Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 36200 - Miljoenennota 2023.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief regering; Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Document­datum 20-09-2022
Publicatie­datum 20-09-2022
Nummer KST362002
Kenmerk 36200, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022

2023

36 200

Nota over de toestand van 's rijks financiën

Nr. 2

NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN

Ontvangen 20 september 2022

INHOUDSOPGAVE

1    Budgettaire kerngegevens en plafondtoetsen    4

1.1    Budgettaire kerngegevens    4

1.2    Plafondtoetsen    5

1.3    Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen

Miljoenennota    21

2    Uitgaven en niet-belastingontvangsten    23

3    Inkomstenkader    32

4    De belasting - en premieontvangsten    40

6    EMU-saldo    63

7    EMU-schuld    68

8    Overheidsbalans    71

9    Fiscale regelingen    74

10    Toelichting op de fiscale regelingen    98

11    Accres Gemeentefonds en Provinciefonds    138

12    Overzicht risicoregelingen van het Rijk    147

13    Coalitieakkoordmiddelen op de aanvullende post    154

14    Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen    158

15    Europese begrotingsregels    160

16    Horizontale toelichting    163

Algemene Zaken en de Koning    165

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl. SG, HCvS, KR en BES-fonds)    166

Justitie en Veiligheid    168

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap    170

Financiën    172

Defensie (incl. DMF)    174

Infrastructuur en Waterstaat (incl. MF en DF)    176

Economische Zaken en Klimaat (incl. NGF)    179

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. DGF)    182

Sociale Zekerheid    183

Zorg    186

Gemeentefonds en Provinciefonds    188

Aanvullende Post Algemeen    192

17    Verticale toelichting    194

De Koning    195

Staten Generaal    197

Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten en de Kiesraad    199

Algemene Zaken    201

Koninkrijksrelaties    203

Buitenlandse Zaken    205

Justitie en Veiligheid    207

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties    210

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap    214

Nationale Schuld (Transactiebasis)    218

Financiën    221

Defensie    227

Infrastructuur en Waterstaat (incl. Mobiliteitsfonds en Deltafonds) 230 Economische Zaken en Klimaat    233

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit    238

Sociale Zaken en Werkgelegenheid    241

Volksgezondheid, Welzijn en Sport    248

Nationaal Groeifonds    251

Sociale Verzekeringen    254

Zorg    258

Gemeentefonds    261

Provinciefonds    264

Diergezondheidsfonds    266

Accres Gemeentefonds    268

Accres Provinciefonds    270

BES-fonds    272

Defensiematerieelbegrotingsfonds    272

Prijsbijstelling    277

Arbeidsvoorwaarden    278

Koppeling Uitkeringen    279

Homogene Groep Internationale Samenwerking    281

Consolidatie    288

18    Taakopdrachten IBO's    289

19    Integraal overzicht klimaat    303

20    Uitgavenoverzicht stikstof    310

21    Update Voorjaarsnota inzake herstel Toeslagen en Groningen:

schade en versterken    313

21.1    Bijlage Herstel Toeslagen    313

21.2    Bijlage Groningen Schade en Versterken    314

22    Uitgavenoverzicht Oekraïne    318

23    Corona    322

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2027 Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2023 366,4 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 395,0 miljard euro in 2023.

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

 

(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

322,4

349,2

366,4

399,6

411,3

427,9

443,2

Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

315,9

339,2

372,6

399,7

424,0

437,6

453,2

Rijksbegroting

152,0

155,1

161,5

169,9

181,0

180,1

184,7

Sociale zekerheid

87,8

89,1

99,7

105,1

111,9

117,4

123,2

Zorg

76,1

81,1

89,4

95,0

99,6

105,0

109,9

Investeringen

0,0

13,8

22,0

29,7

31,5

35,2

35,5

Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven)

31,1

15,3

5,2

0,2

0,1

0,0

0,0

Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo

  • - 
    1,1

2,3

17,2

22,6

11,8

11,3

10,7

Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

345,8

356,8

395,0

422,5

435,9

448,9

463,9

EMU-saldo centrale overheid

  • - 
    23,4
  • - 
    7,6
  • - 
    28,5
  • - 
    22,9
  • - 
    24,6
  • - 
    21,0
  • - 
    20,7

EMU-saldo decentrale overheden

1,5

  • - 
    1,0
  • - 
    1,0
  • - 
    1,1
  • - 
    1,1
  • - 
    1,2
  • - 
    1,2

EMU-saldo collectieve sector

  • - 
    21,9
  • - 
    8,5
  • - 
    29,6
  • - 
    24,0
  • - 
    25,7
  • - 
    22,1
  • - 
    21,8

