landgoederengebied van Diepenveen en Olst. Dat zou bevorderlijk zijn voor zowel de stad (Deventer) als het omringende landelijke gebied. Zij acht de uitbreiding van Deventer met Olst echter niet dermate dringend dat een afwijking van de provinciale ontwerp-regeling gerechtvaardigd is. De leden van de VVD-fractie merken op dat deze opvatting van de staatssecretaris aanmerkelijk afwijkt van die van hen. Zij voelen niets voor toevoeging van Olst aan Deventer. Deventer heeft het grondgebied van Olst immers niet nodig voor woningbouw of bedrijfsvestiging. Bovendien is er voor Olst een beter alternatief in de vorm van samenvoeging met de eveneens landelijke gemeente Wijhe. Ook Overijssel koos daarvoor. De leden van de VVD-fractie vragen of het waar is dat volgens de Vinex-actualisering de woningbouwtaakstelling voor Deventer tot 2020 8850 is. Is het waar dat deze woningen gebouwd kunnen worden in de stad Deventer (2525), de Deventer uitbreidingslocatie Vijfhoek (4590) en de Diepenveense uitbreidingslocatie Steenbrugge (1500)? Is het waar dat deze locaties planologisch voor Deventer de meest wenselijke zijn, en dat samenvoeging van Deventer en Diepenveen niet zal leiden tot een keuze voor andere locaties? Is de Vijfhoek al in exploitatie genomen, en heeft Deventer al grond in Steenbrugge in eigendom verworven? Is de gemeente Diepenveen bereid gebleken de locatie Steenbrugge bij convenant tijdig over te dragen aan Deventer? Heeft Diepenveen de bereidheid uitgesproken om ook woningbouwlocaties die Deventer aansluitend nodig zou kunnen hebben tijdig bij convenant over te dragen? Zij nodigen de regering uit om in dit verband in te gaan op de hardheid van de prognoses voor de woningbouw in Deventer tot 2020. Blijkt uit het PRIMOS-onderzoek dat in opdracht van het ministerie van VROM is uitgevoerd, dat het huidige (landelijke) woningtekort van bijna 2%, in 2004 zal zijn gedaald tot 0,5% en in 2009 kan omslaan in een woningoverschot? Wijzen ook recente prognoses van het CBS in deze richting? Overigens constateren de leden van de VVD-fractie dat de kernen Deventer, Schalkhaar en Diepenveen een aaneengesloten woongebied worden en de gemeenten Deventer en Diepenveen daarbij geheel verstrengeld raken. Zij verzoeken de regering in te gaan op de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de kwaliteit van de ruimtelijke ontwikkeling in het grensgebied van beide gemeenten. De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het grondgebied van de gemeente Bathmen niet nodig is voor de bouw van woningen door Deventer. Bathmen is aan de orde als het gaat om bedrijfsvestiging. Met betrekking tot de locaties van de gemeente Deventer voor bedrijfsvestiging vragen de leden van de VVD-fractie of het waar is dat er van uitgegaan moet worden dat Deventer voor uitgifte gemiddeld 6 ha per jaar nodig heeft. Beschikt Deventer nu nog over bijna 30 ha.? Is met de gemeente Diepenveen bij convenant overeenstemming bereikt over de overdracht van 55 ha. netto uitgeefbaar terrein in Colmschate-Noord/ Baarler Hoek?
Deze leden herinneren zich dat in het verband van de Stedendriehoek Apeldoorn, Deventer en Zutphen sterk de nadruk is gelegd op een grootschalig regionaal bedrijventerrein op de kruising van de A1 en de A50; genaamd De Kar of Apeldoorn-Oost. Ook de provincie Gelderland wijst op de regionale functie van dit bedrijventerrein. Zij menen te weten dat een groot bedrijf (Resink) uit Zutphen naar deze locatie zal worden verplaatst. Welk deel van de behoefte van Deventer aan bedrijventerrein kan opgevangen worden op De Kar? Is er uitzicht op regionale exploitatie – mede door de gemeente Deventer – van De Kar? Is de regering overigens van mening dat regionale exploitatie een voorwaarde voor het regionale karakter van een grootschalig bedrijventerrein is? De leden van de VVD-fractie willen nu niet op de besluitvorming over Epse-Noord vooruitlopen. Zij vragen echter waarom Deventer de locatie Colmschate-Zuid aan de A1 aan het zicht onttrokken heeft door een hoge geluidswal, en gebruikt voor woningbouw, terwijl de gemeente nu Epse-Noord aan de overzijde van de A1 wil benutten voor bedrijventerrein. Waarom is niet begonnen met woningbouw in het noordelijke deel van Colmschate, zodat de zichtlocatie langs de A1 in haar geheel voor bedrijventerrein gebruikt kon worden? Zij nodigen de regering uit op deze keuze in te gaan.
Is het waar dat de regering er van uitgaat dat de locatie Epse-Noord beschikbaar zal komen voor Deventer en dat dit 55 ha. bedrijfsterrein oplevert? Hoe kan daarbij de aantasting van het goede woon- en leefmilieu in het dorp Epse worden voorkomen? Zij stellen vast dat de gemeente Gorssel en de provincie Gelderland zich verzetten tegen de toevoeging van Epse-Noord aan Deventer.
