Verslag werkbezoek aan de onder SFOR-vlag dienende Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina, 14-16 mei 1997 - De situatie in voormalig Joegoslavië

Dit verslag van een (werk)bezoek is onder nr. 185 toegevoegd aan dossier 22181 - Situatie in voormalig Joegoslavië i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel De situatie in voormalig Joegoslavië; Verslag werkbezoek aan de onder SFOR-vlag dienende Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina, 14-16 mei 1997 
Document­datum 26-06-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST22322
Kenmerk 22181, nr. 185
Van Staten-Generaal
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

22 181

De situatie in voormalig Joegoslavië

Nr. 185

VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK

Vastgesteld 26 juni 1997

Een delegatie uit de vaste Commissie voor Defensie, bestaande uit de leden Blaauw (VVD), Van den Doel (VVD), Hoekema (D66) (delegatieleider), Van der Hoeven (CDA), Keur (VVD), De Koning (D66), Sipkes (GroenLinks), Sterk (PvdA), Valk (PvdA), Verhagen (CDA), Verkerk (AOV) en Visser-Van Doorn (CDA), bracht van 14 tot en met 16 mei 1997 een werkbezoek aan de onder SFOR-vlag dienende Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina, t.w. Sarajevo, Busovaca, Sisava, Knesevo en Novi Travnik.

De delegatie werd tijdens het bezoek begeleid door plv. Chef Defensiestaf, luitenant-generaal Van Baal, de sous-chef Operatiën van de KL, brigade-generaal Mammen, en kolonel Verboom, adj. directeur Voorlichting van het ministerie van defensie. Hr. Ms. Ambassadeur mevrouw Sluijter en eerste secretaris Glaubitz hebben een gedeelte van het programma bijgewoond.

Tijdens haar verblijf in Bosnië-Herzegovina maakte de delegatie van de gelegenheid gebruik gesprekken te voeren met leden van het nationale parlement, met vertegenwoordigers van de OVSE, met de heer Everts, Head of Mission van de European Community Monitoring Mission (ECMM) en zijn medewerkers, met ambassadeur Michael Steiner, plaatsvervangend hoge vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap, en met een delegatie van belangengroepen en -organisaties van en voor vrouwen uit Srebrenica/Tuzla.

Voorts bracht de delegatie een kort bezoek aan Pale om daar een gesprek te voeren met onderminister van defensie Kapetina van de Republiek Srpska en luitenant-kolonel Indic van het republikeinse leger.

De delegatie dankt Hr.Ms. Ambassadeur mevrouw Sluijter en eerste secretaris Glaubitz voor de ontvangst en voor de openhartige wijze waarop informatie werd verstrekt.

Tijdens haar bezoek is de delegatie onder de indruk geraakt van de inzet en het enthousiasme waarmee de Nederlandse militairen zich kwijten van de hen opgedragen taken. Zij is alle militairen met wie ontmoetingen en gesprekken hebben plaatsgevonden erkentelijk voor de openhartige en uitputtende wijze waarop de delegatie over de situatie ter plaatse en de inhoud van de missie is geïnformeerd.

Woensdag 14 mei 1997

Briefing in Sarajevo door Hr. Ms. Ambassadeur, mevrouw Sluijter

Mevrouw Sluijter kwalificeerde het proces gericht op uitvoering van het Daytonaccoord als moeizaam. EU-vertegenwoordiger Steiner heeft onlangs in Dubrovnik een ministerraadvergadering belegd, waar overeenstemming werd bereikt over de staatsbegroting. Voor 1997 is een bedrag van ongeveer DM 135 miljoen ten behoeve van de instelling van staatsorganen vastgesteld. Echter, DM 97 miljoen daarvan zal dienen te worden aangewend voor schuldaflossing.

Het IMF kijkt niet alleen naar tot stand gebrachte wetten, doch vooral naar uitvoeringsmogelijkheden.

Belangrijkste strijdpunt vormt de aanwending van de opbrengst aan invoerrechten. De ene partij wenst deze aan te wenden ten behoeve van de staatsbegroting, de andere partij ten behoeve van de eigen identiteit.