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

  • - 
    2,5%
  • - 
    0,9%
  • - 
    3,0%
  • - 
    2,3%
  • - 
    2,4%
  • - 
    2,0%
  • - 
    1,9%

EMU-schuld collectieve sector

448,1

464,4

491,7

515,3

541,5

563,7

586,6

EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)

52,1%

49,8%

49,5%

49,6%

50,0%

50,2%

50,4%

Bruto binnenlands product (bbp)

861

933

994

1.039

1.084

1.123

1.164

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 7,6 miljard euro in 2022 en 28,5 miljard euro in 2023. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 1 miljard euro in 2022 en 1 miljard euro in 2023. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 8,5 miljard euro in 2022 en 29,6 miljard euro in 2023. Dit komt overeen met respectievelijk - 0,9% en - 3,0% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2023 een niveau van 49,5% van het bbp.

1.2 Plafondtoetsen

Het kabinet stuurt in zijn begrotingsbeleid op de uitgavenplafonds die voor ieder jaar van de kabinetsperiode zijn vastgesteld. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven en hoeft niet maximaal benut te worden. Voor het grootste deel van de rijksuitgaven geldt dit uitgavenplafond. In deze paragraaf toetst het kabinet of de verwachte uitgaven onder het vooraf afgesproken uitgavenplafond blijven in de kabinetsperiode. De uitgavenplafonds van het huidige kabinet zijn vastgesteld in de Voorjaarsnota 2022. Het jaar 2022 is het eerste jaar in de huidige kabinetsperiode en daarmee ook het eerste jaar waarvoor een uitgavenplafond is afgesproken. Het uitgavenplafond is onderverdeeld in de vier deelplafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen.

Tabel 1.2 laat zien dat het niveau van de begrote uitgaven in 2022 5,4 miljard euro lager ligt dan het totale uitgavenplafond in 2022. De uitgaven onder de deelplafonds Rijksbegroting, Sociale zekerheid en Zorg zijn in 2022 lager dan de afgesproken deelplafonds. Voor 2023 tot en met 2025 laat de totaal-plafondtoets een overschrijding zien van opgeteld 4,4 miljard euro. De onderschrijding in 2022 komt vooral door hogere gasbaten en het inboeken van taakstellende onderuitputting. Beide posten worden ingezet om de stijgende rente-uitgaven te dekken en de koopkracht te verbeteren voor 2023 en verder.

De grootste mutaties per deelplafond worden in deze paragraaf verder toegelicht. In Verticale toelichting en in de departementale ontwerpbegrotingen worden de mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota 2022 in meer detail toegelicht.

Tabel 1.2 Plafondtoetsing totaalplafond en deelplafonds

 

(in miljarden euro, min = onderschrijding)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal uitgavenplafond reguliere uitgaven

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

344,6

371,0

399,0

421,9

   

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

339,2

372,6

399,7

424,0

437,6

453,2

Over-/onderschrijding

  • - 
    5,4

1,6

0,7

2,1

   

Rijksbegroting reguliere uitgaven

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

159,6

162,9

171,6

179,9

   

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

155,1

161,5

169,9

181,0

180,1

184,7

Over-/onderschrijding

  • - 
    4,5
  • - 
    1,4
  • - 
    1,7

1,1

   

Sociale zekerheid reguliere uitgaven

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

89,2

96,2

102,6

110,6

   

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

89,1

99,7

105,1

111,9

117,4

123,2

Over-/onderschrijding

  • - 
    0,1

3,4

2,5

1,3

   

Zorg reguliere uitgaven

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

82,1

89,9

95,2

99,9

   

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

81,1

89,4

95,0

99,6

105,0

109,9

Over-/onderschrijding

  • - 
    1,0
  • - 
    0,5
  • - 
    0,2
  • - 
    0,3
   

Investeringen reguliere uitgaven

Uitgavenplafond reguliere uitgaven

13,6

21,9

29,6

31,6

   

Uitgavenniveau reguliere uitgaven

13,8

22,0

29,7

31,5

35,2

35,5

Over-/onderschrijding

0,2

0,1

0,2

0,0

   

1.2.1 Plafondtoets Rijksbegroting

 

Tabel 1.2.1 Ontwikkeling uitgaven plafond Rijksbegroting

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022

156.361

160.928

169.713

177.889

   