De leden van de VVD-fractie komen tot de conclusie dat de Memorie van Toelichting ertoe leidt dat voor Deventer in totaal 140 ha. bedrijventerrein beschikbaar is dan wel zou moeten komen op het grondgebied van Deventer, Diepenveen en Gorssel, met in aanvulling daarop het regionale terrein De Kar. Is het waar dat dat voor Deventer voldoende is tot na het jaar 2020?
Indien de vorengenoemde locaties onvoldoende zouden zijn of deels niet beschikbaar zouden komen, beschikt Deventer nog over Oxerveld; een relatief groot gebied ten zuiden van de A1 tussen landgoed Oxe en de grens met de gemeente Bathmen. Is het waar dat Oxerveld in of na het tweede decennium van de volgende eeuw voor bedrijfsvestiging in aanmerking kan komen, en dat het gebied ontsloten kan worden via de A1-afslag Deventer-Oost/Colmschate? Hoeveel ha. bedrijventerrein kan in Oxerveld worden uitgegeven?
Indien binnen 25 jaar grondgebied van de gemeente Bathmen wèl nodig zou zijn voor Deventer bedrijfsvestiging, dan ligt – gelet op de situering van de kern Bathmen nabij de gemeentegrens van Deventer en de A1 – samenvoeging van beide gemeenten in de rede. Ook indien voor Bathmen geen acceptabel alternatief zou bestaan, ligt samenvoeging met Deventer in de rede. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat, gelet op de uitgangspunten voor gemeentelijke herindeling die door het Overijsselse provinciale bestuur worden gehanteerd in overeenstemming met het Beleidskader gemeentelijk herindelingsbeleid van het kabinet, een zelfstandige gemeente Bathmen niet aan de orde kan zijn. Het gemeentebestuur van Bathmen geeft de voorkeur aan samenvoeging van Bathmen en Gorssel. Het gemeentebestuur van Gorssel en het provinciebestuur van Gelderland delen die voorkeur. Volgens de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (Staring Centrum) zou sprake zijn van landschappelijke samenhang tussen beide gemeenten. De gemeentebesturen stellen dat ook overigens sprake is van onderlinge oriëntatie en samenhang, en dat voor samenvoeging een breed draagvlak bij de bevolking bestaat. Gelet op de hiervoor opgeworpen vragen achten de leden van de VVD-fractie het gewenst dat de regering nader ingaat op dit alternatief. Zij nodigen de regering uit daarbij tevens te betrekken de vraag of een eventuele gemeente Gorssel/Bathmen deel van Gelderland of van Overijssel uit zou moeten maken.
Tenslotte verzoeken zij de regering in te gaan op het alternatief van samenvoeging van Holten en Bathmen. Is dat alternatief voor het gemeentebestuur van Holten bij nader inzien bespreekbaar?
De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel, dat bij hen nog wel veel vragen oproept en veel onduidelijkheden in zich bergt.
Deze leden beschouwen het stadsgewest Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen als een belangrijk regionaal centrum. De belangrijke regionale taak die Deventer daarin te vervullen heeft erkennen deze leden volmondig, evenals de randvoorwaarden die daarvoor in ruimtelijk opzicht nodig zijn.
Zij onderschrijven het belang van voldoende woningbouw- en bedrijfsterreinruimte ten behoeve van de zogeheten C20-gemeenten; inclusief Deventer waar het hier om gaat. Een van de belangrijkste redenen voor voorliggend wetsvoorstel is de behoefte van de gemeente Deventer aan mogelijkheden tot economische ontplooiing, tot uitdrukking komend in de behoefte aan bedrijfsterreinen, ook op de langere termijn. Daarnaast is natuurlijk de woningbouwbehoefte van belang. Voldoende ruimte ten behoeve van woningbouw en bedrijfsterrein beschouwt ook de fractie van D66 als van vitaal belang voor het functioneren van de grote steden met een centrumfunctie.
Over de woningbouwbehoefte hebben de leden van de fractie van D66 de volgende vragen. In de Memorie van Toelichting wordt gesteld dat tot 2010 de gemeente Deventer zelf op eigen grondgebied voldoende kan voorzien in haar woningbouwbehoefte. Hoe verhoudt zich dat tot de bevinding in het rapport van prof. Priemus (onderzoeksinstituut OTB te Delft, 6 oktober jl), waarin wordt gesteld dat Deventer tot 2020 aan haar eigen grondgebied voldoende heeft voor de woningbouwbehoefte? Wat zijn de gevolgen voor het huidige wetsvoorstel wanneer deze laatste schatting accuraat zou zijn? Zou daarbij nog onderscheid moeten worden gemaakt tussen uitbreiding van Deventer met alleen Diepenveen resp. met Bathmen en Diepenveen? Kan meer duidelijkheid worden verschaft over de vraag welk grondgebied nu precies wanneer noodzakelijk is voor de woningbouwbehoefte van de gemeente Deventer, als wordt uitgegaan van de oorspronkelijk door de gemeente Deventer verschafte behoefteraming?