Er kan gesproken worden van verschillende interpretaties van het Daytonaccoord. De moslims hanteren een maximale, de Serven een minimale interpretatie, terwijl de Kroaten een middenpositie innemen.

De internationale gemeenschap verwacht op enig moment een totaalpakket aan voorstellen, alvorens financiële steun kan worden verleend. De reeds vele malen uitgestelde donorconferentie zal naar verluidt in juni a.s. worden gehouden. Tijdens deze conferentie kan pas zekerstelling van een reconstructieprogramma plaatsvinden. Politieke samenwerking tussen betrokken partijen en economische hervorming zijn in dat verband een noodzaak.

Thans is een discussie gaande over de politieke conditionaliteit met betrekking tot de samenwerking met de Servische Republiek. De internationale gemeenschap hanteert verschillende voorwaarden. De Europese Unie stelt als kernvoorwaarden vrijheid van beweging en terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Naast politieke voorwaarden zijn economische voorwaarden gesteld. De belangrijkste voorwaarde is de introductie van een vrije markteconomie. De indruk bestaat dat de politieke conditionaliteit zich in toenemende mate tegen de moslims gaat keren.

Het probleem van de vluchtelingen en van de ontheemden is nog altijd gigantisch. De internationale gemeenschap zal nog meer op de betrokken partijen moeten inwerken. Zo er al sprake is van terugkeer van vluchtelingen, dan beperkt deze zich voornamelijk tot terugkeer naar meerderheidsgebieden (ongeveer 80%). Nog altijd is sprake van etnisch geweld in bepaalde gebieden.

De internationale hulp wordt door verschillende instanties gecoördineerd, zoals de VN, de EC en de Wereldbank.

Het Nederlandse bedrijfsleven is volstrekt afwezig in Bosnië-Herze-govina, ondanks bezoeken van Nederlandse economische missies onder leiding van staatssecretaris Van Dok. Nederland participeert evenmin in tenders van de Wereldbank.

Slechts op basis van concessionele financiering, die overigens ontbreekt, zal de investeringsanimo toenemen.

Gesprek in Pale met onderminister van defensie Kapetina van de Servische Republiek en met luitenant-kolonel Indic van het republikeinse leger

De onderminister memoreerde de goede verstandhouding tussen het Nederlandse SFOR-contingent en de Servische Republiek.

Vervolgens deed hij melding van de in voorbereiding zijnde oprichting van een militaire raad voor Bosnië-Herzegovina en voor de Servische Republiek, waarin vertegenwoordigers van de presidenten, van de ministers van defensie en militaire autoriteiten zitting zullen hebben. De raad zal een adviserende en coördinerende, en wellicht ook een verzoenende rol krijgen, en geen opdrachten geven. De raad zal voorts analyses maken van militaire kwesties en vrede-ondersteunend zijn.

De stabiliteit in de regio staat en valt met naleving van het vredesac-coord, waarbij een rol voor de legers is weggelegd.

De internationale gemeenschap dient volgens onderminister Kapetina prioriteit te geven aan het vestigen van de democratie in beide eenheden. Het democratiseringsproces moet ook voor de legers gelden, hoewel dat een lange termijnaangelegenheid zal zijn. Belangrijkste taak zal zijn: het conceptualiseren van het vredesaccoord.

De onderminister stelde dat de Republiek Servië meewerkt aan het terugdringen van de bewapening in bepaalde regio’s tot een bepaald niveau. Met de vernietiging van 230 zware wapens zal eind mei a.s. worden aangevangen.

Om het militaire evenwicht in de regio te handhaven dienen in kwalitatief opzicht betere wapens daarvoor in de plaats te komen. In dit verband zei hij dat de republiek grote problemen heeft met het door de VS gesteunde train- and equipprogramme voor Bosnië-Herzegovina, dat het militaire evenwicht drastisch ten nadele van de Servische Republiek zal verstoren. De uitrusting van de Bosnische Republiek met offensieve wapens vormt de grootste dreiging in de regio.

De strijdkrachten van de Servische Republiek worden thans getransformeerd van een oorlogs- naar een vredesstructuur. Modernisering en professionalisering van de strijdkrachten binnen financiële randvoorwaarden hebben de hoogste prioriteit. De republiek staat open voor samenwerking met alle landen, inclusief de NAVO.