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen

  • 75

529

548

598

761

516

3 Loon- en prijsontwikkeling

6

1.883

1.588

1.620

1.614

1.486

4 Oekraïne uitgaven

306

183

0

0

0

0

5 Norg Akkoord

2.971

  • 610
  • 203
  • 230

0

0

6 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

0

0

0

0

  • 106
  • 126

7 Overige plafondcorrecties

  • 2
  • 3
  • 2

0

0

0

8 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1 t/m 7)

159.566

162.909

171.643

179.877

   

9 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022

 

156.361

160.928

169.713

177.889

176.560

182.140

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:

             

10 Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen

 
  • 75

529

548

598

761

516

11 Loon- en prijsontwikkeling

 

6

1.883

1.588

1.620

1.614

1.486

12 Oekraïne uitgaven

 

306

183

0

0

0

0

13 Norg Akkoord

 

2.971

  • 610
  • 203
  • 230

0

0

14 Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

 

0

0

0

0

  • 106
  • 126

15 Overige plafondcorrecties

 
  • 2
  • 3
  • 2

0

0

0

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

             

16 Koopkrachtpakket juli

 

247

  • 250

0

0

0

0

17 Koopkrachtpakket augustus

 
  • 407

1.875

452

381

437

457

18 BNI-bijstelling HGIS

 

28

19

20

20

20

20

19 EU-afdrachten

 
  • 40
  • 211
  • 133
  • 128
  • 139
  • 163

20 Dividenden staatsdeelnemingen

 
  • 20
  • 40
  • 30

0

25

35

21 Rente-uitgaven

 

383

1.947

1.049

1.015

1.071

1.071

22 Gasbaten

 
  • 2.470
  • 4.302
  • 3.085
  • 971
  • 385
  • 35

23 Asiel

 

183

189

95

176

184

182

24 Medeoverheden

 

0

0

0

0

1.100

0

25 Kasschuiven

 
  • 196

1.410

327

583

  • 1.031
  • 1.094

26 Taakstellende onderuitputting

 
  • 2.100
  • 2.100
  • 500

0

0

0

27 Accres Gemeentefonds, Provinciefonds en BCF

 
  • 41
  • 18

7

17

0

4

28 Extrapolatie

 

0

0

0

0

0

155

29 Diversen

 
  • 37

55

50

38

22

3

30 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 9 t/m 29)

 

155.098

161.484

169.895

181.008

180.134

184.650

 

31    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022

32    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023

:=9-1)

(=30-8)

0

  • - 
    4.469

0

  • - 
    1.425

0

  • - 
    1.748

0

1.131

   

33    Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023

34    Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=30+33)

 

17.549

172.647

4.867

166.352

162

170.057

70

181.078

  • - 
    13

180.121

  • - 
    17

184.633

De toets op het deelplafond Rijksbegroting laat een verwachte onder-schrijding van het plafond zien van 4.469 miljoen euro in 2022. Deze is ontstaan sinds het definitief vaststellen van de plafonds bij Voorjaarsnota 2022. Een onderschrijding treedt ook op in 2023 en 2024, met respectievelijk 1.425 miljoen euro en 1.748 miljoen euro. In 2025 is er een overschrijding van 1.131 miljoen euro. De onderschrijding in 2022 tot en met 2024 komt grotendeels voort uit een ontvangstenmeevaller bij de gasbaten en het inboeken van taakstellende onderuitputting. Beide posten worden ingezet om de stijgende rente-uitgaven te dekken en de koopkracht te verbeteren voor 2023 en verder.

  • 10. 
    Overboekingen met Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen

De overboekingen tussen deelplafond Rijksbegroting en de andere deelpla-fonds leiden tot een bijstelling van het deelplafond Rijksbegroting. Deze bijstelling van het plafond is gelijk aan de omvang van de overboekingen.

  • 11. 
    Loon- en prijsontwikkeling

De uitgavenraming voor loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

  • 12. 
    Oekraïne uitgaven

De uitgaven die direct samenhangen met de oorlog in Oekraïne worden buiten het uitgavenplafond verwerkt, met uitzondering van de kosten die vanuit bestaande budgetten worden gedekt. Bij een aantal regelingen is dit gedaan middels een correctie van het uitgavenplafond. Dit geldt bijvoorbeeld voor uitgaven die verband houden het onderwijs aan ontheemden en de kosten die verband houden met de zorg aan onverzekerden. In Uitgavenoverzicht Oekraïne is een uitgavenoverzicht voor Oekraïne uitgaven opgenomen.

