Verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken - Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe

Dit verslag is onder nr. 6 toegevoegd aan wetsvoorstel 25046 - Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe; Verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken 
Document­datum 05-02-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST19582
Kenmerk 25046, nr. 6
Van Staten-Generaal
Commissie(s) Binnenlandse Zaken (BIZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 046

Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe

Nr. 6

VERSLAG

Vastgesteld 5 februari 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

1 Samenstelling:

Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

  • 1. 
    Inleiding                                                                                           2
  • 2. 
    Totstandkoming vandeontwerpregeling                                 10

2.1.              Procedurele aspecten                                                                   10

2.2.              Het provinciaal herindelingsbeleid                                             10 2.2.1.           Handhaving vandeprovinciegrens                                            10

2.3.              De samenloop van de Drentse herindeling met het C20-trajectindeprovincie Groningen                                               13

  • 3. 
    Deinhoud van het wetsvoorstel                                                14

3.1.              Inleiding                                                                                         14

3.2.              Deregionale centrumgemeenten                                               15

3.2.1.           Degemeente Assen                                                                     16

3.2.2.           Denieuwe gemeente Emmen                                                     19

3.2.3.           Denieuwe gemeente Hoogeveen                                               23

3.2.4.           Denieuwe gemeente Meppel                                                     27

3.3.              Delandelijke gemeenten                                                             30

3.4.              Datum van herindeling, tussentijdse verkiezingen en naamgeving van gemeenten                                                      40

  • 4. 
    Financiële aspecten                                                                      40
  • 1. 
    Inleiding

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige voorstel van wet. De waardering van deze leden gaat uit naar het provinciaal bestuur van Drenthe vanwege de voortvarendheid waarmee het bestuur de herindeling heeft voorbereid. Ook de schaal van de nieuwe gemeenten spreekt deze leden aan.

Zij betreuren het echter dat het provinciaal bestuur de grensoverschrijdende problemen tussen Groningen en Drenthe niet bij de besluitvorming betrokken heeft.

Ook betreuren deze leden het, dat in tegenstelling tot de andere zgn. HEMA-gemeenten, de gemeente Assen met een groot verzorgingsgebied nauwelijks versterkt wordt.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat ertoe strekt te komen tot gemeentelijke herindeling in de gehele provincie Drenthe. Deze leden hebben er goede nota van genomen dat de regering het «voorwerk» van de provincie zodanig waardeert dat het herindelingsplan van de provincie Drenthe ongewijzigd in het wetsvoorstel is overgenomen. In dit licht vragen zij de regering in te gaan op de waarde die de provincie heeft in de thans bestaande herindelingsprocedure.

Overigens zijn de aan het woord zijnde leden met de regering van mening dat de provincie Drenthe op een zeer zorgvuldige wijze de gemeentelijke herindeling heeft voorbereid. Deze zorgvuldige wijze – zo hebben deze leden geconstateerd – heeft geleid tot een breed draagvlak in de provincie ten aanzien van herindeling. Deze leden willen in dit verband dan ook van de zijde van de regering een reactie verkrijgen op enerzijds de constatering dat deze procedure conform de huidige Wet Arhi geleid heeft tot een zeer zorgvuldige voorbereiding en anderzijds de wens van de regering te komen tot een wijziging van de Wet Arhi, waarbij juist de rol van de provincie bij de voorbereiding wordt uitgekleed.

De reacties die de leden van de CDA-fractie naar aanleiding van het onderhavige wetsvoorstel ontvingen stelden in het algemeen niet zozeer de herindeling als zodanig ter discussie, maar in bepaalde gevallen wel de gekozen varianten. Ook realiseren de leden van de CDA-fractie dat de schaal van de gemeenten in Drenthe meer dan een eeuw niet veranderd is en dat tweederde van het totaal aantal gemeenten minder dan 10 000 inwoners kent, waarbij Zweeloo als kleinste gemeente een omvang kent van 3000 inwoners. Dat laat echter onverlet dat de leden van de CDA-fractie in het algemeen de voorstellen ter zake als grootschaliger beschouwen dan zij in het algemeen noodzakelijk en wenselijk achten. Ook constateren deze leden een zekere spanning tussen de door de provincie gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden en de interpretatie van de Tweede Kamer van het in het kabinetsstandpunt Vernieuwing van de bestuurlijke organisatie neergelegde beleidskader gemeentelijke herindeling. In dit kader verwijzen zij onder meer naar de in december jongstleden aangenomen motie van het lid Remkes over de interpretatie van genoemd beleidskader, maar ook naar uitspraken van de kant van de Kamer in het laatste debat over de gemeentelijke herindeling in Noord-Brabant. De leden van de CDA-fractie zouden de regering willen vragen aan te geven in hoeverre zij deze spanning ook ervaart en hoe zij de afweging bij onderhavig wetsvoorstel in dit licht heeft gemaakt.

Ziet de regering licht tussen het (totale) wetsvoorstel en het gevoelen van de Kamer, zo vragen deze leden zich derhalve af. De leden van de CDA-fractie maken bij het beoordelen van herindelingsvoorstellen steeds afwegingen aan de hand van de knelpuntenbenadering: herindeling is alleen dan acceptabel wanneer daarmee een evident ruimtelijk en/of bestuurlijk-juridisch knelpunt wordt weggenomen. Binnen deze benadering neemt het advies van de provincie een zwaarwegende plaats in.

De mate waarin het advies van de provincie afwijkt van de knelpuntenbenadering en de breedte van het draagvlak in Provinciale Staten bepalen voor de leden van de CDA-fractie de marges waarbinnen in de eindbeoordeling van het wetsvoorstel van het provinciale advies kan worden afgeweken.

De leden van de CDA-fractie willen naar aanleiding van de passage in de memorie van toelichting: «(...) te zorgen dat deze (lees: regionale centrum) gemeenten in de komende decennia over voldoende armslag beschikken voor zowel woningbouw als bedrijfslocaties.» aan de regering vragen in hoeverre deze benadering spoort met de benadering waarbij wordt uitgegaan van het oplossen van knelpunten. De leden van de CDA-fractie constateren in zijn algemeenheid met betrekking tot gemeentelijke herindeling namelijk een consequent door elkaar gebruiken van doelstellingen als «25 jaar vooruit kunnen c.q. op eigen grondgebied kunnen bouwen» en «het oplossen van knelpunten». Hoe kijkt de regering hier tegenaan en hoe verhoudt in haar visie «het oplossen van (ruimtelijke) knelpunten» zich met een streven om (centrum)gemeenten 25 jaar op eigen grondgebied te kunnen bouwen? In de visie van de leden van de CDA-fractie vormt de termijn van 25 jaar hooguit een oriënterend gegeven en geen «hard» criterium bij het beoordelen van herindelingsvoorstellen. Deelt de regering deze visie?

De leden van de CDA-fractie zijn het niet eens met het voorbehoud dat de regering heeft gemaakt ten aanzien van Eelde. Zij zullen hier verderop in het verslag nader op terug komen.

Wél zijn de leden erover verheugd dat de regering conform de toezegging naar aanleiding van de schriftelijke vragen van enkele leden van de CDA-fractie de nieuw te vormen gemeenten zal laten profiteren van de extra financiële bijdrage als gevolg van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling van het gemeentefonds.

Kan de regering toelichten waarom (juist) in een «landelijke provincie (...) versterking van de landelijke gemeenten een belangrijk uitgangspunt» is? Wat is de benadering van de regering in dezen ten aanzien van landelijke gemeenten in «stedelijke provincies»? In het verlengde van de door de regering genoemde «aanvullende» argumenten in relatie tot herindeling vragen de leden van de CDA-fractie zich af waarom het van belang is dat regionale centrumgemeenten «voldoende kwalitatieve keuzeruimte» hebben? Wat wordt hiermee bedoeld? Voorts spreken de aan het woord zijnde leden hun verbazing uit over de passage waarin in zijn algemeenheid wordt gesteld dat er bij min of meer gelijkwaardige keuzemogelijkheden voorrang wordt gegeven aan de belangen van de centrumgemeenten boven die van plattelandsgemeenten. De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de relevantie van een dergelijke passage. Deze passage beschouwen zij als in strijd met hun streven om stad en platteland niet als twee tegengestelde grootheden te zien en de notie dat stad en platteland elkaar juist nodig hebben. Een en ander sluit aan op de indruk van deze leden dat dit kabinet te eenzijdig oog heeft voor de belangen van de steden en niet voor de landelijke gebieden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe.

Deze leden merken op, dat het voorstel van de regering, dat gelijk is aan de uitkomst van het provinciale besluitvormingsproces, als ingrijpend kan worden aangemerkt.

Het aantal Drentse gemeenten wordt namelijk tot minder dan een derde teruggebracht. De gemeentelijke herindeling in Drenthe zal grootschaliger zijn dan die recent in bijvoorbeeld de dichterbevolkte provincie Noord-Brabant heeft plaatsgevonden.

De leden van de VVD-fractie spreken de hoop uit, dat de onderhavige herindeling spoedig zijn beslag krijgt. In verband met de voorbereiding van de herindeling is het namelijk van groot belang dat de betrokkenen in het gebied snel duidelijkheid krijgen. Alvorens de leden van de VVD-fractie een definitief standpunt innemen, willen zij nog een aantal vragen aan de regering stellen en een paar opmerkingen over gemeentelijke herindeling in algemene zin maken.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat intergemeentelijke samenwerkingsvormen moeten worden gereduceerd. Naar de mening van de leden van de VVD-fractie moeten gemeenten hun lokale taken naar behoren kunnen uitvoeren. Gemeentelijke herindeling strekt ertoe de autonomie van de gemeenten te versterken. Dat leidt ertoe dat gemeenten in staat moeten worden gesteld voor de komende 25 jaar de noodzakelijke lokale taken goed te kunnen uitvoeren.

Gemeenten moeten dan ook zelf voldoende ruimte hebben om te kunnen voldoen aan de behoefte aan bedrijventerreinen en woningen, en moeten voldoende draagvlak hebben om hun functies naar behoren te kunnen vervullen. Dat hoeft er niet altijd toe te leiden dat randgemeenten worden toegevoegd aan centrumgemeenten opdat deze laatste worden versterkt. Het samenvoegen van randgemeenten met een andere (plattelands-)gemeente kan soms meer toegevoegde waarde hebben. Voorts zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat aan gemeenten in een stedelijk gebied in het algemeen hogere eisen wat betreft het inwonertal mogen worden gesteld dan aan gemeenten in een meer landelijk gebied. Met nadruk stellen deze leden dat herindeling in alle gevallen maatwerk is en blijft, ook op het platteland. Maar ook landelijke gemeenten moeten worden versterkt, opdat zij hun taken goed kunnen uitvoeren. In het algemeen onderschrijven de leden van de VVD-fractie dan ook dat regionale centrumgemeenten in de komende decennia over voldoende armslag beschikken voor zowel woningbouw als bedrijfslocaties. De specifieke situatie ten aanzien van de gemeenten Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel bespreken zij in de desbetreffende paragrafen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Wetsvoorstel Gemeentelijke Herindeling Drenthe, waarmee deze leden tevens op hoofdlijnen instemmen.

De herindeling in de provincie Drenthe is door de diverse betrokken bestuursniveaus voortvarend ter hand genomen.

De door de provincie en de regering gevolgde procedure globaal overziende, stellen deze leden vast dat sprake is van overeenstemming met de bestaande Wet Arhi. Het stemt tot voldoening dat met een dergelijke zorgvuldige en doelmatige aanpak hiermee een goed fundament is gelegd voor een verantwoorde wijziging van de inmiddels zeer oude gemeentegrenzen.

Dit verdient naar de mening van de leden van de D66-fractie een spoedige afhandeling van het onderhavige wetsvoorstel door de beide Kamers der Staten-Generaal. Op die manier kunnen de nieuw te vormen gemeenten ook nog profiteren van de extra financiële bijdrage als gevolg van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling van het gemeentefonds. Niet in de laatste plaats hebben de betrokken gemeenten en hun inwoners bovendien recht op spoedige bestuurlijke zekerheid.

Zonder dat de leden van de D66-fractie vooruit willen lopen op de behandeling van het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Arhi – momenteel voor advies bij de Raad van State – geven deze leden aan het onderhavige wetsvoorstel terughoudend te zullen toetsen. Een dergelijke marginale toetsing is in overeenstemming met de bestaande verdeling van bevoegdheden over de betrokken bestuursniveaus. Het laat echter de, naar de mening van de D66 fractie terechte eindverantwoordelijkheid van de wetgever voor gemeentelijke herindeling – in dit geval in de provincie Drenthe – onverlet.

Overigens wijzen de leden van de D66-fractie op de bij de hoorzitting van de vaste kamercommissie voor Binnenlandse Zaken in december jl. gemaakte opmerkingen met betrekking tot een betere planning en procedure bij herindeling waar het gaat om voorbereiding van de herindeling, de besluitvorming van de wetgever, de organisatie van de verkiezingen en de benoeming van burgemeesters in herindelings-gemeenten.

De leden van de D66-fractie zullen het onderhavige voorstel toetsen aan de uitgangspunten die deze fractie van belang acht voor de beoordeling van voorstellen tot gemeentelijke herindeling in het algemeen. Deze uitgangspunten komen in belangrijke mate overeen met de beginselen die de regering hanteert ten aanzien van gemeentelijke herindeling, zoals opgenomen in de notitie Uitgangspunten vernieuwing bestuurlijke organisatie van 13 maart 1995 en de notitie Vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van 15 september 1995.

De leden van de D66-fractie gaan ervan uit dat gemeentelijke herindeling kan bijdragen aan de totstandkoming van drie volwaardige bestuurslagen die democratisch gelegitimeerd zijn – een streven dat in het Regeerakkoord is vastgelegd – voor zover dat sterke gemeenten totstand-brengt die een krachtig lokaal bestuur mogelijk maken.

Gemeenten die voldoende toegerust zijn – zowel bestuurlijk, als ambtelijk en financieel – zijn in staat zoveel mogelijk zelfstandig kwalitatief hoogstaand te besturen. De mate waarin gemeenten in staat zijn hun grondgebied op integrale wijze te besturen gedurende een periode van tenminste 25 jaar, is voor de fractie van D66 een belangrijk ijkpunt van gemeentelijke herindeling. Met de regering zijn deze leden van mening dat gemeenten op terreinen die de burger het meest direct raken over wezenlijke, onderling samenhangende en elkaar versterkende bevoegdheden moeten beschikken, inzetbaar ten behoeve van de sociale samenhang en veiligheid, werkgelegenheid en de dienstverlening aan de burger.

Een dergelijke goede lokale regie en uitvoering van taken door gemeenten noopt tot een adequate schaal. De leden van de D66-fractie steunen in beginsel de trend tot schaalvergroting, maar tekenen daarbij onmiddellijk aan dat de mate van schaalvergroting geen vaststaand gegeven is. Schaalvergroting is geen doel op zichzelf, maar middel tot het creëren van vitale gemeenten. Dat betekent dat hier geen sprake kan zijn van een getalscriterium in absolute zin, noch qua inwonertal noch qua oppervlakte.

Meer in het algemeen stellen deze leden overigens vast dat gemeentelijke herindeling steeds maatwerk is. Toepassing van het algemene beleidskader gemeentelijke herindeling vereist altijd opnieuw een vertaalslag naar de specifieke omstandigheden van het gebied waar de herindeling plaatsvindt, en een daarop toegespitste afweging van de verschillende uitgangspunten van herindeling.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat gemeentelijke herindeling tevens een bijdrage kan leveren aan het saneren van intergemeentelijke samenwerkingsvormen, doordat het gemeenten in staat stelt taken zoveel mogelijk zelfstandig ter hand te nemen. Een sanering van intergemeentelijke samenwerkingsvormen is nastrevens-waard(ig) zodra deze niet meer het karakter hebben van een hulpstructuur in dienst en ondergeschikt aan de bestuurlijke hoofdstructuur, en dus controle door de burger op het bestuur bemoeilijken.

Bovendien gaan deze leden ervan uit dat wat lokaal kan, ook lokaal moet. Gemeentelijke herindeling kan dan een bijdrage leveren aan verdere decentralisatie van rijksbeleid.

Deze leden onderschrijven dat centraal gelegen gemeenten hun centrumfunctie op adequate wijze moeten kunnen uitvoeren. Dit brengt met zich mee dat de noodzakelijke woningen, kantoor- en bedrijfslocaties zoveel mogelijk op eigen grondgebied gesitueerd moeten kunnen worden. Het uitgangspunt van krachtig lokaal bestuur, waarvoor schaalvergroting nodig zou kunnen zijn, geldt overigens ook voor landelijke gemeenten.

Overigens vinden de leden van de D66-fractie de knelpuntenbenadering nog altijd valide, in die zin dat concrete knelpunten door herindeling zoveel mogelijk moeten worden weggenomen. Andere argumenten als verantwoorde schaalgrootte en draagvlak, integrale regie en samenhangende ontwikkeling zijn daaraan secundair.

Ook vinden de leden van de D66-fractie het van belang dat voorstellen voor gemeentelijke herindeling een zodanige geografische opzet hebben dat problemen niet worden verschoven naar het aangrenzende gebied.

Ten slotte is er de vraag naar de hiërarchie tussen de verschillende uitgangspunten. In beginsel gaan ook de leden van de D66-fractie ervan uit dat indien in een bepaald gebied de wens een centrumgemeente te versterken samenloopt met de wens een landelijke gemeente te versterken, de versterking van de gemeente met een (regionale) centrumfunctie prioriteit krijgt.

Met nadruk wijzen deze leden er echter op dat dit geen wet van Meden en Perzen is. Gemeentelijke herindeling blijft altijd een zaak van maatwerk en differentiatie, waarbij de omstandigheden van het geval van doorslaggevende betekenis zijn bij de afweging van de verschillende uitgangspunten.

Met het bovenstaande samenstel van criteria voor ogen hebben de leden van de D66-fractie zich een oordeel gevormd over het onderhavige wetsvoorstel, hetgeen tot de volgende opmerkingen en vragen heeft geleid.