In antwoord op een desbetreffende vraag stelde onderminister Kapetina dat de grondwet van de republiek uitlevering van oorlogsmisdadigers aan internationale oorlogstribunalen niet toestaat. Veroordelingen van oorlogsmisdadigers, die reeds vele malen in de Servische Republiek hebben plaatsgevonden, zijn nationale aangelegenheden. Niettegenstaande dat is de Servische Republiek bereid mee te werken aan het tribunaal te Den Haag; met name waar het de uitwisseling van informatie betreft. Het ging de heer Kapetina overigens te ver dat bepaalde personen als oorlogsmisdadiger worden gekwalificeerd, waarbij in het geheel geen sprake is van enige internationaalrechtelijke veroordeling.

De onderminister zag geen rol voor het leger van de Servische Republiek weggelegd om de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden mogelijk te maken, omdat dit een puur civiele aangelegenheid is. Hij merkte in dit verband op dat het in de republiek aan adequate opvangmogelijkheden en huisvesting ontbreekt, en dat al veel Serven uit door Moslims en Kroaten bezette gebieden zijn opgenomen. Terugkeer van vluchtelingen en ontheemden is alleen op basis van wederkerigheid mogelijk.

De vraag of de Servische Republiek mee zal werken aan het historisch onderzoek van het RIOD naar de gebeurtenissen voor, tijdens en na de val van de enclave Srebrenica, werd door onderminister Kapetina bevestigend beantwoord. Hij stelde echter wel de voorwaarde dat dan ook aandacht moet worden geschonken aan het lot van de 150 000 Serven die voorheen in Sarajevo hebben gewoond, waar de moslims uitsluitsel over moeten geven.

Kritiek had hij op het internationale Rode Kruis, dat zich bediend van onjuiste naamlijsten van vermisten.

Gesprek met een delegatie van9leden uit het Nationale Parlement van de federatie van Bosnië-Herzegovina, waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd

Door verschillende leden van het parlement werd het grote belang en het nut van reguliere ontmoetingen met leden van de Tweede Kamer benadrukt. In overweging werd gegeven om in de toekomst in kleiner verband over bepaalde thema’s door te spreken. Voorts werd Nederland bedankt voor de geboden hulp – met name aan Sarajevo – zowel voor als na de oorlog, en voor haar bijdragen aan IFOR en SFOR. Het drama Srebrenica moet slijten.

Hulp van Nederland bij de wederopbouw wordt ten zeerste op prijs gesteld. Dankbaar wordt gebruik gemaakt van de zgn. Pronkgelden ten behoeve van humanitaire projecten (bij voorbeeld het herstel van het door beschietingen ernstig beschadigde ziekenhuis van Novi Travnik).

De terugkeer van vluchtelingen en van ontheemden is op dit moment het grootste probleem. Protocollaire problemen zijn daar vooral debet aan. De officiële contacten met de Servische Republiek zijn louter kosmetisch van aard. De internationale gemeenschap moet ten aanzien van deze kwestie meer betrokkenheid tonen. Zo zien de parlementariërs in dit verband naast steun bij de wederopbouw en economische ontwikkeling, een rol voor de internationale gemeenschap weggelegd bij het opsporen en veroordelen van oorlogsmisdadigers. Deze kwesties zijn onontbeerlijk voor de totstandbrenging van stabiliteit in de regio. Obstructie door wie danook jegens de implementatie van het Daytonac-coord dient te worden bestrafd, omdat de donorconferentie daardoor niet kan plaatsvinden, hetgeen ten koste gaat van de burgers.

Op de vraag of vergeleken met vorig jaar meer optimisme bestaat over de toekomst werd geantwoord dat men zich met de dag sterker voelt. Met kracht wordt gewerkt aan de totstandkoming van verschillende centrale staatkundige organen.

Ontmoeting met Nederlandse militairen die werkzaam zijn bij het hoofdkwartier van SFOR te Sarajevo

Het hoofdkwartier, bestaande uit ca. 2000 man – waarvan 1200 à 1300 in de ondersteunende sfeer opereren – heeft tot taak het scheppen van voorwaarden ten behoeve van de politieke en civiele implementatie van het Daytonaccoord, waarvan het stabiliseren van de militaire toestand inmiddels tot stand is gebracht. Er kan worden gesproken van incidentele spanningen en plaagstootjes in de vorm van het volgen van SFOR-vliegtuigen door moslimgrondgeschut, en het voorkomen van enkele niet toegestane vliegbewegingen of het hebben van plannen daartoe. Het implementatieschema heeft tot op dit moment geen achterstand opgelopen.