In de Memorie van Toelichting wordt gesteld dat de provincie Overijssel van mening is dat Deventer tot in de verre toekomst voldoende in haar woningbouwbehoefte kan voorzien door gebruik te maken van een drietal lokaties die thans nog op het grondgebied van de gemeente Diepenveen liggen. De gemeente Diepenveen heeft te kennen gegeven die drie lokaties, en indien nodig andere, te willen afstaan per grenscorrectie, zodat zij als plattelandsgemeente kan blijven bestaan. Een en ander conform een bestaand convenant tussen Deventer en Diepenveen. Snijdt deze argumentatie hout, of wordt met reden verwacht dat deze drie lokaties niet toereikend zullen zijn?
De leden van de D66-fractie zijn er op zichzelf van overtuigd dat Deventer voldoende armslag moet worden geboden om de centrumfunctie te kunnen waarmaken, en dat daarbij een toereikend aanbod van bedrijfsterreinen van belang is. Zij vragen in hoeverre de nu in het wetsvoorstel voorziene mogelijkheden voor potentiële bedrijfsvestigingen naar verwachting ook voldoende zijn. Wat de bedrijfsvestigingen betreft vragen zij een overzicht van de prognoses hiervoor. Welke terreinen worden na Epse-Noord nog verwacht in aanmerking te komen? Hoe reëel is het dat Epse-Noord ook daadwerkelijk spoedig tot ontwikkeling wordt gebracht? Tot wanneer biedt deze lokatie naar verwachting soelaas? Wanneer zou de ontwikkeling van andere genoemde terreinen (in de Memorie van Toelichting worden Posterenk en Bathmen genoemd) verwacht kunnen worden? Wat zijn de verwachtingen van de ontwikkeling van het bedrijventerrein de Grote Kar bij Apeldoorn? In hoeverre wordt hier ook gerekend op participatie vanuit Deventer? Dreigt er geen overmaat aan ruimte voor bedrijventerreinen in het stadsgewest Deventer–Apeldoorn– Zutphen?
Is toevoeging van de gemeente Bathmen nodig voor de woningbouw-behoefte van Deventer, of wordt Bathmen alleen bij deze herindeling betrokken in verband met benodigde grond ten behoeve van eventuele bedrijfsterreinen? Het gebruik van de woorden «mede daarom» bij de argumentatie voor samenvoeging met Diepenveen en Bathmen wijst op het eerste. Deze leden hechten eraan dat nog eens exact wordt onderzocht wat de toegevoegde waarde is van toevoeging van Bathmen aan Deventer?
Gorssel en Bathmen hebben, wat aan de late kant maar met veel enthousiasme, naar voren gebracht samen te willen gaan. De leden van de D66-fractie willen de mogelijkheid daartoe niet op voorhand uitsluiten. Zij vragen of het door Bathmen en Gorssel naar voren gebrachte element van de «groene long» tussen beide steden geen waarde op zichzelf is waar zeer serieus rekening mee zou moeten worden gehouden. Deze leden realiseren zich dat ook Zutphen C20-gemeente is, en dat samenvoeging van Gorssel en Bathmen in dit verband mogelijk een probleem zou kunnen opleveren. Zij hadden daarom graag de mogelijkheid onderzocht om Eefde naar de gemeente Zutphen te laten overgaan. Op die manier hoeft de samenwerking tussen Gorssel en Bathmen de functie van de twee C20-gemeenten Deventer en Zutphen niet te doorkruisen.
De leden van de fractie van D66 hechten aan het door Gorssel en Bathmen naar voren gebrachte belang van de «groene long» tussen Deventer en Zutphen. Zij vragen of dit niet een waarde op zichzelf is. Tenslotte vragen deze leden hoe de regering het draagvlak bij burgers en maatschappelijke instellingen van Diepenveen en Bathmen beoordeelt ten aanzien van de herindeling. Is hier onderzoek naar gedaan? Hoe belangrijk wordt een dergelijk draagvlak geacht?
Wat de financiële aspecten betreft wordt in de Memorie van Toelichting alleen ingegaan op het macrobeeld van de nieuw te vormen gemeente, dat volgens haar ongeveer ongewijzigd zal zijn. De leden van de fractie van D66 stellen de volgende vragen. Kan de staatssecretaris inzicht bieden in de financiële gevolgen voor de inwoners van de huidige drie gemeenten?
De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen de behoefte van Deventer om haar gebied uit te breiden en zo de centrumfunctie te kunnen blijven uitoefenen. Dit geldt zowel voor woningbouw als voor industrieuitbreiding. Toch zijn deze leden bang dat de ecologische en de plattelandsfunctie van de gemeente Bathmen onder druk komen te staan bij een fusie met Deventer, juist omdat Deventer voornemens is in die richting industrie te vestigen. Hoe meent de staatssecretaris dat deze functies (industrie en landbouw) zo zijn te combineren, dat beide in hun waarde worden gelaten? Deze leden hebben om deze reden begrip voor de wens van Bathmen en Gorssel om samen te gaan, en zijn van mening dat, nu deze wens zo breed wordt gedragen in deze gemeenten, dit alternatief serieus moet worden onderzocht. Een voordeel van het samengaan van deze gemeenten is, dat de plattelandsfunctie gewaarborgd blijft en zelfs wordt versterkt. Dat de gemeente Bathmen bereid is 650 ha. beschikbaar te stellen aan Deventer voor industrie-uitbreiding, is hiervoor een reden temeer. Juist vanwege het draagvlak voor dit alternatief zou dat betekenen dat de afstand tussen burger en overheid wellicht kleiner is dan wanneer Bathmen zou fuseren met Deventer en Diepenveen. Kortom, de leden van de fractie van GroenLinks zouden voorstander zijn van een diepgaand onderzoek naar het alternatief dat
Bathmen en Gorssel aanbieden. Bij dit onderzoek zou uiteraard wel de vraag moeten worden betrokken of de lasten van de voorzieningen die op de gemeente Deventer als centrumgemeente drukken, wel voldoende evenredig worden gedeeld wanneer alleen Diepenveen als omliggende gemeente hierin een taak krijgt.