  • 13. 
    Norg Akkoord

Het Norg Akkoord regelt dat in de gasopslag Norg niet langer Groningengas wordt opgeslagen, maar geconverteerd hoogcalorisch gas (pseudo-Gronin-gengas). Hierdoor is het mogelijk de gaswinning in Groningen te verlagen. De totale kosten van het Norg Akkoord vallen door de gestegen gasprijs hoger uit. In de Startnota 2022 besloot het kabinet de kosten voor Norg eenmalig met een plafondcorrectie te verwerken. Dit is bij Voorjaarsnota 2022 gedaan. Vanwege de grote fluctuaties in de gasprijzen wordt het saldo van deze uitgaven en niet-belastingontvangsten nogmaals via een plafondcorrectie verwerkt. De niet-belastingontvangsten gerelateerd aan het Norg Akkoord bestaan uit ontvangsten op grond van de Mijnbouwwet en ontvangsten uit dividenden van EBN.

  • 14. 
    Macro-economische mutaties na kabinetsperiode

Volgens de begrotingsregels worden macro-economische uitgavenmutaties na de kabinetsperiode niet betrokken in de besluitvorming. Zo wordt voorkomen dat deze beslag leggen op de budgettaire ruimte van het volgende kabinet. Het betreft hier de macro-economische doorwerking op de middelen voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) en op de rente.

  • 15. 
    Overige plafondcorrecties

Deze post bevat enkele kleine correcties tussen niet-plafondrelevante en plafondrelevante uitgaven.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 16. 
    Koopkrachtpakket juli

In juli is besloten de energietoelage voor huishoudens te verhogen. De extra uitgaven in 2022 zijn gedeeltelijk gedekt met de gestegen gasbaten in 2023.

  • 17. 
    Koopkrachtpakket augustus

Deze post betreft het uitgavendeel onder het plafond Rijksbegroting van het koopkrachtpakket waartoe het kabinet in augustus heeft besloten. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 2.2.1 van de Miljoenennota.

  • 18. 
    BNI-bijstelling HGIS

Conform de reguliere systematiek is het budget voor Official Development Assistance (ODA) van de HGIS bijgesteld op basis van de verwachte prijsontwikkeling van het BNI uit de meest recente CPB-raming (MEV). Dit leidt tot een meevaller van 28 miljoen euro in 2022, 19 miljoen euro in 2023 en een meevaller van 20 miljoen euro in 2024 en verder.

  • 19. 
    EU-afdrachten

De mutatie op de EU-afdrachten is een saldo van enkele mee- en tegenvallers. Op basis van de Lenteraming (de meest recente economische raming) heeft de Europese Commissie de EU-begroting voor de eigen middelen bijgesteld. Dit levert per saldo een meevaller op voor Nederland. De meevaller komt voort uit een actualisatie van de bni, btw, invoerrechten en de plasticafdrachten. Daarnaast heeft de Commissie de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord bijgesteld en is de jaarlijkse technische aanpassing van de Commissie verwerkt.

  • 20. 
    Dividenden staatsdeelnemingen

Een actualisatie van de dividendramingen van de staatsdeelnemingen geeft voor 2022, 2023 en 2024 een positieve bijstelling (respectievelijk 20, 40 en 30 miljoen euro hoger dan eerder voorzien). Voor de jaren 2026 en 2027 is de dividendraming naar beneden bijgesteld, met respectievelijk 25 en 35 miljoen euro.

  • 21. 
    Rente-uitgaven

In de MEV-raming van het CPB zijn de rentetarieven voor 2022 en 2023 opwaarts bijgesteld ten opzichte van het CEP Dit leidt tot een stijging van de rente-uitgaven van structureel 1,1 miljard euro per jaar. In de CEP-raming van komend voorjaar zal het CPB ook de rentestanden voor de periode vanaf 2024 bijstellen. Naar verwachting leidt dit tot een aanvullende tegenvaller. Als de huidige rentestand in 2023 doorgetrokken wordt naar latere jaren, leidt dit indicatief tot een aanvullende structurele tegenvaller van ongeveer 3 miljard euro per jaar. Richting de voorjaarsbesluitvorming zal het kabinet opties en maatregelen inventariseren om deze tegenvaller structureel in te passen.

  • 22. 
    Gasbaten

Door de onrust op de gasmarkt zijn de gasprijzen en daarmee ook de gasbaten van de Staat gestegen. Naar verwachting zullen de prijzen ook de komende jaren hoger liggen dan bij Voorjaarsnota 2022 werd verwacht. Hierdoor zullen ook de ontvangsten Mijnbouwwet en dividenden EBN de komende jaren hoger uitvallen.

  • 23. 
    Asiel

Om de asielopvangproblematiek op te lossen stelt het kabinet extra middelen beschikbaar om crisisopvang van asielzoekers en huisvesting en inburgering van statushouders te realiseren. In de periode tussen 2022 en 2027 gaat het om cumulatief ruim 1 miljard euro.