Met betrekking tot de implementatie van het civiele deel van het Daytonaccoord is er ten opzichte van een jaar geleden niet veel veranderd.

Sprekende over de positie van IPTF (International Police Task Force) werd gesteld dat de locale civiele politie zich zeer frequent bedient van verkeerscontroles, die veel weg hebben van wegcontroles. IPTF heeft kenbaar gemaakt dat het aantal controles drastisch beperkt dient te worden. Nieuwe richtlijnen terzake zullen binnenkort worden geïmplementeerd. IPTF heeft inmiddels een verbindingsnetwerk gecreëerd.

In antwoord op een desbetreffende vraag werd gesteld dat IPTF geen ontwijkend beleid voert waar het gaat om opsporing en aanhouding van personen die worden verdacht van oorlogsmisdaden. Verwezen werd naar de instructiekaart die terzake aan IPTF- en SFOR-personeel ter hand is gesteld, waarin uitdrukkelijk de instructie is opgenomen dat het geen SFOR-taak is «to hunt or search» personen die gezocht worden wegens oorlogsmisdaden.

Op de vraag naar de ervaringen met niet-NAVO-partners die binnen SFOR participeren werd positief gereageerd. De deelnemende eenheden zijn gecertificeerd. Enig probleem dat zich af en toe voordoet is het gegeven dat zij geen toegang hebben tot het NAVO-geheimschrift.

Een groot probleem vormen de aanwezige mijnen, waarvan het aantal wordt geraamd tussen de 1 en 10 miljoen. Een ruimingsprogramma is inmiddels in gang gezet. De beschikbare mankracht is echter onvoldoende.

Briefing door generaal Per Skov-Christensen en majoor Jorgen Ingstrup van het Office for Regional Stabilization van de OVSE

De delegatie werd uitvoerig geïnformeerd over de taken van de OVSE-missie. Een van de belangrijkste taken is wapenbeheersings-controle in de regio. In de praktijk blijkt de door partijen gedane opgave van aanwezige wapenaantallen lager te zijn dan de door IFOR/SFOR feitelijk vastgestelde aantallen.

De OVSE-waarnemers worden in fysiek opzicht bij hun controlewerkzaamheden regelmatig gehinderd door territoriale obstakels.

Wat de aangekondigde verkiezingen betreft is de OVSE in technisch opzicht daar thans beter op voorbereid dan vorig jaar, hoewel de kans op gewelddadigheden groter zal zijn.

Briefing door de Nederlandse contingentscommandant SFOR, brigade-generaal Termont en zijn staf

Primaire taak van het commando is het zo betrouwbaar en tijdig mogelijk verschaffen van informatie ten behoeve van de bewindslieden van defensie, en het aandragen van uitvoerende activiteiten ten behoeve van het Haagse beleid inzake voormalig Joegoslavië. Daarnaast draagt het commando een nationale verantwoordelijkheid op het gebied van discipline, repatriëring en onderhoud van materieel.

Generaal Termont ging vervolgens in op de overgang van IFOR naar SFOR. De vijandigheden zijn gestaakt, partijen zijn teruggebracht achter vastgelegde scheidslijnen, troepen zijn naar kazernes teruggetrokken c.q. gedemobiliseerd en wapens zijn c.q. worden geteld.

Hoewel gesproken kan worden van een stabiele situatie, meende generaal Termont dat thans meer sprake is van dreiging dan onder IFOR. De vluchtelingen- en ontheemdenproblematiek bracht hij daarmee in direct verband.

Terugkeer moet gepland, geregisseerd en beheersbaar zijn.

In macro-opzicht zei hij somber te zijn over terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Hij duidde in dit verband op de vele lege gebieden, waar niemand wordt geduld door bepaalde – veelal regionale en locale – machthebbers en op de gigantische verwoestingen van huizen en gebouwen.