Naar de mening van de leden van de D66-fractie merkt de regering terecht op dat het concept-wetsvoorstel van de provincie goed past binnen het beleidskader Gemeentelijke Herindeling van dit kabinet. Gezien de door de provincie, op instigatie van de Commissie-Van Splunder, gehanteerde randvoorwaarden en uitgangspunten van herindeling in Drenthe, en de keuze die daar uit voortvloeide, is een vrijwel integrale overname door de regering van dit concept-voorstel naar de mening van de leden van de D66-fractie goed voorstelbaar.

Deze leden stemmen dan ook in grote lijnen in met het wetsvoorstel om het aantal gemeenten in de provincie Drenthe terug te brengen tot 11. Het onderhavige wetsvoorstel is in beginsel een weloverwogen en ook goede vertaling van de algemene uitgangspunten van gemeentelijke herindeling, toegespitst op de specifieke Drentse situatie.

De provincie Drenthe kent enkele regionale centrumgemeenten en een zeer uitgestrekt landelijk gebied. Het wetsvoorstel houdt daar rekening mee, zoals blijkt uit het evenwichtige kaartbeeld dat ontstaat door de beoogde herindeling.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat deze evenwichtigheid van het kaartbeeld totstandkomt doordat het wetsvoorstel de vier «steden» van Drenthe in beginsel op juiste wijze versterkt. Dit geldt met name voor Hoogeveen, Emmen en Meppel. De versterking van de vierde HEMA-gemeente, Assen, blijft naar de mening van de leden van de D66-fractie hierbij iets achter, maar onoverkomelijk is dat vooralsnog niet.

De in het Streekplan Drenthe van 27 juni 1990 geïdentificeerde hoofdkernen – Beilen, Coevorden en Roden – worden versterkt, waardoor tevens krachtige plattelands-/landelijke gemeenten ontstaan. De aanzienlijke versterking die ook de overige landelijke gemeenten ondergaan toont aan dat in beginsel de balans tussen stedelijk en landelijk gebied goed is.

De leden van de D66-fractie constateren dat de beoogde nieuwe gemeenten een flinke schaal hebben, zowel wat betreft oppervlakte als wat betreft inwonertal.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot herindeling van de gemeenten in de provincie Drenthe.

De regering sluit met dit voorstel vrij nauw aan op de ontwerpregeling van de provincie. In beginsel achten de leden van de fractie van GroenLinks dit terecht. Immers, de provincie is bij uitstek in staat alle in het geding zijnde belangen en overwegingen op hun merites te beschouwen.

In grote lijnen ondersteunen de leden van de fractie van GroenLinks het wetsvoorstel. Niettemin hebben deze leden op onderdelen ook kritiek.

De leden van de fractie Groep Nijpels hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe.

Eveneens hebben zij met veel belangstelling kennis genomen van de standpunten van de betrokken gemeenten en de opvattingen van betrokken burgers in de gemeenten.

De leden van deze fractie hebben de indruk dat ook bij deze herindeling de hang naar schaalvergroting eerder doel is dan middel. In de memorie van toelichting wordt namelijk verwezen naar de hoofdlijnen van het gemeentelijk herindelingsbeleid, zoals die in het kabinetsstandpunt Vernieuwing van de bestuurlijke organisatie van 15 september 1995 is verwoord. Overigens realiseren de leden van deze fractie zich wel dat in Drenthe enige grenscorrecties noodzakelijk zijn. Vooral met betrekking tot de regionale centrumgemeenten Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel is het verstandig om te denken aan een zekere mate van versterking.

De leden van de fractie Groep Nijpels vragen zich wel af wat precies bedoeld wordt met de wat cryptische omschrijving: «Verder is aangestuurd op een, in de Drentse maatvoering passende, evenwichtige schaalvergroting van de landelijke gemeenten»?

De leden van de fractie Groep Nijpels spreken hun waardering uit over het streven zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen voor de betrokken gemeenten en hun inwoners. Eveneens zijn zij van mening dat de nieuw te vormen gemeenten nog moeten kunnen profiteren van de extra financiële bijdrage als gevolg van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling van het gemeentefonds. Zij delen de mening van de regering dat deze gemeentelijke herindeling uiterlijk op 1 januari 1998 zijn beslag dient te krijgen.

De leden van de fractie Groep Nijpels zijn van oordeel dat bij gemeentelijke herindelingen het sociaal maatschappelijk draagvlak een zwaar criterium dient te zijn naast andere criteria zoals economische en ruimtelijke afwegingen.

De leden van deze fractie staan op het standpunt dat door middel van herindelingen vooral bestuurlijke problemen dienen te worden opgelost. De nieuw te vormen gemeenten dienen over voldoende schaal en draagvlak te beschikken om op langere termijn berekend te zijn op hun taken.

Het nieuw te vormen bestuur dient toegerust te zijn voor het voeren van een integraal bestuur.

Wel moet naar de mening van deze leden plaats zijn voor weloverwogen keuzes tussen de versterking van een plattelandsgemeente dan wel een centrumgemeente. In tegenstelling tot de regering is er bij deze leden geen sprake van een zekere prioriteitsstelling bij het maken van een keuze tussen centrumgemeente of plattelandsgemeenten. In dit geval delen de leden van de fractie voornoemd niet het standpunt van de regering dat bij min of meer gelijkwaardige keuzemogelijkheden de toepassing van het beleidskader ertoe leidt dat bij de belangenafweging voorrang moet worden gegeven aan versterking van de centrumgemeente. Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost brabant en ’s-Hertogenbosch hebben de leden van deze fractie al blijk gegeven deze min of meer automatische opstelling ten gunste van de centrumgemeente af te wijzen.

De leden van de fractie Groep Nijpels vragen zich af of de nuancering van de regering dat deze prioriteitsstelling bij de beoordeling van het Drentse voorstel geen dominante plaats heeft ingenomen wellicht is ingegeven door het feit dat in Drenthe geen sprake is van grote steden met suburbane randgemeenten zoals in Noord-Brabant het geval was?

De leden van de fractie Groep Nijpels willen weten op welke wijze bij de totstandkoming van de ontwerp-regeling lering getrokken is uit andere herindelingsprocessen elders in het land. Beperkte deze lering zich tot het informeren van de belanghebbenden in de verschillende fasen van voorbereiding of is er ook lering getrokken met betrekking tot het meten en waarderen van het sociale draagvlak onder de bevolking voor herindeling van hun gemeente?

De leden van de RPF-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat handelt over de gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe. Zij hebben echter wel enkele bedenkingen bij de plannen die de regering met deze herindeling voorstelt.

De leden van de RPF-fractie zijn niet voor grootschalige herindelingsprojecten, met name op grond van het decentralisatiebeginsel en met het oog op de betrokkenheid van burgers bij het bestuur. Het eigen karakter van gemeenten en de mogelijkheid de eigen identiteit vorm te geven, worden door herindeling onder druk gezet. De culturele en historische aspecten van de identiteit van kleine gemeenten moet worden gewaarborgd. Kenmerkend voor het Drentse landschap is enerzijds haar kleinschaligheid en anderzijds haar (relatief) grote uitgestrektheid en geringe bevolkingsdichtheid. Deze kenmerken blijven volgens de leden van de RPF-fractie niet gewaarborgd als de gemeentelijke herindeling in de voorgestelde vorm doorgang zal vinden.

De leden van de RPF-fractie benadrukken dat er geen optimale grootte van gemeenten bestaat. Het is dan ook niet mogelijk om aan te geven wat een minimale grens is voor het inwonersaantal in een gemeente. Bovendien ontbreken harde bewijzen over de relatie tussen bestuurskracht en inwonersaantal. De benodigde bestuurskracht is afhankelijk van de omvang en intensiteit van de vraagstukken waar een gemeente mee te maken krijgt. En omdat die problemen niet overal hetzelfde zijn, gaat een algemene norm voor de benodigde bestuurskracht en de daarbij passende omvang van gemeenten niet op.

De leden van de RPF wijzen er daarom op dat er bij gemeentelijke herindeling gekeken dient te worden naar de aanwezige knelpunten. Indien meer ruimte om te bouwen het enige argument is voor gemeentelijke herindeling, zijn de leden van de RPF-fractie het daar niet mee eens. Deze ruimte zou ook kunnen worden verkregen als er slechts een aantal grenscorrecties zouden worden uitgevoerd. De leden van de RPF wijzen erop dat het probleem snel zou kunnen worden opgelost, terwijl de relatie burger-bestuur niet verder zou worden beschadigd. Bovendien wordt de kloof tussen beiden niet vergroot.

De leden van de RPF-fractie betreuren het dat de regering bij gelijkwaardige keuzemogelijkheden de voorkeur geeft aan de versterking van centrumgemeenten ten koste van plattelandsgemeenten. De leden van de RPF-fractie hechten grote waarde aan de eigen identiteit van gemeenten. Zij betreuren het dan ook als een plattelandsgemeente deel gaat uitmaken van een centrumgemeente. De karakteristieken van een plattelandsgemeente zullen dan moeilijk in ere kunnen worden gehouden.

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en bijbehorende stukken. Zij constateren dat dit voorstel het volgende is in een reeks voorstellen, waarbij gebieden op grote schaal opnieuw gemeentelijk worden ingedeeld. De regering verwijst in de memorie van toelichting naar het beleidskader gemeentelijke herindeling zoals dat is opgenomen in het kabinetsstandpunt Vernieuwing van de bestuurlijke organisatie (kamerstukken II 1994/95, 21 427 nr. 111). De leden van de SGP-fractie roepen in herinnering dat zij zich steeds zeer kritisch hebben opgesteld ten aanzien van grootschalige gemeentelijke herindelingen. Bij de behandeling van genoemd beleidskader hebben zij gesteld dat zij willen vasthouden aan de zogenaamde knelpuntbenadering. Daarnaast hebben zij aangegeven dat de fysieke ruimtenood van centrumgemeenten een zwaarwegende factor is bij het beoordelen van de noodzaak tot gemeentelijke herindeling.

De leden van de SGP-fractie memoreren in dit kader de bij de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken 1997 ingediende motie-Remkes c.s. (kamerstukken 1996/97, 25 000 VII, nr. 18) over de relatie tussen gemeentelijke herindelingen en het C20-beleid. Zij veronderstellen dat deze motie een zekere uitstraling zal hebben op de discussie over gemeentelijke herindeling.

Het is de leden van de SGP-fractie opgevallen dat de regering in het wetsvoorstel gekozen heeft voor een zeer grootschalige herindeling en dat in een overwegend landelijk gebied. In een aantal gevallen is in de memorie van toelichting aangegeven dat zelfstandig voortbestaan niet aan de orde is omdat de gemeente te klein zou zijn. Kennelijk wordt het inwonertal als belangrijk criterium gehanteerd. Deze leden vragen hoe dit aspect zich verhoudt tot het beleidskader; welke norm hanteert de regering voor het inwonertal? Voorts zijn de leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de noodzaak tot schaalvergroting in het landelijk gebied onvoldoende is aangetoond in de memorie van toelichting. Zij verzoeken de regering dan ook om alsnog een onderbouwing hiervoor te geven.

De leden van de GPV-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderkennen dat het ook in de provincie

Drenthe nodig is de uit de vorige eeuw daterende grenzen aan te passen aan de eisen van de volgende eeuw. Dat daarbij zowel aandacht geschonken wordt aan de regionale centra als aan de plattelandsgemeenten heeft hun instemming. Een en ander dient echter wel te gebeuren met inachtneming van de specifiek Drentse situatie. Hoewel hiervan wel melding wordt gemaakt in de memorie van toelichting is het deze leden onduidelijk waaruit zou moeten blijken dat dit daadwerkelijk is gebeurd.

De leden van de GPV-fractie herinneren eraan, dat zij bij eerdere herindelingsvoorstellen steeds als een belangrijk criterium hebben beschouwd of in een regio ingrijpende ontwikkelingen gaande zijn of verwacht worden dan wel of druk te verwachten is van dergelijke ontwikkelingen in de naaste omgeving. Waar dat zich voordoet kan een forse schaalvergroting, zowel van stedelijke centra als van aangrenzende plattelandsgemeenten nodig zijn. Waar zich dat niet of in veel mindere mate voordoet kan de schaal van te vormen gemeenten belangrijk kleiner zijn.

De genoemde leden hebben uit de toelichting en de overgelegde stukken niet kunnen opmaken dat zich in Drenthe dergelijke ingrijpende ontwikkelingen zullen voordoen. Zij kunnen dan ook niet inzien waarom het nodig is hier te komen tot gemeenten, welke op drie na meer dan 30 000 inwoners zullen tellen, terwijl de kleinste gemeente 21 800 inwoners zal krijgen. Ook de forse afstanden welke binnen één gemeente worden gecreëerd wijzen in dezelfde richting. De nadelen op het punt van de afstand tussen bestuur en burgers, welke inherent zijn aan elke herindeling, zullen dan spoedig overheersend kunnen zijn.

Een bezwaar van de voorgestelde schaal is ook, dat zij afwijkt van die nog maar recent aangehouden is voor de provincie Groningen. Daar zijn zelfs gemeenten met minder dan 10 000 inwoners in stand gehouden. Welke inhoudelijke redenen zijn er om dit daar te accepteren, terwijl nu ten aanzien van gemeenten met 13 000 inwoners gesteld wordt dat zelfstandig voortbestaan gezien de omvang van de gemeente niet in de rede ligt?

  • 2. 
    Totstandkoming van de ontwerp-regeling

2.1. Procedurele aspecten

De leden van de GPV-fractie onderschrijven dat over het algemeen een zorgvuldige procedure is gevolgd. Van de inspraakmogelijkheden is ruimschoots gebruik gemaakt. Het is ook te waarderen, dat gedeputeerde staten de resultaten van de inspraak zwaar hebben laten wegen. Wel rijst de vraag hoe open de discussie is geweest wat betreft de schaal van de herindeling. Deze leden krijgen de indruk, dat door de gekozen werkwijze, waarbij de gehele provincie als een eenheid werd bezien en aan bestaande en nieuwe gemeenten hoge eisen werden gesteld, de mogelijkheden voor op zichzelf levenskrachtige gemeenten om zelfstandig te blijven vrijwel werden uitgesloten. Van een Drentse maatvoering is mede daardoor wellicht weinig terecht gekomen.

Opmerkelijk is ook volgens genoemde leden de ambivalentie in de besluitvorming op provinciaal niveau. Uiteraard brengen de regels van ons democratisch bestel met zich mee, dat uiteindelijk bij meerderheid van stemmen beslissingen worden genomen. Maar de overtuigingskracht van een besluit neemt niet toe als op kardinale punten met een kleine meerderheid van stemmen besluiten vallen. De wetgever zal dan gemakkelijker een eigen keuze kunnen maken dan wanneer provinciale staten met grote eenstemmigheid een consistente lijn hebben gevolgd.

2.2. Het provinciaal herindelingsbeleid 2.2.1. Handhaving van de provinciegrens

Zoals reeds eerder is aangegeven betreuren de leden van de PvdA-fractie het dat de grensoverschrijdende problematiek tussen Groningen en Drenthe geen rol heeft gespeeld bij dit wetsvoorstel.

Het is evident dat de stad Groningen en Noord-Drenthe in veel opzichten nauw met elkaar verweven zijn en deze problematiek reeds vele jaren bestaat. In dat licht is de vraag gerechtvaardigd of een fusie tussen de provincies Groningen en Drenthe niet een voor de hand liggende oplossing is. Zij vragen de regering een uitvoerige beschouwing te geven over deze suggestie.

In het voorstel van de provincie en in het voorstel van de regering wordt ervan uit gegaan dat de bestaande provinciegrenzen worden gehandhaafd. Hoewel de leden van de VVD-fractie de knelpunten, die in de memorie van toelichting worden genoemd, onderkennen, stemmen zij ermee in dat de regering in het onderhavige wetsvoorstel de provinciegrenzen niet wijzigt. Wel vragen zij de regering hoe deze aankijkt tegen het op termijn handhaven van de bestaande grens tussen de provincies Drenthe en Groningen, gelet op onder meer de grensoverschrijdende problematiek op een aantal beleidsterreinen. Is de regering bereid, in overleg met de beide provinciale besturen, onderzoek te verrichten naar de voor- en nadelen van fusie van beide provincies?

De leden van de D66-fractie merken het volgende op.

Het uitgangspunt van de provincie dat «bij een herindeling, behoudens evidente knelpunten die tot kleine grenscorrecties kunnen leiden, uitgegaan wordt van handhaving van de provinciale grenzen», brengt met zich mee dat knelpunten aan de noord- en oostzijde van Drenthe in het wetsvoorstel als het ware aan het oog onttrokken zijn. Dit geldt met name voor de samenhang tussen de Drentse gemeente Roden en de Groningse gemeente Leek, en voor de grens bij de kern Stadskanaal (knelpunt Stadskanaal-Nieuw Buinen).

De verwevenheid van de gemeente Eelde en de stad Groningen speelt evenmin een rol in het voorstel van de provincie voor de nieuwe gemeente Zuidlaren, anders dan het de grenscorrectie Piccardhof betreft.

Het is dan ook begrijpelijk dat de regering in het wetsvoorstel een voorbehoud heeft gemaakt voor «met name de gemeente Eelde» (blz. 5 memorie van toelichting).

De leden van de D66-fractie zijn zeer benieuwd naar de conclusies van de regering over de stellingname van de betrokken provinciale en gemeentelijke autoriteiten waar het gaat om de ruimtelijke zoekrichting van de stad Groningen.

Dat betreft met name Eelde, maar ook Zuidlaren, Vries en Assen, doch tevens andere «oplossingsgebieden» die niet ten zuiden van Groningen zijn gelegen. Immers, voor een totaalbeeld moeten ook deze in de beschouwing worden betrokken.