  • 24. 
    Medeoverheden

In aanloop naar een nieuwe financieringssystematiek voor gemeenten en provincies vanaf 2026 wordt eenmalig 1,1 miljard euro beschikbaar gesteld in 2026 voor het Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatie-fonds.

  • 25. 
    Kasschuiven

Sinds Voorjaarsnota 2022 is een aantal middelen vanuit 2022 doorgeschoven naar 2023. Ook zijn middelen geschoven tussen 2023 en latere jaren. Het gaat onder andere om kasschuiven op middelen voor toeslagen (1,2 miljard euro van 2022 naar latere jaren), een kasschuif voor TenneT (cumulatief 2,5 miljard euro uit 2026 en 2027 naar eerdere jaren) en een kasschuif voor de vooruitbetaling van het OV (1 miljard euro van 2023 naar 2022).

  • 26. 
    Taakstellende onderuitputting

Om extra middelen voor de augustusbesluitvorming mogelijk te maken is een aanvullende taakstellende onderuitputting ingeboekt voor de jaren 2022 tot en met 2024. Deze taakstellende onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling op de Aanvullende Post. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt valt de onderuitputting in de komende jaren waarschijnlijk hoger uit dan gebruikelijk. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat een deel van de middelen niet besteed zal worden.

  • 27. 
    Accres Gemeentefonds, Provinciefonds en BCF

Deze post bevat het accres voor het Gemeentefonds en Provinciefonds en de mutaties als gevolg van de voorlopige afrekening van het Btw-compen-satiefonds (BCF) voor 2022. Een verdere toelichting is opgenomen in bijlage 11 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds.

  • 28. 
    Extrapolatie

Dit betreft een correctie op de extrapolatie van de uitgaven voor het jaar 2027 zoals die bij Voorjaarsnota 2022 is vastgesteld. De correctie ziet onder andere op een aflossing van de lening aan Griekenland die ten onrechte als plafondrelevant is geboekt.

  • 29. 
    Diversen

De post diversen bevat het saldo van de resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen.

  • 33. 
    Uitgavenniveau corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Een verdere uitsplitsing van de steunmaatregelen is opgenomen in

1.2.2 Plafondtoets Sociale Zekerheid

Tabel 1.2.2 Ontwikkelingen uitgaven plafond Sociale zekerheid

 

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022

89.807

96.128

102.401

110.068

   

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Overboekingen met andere uitgavenplafonds

  • 78
  • 175
  • 174
  • 172
  • 142
  • 170

3 Nominale ontwikkeling

0

808

877

1.088

1.234

1.436

4 Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

  • 538
  • 577
  • 489
  • 376
  • 264
  • 83

5 Oekraine uitgaven

42

51

0

0

0

0

6 Overige plafondcorrecties

1

  • 4
  • 4
  • 4
  • 4
  • 4

7 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1    t/m 6)    89.235    96.231    102.611    110.605

8 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022

89.807

96.128    102.401    110.068    115.427    120.950

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:

9 Overboekingen met andere uitgavenplafonds

10    Nominale ontwikkeling

11    Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

12    Oekraine uitgaven

13    Overige plafondcorrecties

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

14    Versnelde verhoging wettelijk minimumloon

15    Verlaging IOAOW

16    Verhoging kinderopvangtoeslag naar 96 procent

17    Verhoging Wet kindgebonden budget (WKB)

18    Caribisch Nederland Koopkracht

19    Wajong

20    Kinderopvangtoeslag

21    Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

22    Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)

23    Overige bijstellingen op basis van uitvoeringsinformatie en CPB-raming

24    Inzet loon en prijsbijstelling

25    Maatregelen sociaal-medische beoordelingen

26    Dekking maatregelen sociaal medische beoordelingen

27    Diversen

 
  • 78
  • 175
  • 174
  • 172
  • 142
  • 170

0

808

877

1.088

1.234

1.436

  • 538
  • 577
  • 489
  • 376
  • 264
  • 83

42

51

0

0

0

0

1

  • 4
  • 4
  • 4
  • 4
  • 4
 

3

3.057

2.046

846

816

794

0

  • 496
  • 151

0

0

0

0

0

6

80

102

113

65

732

485

248

134

133

0

12

3

1

1

1

  • 74
  • 66
  • 71
  • 74
  • 72
  • 58

135

162

156

251

223

202

  • 29
  • 58
  • 59
  • 59
  • 60
  • 60

19

52

53

54

56

56

  • 31

43

45

1

  • 18
  • 5
  • 12
  • 8
  • 15
  • 61
  • 69
  • 70

0

11

7

38

57

22

  • 67
  • 8
  • 8
  • 18
  • 19
  • 17
  • 7
  • 28
  • 32
  • 45
  • 45
  • 136

28 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 8 t/m 27)