De medewerking van de Serven bij het zoeken naar terugkeer-mogelijkheden laat te wensen over. Veel gerepareerde huizen zijn inmiddels weer opgeblazen. Gevluchte landgenoten, die met in het buitenland verdiend geld terugkeren, worden vaak als verraders beschouwd en niet meer geduld, dan wel als politiek drukmiddel gebruikt.

Ingaande op de komende verkiezingen werd gesteld dat de inschrijving op dit moment op ongeveer 5% ligt. De grenzen van de vastgestelde kantons zullen daarbij ongetwijfeld weer ter discussie worden gesteld.

Wanneer in het kader van het Daytonaccoord gesproken wordt over wapenbeheersing is de federatie van Bosnië-Herzegovina in kwalitatief opzicht in het voordeel, mede tegen de achtergrond van het train- en equipprogramme.

De reorganisatie van de civiele politie is gericht op een inkrimping van de sterkte van 45 000 naar 22 000.

De uitvoering van het programma voor het ruimen van mijnen zal blijven stagneren zo lang er geen duidelijkheid bestaat over de vraag wie er betaalt en wie verantwoordelijk is voor de risico’s.

Voorts ging de contingentscommandant in op kwesties die samenhangen met force protection, zoals discipline, drug- en drankgebruik, intimidatie en geweld, alsmede het voorkomen van verkeersongelukken (ongeveer 15 SFOR-militairen per maand).

Tenslotte zei generaal Termont in micro-opzicht optimistisch te zijn over de toekomst. Hij wees in dit verband op de projecten die met de zgn. Pronkgelden in samenwerking tussen SFOR en met betrokken etnische groepen zijn c.q. worden opgezet en uitgevoerd.

Briefing door lkol. De Wit, commandant van het gemechaniseerd bataljon te Sisava, en enkele sectiehoofden

Na eerst uitvoerig te zijn ingegaan op de organisatie van het bataljon, memoreerde overste De Wit vervolgens de taken die aan SFOR zijn opgedragen: toezicht op de implementatie van het militaire gedeelte van het Daytonaccoord (patrouilles op vierentwintiguursbasis, inspectie van wapenopslagplaatsen, uitvoering van lopende operaties), ondersteuning bij de terugkeer en (her)huisvesting van vluchtelingen en ontheemden, en het begeleiden van verkiezingen.

Teneinde de lokale bevolking meer bekendheid en inzicht te verschaffen over deze taken en over het vredesaccoord is SFOR een voorlichtingscampagne gestart. In diverse regionale en locale talen worden radiouitzendingen verzorgd en krantjes, folders, posters en brochures verspreid.

Inmiddels heeft een verschuiving van de taak van het bataljon richting de implementatie van het civiele deel van het Daytonaccoord plaatsgevonden. In dit verband zijn drie liaisonofficieren aangesteld voor het leggen van contacten met civiele autoriteiten ten behoeve van het gezamenlijk opstellen en doen uitvoeren van plannen voor herhuisvesting en ter voorbereiding van de verkiezingen.

Gesprek met vertegenwoordigers van belangengroepen enorganisaties van vrouwen uit Srebrenica (door de volgende organisaties werd deelgenomen: BOSFAM (Munira Beba-Haddzic), BOSPO (Neijra Nalic), Woman’s Association of Srebrenica/Tuzla (Fatima Huseinovic), Amica-Freiburg (Monica Cleck), Norwegian People’s Aid (Mira Vilusic), Vive Zene (Ina Rahmanovic en Jasna Zevenic) en International Rescue Committee (Greg Brown)

De woordvoerster van de Woman’s Association of Srebrenica/ Tuzla stelde dat de vrouwenassociatie het zoeken naar de vermiste 3700 mannen en jongens (tussen de 12 en 80 jaar) en vrouwen van Srebrenica als primaire taak heeft gesteld.

De vrouwen van Srebrenica voelen zich vergeten door de internationale gemeenschap: «Het lijkt erop alsof Srebrenica nooit heeft bestaan», zo werd gesteld.