De leden van de D66-fractie constateren dat de aanpak van de provincie enigszins op gespannen voet staat met het uitgangspunt van gemeentelijke herindeling dat het door een herindelingsvoorstel bestreken gebied een zodanige geografische omvang heeft dat problemen niet verschoven worden naar het aangrenzende gebied. Deze leden hadden het op prijs gesteld indien de provincie genoemde knelpunten meer expliciet bij deze procedure had betrokken. Deze leden stemmen dan ook in met het voorbehoud dat de regering maakt ten aanzien van de nieuwe gemeente Zuidlaren. Tegelijkertijd stellen deze leden zich de vraag waarom de regering ten aanzien van de beide andere knelpunten niet «alles afwegend» ook een voorstel heeft gedaan. Vindt zij de knelpunten Leek en Stadskanaal van duidelijk mindere importantie?

A priori hebben de leden van de D66-fractie geen bezwaar tegen een eventueel samengaan op termijn van de provincies Drenthe en Groningen. Deze leden kunnen zich een dergelijke «fusie» echter alleen voorstellen als dit een resultante is van een van onderop gegroeide samenwerking, een sluitstuk van een proces. Wat zijn de opvattingen van de regering in dit verband?

De leden van de fractie Groep Nijpels constateren dat er een grote mate van onzekerheid bestaat met betrekking tot de wijze waarop in de toekomst de provinciegrenzen getrokken worden.

In het onderhavige voorstel is er sprake van een handhaving van de provinciegrens. Er is sprake van een beleidsmatige samenloop van het herindelingstraject voor de provincie Drenthe en het C20 traject rond de gemeente Groningen.

De leden van deze fractie vragen de regering de ontwikkelingen rondom beide trajecten nog eens te schetsen en hierbij ook de jongste standpunten van de beide betrokken provinciebesturen te betrekken. Ook vragen de leden voornoemd naar de invloed dat het Convenant «Regio Groningen-Assen 2030» kan hebben op de beide bovengenoemde trajecten.

Is het gezien de jongste standpunten van beide provinciebesturen nog noodzakelijk om onduidelijkheid te laten bestaan voor de nieuw te vormen gemeente Zuidlaren?

Naar de mening van de fractie van de Groep Nijpels getuigt het toch van enige onzorgvuldigheid om eerst de herindelingsoperatie Drenthe af te ronden en vervolgens in het kader van de C20 afspraken een Arhi-procedure te starten waarbij zowel de provinciegrenzen ingrijpend gewijzigd kunnen worden als de jonge gemeente Zuidlaren weer van de kaart kan verdwijnen.

De leden van de fractie Groep Nijpels willen het herindelingstraject Drenthe afronden met de zekerheid dat er sprake is van vitale gemeenten in de provincie Drenthe voor een groot aantal jaren.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering conform de voorstellen van de provincie Drenthe de provinciegrens heeft gehandhaafd. Zij vragen de regering hoe nu verder zal worden omgegaan met bepaalde provinciegrensoverschrijdende knelpunten, zoals naar voren gebracht door de gemeente Stadskanaal. Tevens vragen zij of de knelpunten meer concreet kunnen worden benoemd.

De leden van de GPV-fractie betreuren het, dat het uitgangspunt van handhaving van de bestaande provinciegrenzen ertoe heeft geleid, dat een aantal bestaande reële knelpunten niet wordt opgelost. Als een herindeling zo grootscheeps wordt aangepakt, dat de hele provincie op de schop gaat, behoort naar de mening van deze leden de buitengrens niet buiten beschouwing te blijven. Als dit een gevolg zou zijn van de primaire rol van het provinciaal bestuur bij herindeling zou op dit punt een verandering van procedure overwogen moeten worden.

De genoemde leden wijzen in het bijzonder op de situatie bij Stadskanaal en Leek. Beide knelpunten bleven bij de herindeling van Groningen onopgelost en nu weer. Welke aanpak staat de regering nu voor ogen? Wil zij een Arhi-procedure starten waardoor de betrokken gemeenten wellicht voor de tweede keer in korte tijd met een herindeling te maken krijgen?

Een andere vraag is of met name ten aanzien van de gemeente Noordenveld niet een andere logischer oplossing zou zijn voorgesteld als de grensproblemen Leek/Roden in de beschouwingen waren betrokken. Worden de mogelijkheden voor een meer structurele oplossing niet beperkt door nu te kiezen voor een samengaan van Norg, Roden en Peize?

De leden van de GPV-fractie betreuren het, dat de regering een voorbehoud heeft gemeend te moeten maken ten aanzien van de gemeente Eelde. Weliswaar is dit veroorzaakt door het feit dat nog geen conclusies getrokken zijn in het kader van het C20-beleid ten aanzien van Groningen. Maar het lijkt deze leden ondenkbaar om in dit stadium nog verstrekkende wijzigingen in het wetsvoorstel aan te brengen als gevolg van de nog te trekken conclusies. Anderzijds is het duidelijk, dat de gemeente Groningen grond voor woningbouwlokaties nodig heeft op het huidige gebied van Eelde. Waarom is er niet voor gekozen in dit stadium dat beperkte deel van Eelde toe te voegen aan de gemeente en provincie Groningen? Of, wellicht procedureel zuiverder, parallel aan dit wetsvoorstel een Arhi-procedure te starten voor dit gebied?

Mocht in het kader van het C20-beleid de conclusie getrokken worden, wat deze leden niet direct verwachten, dat een aanmerkelijk groter deel van de provincie Drenthe naar Groningen dient over te gaan, dan zouden de leden van de GPV-fractie in overweging willen geven die vraag verder te betrekken bij een mogelijk in te stellen onderzoek naar de wenselijkheid van samenvoeging van de provincies Groningen en Drenthe. In dat kader zouden dan ook de problemen van Stadskanaal en Leek/Roden gemakkelijker tot een oplossing kunnen komen.

2.3. De samenloop van de Drentse herindeling met het C20-traject in de provincie Groningen

In dit kader hebben onlangs de beide colleges van GS en de colleges van B&W van vijftien Groninger en Drentse gemeenten het convenant Regio «Groningen-Assen 2030» ondertekend. De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering dit convenant van commentaar te voorzien.

Is de regering met deze leden van mening dat de uitvoering van dit convenant om een sterke regie vraagt op provinciaal niveau?

Zo ja, is een fusie van de beide provincies en een samenvoeging van Groninger en Drentse gemeenten, die een grote onderlinge samenhang vertonen, dan niet gewenst?

Welke procedures moeten er eventueel in dit kader gevolgd worden en hoeveel tijd is hiermee gemoeid?

De leden van de CDA-fractie hebben al eerder te kennen gegeven dat zij zich niet kunnen vinden in de bovenaf geïnitieerde zogenaamde C20-operatie. Daarom hebben zij op voorhand reserves in hun beoordeling van C20-herindelingsvoorstellen. Het «van bovenaf»-karakter van de C20-operatie wordt voor wat betreft Groningen versterkt door het door de regering in dit wetsvoorstel opgenomen voorbehoud met bijbehorende motivering ten aanzien van de kop van Drenthe én het feit dat – blijkens de memorie van toelichting – vertegenwoordigers van de minister van VROM en Verkeer en Waterstaat al te kennen hebben gegeven dat er een voorkeur bestaat voor een samenvoeging van Eelde bij de gemeente Groningen en Vries bij Assen. Met welke legitimatie hebben zij in een dergelijk stadium zulke uitspraken gedaan die niet behoren tot de competentie van de respectievelijke ministers? Is de regering niet van mening dat zij – namens hun ministers – voor hun beurt hebben gesproken? In het verlengde hiervan vinden de leden van de CDA-fractie het niet geheel zorgvuldig om in materiële zin een zeer heldere, niet voor meerderlei uitleg vatbare opvatting te geven over het C20-traject in Groningen, nog voordat de bestuurlijke spelers in de regio aan een conclusie zijn toegekomen.

De leden van de CDA-fractie hebben inmiddels kennis genomen van het convenant dat door verschillende bestuurlijke spelers door en uit de provincies Groningen en Drenthe is gesloten over de toekomstige ruimtelijke en bestuurlijke inrichting van het gebied rond Groningen. Hieruit blijkt nadrukkelijk dat de gemeente Groningen afziet van claims op het grondgebied van buurgemeenten met uitzondering van een al lopend overleg over een grenscorrectie (het gebied Piccardthof) met Eelde. Gelet op de afspraken die in dit kader gemaakt zijn tussen Groningen, Drenthe en 15 betrokken gemeenten achten de leden van de CDA-fractie het wenselijk dat de regering op korte termijn klip en klaar iedere onduidelijkheid ten aanzien van de toekomstige positie van Eelde wegneemt en het voorbehoud dat bij dit wetsvoorstel gemaakt is ten aanzien van Eelde wordt ingetrokken. Deze leden gaan ervan uit dat de ontwikkelingen in het Groningse nu voor de regering op geen enkele wijze aanleiding zouden kunnen geven over te gaan tot een wijziging van het voorlopige voorstel ter zake.

In de memorie van toelichting is uitvoerig aandacht geschonken aan de grensproblematiek tussen de provincies Drenthe en Groningen, met name waar het gaat om de huidige gemeente Eelde, constateren de leden van de SGP-fractie. Zij hebben begrip voor het feit dat de regering, alles afwegend, heeft gekozen voor het opnemen van een voorstel voor indeling in het onderhavige wetsvoorstel. In dit verband hebben zij nog wel de volgende vragen. In de eerste plaats willen zij graag weten wanneer voor de gemeente Groningen conclusies zullen worden getrokken in het kader van het zogenaamde C20-beleid. In de tweede plaats hebben deze leden begrepen dat er inmiddels een convenant is gesloten tussen de twee betrokken provinciebesturen en vijftien gemeentebesturen met betrekking tot de regio «Groningen-Assen 2030». Zij vragen om een beoordeling van het convenant in het kader van het C20-beleid, aangezien de partijen in het convenant uitspreken dat een wijziging in de bestuurlijke organisatie niet nodig of gewenst is. Ten slotte vragen zij of, gegeven de huidige stand van zaken, de indeling van de huidige gemeente Eelde in de beoogde gemeente Zuidlaren in het wetsvoorstel van haar voorlopig karakter wordt ontdaan.

  • 3. 
    De inhoud van het wetsvoorstel

3.1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met de mening van de regering waar het gaat om de primaire verantwoordelijkheid van de provincie bij grenscorrecties. Houdt deze beleidslijn in dat de regering in de toekomst, ook in het kader van herindelingswetsvoorstellen, niet het voortouw zal nemen bij grenscorrecties en deze zal overlaten respectievelijk terugverwijzen aan de provincie? Deze leden zouden overigens in dit kader eveneens willen vernemen of de regering van mening is dat de wetgever, en derhalve ook de medewetgever, uiterst terughoudend moet zijn ten aanzien van grenscorrectie?

Ten aanzien van het gebied in Zuid-West Drenthe onderschrijven de leden van de D66-fractie de keuze van de regering voor versterking van de twee centrumgemeenten – Hoogeveen en Meppel – en de vorming van één krachtige landelijke gemeente – Westerveld.

Dit neemt niet weg dat deze leden in beginsel de vorming van een nieuwe plattelandsgemeente – De Wolden – ook voor mogelijk houden. Het is voor deze leden een niet eenvoudige afweging, omdat het idee van een extra plattelandsgemeente, bestaande uit de gemeenten De Wijk, Ruinerwold, Ruinen en Zuidwolde, zoals door Gedeputeerde Staten voorgesteld in de concept-ontwerp-regeling, zeker ook aantrekkelijke kanten heeft.

Er zou een grote plattelandsgemeente ontstaan – zowel qua grondgebied als inwonertal – die tevens samenhang vertoont, althans waar het «groene» karakter van de huidige vier betreft. Naast de voldoende schaal is van belang dat een groot deel van de bevolking van de betrokken gemeenten zich uitgesproken heeft voor De Wolden. Ten slotte hebben De

Wijk, Ruinerwold, Ruinen, en Zuidwolde meerdere malen te kennen gegeven dat wat hun betreft aan de reële ruimteproblemen van Meppel en Hoogeveen ook door middel van grenscorrecties tegemoet kan worden gekomen. De vraag aan de regering is hoe zij de stelling beoordeelt dat grenscorrecties ten noorden, ten westen en aan de zuidzijde van Hoogeveen voldoende zouden zijn voor de ruimtelijke behoefte van Hoogeveen de komende 25 jaar?

Anderzijds stellen deze leden vast dat de gemeenten Hoogeveen en Meppel, gezien hun streekfunctie, een optimale versterking behoeven. Daarbij past een zorgvuldige afweging ten aanzien van de wijze waarop de gewenste versterking het best bereikt wordt.

Het argument dat slechts beperkte grenscorrecties naast vorming van De Wolden een duidelijk nadeel inhouden voor de betrokken grotere gemeenten (Hoogeveen, Meppel, Westerveld) zou door de regering nog eens duidelijk moeten worden uitgewerkt.

Grenscorrecties bij Hoogeveen en toevoeging van Nijeveen zouden dan strikt genomen wellicht een voldoende oplossing bieden voor de ruimtenood van Hoogeveen respectievelijk Meppel. De leden van de D66-fractie vernemen – zoals gezegd – graag het commentaar van de regering ter zake, maar beseffen tegelijkertijd dat een grenscorrectie niet volledig tegemoet zou komen aan de beoogde evenwichtige ontwikkeling van versterkte steden en krachtige plattelandsgemeenten. Vandaar dat zij alles afwegend, met kritische vragen, het wetsvoorstel steunen.

3.2. De regionale centrumgemeenten

In hoeverre is – naar de mening van de regering – het «kunnen beschikken over voldoende ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en stedelijke voorzieningen op eigen grondgebied» hetzelfde als het oplossen van (ruimtelijke) knelpunten?

De leden van de CDA-fractie zouden eveneens willen vernemen waarom blijkens de memorie van toelichting de provinciale benadering – waarbij soms is gekozen voor een benadering van maatschappelijke verwevenheid en soms voor taak en karakter van de te vormen randgemeenten – goed past binnen het beleidskader gemeentelijke herindeling zoals dat geïnterpreteerd wordt door de regering?

Het doel van het wetsvoorstel is, parallel aan het streekplan Drenthe van 27 juni 1990, de streekcentra Hoogeveen, Emmen, Meppel en Assen te versterken. Deze vier «steden» vervullen een belangrijke centrumfunctie en «verzorgen» daarmee een aanzienlijk deel van het hun omringende gebied.

Het is dan ook volkomen legitiem dat zij de beschikking krijgen over voldoende ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en stedelijke voorzieningen op eigen grondgebied, en dat sprake is van een voldoende draagvlak ten behoeve van uitvoering van regionale functies als onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, winkelbestand en gezondheidszorg.

Deze terechte wens tot versterking heeft volgens de leden van de D66-fractie in het wetsvoorstel in het algemeen tot goede resultaten geleid. Het voorstel zorgt voor een – zeker in geval van Hoogeveen, Emmen, en Meppel – flinke schaal, zowel qua inwonertal, oppervlakte als draagvlak, die deze gemeenten ruimtelijk gezien in staat stelt tot integrale «gebiedsbesturing».

Wat dat betreft steekt de versterking die de gemeente Assen, met de grenscorrectie bij de gemeente Vries, ondergaat enigszins schril af, terwijl deze gemeente toch een aanzienlijke bestuurlijke en regionale functie vervult.

De regering lijkt dit te onderkennen waar zij schrijft dat in voldoende mate wordt voorzien in «ruimtelijke uitbreiding van Assen», terwijl bij de andere drie HEMA-gemeenten ook andere argumenten, bijvoorbeeld verwevenheid, worden gebruikt.

De Drentse verhoudingen brengen naar de mening van de leden van de D66-fractie echter met zich mee dat de omvang van een gemeente niet louter zou moeten worden bepaald door de «afmeting» van het verzorgingsgebied dat de betreffende gemeente bestiert. Ware dat wel het geval – zoals de gemeente Assen meermalen bepleit heeft – dan zouden zeer grote gemeenten gecreëerd worden.

De leden van de GPV-fractie onderschrijven het uitgangspunt, dat regionale centrumgemeenten moeten beschikken over de op basis van het streekplan benodigde ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en stedelijke voorzieningen op eigen grondgebied. Veel terughoudender staan zij echter tegen het aanvullende argument, dat er tevens voldoende draagvlak moet worden gecreëerd voor regionale functies. Zoals ook wel uit de gevolgde procedure blijkt biedt dit argument bijzonder weinig houvast. Het kan heel gemakkelijk gehanteerd worden als argument voor grootschalige gemeenten met een stedelijk centrum in regio’s waar daarvoor geen reden bestaat.

Het hanteren van dit argument leidt ook gemakkelijk tot een heilloos gevecht om inwoneraantallen. Vergroting van de ene gemeente leidt dan tot voorstellen voor (verdere) vergroting van andere centra. De genoemde leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken, dat dit verschijnsel ook in Drenthe een rol heeft gespeeld.

3.2.1. De gemeente Assen

Met de regering zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat een versterking van de gemeente Assen wenselijk is. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat dit in het voorliggende voorstel van wet nauwelijks gebeurt.

Derhalve vragen zij de regering te reageren op de volgende mogelijkheden. Indien alsnog de mogelijkheid wordt gecreëerd dat in de naaste toekomst Groningse en Drentse gemeenten worden samengevoegd, dan zouden de gemeenten Vries en Norg met de gemeente Assen kunnen worden samengevoegd. Hierbij wordt uitgegaan van een samenvoeging van Leek/Roden/Peize en van de varianten Groningen/Eelde en Haren/ Zuidlaren of een combinatie van de laatste twee varianten.

Wat zijn overigens de financiële gevolgen indien de gemeenten Roden, Peize, Eelde en Zuidlaren voorlopig buiten deze herindelingswet zouden worden gehouden?

Met de provincie en de regering zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat er binnen de huidige gemeentegrenzen voor Assen weinig ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden meer zijn. Tegelijkertijd is naar de mening van deze leden evenzeer duidelijk dat uitgaande van ruimtelijke knelpunten zeer nadrukkelijk kan worden volstaan met grenscorrecties en er niet overgegaan hoeft te worden tot gemeentelijke herindeling in de zin van samenvoeging van andere gemeenten bij de gemeente Assen. De leden van de CDA-fractie zijn het derhalve eens met de constatering van de regering dat er middels de voorgestelde grenscorrecties voldoende ruimtelijke mogelijkheden worden geboden om voor een lange periode van tenminste vijfentwintig jaar te bouwen.