89.108

99.655    105.080

111.878

117.357

123.195

29    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota    2022 (=8-1)    0    0    0    0

30    Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=28-7)    - 128    3.425    2.469    1.273

31    Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023    - 2.494    294    - 2    - 4    - 2    - 1

32    Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 28+31)    86.614    99.950    105.078    111.875    117.355    123.194

De toets op het deelplafond Sociale Zekerheid laat een onderschrijding zien van 128 miljoen euro in 2022 en een overschrijding van 3.421 miljoen euro in 2023. De overschrijding van het plafond Sociale Zekerheid loopt binnen de kabinetsperiode af naar 1.273 miljoen euro in 2025. De grootste oorzaak van de overschrijding is het (ten opzichte van Voorjaarsnota 2022) versneld invoeren van de verhoging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 en daar bovenop een extra verhoging (in totaal 3.057 miljoen euro in 2023). Dekking hiervoor is gevonden buiten het deelplafond Sociale Zekerheid, maar binnen het koopkrachtpakket in de zomer van 2022.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 9. 
    Overboekingen met andere uitgavenplafonds

Overboekingen met de uitgavenplafonds Rijksbegroting en Investeringen leiden tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid. De bijstelling van het plafond is gelijk aan de grootte van de overboekingen.

  • 10. 
    Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Hieronder valt o.a. ook het effect van de reguliere indexatie van de versnelde verhoging van het minimumloon op de gekoppelde uitkeringen. Conform begrotingsregels wordt het uitgavenplafond voor deze mutaties aangepast.

  • 11. 
    Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

In de begrotingsregels is vastgelegd dat het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt aangepast voor niet-beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Hierdoor hebben deze mutaties geen invloed op de ruimte onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV en gemeenten en op basis van de recente economische raming van het CPB zijn de ramingen van de WW- en bijstandsuitgaven neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022. Dit komt voornamelijk doordat het werkloosheidsniveau in 2022 en 2023 lager uitkomt dan verondersteld bij Voorjaarsnota.

  • 12. 
    Oekraïne uitgaven

Ontheemde Oekraïners kunnen, indien zij werken, aanspraak maken op kinderopvangtoeslag (ook indien iemand werkt en diegene een partner heeft buiten de EU), kinderbijslag en kindgebondenbudget. De uitgaven aan deze regelingen zijn opwaarts bijgesteld voor 2022, en het eerste en tweede kwartaal van 2023. Het uitgavenplafond is voor deze mutaties aangepast.

  • 13. 
    Overige plafondcorrecties

Door een toename van het aandeel eigenrisicodragers in de Ziektewet (ZW) nemen de uitgaven aan de Ziektewet af. Omdat tegelijkertijd ook de premieontvangsten voor de ZW afnemen, en er dus geen effect is op het overheids-saldo, wordt het uitgavenplafond Sociale Zekerheid neerwaarts bijgesteld.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 14. 
    Versnelde verhoging wettelijk minimumloon

Het bruto minimumloon wordt versneld verhoogd met 8,05 procent per 1 januari 2023. Hiermee wordt de volledige verhoging van 7,5 procent in drie stappen, zoals bij Voorjaarsnota besloten, naar voren gehaald en wordt het bruto minimumloon beleidsmatig verder verhoogd met 0,55 procent. Inclusief de reguliere indexatie per 1 januari 2023 stijgt het minimumloon per 1 januari 2023 met ruim 10 procent. De gehele verhoging wordt verwerkt door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen alle aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen automatisch mee, ook het zittend bestand in de loongerelateerde uitkeringen (WIA, WAO, WW, ZW en verlofregelingen). Dit leidt tot extra structurele uitkeringslasten. De mutaties ten opzichte van Voorjaarsnota zijn zichtbaar in de verticale toelichtingen bij begrotingshoofdstukken 15, 40 en 83.

  • 15. 
    Verlaging IOAOW

In de Voorjaarsnota is besloten om de AOW-uitkering te koppelen aan de beleidsmatige verhoging van het minimumloon. Ter dekking van deze koppeling is tevens besloten om de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) in drie stappen af te schaffen. De verhoging van het minimumloon wordt nu versneld doorgevoerd door middel van een AMvB. De IOAOW kan echter niet bij AMvB worden afgeschaft (dit vereist een wetswijziging). De IOAOW wordt daarom in 2023 en 2024 verlaagd naar 5 euro per maand en per 2025 afgeschaft.