Zo lang niet bekend is wat er met de vermisten is gebeurd vanaf het moment dat zij onder het oog van de VN uit Potocari zijn weggevoerd (waarvan volgens de woordvoerster videobeelden bestaan) zullen de nabestaanden geen rust vinden. De vermisten alleen kunnen de waarheid vertellen. Men beroept zich daarbij zowel op geruchten als op veronderstellingen van internationale organisaties (waaronder het Internationale Rode Kruis) dat veel vermiste mannen zich in de Servische Republiek bevinden, waar zij onder een andere naam naar verluidt als slaven tewerk zijn gesteld. Echter, informanten aldaar zijn bang zich bekend te maken uit vrees voor represailles. Verificatiemogelijkheden ontbreken vanwege het feit dat vrije toegang tot en vrijheid van beweging in bepaalde gebieden in de Servische Republiek onmogelijk is.

Naast hulp bij het zoeken naar vermisten verzoeken de vrouwen van Srebrenica de internationale gemeenschap om hulp bij het opsporen en openen van massagraven en bij het identificeren van stoffelijke resten. Genoemde organisaties zijn van mening dat dit een politieke en geen financiële kwestie behoort te zijn.

Tenslotte drongen zij aan op arrestatie van personen die zich aan oorlogsmisdaden hebben schuldig gemaakt.

Door woordvoersters van bovengenoemde hulporganisaties werd vervolgens gesteld dat het aantal trauma’s onder overlevenden van het Srebrenicadrama toeneemt, vooral onder alleenstaande moeders met kinderen. Psychotherapie heeft echter geen effect zolang geen duidelijkheid bestaat over het lot van de vermiste mannen.

De vrouwen willen overigens noch in Tuzla noch in Sarajevo blijven. Terugkeer naar hun oorspronkelijke woonplaats is noodzakelijk, mede uit het oogpunt van traumabehandeling.

De betrokken organisaties zeiden dankbaar te zijn voor de Nederlandse financiële steun aan projecten, en spraken de hoop uit dat deze gecontinueerd zal worden. Aandacht werd gevraagd voor specifieke projecten voor vrouwen in plaats van louter generieke hulp.

Gesprek met de plaatsvervangend Hoge Vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap,ambassadeur Michael Steiner

De militaire kant van het Daytonaccoord ziet er zijns inziens goed uit. Sinds de totstandkoming daarvan zijn er geen ernstige vijandigheden meer geconstateerd. Desalniettemin wenden de betrokken partijen meer dan 50% van hun staatsbudget aan voor militaire doeleinden.

Wat de civiele kant betreft kan gesproken worden van een gemengde situatie, en van een achterstand bij de implementatie van onderdelen van het Daytonaccoord.

Issue nummer één is het gegeven van 50% van de bevolking (in absolute aantallen twee miljoen) een vluchtelingen- of ontheemdenstatus heeft, ondanks de in het Daytonaccoord overeengekomen vrijheid van beweging. Voor zover gesproken kan worden van terugkeer, betreft het terugkeer naar meerderheidsgebieden.

Issue nummer twee wordt gevormd door het psychologische probleem waarmee beide partijen worden geconfronteerd waar het gaat om de wederopbouw. Het ontbreken van een toekomstperspectief en de angst voor de toekomst blokkeren het getroosten van inspanningen richting een geciviliseerde samenleving.

Een daarmee verband houdend probleem is de vernietigde infrastructuur en de daarmee samenhangende psychologische destructie bij de burgers, die daardoor weinig vertrouwen in de toekomst hebben en een sterk gevoel van onveiligheid vanwege de latente aanwezigheid van sluipschutters in de bergen rondom Sarajevo. De toekomst is de grootste angst. Zolang er geen sprake is van een permanente vrede zal een elan voor economische wederopbouw ontbreken.

Ambassadeur Steiner achtte het in psychologisch opzicht slechte zaak als thans al min of meer vaststaat dat SFOR medio 1998 zal vertrekken. Zijns inziens zal de internationale gemeenschap een duidelijke boodschap moeten afgeven dat een nieuwe oorlog in geen geval zal worden geduld.

Het presidentschap komt onregelmatig bijeen en opereert op basis van consensus. De raad van ministers, die sinds januari jl. weer bijeen komt, werkt iets effectiever, gelet op het aantal voorgestelde wetsvoorstellen, m.n. de voorstellen die zijn gericht op economisch herstel.