Alhoewel derhalve deze leden begrip hebben voor het feit dat zowel de provincie als de regering gekozen hebben voor een verlegging van de grens Assen/Vries in noordelijke richting, menen zij dat de consequenties van de gekozen grens te ingrijpend zijn. Met name de afsplitsing van het dorp Zeijen van de huidige gemeente Vries is naar de mening van de leden van de CDA-fractie volstrekt onnodig. Zelfs blijkens het door de gemeente Assen zelf opgestelde rapport «perspectief Assen 2050», waarin de uitbreidingsmogelijkheden op het gebied van wonen en werken tot het jaar 2050 worden geschetst, is het dorp Zeijen geenszins te beschouwen als een bijdrage aan de oplossing van eventuele ruimtelijke knelpunten nu en in de verre toekomst.

Het dorp Zeijen, een prachtig bewaard esdorp, met een karakteristieke brink, beschermd in het streekplan ten aanzien van mogelijke uitbreidingen van Assen in noordelijke richting, past qua aard en structuur ook veel meer bij de te vormen plattelandsgemeente dan bij Assen. De leden van de CDA-fractie menen dat de nadelen van het splitsen van de huidige gemeente Vries zwaarder behoren te wegen bij de te maken keuze met betrekking tot het grensverloop. Deze leden menen dan ook dat het gelet op het ontbreken van enige bijdrage aan het oplossen van de ruimtelijke knelpunten van Assen, dat de regering een gewijzigd grensbeloop serieus zou moeten overwegen, waarbij enerzijds door middel van een ander grensbeloop wel tegemoet gekomen wordt aan de uitbreidingsmogelijkheden voor Assen, maar anderzijds het dorp Zeijen niet wordt toegevoegd aan Assen. Gelet op het streekplan, de signaalnota over de ontwikkeling van de woningbouw in Drenthe, als de nota «perspectief Assen 2050» zal ook dan in voldoende mate tegemoet gekomen worden in de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente Assen, waardoor er ook dan tegemoet gekomen wordt aan de uitgangspunten van de regering en de provincie.

Met de regering zijn de leden van de CDA-fractie overigens van mening dat ook de gemeente Rolde geen bijdrage kan leveren aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Assen.

Deze leden zijn het ook eens met de regering daar waar in de memorie van toelichting gesteld wordt dat er met betrekking tot Bovensmilde onvoldoende aanleiding is om een toevoeging aan Assen te overwegen. De CDA leden menen ook dat het actiecomité «Bovensmilde geen onderAssen» voldoende hout snijdende argumenten naar voren heeft gebracht die aantonen dat Bovensmilde bij Smilde hoort en niet bij Assen. Niet alleen biedt Bovensmilde geen enkele bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling van Assen daarnaast spelen ook hier naar de mening van de leden van de CDA-fractie de nadelen mee die een splitsing van de huidige gemeente Smilde met zich mee brengt.

In het algemeen is de CDA-fractie tegenstander van het splitsen van gemeenten, zeker indien er geen noodzaak is om daarmee een bijdrage te leveren aan het oplossen van ruimtelijke of sociaal-geografische knelpunten.

De regering stelt voor ook ten aanzien van Assen het provinciale eindvoorstel te volgen. Dat houdt in dat er enkele grenscorrecties plaatsvinden. Een daarvan heeft betrekking op de kern Zeijen, die thans behoort tot de gemeente Vries. De leden van de VVD-fractie krijgen gaarne een nadere motivatie van deze grenscorrectie. Zij vragen zich af wat de meerwaarde van de kern Zeijen is voor de gemeente Assen. In hoeverre heeft de gemeente Assen deze kern nodig voor het ontwikkelen van locaties voor woningen en bedrijven en in hoeverre past aantasting van het karakter van Zeijen in het regionale planologische beleid?

De leden van de D66-fractie constateren dat – idealiter – Assen op andere, en dus betere wijze versterkt zou moeten worden dan het wetsvoorstel momenteel beoogt. Het staat buiten kijf dat de economische ontwikkeling in het Noorden van Nederland gebaat is bij het bestaan van sterke gemeenten die in staat zijn tot optimale beleidsafstemming, en die de verdere ontwikkeling van de zone Assen–Groningen ter hand kunnen nemen.

Deze leden kunnen echter vooralsnog de redenering van de regering tot op grote hoogte volgen, dat een keuze voor een van de andere opties voor Assen een nadelig domino-effect teweegbrengt op de overige onderdelen van het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat deze nadelige implicaties al met al niet opwegen tegen de door het voorstel beoogde versterking van Assen, die – en dat wordt ook door de regering erkend – geringer is dan wenselijk.

Het wetsvoorstel leidt met de grenscorrectie Vries-Assen tot voldoende bouwgrond voor Assen voor de komende 25 jaar. De afwijzing door de provincie en door de regering van de oorspronkelijke (GS) optie Assen-Eelde-Vries-Zuidlaren is, gezien de grootschaligheid, alleszins begrijpelijk.

Toevoeging van alleen Vries aan Assen, zoals door de gemeente Assen bepleit, wordt door de leden van de D66-fractie niet voorgestaan, zowel vanwege de gevolgen voor de kop van Drenthe, als vanwege de geringe meerwaarde van de kern Vries voor Assen zelf.

De leden van de D66-fractie vragen zich af of de nadere informatie in de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aan Gedeputeerde Staten d.d. 13 november 1996 omtrent de «wijziging van de gemeentelijke indeling» bij Assen nog leidt tot tekstuele bijstelling in het wetsvoorstel. Is de enige consequentie overigens dat er niet meer van grenscorrectie gesproken wordt, maar van gemeentelijke herindeling?

De verdere alternatieven voor Assen nalopend vragen de leden van de D66-fractie zich af of een uitbreiding oostwaarts, waarbij deze leden de gemeente Rolde op het oog hebben, door de regering niet serieuzer is overwogen.

De ruimtelijke samenhang tussen Rolde en Assen rond de oostwaartse uitbreiding van Assen en de zeer duidelijke oriëntatie van Rolde op Assen zouden hiervoor argumenten zijn.

Anderzijds zou hiermee de cruciale bijdrage die Rolde levert aan de bestuurskracht van de nieuwe gemeente Oostermoer vervallen, terwijl Rolde nauwelijks zou bijdragen aan het ontwikkelingspotentieel van de gemeente Assen.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat de historische en sterk landelijk-recreatieve kern Zeijen in de beoogde grenscorrectie beter bij Vries kan blijven. Deze leden suggereren dat daarbij dan alleen de kern en niet het verdere buitengebied bij Vries moet blijven. Wat vindt de regering van deze suggestie?

Ten slotte is door de leden van de D66-fractie bekeken of toevoeging van Bovensmilde aan Assen, gezien de onderlinge verwevenheid, Assen ruimtelijk soelaas had geboden.

Alles afwegend opteert D66 echter voor behoud van de diverse Smilde-gemeenten in een bestuurlijke kern. Dat betekent ook dat voorkomen moet worden dat de kern Kloosterveen (nieuwbouwwijk) volledig aaneengroeit met Bovensmilde.

Deze leden concluderen dat het voorstel van de regering ten aanzien van de gemeente Assen in de huidige vorm steun verdient.

Wat betreft de gemeente Assen onderschrijven de leden van de RPF-fractie de noodzaak om de gemeente Assen meer mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te geven. Wel vragen zij zich af of het college van B&W gelijk heeft als zij stelt dat met de voorgenomen herindeling volstrekt niet tegemoet wordt gekomen aan het uitgangspunt dat heringedeelde gemeenten tot ver in de volgende eeuw moeten zijn toegerust op hun taken. Het college stelt daarbij zelfs dat het voorstel inconsistent en onevenwichtig is. In hoeverre wordt de regio Groningen– Assen belemmerd in haar ontwikkelingsmogelijkheden bij de voorgestelde herindelingsplannen?

De leden van de SGP-fractie erkennen dat de ruimtenood van Assen om vergroting van het grondgebied vraagt. Zij vinden het terecht dat de aanvankelijke optie van een zogenaamd Groot-Assen definitief is verlaten. Met betrekking tot de variant dat Rolde bij Assen zou worden ingedeeld, merken zij op dat het argument dat de beoogde gemeente Oostermoer te klein zou worden als Rolde daarvan geen deel uitmaakt hen niet overtuigend voorkwam.

Aangaande de begrenzing hebben de leden van de SGP-fractie nog enkele vragen. In de eerste plaats vragen zij waarom het dorp Zeijen (huidige gemeente Vries) bij Assen wordt gevoegd. Onder verwijzing naar het gesloten convenant achten zij het denkbaar dat dit dorp wordt toegevoegd aan de nieuwe gemeente Zuidlaren. Graag vernemen zij van de regering een nadere onderbouwing.

In de tweede plaats vragen zij waarom bij de nieuwe begrenzingen wordt afgeweken van de huidige grenzen in de gemeente Smilde en in de gemeente Beilen.

De leden van de GPV-fractie kunnen instemmen met de keuzen welke ten aanzien van Assen zijn gemaakt. Op zichzelf is het terecht, dat wordt geconstateerd dat het voorstel op dit punt op gespannen voet met het uitgangspunt dat regionale centrumgemeenten moeten worden versterkt. Maar deze spanning is dan meer te wijten aan het feit, dat aan dit aspect een te groot gewicht is toegekend bij de andere regionale centrumgemeenten in de provincie.

Deze leden onderschrijven met name ook de keuze om tussen Groningen en Assen een sterke plattelandsgemeente te creëren. Tussen twee in ontwikkeling zijnde provinciale hoofdsteden is dat een juiste keuze.

3.2.2. De nieuwe gemeente Emmen

Wat zijn de gevolgen indien als gevolg van een andere herindeling in Zuidoost-Drenthe Emmen de grens van 100 000 inwoners niet overschrijdt, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA zich af. Wat is het inwoneraantal van Nieuw-Amsterdam? In de memorie van toelichting wordt er gewag gemaakt van het feit, dat er relaties tussen Emmen, Schoonebeek en Veenoord/Nieuw-Amsterdam bestaan o.a. op het gebied van de glastuinbouw. Kan de regering expliciteren, wat die relaties op het gebied van de glastuinbouw precies inhouden?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat redenerend vanuit de positie van de gemeente Emmen geen sprake is van (ruimtelijke) knelpunten. Vanuit dat perspectief is dan ook geen herindeling nodig. Wel onderkennen zij dat in het geval van de huidige gemeente Schoonebeek sprake is van een bestuurlijk-juridisch knelpunt. De vraag is immers op zijn plaats of de gemeente Schoonebeek in de toekomst haar burgers het bestuur zou kunnen geven waar zij het recht op hebben. Voor wat betreft de beantwoording van de vraag indien er sprake is van een noodzaak tot herindeling van Schoonebeek met welke gemeente Schoonebeek zou moeten worden samengevoegd hebben de leden van de CDA-fractie goede nota genomen van de argumentatie zoals die is gewisseld tijdens de provinciale behandeling. Evenals de regering zien deze leden een zekere mate van sociaal-economische samenhang van Schoonebeek met Emmen.

Niet alleen zien de leden van de CDA-fractie dat voor wat betreft de ontwikkeling van bijvoorbeeld het bedrijventerrein De Vierslagen (gemeente Schoonebeek), de ontwikkeling, de verbetering van de verbindingen en de ontsluiting van de onderlinge bedrijventerreinen een voordeel in samenvoeging van Schoonebeek met Emmen boven een andere keuze voor wat betreft Schoonebeek, ook hebben zij goede nota genomen van de samenhang die er tussen beide gemeenten is met betrekking tot het uiterst waardevolle natuurgebied van het hoogveen-reservaat Bargerveen, dat over de grens van beide gemeenten loopt. Ook de in 1992 en 1994 in Schoonebeek ontwikkelde plannen met betrekking tot de eventuele ontwikkeling van glastuinbouw in Zuidoost Drenthe onderstrepen een oriëntatie richting Emmen met een traditie van glastuinbouw. De leden van de CDA-fractie zijn daarom geneigd in te stemmen met de keuze van de provincie en de regering om Schoonebeek bij Emmen en niet bij de nieuwe gemeente Coevorden te voegen. Uit oriëntatie en geografisch oogpunt is deze keuze zeer wel te verdedigen. Wél vragen zij of de regering samenvoeging met de nieuwe gemeente Coevorden heeft overwogen en zo ja, op basis van welke overwegingen is afgezien van een dergelijke samenvoeging.

Ook ten aanzien van het «tweelingdorp» Veenoord (gemeente Sleen) en Nieuw-Amsterdam (gemeente Emmen ) onderkennen de leden van de CDA-fractie een sociaal-geografisch knelpunt. Deze leden zijn het derhalve eens met de al dan niet expliciete keuze van de regering om de «tweelingdorpen» Veenoord en Nieuw-Amsterdam in ieder geval onderdeel van één gemeente te laten zijn.

Deze leden hebben goede nota genomen van de argumenten die er zijn met betrekking tot de keuze om deze tweelingdorpen beide onder de gemeente Emmen te brengen, zeker die voor wat betreft het industriële karakter en de relatie van aldaar gevestigde toeleveringsbedrijven, veiling en op export en verpakking georiënteerde bedrijven in relatie tot de glastuinbouw van Emmen. Desalniettemin menen de leden van de CDA-fractie dat een nadere reactie van de regering nodig is op de mogelijke samenvoeging van Nieuw-Amsterdam en Veenoord bij een te vormen extra plattelandsgemeente in Zuidoost-Drenthe. De leden van de CDA-fractie zullen hier nog nader op ingaan bij hun opmerkingen met betrekking tot de nieuw te vormen gemeente Coevorden.

Ten aanzien van de gemeente Emmen wordt voorgesteld de gemeente Schoonebeek toe te voegen aan Emmen. Tevens wordt voorgesteld Veenoord toe te voegen aan Emmen. De leden van de VVD-fractie memoreren dat in het kader van de VINEX aan Emmen een aparte positie is toegekend als het gaat om de glastuinbouw. Deze leden vragen zich af in hoeverre Schoonebeek voor Emmen toegevoegde waarde heeft, zowel als het gaat om woningbouw en bedrijvenlocaties als waar het gaat om de glastuinbouw. Met betrekking tot de glastuinbouw vragen zij de regering een beschrijving van de huidige situatie van de glastuinbouw in de gemeente Schoonebeek te geven.

Voorts vragen deze leden hoe de regering aankijkt tegen de oriëntatie van Schoonebeek op Coevorden, daar Schoonebeek qua aard, historie, karakter en landschap een geheel vormt met de westelijk gelegen gemeente.

Hoe beoordeelt de regering de voorkeur van het gemeentebestuur van Schoonebeek om aan een gemeente te worden toegevoegd waar Coevorden deel van uitmaakt in plaats van toevoeging aan Emmen? De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering in dit verband in te gaan op de acht argumenten voor deze voorkeur, zoals het college van B&W

van Schoonebeek die in zijn brief van 14 november 1996 aan de vaste kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft weergegeven.

Voorts vragen deze leden of kan worden aangegeven welke toegevoegde waarde Veenoord en Nieuw-Amsterdam voor Emmen hebben? Heeft Emmen deze kernen nodig om de VINEX-doelstelling te realiseren?

De leden van de D66-fractie steunen de voorstellen van de regering voor de nieuwe gemeente Emmen. De regionale centrumfunctie van de huidige gemeente Emmen, met haar VINEX-taakstelling, is boven twijfel verheven. Versterking is dan ook op zijn plaats, waarbij zij aangetekend dat Emmen nu reeds over voldoende ruimte beschikt om op eigen grondgebied een grote variatie aan voorzieningen te realiseren. Naast dit relatief grote oppervlak bestaat Emmen reeds uit zes hoofdkernen.

De voorgestelde indeling van de huidige gemeente Schoonebeek bij de nieuwe gemeente Emmen roept bij de leden van de D66-fractie de vraag op of de regering nog heeft overwogen Schoonebeek bij Coevorden in te delen.

Ofschoon de gemeente Schoonebeek een oriëntatie kent op zowel Emmen, als op Coevorden, maar ook Duitsland, voelt een groot deel van de bevolking van Schoonebeek niet voor samenvoeging met Emmen. Wat zijn precies – naast de argumenten op het terrein van bedrijvigheid, industrie en glastuinbouw – de overwegingen van de regering voor de combinatie Schoonebeek/Emmen? Heeft zij een oordeel over de recent gehoorde stelling dat eerdergenoemde argumenten minder juist zijn?

De leden van de D66-fractie beseffen dat het oostelijke deel van Schoonebeek, de kern Weiteveen, een sterke oriëntatie op Emmen kent. Hoe beoordeelt de regering de suggestie deze kern wel bij de nieuwe gemeente Emmen te voegen, en het overige deel van Schoonebeek, dat op Coevorden gericht is, bij laatstgenoemde gemeente te voegen?

Overigens gaan de leden van de D66-fractie er met de regering van uit dat zelfstandig voortbestaan van Schoonebeek, gezien het geringe aantal van 7700 inwoners, minder voor de hand ligt, en hebben zij op zich begrip voor de argumenten voor een combinatie met Coevorden.

De grenscorrectie in verband met het sociaal-geografisch knelpunt Veenoord/Nieuw-Amsterdam is naar de mening van de leden van de D66-fractie terecht.

Beide kernen, die niet tot dezelfde gemeente behoren, zijn in de loop der tijd aan elkaar gegroeid, en kunnen maatschappelijk als eenheid gezien worden.

De nauwe verwevenheid van Veenoord/Nieuw-Amsterdam en de krachtige relaties met Emmen pleiten voor deze grenscorrectie, waarmee een evident sociaal-geografisch knelpunt zal worden opgelost.