  • 16. 
    Verhoging Kinderopvangtoeslag naar 96 procent

In het coalitieakkoord is afgesproken om vanaf 2025 de kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders vast te stellen op een vergoedingsper-centage van 95%. In aanvulling hierop heeft het kabinet besloten om dit vergoedingspercentage te verhogen naar 96%. Hierdoor behouden de laagste inkomens hun huidige vergoeding bij de hervorming naar een nieuw stelsel voor kinderopvang.

  • 17. 
    Verhoging Wet kindgebonden budget (WKB)

Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget per 2023. Deze verhoging ziet op drie onderdelen. Het bedrag voor het derde kind en verder wordt verhoogd, zodat deze gelijk is aan het bedrag voor het tweede kind (een verhoging van 105 euro). De rest van het budget wordt gelijk verdeeld over alle kindbedragen en de verhoging van de alleenstaande ouder-kop (ALO-kop). Dit verhoogt deze bedragen met 335 euro. Deze maatregel wordt geïmplementeerd in 2023 en wordt in de daaropvolgende jaren stapsgewijs afgebouwd. Per 2028 resteert structureel een verhoging van 100 miljoen euro van het kindgebonden budget.

  • 18. 
    Caribisch Nederland koopkracht

Ook in Caribisch Nederland is het noodzakelijk om koopkrachtmaatregelen te nemen. Dit wordt gedaan door per 1 januari 2023 de kinderbijslag extra te verhogen met 10 dollar per maand (bovenop de reeds voorgenomen verhoging van 10 dollar per maand) en de AOV in één keer te verhogen tot het niveau van het ijkpunt voor het sociaal minimum. De AOV-verhoging is daarmee een versnelling ten opzichte van het oorspronkelijke reeds voorgestelde tijdspad om de AOV deze kabinetsperiode op niveau te brengen. Tot slot wordt de energietoeslag van 1300 euro voor Europees Nederland doorvertaald naar Caribisch Nederland.

  • 19. 
    Wajong

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV worden de uitgaven aan de Wajong meerjarig naar beneden bijgesteld. De bijstelling schommelt tussen - 74 miljoen euro in 2022 en - 58 miljoen euro in 2027 Dit komt met name door een correctie van de rekenregels m.b.t. loondispensatie in het dit jaar herziene ramingsmodel. Daarnaast vallen de uitgaven lager uit doordat het aantal personen met een Wajong-uitkering naar verwachting afneemt. Hier tegenover staat wel een beperkte stijging van de gemiddelde uitkering doordat minder Wajong-gerechtigden arbeidsvermogen hebben en daardoor vaker een volledige Wajong-uitkering krijgen.

  • 20. 
    Kinderopvangtoeslag

Op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst en de recente economische raming van het CPB worden de uitgaven aan kinderopvangtoeslag meerjarig naar boven bijgesteld. De uitgaven worden naar boven bijgesteld door een verwachte toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang en van het aantal uren kinderopvang per kind. Dit heeft onder meer te maken met een lager geraamde werkloosheid ten opzichte van de raming bij de Voorjaarsnota. Per saldo stijgen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag met circa 200 miljoen euro in 2027

  • 21. 
    Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

Bij de eerste suppletoire begroting is de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) op het prijspeil van 2022 gebracht. Uiteindelijk is de inflatie lager uitgevallen dan eerder werd verwacht. Dit is gecorrigeerd en leidt tot lagere uitgaven aan de AKW oplopend tot 60 miljoen euro in 2027.

  • 22. 
    Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)

Op basis van de prognose van het UWV is de verwachte jaaruitkering bij de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO) naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere uitgaven aan de WBO oplopend tot 56 miljoen euro in 2027.

  • 23. 
    Overige bijstellingen op basis van uitvoeringsinformatie en CPB-raming Op basis van uitvoeringsinformatie van onder andere het UWV en de recente economische raming van het CPB zijn enkele overige regelingen bijgesteld. Hieronder vallen onder andere een meevaller op de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) oplopend tot 48 miljoen euro in 2027 en een tegenvaller op de uitvoeringskosten UWV oplopend tot

44 miljoen euro in 2027.

  • 24. 
    Inzet loon- en prijsbijstelling

Op basis van uitvoeringsinformatie en de recente CPB-raming is er sprake van een per saldo tegenvaller onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Een deel van de dekking hiervoor wordt gevonden door inzet van middelen voor loon- en prijsbijstelling.

