Brief minister over het beleid inzake het landelijk parket van het Openbaar Ministerie (OM) - Reorganisatie van het openbaar ministerie

Deze brief is onder nr. 8 toegevoegd aan dossier 24034 - Reorganisatie van het openbaar ministerie.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Reorganisatie van het openbaar ministerie; Brief minister over het beleid inzake het landelijk parket van het Openbaar Ministerie (OM) 
Document­datum 23-02-1996
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST13215
Kenmerk 24034, nr. 8
Van Justitie (JUS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1995–1996

24 034

Reorganisatie van het openbaar ministerie

Nr. 8

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 23 februari 1996

In deze brief informeer ik u over het beleid inzake het landelijk parket van het Openbaar Ministerie (OM). Dit naar aanleiding van de toezegging aan uw Kamer bij brief van 23 mei 1995 inzake het plan van aanpak reorganisatie OM (Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 034, nr. 3, blz. 3).

De wens om binnen de organisatie van het OM te komen tot oprichting van een landelijk parket is gelegen in de noodzaak structureel invulling te geven aan de gezagsuitoefening over het landelijk rechercheteam (LRT) en de behandeling van strafzaken die uit de LRT-onderzoeken voortvloeien. Daarnaast heeft het landelijk parket een beleidsondersteunende functie voor het OM op het gebied van de criminaliteitsbestrijding, in het bijzonder ten aanzien van de georganiseerde misdaad.

Het LRT, waarover uw Kamer is geïnformeerd bij brief van 10 november 1995 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 22 838, nr. 15) zal onder gezag staan van de hoofdofficier van justitie, hoofd van het landelijk parket. Teneinde door het OM reeds adequaat sturing te kunnen geven aan de oprichting van het LRT, is op 1 juni 1995, vooruitlopend op de totstandkoming van het landelijk parket, het Landelijk Bureau OM (LBOM) operationeel geworden. De executieve taak van het landelijk parket zal in het bijzonder omvatten de leiding over de door het LRT uit te voeren opsporingsonderzoeken, de voorbereiding van de selectie van die onderzoeken alsmede de vervolging van de uit die onderzoeken voortvloeiende strafzaken. In verband met de uitvoering van de executieve taak zal het LBOM geleidelijk maar zo spoedig mogelijk transformeren tot het beoogde landelijk parket.

Binnen de nieuwe structuur van het OM zal het landelijk parket naast de 19 arrondissementsparketten en de vijf ressortsparketten dan één van de in totaal 25 parketten zijn. Zoals in het plan van aanpak is vermeld gaat het om parketten die alle in gelijke zin ondergeschikt zijn aan het College van procureurs-generaal.

Naast de uitoefening van de executieve taak zal het landelijk parket, anders dan de overige parketten, zijn belast met een aantal landelijke beleidstaken. Het betreft met name het coö rdineren van de uitvoering van majeure rechtshulpverzoeken, het verbeteren en onderhouden van de structuur ter verkrijging van een permanent landelijk criminaliteitsbeeld, het voorbereiden van de prioriteitsstelling door het College van procureurs-generaal – op advies van het Coördinerend Beleids Overleg (CBO) – ten aanzien van LRT- en kernteamonderzoeken, de ondersteuning van de centrale toetsingscommissie (CTC), de ondersteuning van het proces van deskundigheidsbevordering van OM en politie op het terrein van het optreden tegen de georganiseerde misdaad alsmede het ondersteunen van de PG portefeuillehouder zware en georganiseerde criminaliteit. Bij het landelijk parket zijn tevens ondergebracht de reeds bestaande functies van de drie landelijke officieren van justitie voor de beleidsterreinen melding ongebruikelijke transacties, terreurbestrijding/BVD en CRI/CID. Ook zijn aan het landelijk parket toegevoegd de secretariaten van het CBO en de centrale toetsingscommissie (CTC).

De instelling van het landelijk parket vergt op een aantal punten wetswijziging. Allereerst zijn institutionele (organisatorische en rechtspositionele) bepalingen noodzakelijk om het landelijk parket in te bedden in de OM-organisatie. In lijn met hetgeen voor de andere parketten zal worden geregeld, zal ook de positie van de hoofdofficier van justitie, hoofd van het landelijk parket, als integraal manager wettelijk moeten worden vastgelegd. Specifiek punt van aandacht vormt de regeling van de relatieve competentie in het Wetboek van Strafvordering. In het belang van een doeltreffende strafvervolging is het wenselijk wettelijke voorzieningen te treffen opdat het landelijk parket de uit het LRT-onderzoek voortvloeiende strafzaken kan aanbrengen bij één of meer (gespecialiseerde) rechtbanken. Dit zou kunnen zijn de rechtbank in het arrondissement Rotterdam (plaats van vestiging van het landelijk parket) dan wel één of meer rechtbanken in de arrondissementen waar de kernteams zijn gelocaliseerd. De hiervoor noodzakelijke wetswijzigingen worden in samenhang met het pakket van wettelijke maatregelen in verband met de reorganisatie van het openbaar ministerie voorbereid, maar zullen in een afzonderlijk wetsvoorstel worden ondergebracht. Daarbij zal er naar worden gestreefd de wettelijke voorzieningen ten behoeve van het landelijk parket gelijktijdig met de wetgeving inzake de reorganisatie van het OM in werking te laten treden. Laatstbedoelde wetgeving zal overigens naar verwachting in de loop van de volgende maand in consultatie worden gegeven. In afwachting van een specifieke wettelijke voorziening zullen de strafzaken door de officieren van justitie van het LBOM worden aangebracht bij de daarvoor competente rechtbanken.

Zij zullen daarbij optreden onder het gezag van het hoofd van het LBOM; het College van Procureurs-Generaal zal op basis van artikel 140, lid 2 SV. een daartoe strekkende instructie vaststellen. De officieren zullen deze zaken overigens wel zelf behandelen. Daartoe zijn zij reeds nu landelijk bevoegd.

Overigens zijn voor het LRT inmiddels de eerste onderzoeken geselecteerd door het College van procureurs-generaal, op voordracht van het CBO. Zij vloeien voort uit activiteiten van de afdeling FINPOL van de divisie CRI van het Korps landelijke politiediensten en uit een majeur internationaal rechtshulpverzoek.

Met de voorbereiding van de onderzoeken is een aanvang gemaakt. De aard van deze onderzoeken is in overeenstemming met de taakstelling van het LRT.

Bij brief van 1 februari 1996 is het verslag van de Enquêtecommissie Opsporingsmethoden, getiteld «Inzake opsporing», aangeboden aan de

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De conclusies en aanbevelingen van de commissie, welke betrekking hebben op het landelijk parket van het openbaar ministerie, zullen worden betrokken bij de reactie van de regering op het eindrapport van de Enquêtecommissie.

De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.