De leden van de fractie Groep Nijpels onderkennen het gegeven dat Emmen de enige gemeente in Drenthe is met een expliciete ruimtelijke functie in het kader van de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (VINEX). Toch achten zij de argumentatie in de memorie van toelichting om Schoonebeek bij Emmen te voegen onvoldoende. Zij willen een antwoord op de vraag of een eventuele samenvoeging met Coevorden aan de orde is geweest. Er is immers sprake van een sociale en maatschappelijke oriëntatie van de inwoners van Schoonebeek op Coevorden in plaats van op Emmen. Overigens bestrijden de leden van deze fractie niet de relaties die er bestaan tussen Emmen. Schoonebeek en Veenoord/Nieuw-Amsterdam op het gebied van bedrijvigheid, industrie en glastuinbouw.

Bij de herindeling van de nieuwe gemeente Emmen hebben de leden van de RPF-fractie enkele bedenkingen. Ze vragen zich af of de eigen identiteit van Schoonebeek hierbij niet verloren dreigt te gaan, doordat

Schoonebeek wordt opgeslokt door Emmen. De leden van de RPF-fractie wijzen er nogmaals op dat zij grote waarde hechten aan het eigen karakter van de gemeenten, zo ook aan die van de gemeente Schoonebeek. Zij vragen zich af of de gemeente Schoonebeek werkelijk te klein is om zelfstandig voort te bestaan. Als dat zo zou zijn, dan geven de leden van de RPF de voorkeur aan een andere optie. Doordat de gemeente Schoonebeek qua aard, karakter en landschap één geheel vormt met de westelijk gelegen gemeenten, vragen de leden van de RPF zich af of de gemeente Schoonebeek niet kan worden samengevoegd, naar de wens van het college van B&W, met de huidige gemeenten Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo. Op deze wijze krijgen de gemeenten ook de mogelijkheid om de eigen identiteit – ook in levensbeschouwelijk opzicht – vorm te geven. Daarbij wordt de toegevoegde waarde van de gemeente Schoonebeek aan de nieuwe gemeente Emmen betwijfeld. Gaat het er bij deze herindelingsplannen slechts om de gemeente Emmen meer dan 100 000 inwoners te laten krijgen, dan lijkt het de leden van de RPF-fractie geen reden om deze herindeling door te voeren. De leden van de RPF-fractie vragen zich af of is overwogen de gemeente Schoonebeek op te splitsen in een westelijk deel en een oostelijk deel, waarbij alleen het oostelijk deel naar de gemeente Emmen gaat.

De leden van de RPF-fractie begrijpen de wens van de inwoners van Veenoord en Nieuw-Amsterdam om bij de nieuwe gemeente Coevorden te worden gevoegd. Zij vragen zich af waarom de regering niet voor deze variant heeft gekozen en wat de meerwaarde is om deze twee gemeenten aan Emmen toe te voegen.

De leden van de SGP-fractie hebben uit de stukken niet begrepen dat gebiedsuitbreiding van de huidige gemeente Emmen uit een oogpunt van ruimtebehoefte noodzakelijk is. Zij constateren dat er over de relatie tussen Emmen en Schoonebeek een verschillende perceptie bestaat. Zo wordt er ten aanzien van de glastuinbouw door de huidige gemeente Schoonebeek gesteld dat er geen relatie bestaat met de gemeente Emmen. Evenzeer wordt getwijfeld aan de samenhang tussen de gemeenten Emmen en Schoonebeek. Daarentegen wordt door de gemeente Schoonebeek aangegeven dat er in verschillende opzichten gesproken kan worden van een onderlinge samenhang (bestuurlijk, maatschappelijk) met de gemeente Coevorden, hetgeen door laatstgenoemde gemeente is bevestigd (zie het rapport Coevorden en de gemeentelijke herindeling, januari 1994). De leden van de SGP-fractie voelen zich aangesproken door de argumenten van de gemeente Schoonebeek en vragen de regering een nadere overweging ten aanzien van de indeling bij de nieuwe gemeente Emmen. Zij voegen als overwegingen toe dat de veronderstelde samenhang tussen Schoonebeek en Emmen bij hen gekunsteld overkomt en dat gebiedsvergroting van Emmen kennelijk niet noodzakelijk is. Bovendien heeft het deze leden bevreemd dat zonder nadere argumentatie aangaande knelpunten wordt gesteld dat Schoonebeek te klein wordt geacht om zelfstandig voort te bestaan.

De leden van de GPV-fractie zijn er niet van overtuigd, dat de gemeente Schoonebeek bij de gemeente Emmen moet worden gevoegd. De gemeente Emmen heeft geen behoefte aan deze gebiedsuitbreiding, terwijl Schoonebeek een duidelijke voorkeur heeft voor de gemeente Coevorden en daarmee ook één grensgemeente zou vormen. De wens van de gemeente Emmen om de grens van 100 000 inwoners te overschrijden vinden deze leden een oneigenlijk argument voor een herindeling.

Overigens verdienen de sociale problemen waarvoor deze gemeente zich gesteld ziet aandacht ook van de rijksoverheid. De aanwijzing als concentratiekern in de zin van VINEX biedt daartoe mogelijkheden, maar die moeten dan ook wel door het rijk worden benut. Dit meer algemene probleem willen deze leden nader aan de orde stellen in het kader van discussies over de verhouding tussen Randstad en regio.

3.2.3. De nieuwe gemeente Hoogeveen

De leden van de fractie van de PvdA stemmen in met de vorming van de nieuwe gemeente Hoogeveen.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat het voorstel om Zuidwolde bij Hoogeveen te voegen volgens de memorie «in de eerste plaats gebaseerd is op verwevenheid». Daarnaast wordt gesteld dat de gemeente Hoogeveen binnen afzienbare tijd behoefte heeft aan ruimte, (ook) in zuidwestelijke richting.

De leden van de CDA-fractie realiseren zich voor wat betreft dit laatste dat het provinciale streekplan aan Hoogeveen een opvangtaak toekent zonder enige groeibeperking voor woningzoekenden, zowel voor de regio als die van buiten Drenthe. Datzelfde geldt voor de bedrijvigheid; ook in dit opzicht is het provinciaal beleid erop gericht bedrijvenvestigingen rond Hoogeveen te stimuleren en te concentreren. Om deze taken naar behoren te kunnen vervullen is een oplossing van de ruimtelijke knelpunten noodzakelijk.

Voor de toekomstige ontwikkeling biedt het voorstel van de regering voldoende mogelijkheden. De leden van de CDA-fractie menen echter dat van de zijde van de regering nader beargumenteerd zou moeten worden waarom ter oplossing van de ruimtelijke knelpunten niet volstaan zou kunnen worden met een grenscorrectie. Als deze leden kijken naar de aan de toekomstvisie gerelateerde ruimtebehoefte dan had ook op een andere wijze tegemoet gekomen kunnen worden aan de benodigde ruimte om de voorziene rol van Hoogeveen waar te maken.

De hier aan het woord zijnde leden hebben meer sympathie dan de regering blijkens de memorie van toelichting voor het oorspronkelijke voorstel van Gedeputeerde Staten om te komen tot een gemeente «De Wolden», maar hebben met de regering enige twijfels bij de gevarieerde oriëntatie van de verschillende kernen in «De Wolden». Kan de regering haar twijfels ter zake uitgebreider toelichten? Kan de regering tevens voorbeelden geven van gevormde gemeenten die een vergelijkbare gevarieerde oriëntatie hebben? Hoe zou een gemeente de Wolden zich verhouden ten opzichte van de door de regering in dit wetsvoorstel voorgestelde nieuwe gemeenten Zuidlaren en Oostermoer en bijvoorbeeld nieuw gevormde gemeente Zevenbergen in Noord-Brabant, die allen ook een (zeer) gevarieerde oriëntatie hebben.

Weliswaar hebben ook de leden van de CDA-fractie geconstateerd dat er binnen een nieuw te vormen gemeente «De Wolden» sprake zou zijn van een verschillende oriëntatie, Zuidwolde e.o. en Ruinen, Pesse e.o op Hoogeveen terwijl in het westen van deze nieuw te vormen gemeente sprake is van een oriëntatie op Meppel, maar daartegenover staan ook andere argumenten die pleiten tegen samenvoeging van een aantal van de kleinere gemeenten in Zuidwest-Drenthe bij Hoogeveen en een aantal bij Meppel.

Allereerst verwijzen deze leden hiervoor naar de wens van de bevolking in de betrokken gemeenten Ruinen, Ruinerwold, De Wijk en Zuidwolde om te komen tot de vorming van een plattelandsgemeente. Voorts is er tussen de betrokken gemeenten een samenhang in de vorm van gelijksoortige taak en aard op de gebieden landbouw en recreatie. In dit kader verwijzen de leden van de CDA-fractie ook naar het Regeerakkoord van dit kabinet, waarin gepleit wordt voor een actief vernieuwingsbeleid waarin landbouw, natuurontwikkeling en toerisme in onderlinge samenhang en afstemming zich gezamenlijk ontwikkelen en moderniseren. Tegenover de door de regering onderstreepte verschillende oriëntatie van de eventuele plattelandsgemeente De Wolden, had de regering ook de samenhang in sociaal-economisch profiel kunnen onderstrepen. De leden van de CDA-fractie willen derhalve van de regering een nader argumentatie vernemen, op basis waarvan door de regering niet gekozen is voor de vorming van een plattelandsgemeente die beleidsmatig gericht is op vraagstukken als de kleine-kernenproblematiek, de heroriëntatie van de agrarische sector, natuur- en landschapsontwikkeling, de leefbaarheid van het platteland, afwegingen en samenhang tussen landbouw, natuur en recreatie.

Ook vragen deze leden de regering nader toe te lichten waarom het uitnemen van Ruinen, blijkens de memorie van toelichting, ten koste zou gaan van de voorgestelde gemeente Westerveld.

De leden van de CDA-fractie willen eveneens een nadere reactie verkrijgen op de zorg van met name de inwoners van de gemeenten Ruinen, Ruinerwold, De Wijk en Zuidwolde met betrekking tot de handhaving van de huidige onderwijsvoorzieningen. Terecht stellen deze dat de levensvatbaarheid van gemeenschappen en de leefbaarheid van kernen, vaak staat of valt met de aanwezigheid van een school. Deze leden hebben kennis genomen van de notitie van het college van B&W van Hoogeveen inzake de consequenties van de gemeentelijke herindeling voor het scholenbestand in een nieuw te vormen gemeente Hoogeveen, waarin door gebruik te maken van splitsing, gemiddelde «schoolgroottemethode» in combinatie met het omvormen van drie zelfstandige scholen tot nevenvestiging de mogelijkheid tot instandhouding van de scholen zeer nauwgezet heeft voorbereid. Desalniettemin is er in de betrokken gemeenten met name op het punt van de instandhouding van de scholen grote zorg. Zo hebben de leden tijdens de rondrit van de vaste kamercommissie voor Binnenlandse Zaken bijvoorbeeld in Echten (gemeente Ruinen) op indringende wijze met name deze zorg kennisgemaakt. Vandaar dat de leden van de CDA-fractie op dit punt een reactie van de regering noodzakelijk achten.

Voorgesteld wordt de gemeente Zuidwolde toe te voegen aan Hoogeveen. Tevens vinden er grenscorrecties plaats met de gemeenten Ruinen, Beilen en Westerbork aan de noord- en westzijde.

De leden van de VVD-fractie vinden de argumentatie van de regering ten aanzien van het toevoegen van Zuidwolde aan Hoogeveen mager. Wat is de toegevoegde waarde van Zuidwolde voor Hoogeveen? Gaarne krijgen zij een nadere motivatie.

Ook de argumentatie van de regering met betrekking tot het afwijzen van de plattelandsgemeente De Wolden – zoals oorspronkelijk voorgesteld door Gedeputeerde Staten – is mager, waarbij zij erkennen dat het resultaat van de provinciale besluitvorming een op zichzelf staand argument vóór de keuze van de regering is. Een verduidelijking van de argumenten is op zijn plaats. Kan de regering nader motiveren waarom deze extra plattelandsgemeente wordt afgewezen? Indien een gemeente De Wolden zou worden gevormd, is de vraag wat de gevolgen van het wegvallen van Ruinen voor het draagvlak van de beoogde gemeente Westerveld zijn.

De leden van de VVD-fractie zien de landelijke gebieden niet als de achtertuin van de meer stedelijke gebieden. Ook om een kloof tussen de burgers en het bestuur te voorkomen, achten zij het gewenst dat een landelijk gebied een bestuur heeft dat qua cultuur en betrokkenheid als landelijk kan worden gekenschetst en een meer stedelijk gebied een stedelijk bestuur. Zij zijn van mening, dat de regering deze lijn volgt ten aanzien van de gemeente Assen, maar niet ten aanzien Hoogeveen en Meppel. Is de regering met deze leden van mening, dat de armslag die de concept-ontwerp-regeling van Gedeputeerde Staten van oktober 1995 gaf aan Hoogeveen, en ook aan Meppel, vergelijkbaar is met de armslag die het wetsvoorstel nu geeft aan Assen. Met andere woorden: gaf de begrenzing volgens de concept-ontwerp-regeling voldoende ruimtelijke mogelijkheden aan Hoogeveen en Meppel? Op welke wijze worden Hoogeveen en ook Meppel belemmerd in hun ontwikkelingen in het geval dat de gemeente De Wolden zou worden gevormd? In welke mate biedt het herindelingsplan van Gedeputeerde Staten ten aanzien van De Wolden onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden voor Hoogeveen?

Voorgesteld wordt de kern Nieuwlande toe te voegen aan Hoogeveen. Kan de regering nader aangeven wat daarvan voor Hoogeveen de toegevoegde waarde is? De leden van de VVD-fractie vragen de regering dat nader te beargumenteren.

Voorts wordt voorgesteld de kernen Pesse en Echten toe te voegen aan Hoogeveen. De leden van de VVD-fractie krijgen gaarne een nadere motivatie van dit voorstel. In hoeverre heeft Hoogeveen de kernen Pesse en Echten, en het gebied waarin de boswachterij is gelegen nodig voor woningbouw en bedrijvenlocaties? In hoeverre kunnen Pesse en Echten een bijdrage leveren aan de uitbreidingsmogelijkheden van Hoogeveen, gelet op de landschappelijke waarden in dat gebied? Voorts willen deze leden graag nader worden geïnformeerd over de positie van de basisschool in Echten.

Wordt deze school zowel op de korte als de lange termijn in zijn voortbestaan bedreigd, als Echten aan Hoogeveen wordt toegevoegd? Is het juist dat dan de instandhoudingsnorm met 40 leerlingen naar boven gaat. Gaarne krijgen deze leden een verduidelijking.

Ten aanzien van de nieuwe gemeente Hoogeveen stellen de leden van de D66-fractie dat de samenvoeging van de «trekker» Hoogeveen en de gemeente Zuidwolde een logische gedachte is. Het is echter de vraag of de ruimtebehoefte van Hoogeveen wel in die richting gaat.

De regering noemt de argumenten voor samenvoeging van Hoogeveen en Zuidwolde «overtuigend». Er is zeker sprake van verwevenheid tussen Zuidwolde en Hoogeveen, maar wat wordt precies bedoeld met Zuidwolde als uitloopgebied van Hoogeveen?

Hoe zeker is de stelling in de memorie van toelichting dat Hoogeveen zich in de toekomst als centrumgemeente in zuidwestelijke richting moet kunnen ontwikkelen? Hoe verhoudt een en ander zich tot opties in oostelijke richting?

Ten slotte vragen de leden van de D66-fractie welke gevolgen de samenvoeging van Ruinen en Zuidwolde met Hoogeveen heeft voor het voortbestaan van de (basis)schoolvoorzieningen.

De leden van de fractie Groep Nijpels zetten vraagtekens bij de vorming van de nieuwe gemeenten Hoogeveen en Meppel.

Zij doen dit overeenkomstig het uitgangspunt dat zij geen voorstanders zijn van het opsplitsen van gemeenten bij herindelingsprocessen, behoudens kleine grenscorrecties. In dit geval betreuren zij de opdeling van de gemeente Ruinen terwijl een alternatief voorhanden is in de vorm van een plattelandsgemeente De Wolden. De argumentatie dat daardoor een gevarieerde oriëntatie ontstaat op verschillende centrumgemeenten kan deze leden niet overtuigen. Zij halen daarbij de samenvoeging van Bakel met Gemert voor de geest, waarbij aan een dergelijke argumentatie voorbij werd gegaan. Eveneens verwijzen zij naar de samenvoeging van

Schoonebeek en Emmen, waarbij zij vragen naar een oordeel over de oriëntatie van de inwoners van Schoonebeek op Coevorden.

De leden van de RPF-fractie onderschrijven de noodzaak om ook in de gemeente Hoogeveen te komen tot meer ruimte voor de toekomst. Maar deze leden zijn het oneens met de voorgestelde plannen voor de herindeling. Vooral de doorsnijding van recreatiegebieden vinden deze leden te betreuren. Indien de voorgestelde plannen doorgang vinden, zoals in het wetsvoorstel wordt verwoord, zullen de inkomsten (toeristenbelasting) gaan naar de nieuwe gemeente Hoogeveen terwijl de lasten blijven in de gemeente waar Ruinen deel van uit maakt. Daarnaast lijkt het de hier aan het woord zijnde leden niet verstandig om het complex van de munitieopslagplaats deel van de nieuwe gemeente Hoogeveen te laten uitmaken, terwijl de veiligheidszonering ook het grondgebied van andere gemeenten beslaat.

De leden van de RPF-fractie stellen voor om de gemeenten De Wijk, Ruinen, Nijeveen, Ruinerwold en Pesse, grotendeels in navolging van het Statenvoorstel, samen te laten gaan tot één sterke plattelandsgemeente, genaamd De Wolden. Op deze manier blijft het landelijk karakter van de afzonderlijke gemeenten bestaan en blijven de waarden van het Drentse platteland gewaarborgd. De eigenschappen van het Drentse landschap, namelijk enerzijds haar kleinschaligheid en anderzijds haar (relatief) grote uitgestrektheid en geringe bevolkingsdichtheid blijven bewaard.