De leden van de RPF-fractie hebben kennis genomen van het voorstel om de gemeenten Diepenveen en Bathmen bij de gemeente Deventer te voegen. Zij betwijfelen of bij de weging van de belangen van enerzijds de centrumgemeente Deventer en anderzijds de plattelandsgemeenten Diepenveen en Bathmen het werkelijke evenwicht is gevonden. In de eerste plaats merken de leden van de RPF-fractie op, dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag hoe reëel het ruimte gebrek van de gemeente Deventer is. Volgens een tweetal rapporten van het onderzoeksinstituut OTB heeft Deventer tot het jaar 2020 voldoende aan het eigen grondgebied. Bovendien zou bij aantoonbare ruimtebehoefte ook volstaan kunnen worden met een grenscorrectie, zoals bij Epse-Noord. Nu is echter voor de meest vergaande oplossing gekozen voor een niet-evident probleem. De leden van de RPF-fractie vragen de regering derhalve of het niet denkbaar is dat een correctie van de grens tussen Deventer en Diepenveen zowel het ruimteprobleem van Deventer had kunnen oplossen, als het plattelandskarakter van Diepenveen had kunnen bewaren. In dit kader vragen zij welke rol de bij motie-Remkes geuite Kamerwens om bij een ruimtelijk probleem de oplossing eerder te zoeken in een grenscorrectie dan in een samenvoeging van gemeenten, heeft gespeeld bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel. In de Memorie van Toelichting lezen de leden van de RPF-fractie dat bij een relatief beperkte samenvoeging de nieuwe gemeente Deventer snel tegen ruimtelijke en bestuurlijke grenzen zal aanlopen. Deze leden vragen waarop deze veronderstelling is gebaseerd. Is deze ontwikkeling inderdaad onontkoombaar wanneer Deventer, middels een grenscorrectie, de ruimte krijgt? Bij een stad van ruim 70 000 inwoners met ruimte voor verdere groei kan toch moeilijk worden gesteld dat zo’n gemeente tegen bestuurlijke grenzen aanloopt? Bovendien bestaan er alternatieven voor de gemeenten Diepenveen en Bathmen, waarbij recht wordt gedaan aan het eigen karakter van deze gemeenten, en ook een andere schaalgrootte wordt gerealiseerd.
In de tweede plaats vragen de leden van de RPF-fractie wat de samenvoeging van Bathmen bij Deventer noodzakelijk maakt. Zij vragen of ook hier niet volstaan kan worden met een eventuele grenscorrectie, zo al nodig, waarbij het voor een plattelandsgemeente typerende kan worden behouden. Deze leden wijzen op recente gemeentelijke herindelingen, waarbij bij de finale afweging in de Kamer is gekozen voor de vorming van een krachtige plattelandsgemeente. Deze leden roepen de vorming van de Drentse gemeente De Wolden in herinnering, waar is gekozen voor een oplossing waarbij recht is gedaan aan gerechtvaardigde ruimte-wensen van centrumgemeenten én aan het eigen karakter van het platteland.
In de derde plaats vragen de leden van de RPF-fractie zich af of een stedelijke gemeente, die zich in het kader van C20-beleid verder wil ontwikkelen, voldoende oog heeft voor het eigen karakter van het platteland. Worden hier niet twee ongelijke gebieden bij elkaar gevoegd, waarbij de aandacht van het gemeentebestuur voor het grootste deel gericht zal zijn op de centrumgemeente? Deze leden vragen daarbij of de regering niet vreest dat de afstand tussen bestuur en burger, voor wat betreft de inwoners van Bathmen en Diepenveen, onnodig groter zal worden. Kan de regering aangeven hoe, bijvoorbeeld na de herindeling in Noord-Brabant, de relatie tussen bestuur en burger zich heeft ontwikkeld in centrumgemeenten met plattelandskernen?
De leden van de RPF-fractie wijzen de regering, wellicht ten overvloede, op het alternatief dat vanuit Bathmen en Gorssel is aangedragen. Daarin zouden Bathmen en Gorssel een vitale plattelandsgemeente vormen van 19 000 inwoners, waarbij recht wordt gedaan aan het groene karakter van beide gemeenten. In dat kader vragen zij de regering aan te geven wat op langere termijn het alternatief voor Gorssel is, wanneer zij niet samengevoegd zou worden met Bathmen. Zou Gorssel eveneens bij een centrumgemeente gevoegd kunnen worden, zodat in deze regio het groene platteland onder bestuur komt van verstedelijkte gemeenten? De leden van de RPF-fractie pleiten ervoor Bathmen buiten de herindeling te laten, zodat dit initiatief «van onderop» verder de ruimte krijgt. Een samenvoeging van Gorssel en Bathmen kan rekenen op de steun van de bevolking, en wordt gedragen door beide gemeentebesturen. Deze leden vragen de regering of een initiatief «van onderop» niet bijvoorbaat een kans moet krijgen, juist omdat het grootste deel van de burgers hier achter staan.