Het nationale parlement heeft nog niet veel gepresteerd. Alleen al het feit dat het bestaat moet volgens ambassadeur Steiner als resultaat worden aangemerkt.

Het derde issue – het opsporen en vervolgens overdragen aan het tribunaal in Den Haag van personen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden – is een van de blokkades bij de uitvoering van de vredesovereenkomst. De heer Karadzic is nog altijd alleenheerser, hoewel niet in formeel opzicht. Zijn partij is totalitair, en de media staan onder curatele. De heer Steiner sprak in dit verband van een absurde situatie, omdat het leiderschap bij geen der bij het conflict in voormalig Joegoslavië betrokken partijen verandering heeft ondergaan. Hun veelal persoonlijke en niet door het volk gedeelde filosofieën doen nog steeds opgeld.

De federatie kampt bij de wederopbouw met het probleem van de braindrain. Er zijn onvoldoende gekwalificeerde mensen beschikbaar om effectief vorm en inhoud te geven aan de wederopbouw.

Sprekende over het openen van massagraven en het identificeren van stoffelijke resten meende ambassadeur Steiner dat de betrokken partijen deze klus samen moeten klaren, daar de kans zeer gering moet worden geacht dat de internationale gemeenschap bereid zal zijn daarvoor financiële middelen ter beschikking te stellen. Vanwege de inschakeling van deskundigen op dit terrein zal daarvoor naar schatting $ 10 000 per stoffelijk overschot nodig zijn. De kwestie dient zijns inziens voorts van het politieke naar het humanitaire niveau te worden verplaatst.

Sprekende over de verkiezingen meende ambassadeur Steiner dat, hoewel oude leiders niet zijn vervangen, er een opening is geforceerd. Een stap-voor-stap-benadering zal ertoe leiden dat locale verkiezingen, waar oppositiepartijen zullen worden toegelaten en waarvoor campagne kan worden gevoerd, steeds belangrijker zullen worden.

Gesprek met een delegatie van de ECMM, onder leiding van de heer Everts, Head of Mission

De heer Everts ging in op de taken van de waarnemers van de ECMM. Hun aanwezigheid ter plaatse en hun rapportages over ontwikkelingen op politiek en economisch gebied en de situatie van de mensenrechten kan ertoe leiden dat partijen elkaar beter leren kennen, hetgeen deëscalerend kan werken en onderling vertrouwen kan wekken. Dagelijkse, wekelijkse en speciale rapportages worden naar de hoofdsteden van de lidstaten van de EU gezonden.

Vanwege het feit dat de OVSE de opgedragen taken, die in kwantitatief opzicht zijn toegenomen, niet optimaal kan uitvoeren wordt in toenemende mate de hulp van de ECMM ingeroepen. Een groei naar een symbiose is gaande, waarbij de ECMM de tweede viool zal blijven spelen.

De ECMM speelt de laatste maanden een belangrijke rol bij het schilderen van het klimaat voor terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Rapportages hieromtrent gaan o.a. naar de UNHCR.

De heer Everts bevestigde de problematiek van terugkerende vluchtelingen die door achtergeblevenen met de nek worden aangekeken, en waartegen uit overwegingen van jaloezie vaak fysiek geweld wordt gepleegd. Het zijn in dergelijke gevallen veelal locale leiders die beslissen of terugkeer wordt toegestaan. Zo er van terugkeer sprake is, dan betreft het voornamelijk terugkeer naar meerderheidsgebieden. Terugkeer naar minderheidsgebieden zal volgens de heer Everts problematisch blijven.

De heer Everts zei er behoefte aan te hebben de volgende kwesties naar voren te brengen.

Een rotatie om het halve jaar van Nederlandse waarnemers wordt door hem als een zwakte ervaren. Hij pleitte voor een langer verblijf, dat andere landen reeds hanteren. Op personen die met functioneel leeftijdsontslag zijn zou wellicht een beroep kunnen worden gedaan.

Tenslotte vroeg hij aandacht voor de positie van de vergeten 200 000 Serven in Banja Luka die uit de Krajina zijn verjaagd.

De voorzitter van de delegatie, Hoekema

De griffier van de delegatie, Teunissen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.