De leden van de RPF-fractie stemmen volledig in met de colleges van B&W van genoemde gemeenten, die stellen dat door middel van grenscorrecties aan de (gerechtvaardigde) verlangens van Hoogeveen en Meppel voldoende ruimte voor toekomstige woningbouw ontstaat.

Het lijkt de leden van de RPF-fractie terecht dat de inwoners van het dorp Echten zich zorgen maken om het behoud van de eigen basisschool. Kan de regering hen de verzekering geven dat indien de herindeling doorgaat de hogere opheffingsnorm van het stedelijk gebied waar Echten toe gaat behoren niet de sluiting van deze school gaat betekenen? Ook de zorg van dezelfde gemeente voor de leefbaarheid in het dorp lijkt de leden terecht.

De leden van de SGP-fractie zijn er niet van overtuigd dat de huidige gemeente Hoogeveen binnen afzienbare termijn behoefte zal hebben aan ruimte. Zij menen dat er in zuidelijke richting nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden zijn, terwijl eventueel aanvullend sprake zou kunnen zijn van een beperkte grenswijziging met de huidige gemeente Zuidwolde. Zij verwijzen in dit verband ook naar de ontwerpregeling van Gedeputeerde Staten van Drenthe van oktober 1995.

In samenhang hiermee stellen de leden van de SGP-fractie dat zij grote bezwaren hebben tegen de in hun ogen onlogische begrenzing aan de noordwestelijke zijde, waar de huidige gemeente Ruinen gesplitst wordt. Zij hebben begrepen dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is de gemeente Hoogeveen zich in die richting te laten ontwikkelen. Bovendien vragen zij zich af hoe een en ander zich verhoudt tot het uitgangspunt dat een gemeente zo veel mogelijk in haar geheel opgaat in een groter geheel.

Gezien het karakter van het gebied hebben de leden van de SGP-fractie een expliciete voorkeur voor de vorming van een plattelandsgemeente in Zuidwest-Drenthe. In de ontwerpregeling van oktober 1995 was daar in voorzien door middel van de beoogde gemeente De Wolden, waarin de huidige gemeenten De Wijk, Ruinerwold, Ruinen en Zuidwolde zouden opgaan. Deze leden vragen zich af wat de regering in de argumentatie voor afwijzing van deze constructie bedoelt met een kwetsbare positie van een plattelandsgemeente De Wolden. Zij zien ook niet in dat een plattelandsgemeente tussen de stedelijke gebieden Hoogeveen en Meppel een evenwicht tussen stedelijk en landelijk gebied zou verstoren.

Al met al verzoeken de leden van de SGP-fractie de regering om een heroverweging ten aanzien van de vorming van de plattelandsgemeente De Wolden, inclusief de kern Pesse. Zij wijzen in dit verband op de geringe samenhang tussen Zuidwolde (agrarische plattelandsgemeente) en Hoogeveen (stedelijke en industriële kern).

Met betrekking tot de begrenzing van de nieuwe gemeente Hoogeveen in het wetsvoorstel vragen de leden van de SGP-fractie naar de achtergrond van de nieuwe grens aan de oostzijde (onder andere de kern Nieuwlande).

Ten slotte vragen de leden van de SGP-fractie welke consequenties er zijn van indeling van Zuidwolde bij Hoogeveen voor het zelfstandig voortbestaan van de basisscholen in Zuidwolde.

De leden van de GPV-fractie menen dat het grondgebied van Hoogeveen moet worden uitgebreid teneinde ook op langere termijn te kunnen beschikken over voldoende ruimte. De voorgestelde grenscorrecties hebben tegen die achtergrond hun instemming. Samenvoeging met Zuidwolde wordt echter anders gemotiveerd. Onderlinge verwevenheid is volgens deze leden op zichzelf onvoldoende argument voor opheffing van een gemeente. Wat wordt concreet bedoeld met de uitspraak dat Hoogeveen zich in de toekomst als centrumgemeente in zuidwestelijke richting zal kunnen ontwikkelen? Zijn er duidelijke aanwijzingen, dat Hoogeveen binnen 25 jaar op het grondgebied van Zuidwolde zal moeten bouwen?

Voorshands zien deze leden onvoldoende reden Zuidwolde samen te voegen met Hoogeveen. Daarentegen voelen zij veel voor de vorming van een gemeente De Wolden. De uitgesproken voorkeur van de bevolking en de gedeputeerde staten speelt daarbij een belangrijke rol. Maar ook inhoudelijk zien de leden van de GPV-fractie goede argumenten voor de vorming van een levenskrachtige plattelandsgemeente tussen Hoogeveen en Meppel. Een gemeente van bijna 23 000 inwoners moet in staat geacht worden een gebied met een grote onderlinge samenhang en een veelszins vergelijkbare problematiek goed te besturen. Als daardoor geen echte ruimtelijke knelpunten onopgelost blijven, moeten er wel heel sterke argumenten zijn om tegen de uitdrukkelijke wens van de gemeentebesturen en de bevolking in te gaan.

3.2.4. De nieuwe gemeente Meppel

De leden van de PvdA-fractie stemmen in met de vorming van de nieuwe gemeente Meppel.

Ook ten aanzien van Meppel realiseren de leden van de CDA-fractie zich dat het provinciale streekplan ook aan Meppel, naast Hoogeveen, een opvangtaak toekent zonder enige groeibeperking voor woningzoekenden, zowel voor de regio als die van buiten Drenthe. En ook hier geldt dat een oplossing van de ruimtelijke knelpunten noodzakelijk is om de doelstellingen te kunnen realiseren. De leden van de CDA-fractie plaatsen echter wel in het algemeen vraagtekens bij het automatisme waarbij gesteld wordt dat een ernstig ruimtegebrek het vervullen van de streekfunctie in gevaar brengt.

Deze leden kunnen zich in zijn algemeenheid bijvoorbeeld voorstellen dat een (centrum)gemeente, kampend met ernstig ruimtegebrek, omgeven wordt door levenskrachtige, aan de stedelijke problematiek constructief bijdragende randgemeenten, waardoor het uitoefenen van de streek- en centrumfunctie geenszins in gevaar hoeft te komen. Zij onderschrijven dus niet op voorhand de urgentie van gebiedsuitbreiding, zoals door de regering wordt gepresenteerd om daarmee een streek-functie te kunnen vervullen. Uiteraard zien ook de leden van de CDA-fractie dat er ten aanzien van Meppel sprake is van ruimtelijke knelpunten, maar deze leden verzoeken de regering nader aan te geven welke behoefte er nog zou zijn aan extra (harde) woningbouw- en bedrijfslocaties indien er alleen uitgegaan zou worden van de Staphorster grenscorrectie en een samenvoeging van Nijeveen met Meppel. Ook willen deze leden vernemen welke ruimtelijke knelpunten niet opgelost worden indien gekozen wordt voor een extra plattelandsgemeente in de vorm van een nieuwe gemeente De Wolden (inclusief de daarbij behorende grenscorrecties).

In het algemeen menen de leden van de CDA-fractie overigens dat bij ruimtebehoefte in verband met woningbouw- of bedrijvenlocaties, herindeling weliswaar noodzakelijk kan zijn, maar wijzen nadrukkelijk op andere mogelijkheden. Grenscorrecties of gezamenlijke ontwikkeling en medewerking van randgemeenten aan de realisering van de invulling van de regionale woningontwikkeling kan in de ogen van deze leden in tal van gevallen eveneens een oplossing bewerkstelligen ten aanzien van eventuele ruimtelijke knelpunten. Er kan derhalve geen sprake zijn van een automatisme om te komen tot herindeling zonder dat andere opties serieus overwogen zijn.

In relatie tot de onderwijsvoorzieningen willen de leden van de CDA-fractie een reactie van de regering verkrijgen op de zorg die er is ten aanzien van het voortbestaan van de school CBS Havelterberg liggend in de Noordwestelijk hoek van de gemeente Havelte. Blijkens de voorliggende voorstellen zou dit deel van Havelte overgaan naar de gemeente Meppel. In deze school genieten op dit moment kinderen van asielzoekers onderwijs. Deze leden wijzen de regering op de consequenties die het verschil in opheffingsnormen (op dit moment bedraagt deze 23 voor de betreffende school, in de nieuw te vormen gemeente Meppel zou die ca 76 gaan bedragen) ten aanzien van het voortbestaan van deze school heeft. De leden van de CDA-fractie hebben niet kunnen constateren, dat bijvoorbeeld door middel van het voornemen van splitsing van de nieuwe gemeente Meppel de school te Havelterberg een lagere opheffingsnorm zal verkrijgen. Van de nieuw te vormen gemeente Meppel wordt daarenboven niet veel animo verwacht om de school in stand te houden, vanwege het gegeven dat het overgrote deel van de huidige leerlingen niet uit het gebied van de beoogde gemeente Meppel komt, maar uit de beoogde gemeente Westerveld.

Voorgesteld wordt Nijeveen, Ruinerwold en De Wijk toe te voegen aan Meppel. De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre Ruinerwold en De Wijk bouwmogelijkheden voor Meppel hebben. Wordt daar niet in voldoende mate aan tegemoetgekomen in het oorspronkelijke voorstel van Gedeputeerde Staten? Wat is de meerwaarde van deze gemeenten voor Meppel? Zij vragen de regering in het antwoord te betrekken de barrières van de spoorlijn, de A-28 en het natuurgebied Reestdal. Ligt de echte ruimtelijke toekomst van Meppel niet meer in de richting van Nijeveen?

Gaarne krijgen deze leden daarop een reactie van de regering.

De leden van de D66-fractie realiseren zich dat ook de mate van uitbreiding van de andere «stad» in Zuidwest-Drenthe – Meppel – de gemoederen reeds lange tijd bezighoudt.

Meppel verdient als centrumgemeente in een te krappe jas zeker versterking.

Alles overziende steunen de leden van de D66-fractie het idee de nieuwe gemeente Meppel te laten bestaan uit de gemeenten de Wijk, Meppel, Nijeveen en Ruinerwold. De door de regering aangevoerde redenen – de overwegend westelijke oriëntatie van de aan Meppel toe te voegen gemeenten en de ietwat uiteenlopende oriëntaties van de potentiële «De Wolden-gemeenten» in het gebied, en het evenwicht in de samenhang tussen stad en platteland – worden door deze leden onderschreven.

Het is echter geen zwart-wit kwestie. Evenals bij Hoogeveen doet zich de vraag voor of alleen grenscorrecties/toevoeging van Nijeveen voldoende zou zijn. Wat zouden hiervan de nadelen zijn voor de totale ontwikkeling in het gebied?

Graag zouden deze leden een nadere toelichting ontvangen op de beoogde correctie van de provinciegrens tussen de gemeenten Meppel en Staphorst, die zij overigens als een goede zaak beschouwen.

Wat is bijvoorbeeld het tijdpad van deze correctie?

De leden van de RPF-fractie hebben grote moeite met het voorstel de gemeenten De Wijk, Meppel, Nijeveen en Ruinerwold samen te voegen. Deze leden wijzen erop dat een samenvoeging met Nijeveen gecombineerd met een weinig ingrijpende grenscorrectie, bijvoorbeeld aan de kant van Havelte en in combinatie met de voorgestelde grenscorrectie met Staphorst, al voldoende ruimte zou geven voor de noodzakelijke toekomstige woningbouw.

De leden van de RPF-fractie wijzen erop dat op die manier de eigen identiteit en het specifieke karakter van de gemeenten De Wijk, Ruinen en Ruinerwold ten principale niet wordt aangetast. Bovendien ontstaat er op deze manier een sterke plattelandsgemeente.

De leden van de RPF-fractie wijzen er nogmaals op dat op deze wijze het bestuur dichterbij de leefwereld van de burger blijft staan, waardoor de betrokkenheid van de burgers bij het bestuur groot blijft.

De leden van de RPF-fractie wijzen erop dat meer dan tachtig procent van de bewoners van Zuidwest-Drenthe zich heeft uitgesproken voor de totstandkoming van de plattelandsgemeente De Wolden. Dit gebrek aan draagvlak voor de voorgestelde herindeling onder de bevolking lijkt de leden van de RPF-fractie niet iets om zomaar over het hoofd te zien. Het lijkt de leden van de RPF-fractie onjuist als de wens van de bevolking van de vier gemeenten om in een plattelandsgemeente te blijven wonen, ondergeschikt wordt gemaakt aan de verlangens van twee andere gemeenten; verlangens waaraan overigens heel goed op een andere manier tegemoet kan worden gekomen.

Voor wat betreft de argumenten met betrekking tot uitbreiding van de huidige gemeente Meppel met de huidige gemeenten De Wijk en Ruinerwold verwijzen de leden van de SGP-fractie naar hun opmerkingen over de plattelandsgemeente De Wolden (zie paragraaf 3.2.3). In dit verband vragen zij naar de betekenis van de sterke sociaalmaatschappelijke samenhang in het gebied van de beoogde gemeente Meppel.

De leden van de SGP-fractie zien geen enkele noodzaak tot uitbreiding van de gemeente Meppel op het grondgebied van de gemeente Staphorst. Daarom hebben zij bezwaar tegen de procedure van de correctie van de provinciegrens waarbij genoemde gemeenten in het geding zijn. Zij vragen zich ook af wat een gebiedsuitbreiding in het zuiden voor toegevoegde waarde heeft, gezien de nieuwe begrenzingen aan de noordkant. Zij verzoeken de regering af te zien van voortzetting van de procedure tot grenscorrectie.

De leden van de GPV-fractie zijn ervan overtuigd, dat de gemeente Meppel ook na de grenswijziging met Staphorst behoefte heeft aan verdere uitbreidingsmogelijkheden. De toelichting op het wetsvoorstel biedt echter geen inzicht in de omvang van deze behoefte en het daarmee samenhangende planologische concept. Waarom is naast de gemeente Nijeveen ook het grondgebied van De Wijk en Ruinerwold nodig om in de ruimtebehoefte van Meppel te voorzien?

De sociaal-maatschappelijke samenhang in het gebied is voor de leden van de GPV-fractie op zichzelf onvoldoende redenen om te kiezen voor samenvoeging met Meppel. Dat geldt ook voor het argument van een evenwichtige samenhang tussen stad en platteland. Met dat argument kunnen immers tal van plattelandsgemeenten worden geannexeerd.

3.3. De landelijke gemeenten

  • a. 
    De nieuwe gemeente Zuidlaren

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de (uiteindelijke) keuze van provincie en regering om een nieuwe gemeente Zuidlaren te vormen. Ook al gaan de leden van de CDA-fractie niet op voorhand uit van te grote bestuurlijke knelpunten bij gemeenten van rond de 10 000 inwoners, die een samengaan onafwendbaar maken dan nog zijn deze leden gevoelig voor de argumenten van de provincie.

Ook realiseren zij zich dat een zwaar adviserende rol van de provincie, ook consequenties heeft ten aanzien van het respecteren van uitgangspunten zoals die zijn gehanteerd in het provinciale voortraject. Eerder spraken deze leden hier al over bij de inleiding van het verslag. De gemeenten hebben veel overeenkomsten. Voor het voorstel bestaat een breed draagvlak en andere opties hebben in de aanloop praktisch geen serieuze rol gespeeld in de discussie. Mede in dit licht delen deze leden geenszins de sympathie van de regering om Eelde bij Groningen en Vries bij Assen te voegen. Zij vinden deze optie, redenerend vanuit de knelpunten-benadering, in het geheel niet «goed verdedigbaar». Zij vragen de regering daarom de argumenten te geven, aan de hand waarvan zij deze suggestie goed denkt te kunnen verdedigen. Ten tweede zijn de leden van de CDA-fractie – het zoals eerder gezegd – niet eens met het door de regering gemaakte voorbehoud ten aanzien van Eelde. Zij vragen de regering dan ook dit voorbehoud weg te nemen, in de zin dat het voorstel definitief in overeenstemming wordt gebracht met de conclusie van de provinciale en gemeentebesturen in de regio. Zij verwijzen naar eerder gemaakte opmerkingen ter zake.

Ook verwijzen de leden van de CDA-fractie naar hun eerdere opmerkingen met betrekking tot Zeijen. Nadrukkelijk bepleiten deze leden een heroverweging van de regering teneinde het karakteristieke dorp Zeijen, dat qua aard en structuur veel beter past bij de te vormen nieuwe plattelandsgemeente Zuidlaren, toe te voegen aan deze gemeente en niet aan Assen.

In het wetsvoorstel is ten aanzien van Eelde een voorbehoud gemaakt. Inmiddels is op 1 november jl. het convenant Regio «Groningen-Assen 2030» totstandgekomen. De leden van de VVD- fractie vragen of dit convenant voor de regering reden is het voorbehoud met betrekking tot Eelde in te trekken. Gaarne krijgen zij een gemotiveerd antwoord. Zij willen nu echter al wel aangeven dat er zeer overtuigende argumenten moeten zijn, willen zij tot de overtuiging komen dat op dit punt een afwijking van het provinciale voorstel gerechtvaardigd zou kunnen zijn.

In het convenant is afgesproken dat wijziging van de bestuurlijke inbedding niet meer nodig dan wel niet meer gewenst is met uitzondering van de locatie Piccardthof. De leden van de VVD-fractie onderkennen dat een goede invulling van het convenant gevolgen heeft voor de positie van de Piccardthoflocatie. De bestuurlijke inbedding van de Piccardthoflocatie, begrensd door de Ter Borchlaan dan wel de Bakkerslaan, is dan ook een punt van aandacht. De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat, teneinde de grenswijziging van zowel de provincie als betrokken gemeenten gestalte te geven, inmiddels een Arhi-procedure is gestart.

Zij wachten de uitkomst van deze procedure af. Zij willen daar nu niet op vooruit lopen.

De leden van de D66-fractie stellen vast dat aan een vertraging van de indiening van het wetsvoorstel totdat duidelijkheid zou zijn ontstaan omtrent Eelde/Groningen grote nadelen verbonden zouden zijn. De gemeenten en hun inwoners hebben zo snel mogelijk recht op duidelijkheid.