Tot slot vragen de leden van de RPF-fractie een overzicht van de te verwachte ontwikkeling van de lokale lasten voor de burgers van Diepenveen en Bathmen, wanneer deze gemeenten inderdaad bij Deventer worden gevoegd. Daarbij vragen zij eveneens naar de ontwikkeling van de lokale lasten voor de burgers van Bathmen wanneer deze gemeente met Gorssel samengaat.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling, maar niet met onverdeelde instemming, kennis genomen van het wetsvoorstel en de bijbehorende toelichting. Zij stellen vast dat de regering met het overnemen van de door Provinciale Staten van Overijssel vastgestelde ontwerpregeling een verdere invulling geeft van het eerder bepaalde C20-beleid. In dit verband herinneren zij aan de door hen ondersteunde en door de Kamer aanvaarde motie-Remkes c.s. (kamerstukken 25 000 VII, nr 18). Deze leden hebben hiermee aangegeven dat de behoefte bij centrumgemeenten aan voldoende locaties voor woningbouw en bedrijfsterrein op eigen grondgebied aanleiding kan zijn tot nader onderzoek naar de noodzaak van gemeentelijke herindeling. Zij voegen hier aan toe dat zij verbaasd zijn over het feit dat de regering naast de ruimtelijke overwegingen, ondanks de motie-Remkes c.s., bestuurskracht, draagvlak en samenhang aanvoert als positieve redenen voor de samenvoeging. Zij stellen de vraag wet de regering er toe gebracht heeft dit weer nadrukkelijk naar voren te brengen.
De leden van de SGP-fractie betreuren het dat zij het wetsvoorstel niet in het kader kunnen plaatsen van de overige voornemens met betrekking tot gemeentelijke herindeling in de provincie Overijssel. Uit de Memorie van Toelichting begrijpen zij dat wetsvoorstellen inzake herindeling in Twente respectievelijk West-Overijssel in voorbereiding zijn. Wat is overigens de actuele stand van zaken? Voor een afgewogen oordeel over de noodzaak tot gemeentelijke herindeling rondom Deventer is het essentieel de argumenten met betrekking tot herindeling van aangrenzende gemeenten te kennen. Deze leden stellen vast dat in de Memorie van Toelichting slechts melding wordt gemaakt van door de provincie vastgestelde c.q. vast te stellen ontwerpregelingen, zonder dat in verband met de samenhang met het voorliggende wetsvoorstel een beoordeling wordt gegeven. De leden van de SGP-fractie werpen dan ook ten principale de vraag op welke klemmende redenen zich er tegen verzetten de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden, totdat de andere wetsvoorstellen zijn ingediend.
De leden van de SGP-fractie zijn verbaasd over het feit dat in de Memorie van Toelichting geen melding wordt gemaakt van het feit dat de gemeente Diepenveen zich in een eerdere fase heeft gewend tot de commissie Van Splunder. Deze commissie heeft geoordeeld dat aan het belang van de gemeente Diepenveen onvoldoende recht is gedaan. Graag ontvangen zij een toelichting op de gang van zaken, alsmede een motivering waarom de regering het advies naast zich neer heeft gelegd.
De leden van de SGP-fractie merken ten aanzien van de ruimtenood van Deventer het volgende op. Zij hebben uit de bijgevoegde stukken begrepen dat er in 1994 een convenant is gesloten tussen de gemeenten Deventer en Diepenveen. Dit convenant is nader uitgewerkt in de Kaderregeling ruimtelijke ordening Diepenveen-Deventer waarbij afspraken zijn gemaakt over de manier waarop Diepenveen tegemoet kan komen aan de ruimtelijke knelpunten van Deventer. In de eerste plaats vragen deze leden waarom in de toelichting niet gerefereerd is aan deze afspraken, die toch een bepaald licht kunnen werpen op de noodzaak van gemeentelijke herindeling ten gunste van Deventer. Zij merken ten aanzien van dit punt op dat er uiteenlopende opvattingen bestaan over de werkelijke ruimtenood van Deventer. Volgens bepaalde inzichten zou deze gemeente, gegeven de kaderregeling, zeker tot 2017 kunnen voorzien in de behoefte aan locaties voor woningbouw en bedrijfsterrein. Zij vragen daarom een beoordeling van de diverse opvattingen, zoals onder andere tot uitdrukking komend in onderzoeksrapporten van OTB te Delft, opdat een helder inzicht ontstaat in de werkelijke ruimtebehoefte van Deventer. Samenvattend vragen zij waarom niet volstaan zou kunnen worden met grenscorrecties voor wat betreft de gebieden die in de overeenkomst zijn genoemd.
Ten aanzien van de grenscorrectie aangaande de locatie Epse-Noord informeren de leden van de SGP-fractie naar de stand van zaken. In dit verband merken zij op dat toekomstige uitbreiding voor grootschalige bedrijfsterreinontwikkeling moet worden beschouwd in het regionaal verband van de Stedendriehoek. Zij twijfelen aan de noodzaak van verdere uitbreiding langs de A1, gegeven het feit dat bij Apeldoorn een regionale locatie in ontwikkeling is. Afgezien van de noodzaak vragen zij zich af of de corridorontwikkeling in oostwaartse richting vanuit ruimtelijk perspectief wenselijk is. Graag ontvangen zij hierop een beschouwing van de regering.
