Een gedenkwaardige dag

18 november 2005, column Bert van den Braak

Zouden we 20 november niet tot een herdenkingsdag moeten maken? U vraagt zich wellicht af: 20 november, wat gebeurde er op die dag? Wel nu, op 20 november 1945, 60 jaar geleden, was er na ruim vijf jaar weer een volwaardig en voltallig parlement. Die dag, zes jaar nadat zij dit voor het laatst had gedaan, opende koningin Wilhelmina in de Ridderzaal de zitting van de Staten-Generaal door het uitspreken van de troonrede.

Zij begon die rede met de woorden:

"Gevoelens van diepe bewogenheid mengen zich met die van vreugde en erkentelijkheid nu ik na zes jaren van bittere scheiding weer in uw midden verschijn."

De openingsplechtigheid was sober. Zo kwamen koningin en haar gevolg per auto naar de ridderzaal. Ambtskostuums, zoals die vóór 1940 steeds werden gedragen door ministers en vele Kamerleden, waren vervangen door donkere pakken.

Er was bovendien nog sprake van de Voorlopige Staten-Generaal, omdat er nog geen verkiezingen waren geweest. Na de bevrijding in mei had het tot eind september geduurd voor de in 1937 gekozen Tweede Kamer weer bijeenkwam. Een maand later volgde de Eerste Kamer. Beide Kamers waren nog niet voltallig. Tijdens de oorlog waren leden overleden of hadden leden ontslag genomen en de acht NSB'ers, die waren weggezuiverd, mochten niet terugkeren. De Tweede Kamer telde slechts 76 leden (van de 100) en de Eerste Kamer 34 (van de 50).

Deze tijdelijke Staten-Generaal miste echter belangrijke rechten, zoals het recht van interpellatie en recht van enquête. Zij was alleen bijeengeroepen om het wetsvoorstel Voorlopige Staten-Generaal te behandelen. Op aandrang van met name de antirevolutionairen mocht de Tweede Kamer zich later ook nog bezighouden met de toestand in Nederlands-Indië en met het Handvest voor de Verenigde Naties.

Het wetsvoorstel Voorlopige Staten-Generaal regelde de wijze waarop de vacatures moesten worden opgevuld. Het in juni 1945 aangetreden kabinet-Schermerhorn koos voor een systeem van benoeming uit tweetallen door een commissie. De partijpolitieke verhoudingen uit 1937 werden daarbij gerespecteerd. Voor de vacatures door het verdwijnen van de NSB'ers kwamen vertegenwoordigers van het voormalig verzet en een Indonesiër in aanmerking. Het gekozen systeem werd bestreden door de ARP. Die partij vond dat aanvulling op basis van de lijsten uit 1937 het dichtst aansloot bij de wetgeving. De controverse was de voornaamste reden waarom de ARP buiten het kabinet-Schermerhorn bleef.

In november 1945 waren de aanvullingen bekend en konden de nieuwe leden worden beëdigd. Tot de nieuwbenoemde Tweede-Kamerleden behoorden latere politieke kopstukken als Burger, Smallenbroek, De Kort, Korthals, Wagenaar en Freule Wttewaall van Stoetwegen. Als vertegenwoordigers uit het verzet werden benoemd Frans Goedhart, Ch.J.A.M. ten Hagen (nadat H.M. van Randwijk had bedankt) en P.M. Heertjes. De Indonesiër Setyadjit kreeg gezelschap van zijn landgenoot Nico Palar, die zitting kreeg voor de SDAP. Als nieuwe leden van de Eerste Kamer verschenen onder anderen de dichter Donkersloot, D.U. Stikker en de communist Koejemans.

Hoewel er geen verkiezingen waren geweest en het parlement deels op basis van staatsnoodrecht tot stand was gekomen, kon toch worden gesproken van terugkeer van een echte volksvertegenwoordiging. Op 20 november 1945 herleefde anders gezegd de parlementaire democratie.

De laatste tijd wordt wel eens wat smalend gedaan over het parlement ('Haags gedoe'). Bij die kritiek is het goed om niet te vergeten dat er jaren zijn geweest waarin wij geen (parlementaire) democratie kenden; jaren van staatsterreur en discriminatie, zonder vrije meningsuiting en zonder het recht op partijvorming, vergadering en debat. Parlementaire democratie is - al mag er uiteraard over de invulling worden gediscussieerd - iets om te koesteren. Om de troonrede van koningin Wilhelmina nog eens te citeren:

"Te duur hebben wij onze vrijheid gekocht dan dat wij haar nu zouden misbruiken of verspillen".

20 november lijkt mij een goede dag om daarbij stil te staan.