Anderzijds had de regering wellicht langer moeten stilstaan bij de optie Eelde niet in het huidige wetsvoorstel op te nemen. Nu is schijnbare duidelijkheid gecreëerd.

Het is dus terecht dat de regering ten aanzien van Eelde een zeer expliciet voorbehoud maakt, niet alleen vanwege de rechtszekerheid, maar ook omdat voor het gebied de beste oplossing gezocht moet kunnen worden.

Dit neemt niet weg dat hier het uitgangspunt van de provincie, dat de provinciegrens gehandhaafd blijft, botst met het uitgangspunt van een adequate geografische opzet van voorstellen voor herindeling.

De meest recente rapportage van de regering aan de Kamer over het C20-beleid (kamerstukken II 1996/97, 21 427, nr. 162) toont aan dat de inventarisatie ten aanzien van de vraag of herindeling een bijdrage kan leveren aan de versterking van de centrumgemeente Groningen, heeft geleid tot de vaststelling van betrokken partijen dat slechts een grenscorrectie met de gemeente Eelde noodzakelijk is. Uit deze brief blijkt ook dat de regering zich op dit moment beraadt over deze conclusie.

In afwachting van verdere voorstellen van de regering, waarnaar de leden van de D66-fractie zeer benieuwd zijn, gaan deze leden vooralsnog akkoord met de voorgestelde samenvoeging van de gemeente Eelde met Vries (minus grenscorrectie Assen) en Zuidlaren, tot de nieuwe gemeente Zuidlaren.

Voor een dergelijke samenvoeging pleit naar de mening van de leden van de D66-fractie dat hier, zoals het wetsvoorstel ook al aangeeft – ook gezien de functie die de nieuwe gemeente Zuidlaren in de toekomst in het tussengebied tussen Assen en Groningen moet vervullen – de (mate van) samenhang tussen de gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren vooralsnog opweegt tegen de (mate van) samenhang van Eelde met Groningen respectievelijk Vries met Assen.

Dit geldt althans in de constellatie van gemeenten zoals die nu door het wetsvoorstel wordt voorgesteld, zodat de door het wetsvoorstel op dit moment beoogde nieuwe gemeente Zuidlaren aanvaardbaar is voor de leden van de fractie van D66.

Deze leden wijzen erop dat betrokken partijen in het gebied een convenant gesloten hebben dat beoogt ruimtelijke ontwikkelingen in bestuurlijke termen te vervatten voor een periode van ruim 20 jaar.

In dit verband vragen deze leden zich af wat precies de staatsrechtelijke status is van een dergelijk convenant.

Bindt het bijvoorbeeld ook toekomstige raden/staten? Met andere woorden maakt dit convenant verdere herindeling werkelijk (blijvend) overbodig?

Gezien de ruimtelijke samenloop van Groningen en Eelde is het de vraag of alleen de beoogde grenscorrectie bij de Piccardhoflocatie wel voldoende soelaas biedt voor de taakstelling van Groningen ten aanzien van woningbouw.

De leden van de D66-fractie hechten er ook aan dat de voorkeur van betrokken gemeenten Eelde, Vries en Zuidlaren, mocht alleen van binnenprovinciale herindeling sprake zijn, verre uitgaat naar samenvoeging met elkaar. Deze voorkeur voor samenvoeging met elkaar boven alternatieve binnenprovinciale opties behoeft natuurlijk niet noodzakelijkerwijze stand te houden op het moment dat het knelpunt Groningen/ Eelde tot andere bestuurlijke conclusies leidt.

De leden van de D66-fractie steunen de regering in de redenering dat indeling van de huidige gemeente Zuidlaren bij het zogenaamde Oostermoer-cluster (Anloo, Gasselte en Gieten) minder voor de hand ligt, om de in het wetsvoorstel aangevoerde redenen.

Deze leden constateren dat de nieuwe gemeente Oostermoer inderdaad te omvangrijk zou zijn als niet alleen Anloo, Gasselte, Gieten, Rolde, maar ook nog de gemeente Zuidwolde daarvan deel zou uitmaken. Bovendien willen beide partijen (Oostermoer-cluster en Zuidwolde) het niet, terwijl Oostermoer dan te onevenwichtig zou zijn samengesteld.

De instemming van de leden van de D66-fractie is, ten overvloede, voorwaardelijk, aangezien deze leden graag de nadere standpuntbepaling van de regering afwachten ten aanzien van de conclusie van betrokken partijen dat een grenscorrectie met de gemeente Eelde voor een optimale schaal van de gemeente Groningen voldoende zou zijn. Zou de regering overigens in detail willen ingaan op andere opties voor uitbreiding van Groningen in Eelde, naast de Piccardhoflocatie?

Door een nadere standpuntbepaling bestaat de kans dat het, naar de mening van deze leden huidige evenwicht in het wetsvoorstel voor het gebied Noord-Drenthe verandert, waardoor het dan tegen het licht houden van het voorstel tot andere conclusies zou kunnen leiden.

Zonder op definitieve wijze vooruit te willen lopen op de nadere standpuntbepaling van de regering inzake de samenloop C20-beleid Groningen en de gemeente Eelde vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering de suggestie van de combinatie huidige gemeente Zuidlaren, Haren en Vries beoordeelt?

Wat is overigens precies de betekenis van de opmerking dat als op basis van de conclusies van het C20 traject rond Groningen een Arhi-procedure wordt gestart waarbij het gehele of een omvangrijk deel van de gemeente Eelde wordt betrokken de regering de consequenties hiervan voor de voorgestelde gemeente Zuidlaren in het wetsvoorstel zal verwerken (blz. 8/9 memorie van toelichting)?

Naar aanleiding van de beoogde samenvoeging van Eelde, Vries en Zuidlaren rijst bij de leden van de fractie van GroenLinks de vraag of het voorbehoud ten aanzien van Eelde nog actueel is. Kan de regering in dit verband een reactie geven op de inmiddels opgestelde «Regiovisie Groningen-Drenthe 2030»? Heeft de regering overigens een oordeel over de wijze van totstandkomen van de «regiovisie»?

De leden van de fractie Groep Nijpels zijn er in het algemeen geen voorstander van om gemeenten, die betrokken zijn bij herindelingen, kleine grenscorrecties daargelaten, op te splitsen.

Een dergelijke situatie doet zich voor bij de gemeente Vries, die opgaat in de gemeente Zuidlaren. Een uitzondering wordt gemaakt voor het dorp Zeijen. De inwoners van Zeijen voelen zich burgers van de gemeente Vries en willen als zodanig opgenomen worden in de nieuw te vormen gemeente Zuidlaren.

De leden van deze fractie vragen de regering alsnog afzonderlijk te motiveren waarom Zeijen bij Assen moet worden gevoegd.

Eerder hebben de leden van de SGP-fractie al aandacht gevraagd voor de situatie ten aanzien van de huidige gemeente Eelde. Met betrekking tot de positie van het dorp Zeijen verwijzen zij naar hun opmerkingen bij de begrenzing van de gemeente Assen. Zij volstaan op dit moment met te vragen naar de stand van zaken inzake de bestuurlijke indeling van het gebied Piccardthof.

De leden van de GPV-fractie stemmen in met de voorgestelde vorming van een nieuwe gemeente Zuidlaren. De uitdrukkelijke voorkeur van de betrokken gemeenten en de noodzaak van een krachtige plattelandsgemeente tussen Groningen en Assen vormen hiervoor belangrijke argumenten.

  • b. 
    De nieuwe gemeente Noordenveld

De leden van de CDA-fractie stemmen in met het voorstel om de huidige gemeenten Roden, Peize en Norg samen te voegen. Ten aanzien van Leek vragen deze leden aan de regering of zij de ruimtelijke vervlechting tussen de kernen Nietap en Leek – inhoudelijk gezien – wél als «evident knelpunt» ziet. De regering ziet immers slechts om procedurele redenen geen aanleiding om een provinciale grenswijziging te overwegen. De leden van de CDA-fractie zijn temeer benieuwd naar de beoordeling van de regering, aangezien ook uit een reactie van het gemeentebestuur van Leek (Groningen) tijdens het provinciale voortraject gesteld werd dat er geen sprake is van acute knelpunten.

Het voorstel een nieuwe gemeente met de werknaam Noordenveld (Roden, Peize en Norg) te vormen kan rekenen op steun van de leden van de D66-fractie. Een belangrijk gegeven is dat de betrokken gemeenten instemmen met de voorgestelde samenvoeging. Daarnaast speelt met name de samenhang tussen enerzijds de hoofdkern Roden, en anderzijds de gemeenten Peize en Norg, die sterk georiënteerd zijn op Roden, hier een rol.

Ook de leden van de D66-fractie zien in dat de andere oriëntatie van Eelde en Vries pleit tegen de suggestie van de commissie-Van Splunder voor de vorming van een groot-Noordenveld, dat behalve Roden, Peize en Norg tevens de gemeenten Eelde en Vries zou omvatten. Het argument van het evenwichtige kaartbeeld dat met dit voorstel in dit deel van Drenthe ontstaat nemen de leden van de D66-fractie voor juist aan, zolang nog geen definitief kabinetsstandpunt omtrent Eelde/Groningen is ontvangen.

Deze leden signaleren dat ook in dit deel van Drenthe de Gronings/ Drentse provinciegrens knelt. Ook de regering is zich bewust van de sterke maatschappelijke samenhang tussen de gemeente Roden en de op het grondgebied van de provincie Groningen gelegen gemeente Leek, evenals van de ruimtelijke vervlechting van de kernen Nietap en Leek. De leden van de D66-fractie vragen waarom dit besef de regering er toch van weerhield Leek in deze herindeling te betrekken. Schuilt dit louter/

voornamelijk in het feit dat de provincie dit knelpunt niet als «evident» heeft aangemerkt? Hoe beoordeelt de regering de suggestie Leek bij Roden en Peize te voegen, en daarmee de mogelijkheid te openen Assen te versterken met de gemeente Norg, zoals gesuggereerd door de burgemeester van Norg tijdens de hoorzitting met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken?

Deze leden verwelkomen het dat de grens tussen de nieuwe gemeenten Assen, Noordenveld en Zuidlaren zodanig gekozen is dat het «heliopstappunt» van de krijgsmacht binnen de begrenzing van de nieuwe gemeente Assen komt, zodat de militaire activiteiten («heli-opstappunt», kazerne en dubbele EOT) onder regie van één gemeente vallen.

De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten of de financiële verevening van Veenhuizen tijdig is gerealiseerd voor de ingangsdatum van de herindeling?

De leden van de SGP-fractie kunnen instemmen met de vorming van de nieuwe gemeente Noordenveld, waarin de huidige gemeenten Peize, Norg en Roden zullen opgaan.

  • c. 
    De nieuwe gemeente Oostermoer

De leden van de CDA-fractie steunen het voorstel tot vorming van de nieuwe gemeente Oostermoer. In dit kader vragen zij de regering aan te geven waarom de genoemde gevarieerde oriëntatie van deze nieuwe gemeente niet als een sta-in-de-weg wordt gezien, terwijl dit bezwaar ten aanzien van een nieuwe gemeente De Wolden als doorslaggevend wordt gepresenteerd.

Het voorstel voor de nieuwe gemeente Oostermoer – bestaande uit Anloo, Gieten, Gasselte en Rolde – krijgt de instemming van de leden van de D66-fractie. De betrokken gemeenten hebben zich uitgesproken voor deze optie. Daarnaast zijn hun agrarische en recreatieve functie, maar ook de bestaande samenhang, belangrijke punten. Deze leden zien in dat «losweken van Rolde uit het Oostermoercluster» de nieuwe gemeente Oostermoer in onwenselijke mate zou verzwakken, doordat de bijdrage van Rolde aan de bestuurskracht van de nieuwe gemeente Oostermoer zou wegvallen.

De zeer sterke oriëntatie van Rolde op Assen en de onderlinge verwevenheid verliezen enige kracht als argumenten voor samenvoeging bij Assen, omdat de gemeente Rolde voor Assen slechts beperkte ruimtelijke betekenis heeft. (Deze leden verwijzen naar hetgeen zij in dit verslag stelden bij Assen).

Hoewel zij begrip hebben voor de vorming van de gemeente Oostermoer zijn de leden van de SGP-fractie niet echt onder de indruk van het argument dat toevoeging van de gemeente Rolde essentieel is voor een «bestuurskrachtige» gemeente.

  • d. 
    De nieuwe gemeente Borger

De leden van de fractie van de PvdA zijn van oordeel dat een grenscorrectie ten koste van de gemeente Borger en ten faveure van de gemeente Stadskanaal geboden is.

Is de regering bereid een dergelijke grenscorrectie voor te bereiden? Biedt artikel 288 van de Gemeentewet in dit kader voldoende mogelijkheden?

De leden van de CDA-fractie kunnen zich niet vinden in de door de regering geponeerde conclusie dat een zelfstandig voortbestaan gezien de omvang van de beide gemeenten niet in de rede ligt. Het al dan niet zelfstandig kunnen voortbestaan van gemeenten hangt in de visie van de aan het woord zijnde leden af van een veelheid van factoren, waarvan de omvang er slechts één is. Zij verzoeken de regering expliciet in te gaan op dit principiële punt. In het verlengde hiervan verzoeken zij de regering met een meer gedegen argumentatie – om tot samenvoeging van Borger en Odoorn – te komen. Uiteraard hebben de leden van de CDA-fractie kennis genomen van de provinciale argumentatie, de door de provincie gehanteerde uitgangspunten en de wens van dit kabinet om te komen tot grootschaliger gemeenten. Als blijkens de memorie van toelichting de regering in het algemeen het principe hanteert dat het zelfstandig voortbestaan van gemeenten met een omvang van 13 000 en 12 500 inwoners niet in de rede ligt, dan verschilt de CDA-fractie echter ten principale met de regering van mening.

De leden van de VVD-fractie memoreren dat de kern Nieuw-Buinen van de gemeente Borger een ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke vervlechting met de gemeente Stadskanaal (provincie Groningen) kent. In dat verband vragen deze leden de regering of er voor Stadskanaal een reden is zich in de richting van Drenthe te ontwikkelen, gelet op het feit dat zich in oostelijke richting een natuurgebied, een watergebied en een hoogspanning bevinden. In hoeverre ligt het voor de hand dat de kern Stadskanaal zich richting Drenthe ontwikkelt? Welke mogelijkheden heeft Stadskanaal om op eigen grondgebied te bouwen? In hoeverre heeft Stadskanaal grondgebied van Borger nodig ten behoeve van woningbouw? De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de regering denkt over de afstemming van de ontwikkeling van Stadskanaal op de ontwikkeling van de kern Nieuw Buinen in de gemeente Borger.

Tegen deze achtergrond vragen deze leden of de regering het standpunt van de gemeente Stadskanaal deelt dat zij de betrokken provincies moet uitnodigen om een grenscorrectie voor te bereiden? Gaarne krijgen deze leden een reactie.

Bij de nieuwe gemeente Borger speelt wederom een knelpunt dat door de provincie niet als «evident» beoordeeld is: de ruimtelijke en sociaalmaatschappelijke vervlechting met de kern Nieuw-Buinen. De in de loop van de herindelingsdiscussie naar voren gebrachte argumenten van Stadskanaal zijn overtuigend.

Ruimtelijk-bestuurlijk bestaat een eigenaardige verhouding Nieuw Buinen-Stadskanaal, die na de herindeling alleen maar wordt versterkt.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de regering, terwijl zij het probleem signaleert, een voorstel achterwege heeft gelaten? Speelt hier het primaat van de provincie bij herindeling?

Samenvoeging van de gemeenten Borger en Odoorn heeft overigens de instemming van deze leden, waarbij de argumenten van de regering overtuigen. Een sterke plattelandsgemeente in dit deel van Drenthe werkt mee aan een evenwichtig bestuurlijk krachtenveld.

In het licht van hun algemene uitgangspunten merken de leden van de SGP-fractie op dat zij voorshands niet overtuigd zijn van de samenvoeging van de huidige gemeenten Borger en Odoorn. Het bevreemdt hen dat de regering stelt dat zelfstandig voortbestaan gezien de omvang niet in de rede ligt. Daarnaast vragen zij de regering aan te tonen dat bij afzonderlijk voortbestaan geen sprake zou kunnen zijn van voldoende krachtige plattelandsgemeenten. Al met al zien deze leden de noodzaak en de meerwaarde van samenvoeging dan ook graag concreet aangetoond.

De leden van de GPV-fractie vinden de onderbouwing van de noodzaak van samenvoeging van Borger en Odoorn niet sterk. Waarom ligt het zelfstandig voortbestaan van deze gemeenten met zo’n 13 000 inwoners niet in de rede? Deze leden onderkennen overigens, dat het inwonertal van de nieuwe gemeente nog wat lager uit zal kunnen komen als een grenswijziging met Stadskanaal zal worden gerealiseerd.

  • e. 
    De nieuwe gemeente Middenveld

De leden van de CDA-fractie stemmen in met het voorstel voor de van onder op ontstane nieuwe gemeente Middenveld. Ook hier is het voorstel grootschaliger dan de leden van de CDA-fractie in het algemeen wenselijk achten. Maar gelet op het feit dat de betrokken gemeenten zelf in de huidige samenstelling enige bestuurlijk-juridische knelpunten ervaren, in een vroegtijdig stadium hebben aangegeven te willen komen tot de vorming van deze plattelandsgemeente, en gelet op het feit dan over het algemeen het voorstel kan bogen op een groot draagvlak, menen deze leden dat er voldoende aanleiding is om in te stemmen met het voorstel ter zake.

De leden van de D66-fractie constateren dat met de nieuwe gemeente Middenveld – een samenvoeging van de gemeenten Beilen, Smilde en Westerbork – een krachtige plattelandsgemeente gecreëerd wordt. Ondanks de verwevenheid van de kern Bovensmilde met Assen is, om de redenen die ook de regering noemt, samenvoeging van beide niet wenselijk. Deze leden verwijzen hierbij naar hetgeen zij in 3.2.1 hebben opgemerkt.