De leden van de SGP-fractie zijn in het geheel niet overtuigd van de noodzaak om Bathmen aan Deventer toe te voegen. Zij vragen wat de toegevoegde waarde ervan is, gezien de omstandigheid dat toevoeging van deze gemeente met een eigen landelijk karakter dat in stand moet blijven geen toekomstige betekenis kan hebben voor Deventer voor wat betreft locaties voor woningbouw of bedrijfsterrein. Al met al vinden zij samenvoeging met Deventer ongewenst. Indien een zelfstandig voortbestaan niet mogelijk zou zijn, hetgeen voor hen nog niet is aangetoond, wensen deze leden een nader onderzoek naar andere opties. In dit kader noemen zij een samenvoeging van Bathmen met het na de grenscorrecties met Deventer overblijvende deel van Diepenveen, een samenvoeging met Gorssel, die door de gemeente zelf sterk wordt bepleit, alsmede een samenvoeging met Holten, dat qua aard van het gebied sterke overeenkomsten met Bathmen vertoont. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie van de regering een beschouwing aangaande de door hen genoemde varianten, waarbij zowel de inhoudelijke als de procedurele aspecten grondig worden belicht. Gezien hun voorgaande twijfels lijkt het hen op dit ogenblik wenselijk de gemeente Bathmen buiten de voorgestelde samenvoeging te houden.
Tenslotte informeren de leden van de SGP-fractie naar de gevolgen van het wetsvoorstel voor het basisonderwijs in de gemeente Bathmen.
De leden van de GPV-fractie hebben met aanmerkelijke reserves kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij realiseren zich dat het voorstel een uitvloeisel is van het C20-beleid, maar ook dat zij vanaf het begin met dit beleid de nodige moeite hebben gehad. De nadruk lag wel erg sterk op de meest wenselijke omvang van gemeenten met een centrumfunctie en minder op het belang van levenskrachtige plattelandsgemeenten rond die centrumgemeenten. Overigens hebben deze leden de indruk, dat het C20-beleid tot nu toe heel wat minder lijkt op te leveren dan de regering voor ogen stond. Klopt deze indruk? Wat is er terecht gekomen van de afspraken met de provincies om binnen deze kabinetsperiode de besluitvorming over mogelijke herindeling af te ronden? Zijn er behalve dit wetsvoorstel nog meer voorstellen in deze kabinetsperiode te verwachten?
De leden van de GPV-fractie beschouwen het als een manco, dat de provinciegrens lange tijd als een vanzelfsprekende grens van het herindelingsgebied is beschouwd. Is het juist dat gedeputeerde staten van Overijssel vanaf het begin van de procedure de gemeente Gorssel in de gelegenheid hebben gesteld aan het open overleg te nemen? Klopt het ook dat het provinciaal bestuur van Gelderland een fusie van Bathmen en Gorssel niet onacceptabel zou vinden, maar dat formele bezwaren dat bestuur verhinderen het voorstel van Bathmen terzake te steunen?
Genoemde leden menen dat formele procedurele bezwaren er niet toe behoren te leiden voorstellen op hun eigen merites te beoordelen, en zeker niet door het maken van andere keuzen een dergelijke beoordeling feitelijk onmogelijk te maken. Deelt de regering dit standpunt? De leden van de GPV-fractie menen dat een centrumgemeente als Deventer de ruimte moet hebben om als centrumgemeente goed te kunnen functioneren. Dat betekent dat in de woningbehoefte en de behoefte aan bedrijfsterreinen in principe op eigen grondgebied moet kunnen worden voorzien. In dat verband willen zij graag commentaar van de regering op het OTB-werkdocument «Capaciteit ruimtelijke ontwikkeling van Deventer getoetst». Is de conclusie in dat rapport juist dat de gemeente Deventer tot het jaar 2020 voldoende ruimte op eigen grondgebied heeft voor een onbelemmerde uitbreiding? In dit verband vragen zij aandacht voor het tussen de gemeenten Deventer en Diepenveen gesloten convenant. Deze leden zijn over het algemeen geen grote bewonderaars van convenanten als oplossing van ruimtelijke problemen. Maar als ze gesloten zijn moeten ze wel serieus genomen worden. Het enkele feit dat er een nieuw kabinet aantreedt dat het C20-beleid ontdekt, is onvoldoende argument om aan gesloten convenanten voorbij te gaan. Dat zou immers het vertrouwen in de overheid geen goed doen. Daarom de vraag waarom het in dit geval nodig werd geacht aan het convenant voorbij te gaan en met een verstrekkend herindelingsvoorstel te komen. De leden van GPV-fractie plaatsen grote vraagtekens bij opmerkingen in de Memorie van Toelichting over het ontwikkelen van bedrijfsterreinen langs de A-1. Past dit in het algemeen ruimtelijk beleid? Verdient het geen aanbeveling bij het ontwerpen van nieuwe lokaties voor bedrijfsterreinen vooral aandacht te schenken aan de bereikbaarheid per spoor? Deze leden zouden niet graag een ontwikkeling stimuleren waarbij langs de route Randstad-Twente-Berlijn letterlijk sprake wordt van een corridor tussen fabriekscomplexen en kantoorgebouwen. In dit verband zijn zij met name huiverig voor nieuwe bedrijfsterreinen langs de A-1 bij Bathmen. Overigens menen zij dat de planologische afweging van omvangrijke bedrijfsterreinen een zaak van het streekplan behoort te zijn en de belangen van een gemeente, ook een centrumgemeente, overstijgt. Dit kan daarom geen zelfstandig argument vormen om Bathmen toe te voegen aan de gemeente Deventer.