De vorming van de gemeente Middenveld, bestaande uit de huidige gemeenten Smilde, Beilen en Westerbork, geeft de leden van de SGP-fractie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

De vorming van een gemeente Middenveld is volgens de leden van de GPV-fractie een voorbeeld van onnodige grootschaligheid op het platteland. Zij zullen zich echter niet tegen dit voorstel verzetten nu de betrokken gemeenten er duidelijk voor gekozen hebben.

  • f. 
    De nieuwe gemeente Coevorden

Indien aan de wens van de gemeenten Sleen, Oosterhesselen en Zweeloo tegemoet wordt gekomen inzake de vorming van de gemeente Zuidenveld dan heeft dat belangrijke gevolgen voor de nieuwe gemeente Coevorden. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af of de dan resterende samenvoeging van Coevorden en Dalen het gewenste draagvlak biedt voor de functies die de huidige gemeente Coevorden vervult. Zij vragen de regering hierop een reactie te geven. Tevens willen zij weten hoeveel inwoners de kern Nieuwlande telt, voor zover het gaat om het grondgebied van de provincie Drenthe.

De leden van de CDA-fractie zijn het eens met de regering waar zij stelt dat samenvoeging van Dalen en Coevorden evident is. Er is immers sprake van een bestuurlijk-juridisch knelpunt en de gemeenten sluiten goed op elkaar aan. Zij stemmen eveneens in met de opmerking van de regering dat één en ander ten aanzien van Sleen, Oosterhesselen en Zweeloo meer ambivalent ligt. Deze leden kunnen zich minder goed vinden in de opmerking van de regering dat een (variant op een) gemeente Zuidenveld onvoldoende sterk is in relatie tot buurgemeente Emmen. Zij vragen daarom om een nadere toelichting ter zake. Waarin zou dit probleem concreet in uiting komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Is het genoemde «sterkte-argument» («het krachtenspel in

Drenthe-zuidoost») ten opzichte van Emmen doorslaggevend voor de keuze om geen gemeente Zuidenveld te vormen? Wanneer de regering geen andere (steekhoudende) argumenten heeft om zulks af te wijzen, vragen deze leden de regering indringend om de vorming van een gemeente Zuidenveld in overweging te nemen.

Dezelfde leden zijn het eens met de (al dan niet expliciete) keuze van de regering om de «tweelingdorpen» Veenoord en Nieuw-Amsterdam in ieder geval onderdeel van één gemeente te laten zijn.

Als de regering een nieuwe gemeente Zuidenveld onvoldoende sterk acht in relatie tot de buurgemeente Emmen, welke gedachte de leden van de CDA-fractie overigens niet delen, heeft zij dan niet overwogen om het gebied Veenoord/Nieuw-Amsterdam bij zulk een gemeente Zuidenveld te voegen. Zij vragen de regering daarom om een onderbouwing van de keuze dit gebied aan Emmen toe te voegen.

Voorgesteld wordt de gemeenten Coevorden, Dalen, Sleen, Oosterhes-selen en Zweeloo samen te voegen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering heeft overwogen Coevorden, Dalen en Schoonebeek samen te voegen.

Voorts vragen zij de regering in te gaan op het samengaan van deze drie gemeenten. Zij zouden daarbij betrokken willen zien de verwevenheid tussen Schoonebeek en Coevorden.

De regering wijst de vorming van een gemeente Zuidenveld, bestaande uit Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo af. De leden van de VVD-fractie vinden de daarbij door de regering gehanteerde argumentatie mager, waarbij zij erkennen dat het resultaat van de provinciale besluitvorming een op zichzelf staand argument voor de keuze van de regering is. Zij vragen de regering deze afwijzing nader te motiveren.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening, dat Nieuw-Amsterdam en Veenoord ruimtelijk en maatschappelijk als een geheel moeten worden beschouwd. Is het juist dat een enquête heeft uitgewezen, dat een grote meerderheid van de bevolking van Nieuw-Amsterdam en Veenoord er de voorkeur aan geeft bij een plattelandsgemeente te worden ingedeeld in plaats van bij Emmen? Hoe beoordeelt de regering deze enquête en de uitkomst daarvan?

De leden van de VVD-fractie achten het gewenst dat het grondgebied van de gehele kern Nieuwlande tot een gemeente behoort. Is het juist dat een enquête aangeeft dat meer dan 90% van de bevolking van deze kern de voorkeur geeft aan toevoeging aan een eventuele gemeente die bestaat uit de gemeenten Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo boven toevoeging aan Hoogeveen? Hoe beoordeelt de regering deze enquête en de uitkomst daarvan?

Voorts vragen zij de regering in te gaan op de vorming van een gemeente, bestaande uit de gemeenten Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo, inclusief de kernen Veenoord, Nieuw-Amsterdam en Nieuw-lande. Welke belangen verzetten zich tegen zo’n gemeente?

Welke opvatting heeft de regering over het evenwicht van de indeling die in Zuidoost-Drenthe zou ontstaan door enerzijds Coevorden, Dalen en Schoonebeek samen te voegen en anderzijds Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo samen te voegen inclusief de kernen Nieuwlande, Veenoord en Nieuw-Amsterdam?

De voorgestelde gemeente Coevorden is naar de mening van de leden van de D66-fractie acceptabel. Er ontstaat een sterke landelijke gemeente, met voldoende samenhang, die partij zal zijn voor de regionale centra Emmen en Hoogeveen.

In beginsel overwegen deze leden niet de voorkeur van de gemeenten Sleen, Oosterhesselen en Zweelo voor de vorming van een plattelands- gemeente te volgen. Deze gemeente zou relatief klein en weinig «bestuurskrachtig» zijn, ook in vergelijking met een eventuele tweede plattelandsgemeente in zuidwest Drenthe. Vindt de regering dat ook?

Gezien de samenhang met Coevorden vinden de leden van de D66-fractie dat Dalen hoe dan ook bij Coevorden gevoegd moet worden.

Wat betreft een eventuele samenvoeging van Schoonebeek en Coevorden, verwijzen deze leden naar hetgeen zij in 3.2.2 opmerkten.

Het belangrijkste kritiekpunt van de fractie van GroenLinks wordt gevormd door het feit dat in Zuid-Drenthe twee plattelandsgemeenten worden geprojecteerd die wel erg groot dreigen te worden. Dit betreft de nieuw te vormen gemeenten Coevorden en Westerveld. De vraag rijst bijvoorbeeld hoe sterk de oriëntatie van inwoners van Schoonoord (dat hemelsbreed nog dichter bij Assen ligt) op de kern Coevorden zal zijn. Schoonebeek zou dan wellicht aan Coevorden kunnen worden toegevoegd. Ook qua karakter passen plaatsen als Sleen en Zweeloo minder goed bij Coevorden. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een optie waarbij Sleen, Oosterhesselen, Zweeloo, Nieuw Amsterdam en Veenoord samen optrekken? Het argument dat zo’n gemeenten niet draagkrachtig zal zijn is onvoldoende overtuigend. In welk opzicht draagkrachtig? Heeft hier de wens om een gemeente met minimaal 18 000 inwoners te creëren niet wellicht de doorslag gegeven? Is dat in de gegeven bestuurlijke constellatie een dragend argument?

De leden van de RPF-fractie hebben bedenkingen bij de samenvoeging van de gemeenten Coevorden, Dalen, Sleen, Oosterhesselen en Zweeloo. De leden zijn blij dat de agrarische gemeenten Dalen, Sleen, Oosterhes-selen en Zweeloo niet bij Emmen worden gevoegd, waardoor hun eigen karakter meer blijft gewaarborgd. Maar ze vragen zich tegelijkertijd af, gezien de voorkeur van de inwoners van de gemeenten voor een samenvoeging van Oosterhesselen met Zweeloo, Sleen en Dalen of deze optie inderdaad geen bestaansrecht heeft. Zo ontstaat volgens de leden van de RPF-fractie een sterke plattelandsgemeente, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan enige karakteristieken van de individuele gemeenten.

Gezien de onderlinge samenhang tussen de huidige gemeenten Coevorden en Dalen kunnen de leden van de SGP-fractie hiermee instemmen. Wat hen betreft, kan de gemeente Schoonebeek, indien zelfstandig voortbestaan niet mogelijk is, aan Coevorden worden toegevoegd. Deze leden verwijzen verder naar hetgeen zij in 3.2.2 van dit verslag hebben gezegd.

De leden van de SGP-fractie zijn niet overtuigd van de noodzaak om de huidige gemeenten Oosterhesselen, Sleen en Zweeloo samen te voegen met Coevorden. Zij zien niet in waarom vorming van een gemeente Zuidenveld niet zou kunnen passen in het beleidskader gemeentelijke herindeling. Zij vragen de regering concreet aan te geven waarom een gemeente Zuidenveld te klein zou zijn.

Zij vragen in dit verband tevens naar de positie van het zogenaamde «tweelingdorp» Veenoord/Nieuw-Amsterdam. Gezien het karakter van het gebied kan indeling bij een plattelandsgemeente evengoed in de rede liggen dan indeling bij de gemeente Emmen. Graag zien zij een onderbouwing van de gemaakte keuze tegemoet.

Het is de leden van de GPV-fractie opgevallen, dat het voorstel voor een nieuwe gemeente Coevorden voor een deel negatief is geformuleerd. De samenhang tussen Dalen en Coevorden is groot, maar voor de rest ambivalent. Alleen omdat een gemeente Zuidenveld onvoldoende sterk geacht wordt nu gekozen voor een grote gemeente, waarvan het centrum zeer decentraal gelegen is waarin samenhang grotendeels ontbreekt. Deze leden vragen daarom de vorming van een gemeente Zuidenveld nog eens te heroverwegen in combinatie met de samenvoeging van Coevorden en Schoonebeek. Daarbij gaan zij ervan uit, dat de kern Veenoord wordt gevoegd bij de gemeente waartoe ook Nieuw-Amsterdam behoort, te weten Emmen.

  • g. 
    De nieuwe gemeente Westerveld

De leden van de CDA-fractie beoordelen het voorstel tot vorming van een nieuwe (plattelands)gemeente Westerveld als sympathiek. In dit kader vragen zij de regering welke consequenties het zou hebben voor de nieuwe gemeente Westerveld om (het grootste deel van) Ruinen hieraan te onttrekken, met inachtneming van een grenscorrectie ten aanzien van het Nationale Park Dwingelerveld. De in de memorie van toelichting gebruikte termen als «veel minder draagkrachtig en samenhangend» en «grote afbreuk» vinden de leden van de CDA-fractie op voorhand te zwaar aangezet. Gelden deze termen ook in het geval van een grenscorrectie ten aanzien van het Nationale Park Dwingelerveld? Prefereert de regering overigens in zijn algemeenheid (sterke) landelijke gemeenten die qua karakter en problematiek overeenkomen boven dergelijke gemeenten die juist gedifferentieerd zijn op dit punt?

De samenvoeging van de huidige gemeenten Diever, Dwingeloo, Vledder, Havelte en het grootste deel van de gemeente Ruinen, heeft de instemming van de leden van de D66-fractie.

Centrale regie door één gemeente over de Nationale parken in dit deel van Drenthe is zeer belangrijk.

Deze leden vragen zich af wat de regering zou vinden van de suggestie om de gemeente Ruinen uit de beoogde gemeente Westerveld te nemen en toe te voegen aan een extra plattelandsgemeente De Wolden?

Naar de mening van de fractie van GroenLinks wordt ook de nieuw te vormen gemeente Westerveld, gegeven de kleinschalige structuur van het Drentse platteland, wel erg groot. Hier zouden de leden van de fractie van GroenLinks de voorkeur hebben gegeven aan de variant van De Wolden. Niet alleen het duidelijke draagvlak bij de bevolking voor deze variant, maar ook argumenten van inhoudelijke aard geven deze voorkeur in. Wil de regering de voors en tegens van een gemeente De Wolden nog eens goed tegen elkaar afwegen en daarbij ook de argumenten wegen die door de Vereniging Dorpsbelangen Echten naar voren zijn gebracht. Klopt het bijvoorbeeld dat bij samenvoeging van Echten met Hoogeveen de basisschool in Echten zal worden opgeheven?

De leden van de RPF-fractie zijn het oneens met de samenvoeging van de gemeenten Diever, Dwingeloo, Vledder, Havelte en een groot deel van Ruinen. Hoewel deze gemeenten qua karakter en problematiek in grote mate overeenkomen, lijkt het de leden dat er een betere oplossing mogelijk is. Deze leden waarderen het dat alle nationale parken in dit deel van Drenthe in een gemeente worden ondergebracht, maar vinden het daardoor nog geen reden om de gemeente Ruinen te splitsen. Deze leden hebben grote voorkeur voor de al eerder genoemde vorming van de plattelandsgemeente De Wolden.

De leden van de SGP-fractie hebben bij hun opmerkingen over de nieuwe gemeente Hoogeveen al aangegeven dat zij bezwaren hebben tegen de opsplitsing van de huidige gemeente Ruinen en dat zij pleiten voor een plattelandsgemeente De Wolden. Deze leden vragen de regering concreet aan te geven waarom de vorming van een extra landelijke gemeente grote afbreuk zou doen aan de kracht en samenhang van de beoogde gemeente Westerveld. Daarnaast vragen zij waarom het precies een probleem zou kunnen zijn indien de nationale parken niet geheel binnen een gemeente zijn ondergebracht.

Met betrekking tot de begrenzingen vragen de leden van de SGP-fractie graag een reactie op de voorstellen van de gemeentebesturen van Diever, Dwingeloo, Havelte en Vledder.

De leden van de GPV-fractie vragen een nadere onderbouwing van het standpunt, dat vorming van een gemeente De Wolden, met inbegrip van de gemeente Ruinen, een te grote afbreuk zou doen aan de kracht en samenhang van de gemeente Westerveld. Het gaat hierbij ook zonder Ruinen om een zeer omvangrijke gemeente met een grote onderlinge samenhang. Welke specifieke problemen zouden dan ontstaan, waaraan een iets kleinere gemeente Westerveld onvoldoende weerstand zou kunnen bieden?

3.4. Datum van herindeling, tussentijdse verkiezingen en naamgeving van gemeenten

De leden van de VVD-fractie stemmen in met de herindeling per 1 januari 1998.

In het algemeen willen deze leden het volgende aan de orde stellen. Bij het proces van gemeentelijke herindeling blijkt dat gemeenten in een vroegtijdig stadium samenwerken om de herindeling voor te bereiden. De finale besluitvorming heeft dan evenwel nog niet plaatsgevonden. Tijdens de procedure zijn wijzigingen mogelijk, met alle gevolgen van dien voor de samenwerking. Ligt het niet meer voor de hand, dat gemeenten pas overgaan tot samenwerking op het moment dat daadwerkelijk tot herindeling is besloten? Deze leden erkennen dat deze procedure vertraging van het herindelingsproces tot gevolg kan hebben. Toch vragen zij de regering daarop te reageren. Gaarne krijgen zij meer inzicht in de mogelijkheden daartoe en de eventuele problemen die daarbij aan de orde zijn.

Het tijdstip van de verkiezingen vinden de leden van de D66-fractie wat aan de late kant, maar formeel juist. De ervaringen in Brabant laten zien dat spoedprocedures niet ideaal zijn. Het legt een te grote druk op de vorming van gemeenteraden, Colleges van B en W, en de benoeming van burgemeesters.

De naamgeving van de nieuwe gemeenten is in eerste instantie een zaak van de betrokken gemeenten zelf. De regering heeft hier de juiste procedure gevolgd, waarop niets valt aan te merken. Slechts bij wijze van bescheiden suggestie spreken de leden van de D66-fractie de hoop uit dat het in een aantal gevallen slechts om werknamen gaat en dat in de naamgeving voldoende recht aan historische traditie wordt gedaan. Maar nogmaals: het is een recht voorbehouden aan gemeenten.

  • 4. 
    Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie vernemen gaarne van de regering wat de financiële consequenties zullen zijn van de voorgestelde herindeling voor de individuele burgers en de bedrijven in de betreffende gemeenten, bijvoorbeeld in het kader van gemeentelijke heffingen en OZB.

Het uitgangspunt van de provincie de financiële positie van gemeenten niet als criterium te hanteren bij de keuze voor de samenvoeging van gemeenten in het kader van deze herindeling is in beginsel juist. De

relatieve slechte financiële situatie van een gemeente mag geen beletsel zijn voor herindeling.

Het draagvlak van een nieuw te vormen gemeente speelt echter wel een rol. Het is naar de mening van de leden van de D66-fractie dan ook juist dat de provincie de financiële gevolgen van de herindeling voor de beoogde gemeenten heeft onderzocht en geanalyseerd.

De leden van de D66-fractie concluderen op basis van deze informatie dat de financiële levensvatbaarheid van de nieuw te vormen gemeenten lijkt te zijn gegarandeerd, te meer daar ook de Raad voor de Gemeente-financiën (inmiddels de Raad voor de Financiële Verhoudingen) tot dezelfde conclusie komt.

De leden van de D66-fractie dringen in dit verband nogmaals aan op spoedige afhandeling van wetsvoorstel, zodat gemeenten nog kunnen profiteren van de verfijning wijziging gemeentelijke herindeling.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de gemeentelijke herindeling onder het regime van de nieuwe Financiële-verhoudingswet direct geconfronteerd wordt met een behoorlijke daling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Zij vinden het, gegeven deze omstandigheid, redelijk dat gebruik gemaakt wordt van de overgangsmaatregel verfijning wijziging gemeentelijke indeling. Vanwege het feit dat deze leden in dit verslag voorstellen hebben gedaan voor de vorming van twee extra plattelandsgemeenten zien zij graag een tabel met de financiële gevolgen hiervan tegemoet.

Een aantal gemeentebesturen heeft de aandacht gevraagd voor een zogenaamde ingroei-variant met betrekking tot heffing van OZB. De leden van de SGP-fractie constateren dat aan dit aspect in de memorie van toelichting geen aandacht is geschonken. Graag zien zij een standpunt van de regering op dit onderdeel tegemoet.

De voorzitter van de commissie, De Cloe

De griffier voor dit verslag, Van Hezik

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.