De leden van de GPV-fractie vinden het terecht, dat de variant Bathmen/ Gorssel naast Deventer/Diepenveen uiteindelijk toch in de afweging is betrokken. Zij begrijpen echter niet waarom de regering deze zo stellig afwijst. De argumenten welke aan deze afwijzing ten grondslag liggen zijn op zichzelf niet onjuist maar behoeven geenszins doorslaggevend te zijn. Als de noodzaak om Bathmen toe te voegen aan Deventer niet evident is – en de leden van de GPV-fractie hebben die indruk – dan behoren andere overwegingen een belangrijke rol te spelen, zoals de vorming van een behoorlijke plattelandsgemeente. Dan moet er ook ruimte zijn om gewicht toe te kennen aan de duidelijk uitgesproken meningen van de betrokken gemeenten en hun inwoners.
De fractie Hendriks ziet gaarne een reactie van de regering tegemoet op het rapport: Gemeenten Gorssel en Bathmen, een kring van dorpen, dd. 7 februari 1997 van Twijnstra en Gudde te Amersfoort: 32293/PNO/RJA. Aan de fracties Gemeentebelangen van de gemeenten Gorssel en Bathmen heeft de fractie Hendriks toegezegd op bovengenoemd rapport een algemeen commentaar te geven. Daarbij heeft het lid Hendriks gebruik gemaakt van de resultaten van de studie van 20 maart 1996 over wetsvoorstel 24 571 inzake de herindeling van de Brabantse gemeenten. Deze inbreng ten behoeve van het verslag is opgesteld om binnen de drie betrokken gemeenten de discussie over de vorm en inhoud van de gemeentelijke herindeling in een breder en bestuurlijk juridisch kader te plaatsen. Ook is aandacht besteed aan de te verwachten problemen rond de noodzakelijke correcties van de provinciegrens tussen Overijssel en Gelderland.
Bij de bepaling van het standpunt is de fractie Hendriks uitgegaan van de grote bereidheid van de inwoners van Gorssel en Bathmen om samen te gaan in een nieuwe gemeente in een nieuwe provincie. Deze gemeenten zijn reeds beleidsmatig in een gewestelijk verband verenigd. Zowel Gorssel als Bathmen zijn zelfstandige plattelandsgemeentes met een natuur- en landschapsstatus, conform de vigerende Structuurschets landelijke gebieden.
Conform de vigerende Wet ruimtelijke ordening zijn binnen de structuurplannen de landschaps- en natuuraspecten van de gemeenten Gorssel en Bathmen gelijkwaardig.
Op nationaal niveau zijn de gemeentelijke grondgebieden nader aangeduid als deelgebied van een grote landschapseenheid. Omvangrijke bosgebieden maken hiervan deel uit. In ons land bestaan slechts 36 soortgelijke grote landschapseenheden.
Op grond van deze nationale ruimtelijke kwalifikatie is het dan ook gewenst dat de beide gemeenten herkenbaar blijven en bestuurlijk een entiteit vormen. Zoals in het rapport van Twijnstra en Gudde al is aangegeven, vormen Gorssel en Bathmen een natuurlijk, samenhangend en zeer waardevol cultuurlandschap. Samenvoeging met de stedelijke gemeente Deventer is, ruimtelijk en ook bestuurlijk gezien, onmogelijk en catastrofaal.
De ruimtelijke problematiek die in het wetsvoorstel wordt aangegeven, blijkt bij nader inzien niet aanwezig te zijn. Het is niet reëel te stellen dat binnen de Deventerse gemeentegrenzen over 10 jaar wegens ruimtegebrek geen woningbouw meer kan plaatsvinden. Deventer is één van de oudste steden van Nederland, met aanvankelijk een zeer hoge bewonings-dichtheid van ca. 90 inwoners per hectare gemeentelijk grondgebied. Momenteel wonen in Deventer slechts 18,24 inwoners per ha. van het gemeentelijk grondgebied. Tegenwoordig is Den Haag in Nederland de dichtstbevolkte stad met 62,10 inwoners per ha. De demografische groei van Deventer blijkt zeer laag te zijn. Daarom is annexatie van Bathmen niet nodig en milieufysisch zelfs ongewenst. Nu al kan de gemeente Deventer haar infrastructuur niet op het gewenste peil houden wegens de hoge financiële kosten.
Ook de vierde nota Ruimtelijke Ordening Vinex van minister Alders, de VROM-nota Milieu, Ruimte, Wonen – Tijd voor Duurzaamheid van minister De Boer zijn richtinggevend voor een compact stadsbeleid en bescherming van de plattelandsgemeenten. De ecologische hoofdstructuren dienen door de samenleving en overheid permanent in stand te worden gehouden. Dit is de wens van de overgrote meerderheid van de Tweede Kamer en de regering.
In de Financiële verhoudingswet 1997 pleit de regering voor financiële zelfstandigheid van steden en dorpen. Vermenging hiervan veroorzaakt grote negatieve financiële gevolgen, vooral voor de plattelandsgemeenten die worden geannexeerd. De genoemde gevolgen worden in het wetsvoorstel verzwegen.
Deventer is een historische stad met Europese Hanze-allure. Rond bijvoorbeeld de Welle aan de IJssel kan met behoud van de oorspronkelijke structuur de bebouwing nog sterk worden uitgebreid. De huidige bebouwing is verouderd en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Momenteel wordt aan soortgelijke projecten rijkssteun verleend. Op die plaats is er na ingrijpende renovatie ruimte voor enkele duizenden stedelingen. Elders in de stad, nabij de spoor- en kanaalzone, is er eveneens ruimte voor de woningen ten behoeve van duizenden stedelingen.
De staatssecretaris gaat in het wetsvoorstel volledig voorbij aan de bestuurlijke aspecten van het beheer van de stedelijke ruimten, en koppelt hieraan ten onrechte waardevolle plattelandsgebieden vast om tot halfslachtige oplossingen te komen.
Dit is staatkundig gezien ontoelaatbaar en zelfs strijdig met de uitgangspunten van de regering, zoals deze in bovengenoemde rijksdocumenten zijn vastgelegd. Een herziening van de herindelingsvarianten, zoals op bladzijde 4 van het wetsvoorstel vastgelegd, is dan ook noodzakelijk. Het is een ommissie in het voorliggende wetsvoorstel dat geen aandacht is besteed aan de wensen van de bevolking en van de gemeentebesturen van Gorssel en Bathmen. Het argument als zou samenvoeging van Gorssel en Bathmen niet mogelijk zijn, is niet vol te houden. De huidige wet Arhi geeft aan de betrokken provinciebesturen de bevoegdheid gemeentelijke herindelingen voor te bereiden. Enkele overschrijdingen van de provinciegrenzen sluiten deze bevoegdheid niet uit. In de voorliggende zaak kan hiervan dan ook gebruik worden gemaakt. De vraag is of hierover al beraad is geweest en wat de eventuele problemen hierbij zijn.
Het rapport van Twijnstra en Gudde bevat ten eerste een goede verwoording van de typische plattelandspolitiek, waarmee Bathmen en in mindere mate Gorssel te maken hebben. Daarnaast bevat het een goede en compacte weergave van de inbreng van de gemeente Gorssel in de nieuw te vormen gemeente.
De onderdelen Natuur en Recreatie en de besturing van de zes woonkernen behoeven weinig aanvulling. Behoud van natuur en recreatie binnen de gemeentegrenzen op het huidige niveau is milieufysisch aanvaardbaar en bestuurlijk beheersbaar.
De gevolgen zijn niet te overzien als de bossen binnen Bathmen tot stadspark zouden worden verheven. Ecologisch is dit verwerpelijk, maar het zal realiteit worden als het gebied aan Deventer wordt toegevoegd. Het rapport van Twijnstra en Gudde gaat slechts summier in op de Financiële verhoudingswet, de Wet onroerende zakenbelasting (WOZ), ouderenzorg en mantelzorg, basisonderwijs en het Europees Handvest voor de gemeentelijke autonomie. Ook in het wetsvoorstel is hierover maar weinig terug te vinden. Toch weet iedere bestuurder uit eigen ervaring dat bij gemeentelijke herindeling er onverwachte negatieve effecten optreden bij de gemeentelijke financiën, de onroerende zaakbelasting, de ouderenzorg en het basisonderwijs. De huidige ervaringen bij de Brabantse gemeentelijke herindelingen zijn ronduit verontrustend. In de geannexeerde (nieuwe) stadsgebieden gaat de onroerende zaakbelasting met 30 tot 50% omhoog; zelfs een verhoging met 100% is geen uitzondering. Het basisonderwijs komt in de geannexeerde gebieden meestal in grote moeilijkheden doordat de plattelandsscholen verdwijnen door de schaalvergroting. Ook de ouderenzorg ondergaat een hele herstructurering, terwijl de mantelzorg op het platteland door samenvoeging met stedelijke zorgeenheden nagenoeg volledig wordt ontheemd. De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel gaat uit van een ideaal bestuursvoorstel voor de gemeente Deventer. Dit blijkt echter niet realistisch te zijn omdat de huidige grote sociale en financiële problemen buiten beschouwing zijn gebleven.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken versluiert volledig deze argumenten, die door uitbreiding van stedelijk grondgebied de situatie alleen maar doen verslechteren.
Nuttig en noodzakelijk is ook het Europees Handvest voor gemeentelijke autonomie hierbij te betrekken. Volgens de artikelen 5 en 11 hebben de plaatselijke besturen en de inwoners het recht om over hun autonomie zelf te beslissen, en in vrije wil lid te worden van overlegorganen. Concluderend: samenvoeging van de gemeenten Gorssel en Bathmen zal zowel bestuurlijk als wat betreft de ruimtelijke ordening volledig overeenstemmen met de wensen van de meerderheid van de betrokken bevolking.
De voorzitter van de commissie, De Cloe
De griffier van de commissie, Coenen
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.