  • 25. 
    Maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. Door deze maatregelen komen de uitgaven aan uitkeringslasten cumulatief 135 miljoen euro hoger uit.

  • 26. 
    Dekking maatregelen sociaal-medische beoordelingen

Het kabinet neemt op korte termijn drie tijdelijke maatregelen om urgente problematiek te verminderen ten aanzien van de mismatch tussen vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen bij UWV. De extra uitgaven die hiermee samenhangen worden gedekt uit het budget voor uitvoeringskosten op de SZW-begroting.

  • 27. 
    Diversen

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om terugontvangsten van UWV en SVB in 2022 naar aanleiding van de afrekening over 2021.

  • 31. 
    Uitgavenniveau corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 diverse (nood)maatregelen genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Het grootste deel van de corona-uitgaven in 2022 en 2023 is bedoeld voor de afwikkeling van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). De komende jaren vinden hiervan de definitieve vaststellingen plaats. Ieder jaar vindt tussen SZW en UWV een afrekening per NOW-tranche plaats, waarbij het door SZW aan UWV beschikbaar gestelde bedrag voor de uitbetaling van NOW-subsidies wordt vergeleken met wat op dat moment de inschatting is van de totale NOW-uitgaven per tranche (dat wil zeggen nadat alle vaststellingen hebben plaatsgevonden). In 2022 heeft SZW geld ontvangen van het UWV. Dit komt grotendeels doordat bedrijven tot dusver meer moeten terugbetalen dan eerder verwacht. In 2023 betaalt SZW naar verwachting per saldo na aan het UWV. Daarnaast loopt er nog ander corona-gerelateerd beleid. In totaal staat het saldo op - 2,5 miljard euro in 2022 (negatief vanwege per saldo terugontvangsten) en op 0,3 miljard euro in 2023.

1.2.3 Plafondtoets Zorg

Tabel 1.2.3 Ontwikkelingen uitgaven plafond Zorg

 

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022

82.140

88.273

93.397

97.978

   

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen

  • 5
  • 324
  • 275
  • 272
  • 270
  • 125

3 Loon- en prijsontwikkeling

0

1.965

2.065

2.171

2.277

2.329

4 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 1 t/m 3)

82.135

89.913

95.187

99.876

   
 

5 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022

82.140

88.273

93.397

97.978

103.227

108.137

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:

           

6 Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen

  • 5
  • 324
  • 275
  • 272
  • 270
  • 125

7 Loon- en prijsontwikkeling

0

1.965

2.065

2.171

2.277

2.329

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

           

8 Actualisatie Wlz

  • 125

139

22

22

22

22

9 Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord

0

  • 200
  • 200
  • 200
  • 200
  • 200

10 Actualisatie Zvw

  • 722
  • 110
  • 110
  • 110
  • 110
  • 110

11 Eigen risico Zvw

65

  • 11
  • 11
  • 3
  • 2
  • 2

12 Eigen bijdragen Wlz

  • 42
  • 47
  • 51
  • 166
  • 174
  • 181

13 Kasschuiven

  • 195
  • 330

138

163

194

29

14 Diversen

5

35

35

5

5

5

15 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 5 t/m 15)

81.120

89.389

95.011

99.587

104.969

109.905

 

16 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (= 5-1)

0

0

0

0

   

17 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (= 15-4)

  • - 
    1.015
  • - 
    524
  • - 
    177
  • - 
    289
   

18 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023

274

43

0

0

0

0

19 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (= 15+18)

81.393

89.432

95.011

99.587

104.969

109.905

De toets op het uitgavenplafond Zorg laat een onderschrijding zien van 1 miljard euro in 2022. Deze onderschrijding is ontstaan sinds het definitief vaststellen van de plafonds bij Voorjaarsnota 2022. Een onderschrijding treedt ook op in 2023, 2024 en 2025, met respectievelijk 524 miljoen euro, 177 miljoen euro en 289 miljoen euro. De onderschrijdingen komen voornamelijk door de actualisaties in de Wlz en de Zvw en de aanpassing van de basis naar aanleiding van het Integraal Zorgakkoord.

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 6. 
    Overboekingen met Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Investeringen Het uitgavenplafond Zorg wordt verlaagd als gevolg van overboekingen naar het uitgavenplafond Rijksbegroting.

7 Loon- en prijsontwikkeling

De uitgavenraming voor de loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 8. 
    Actualisatie Wlz

Op basis van de brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader worden de uitgaven bijgesteld. Dit betreft onder meer een opwaartse bijstelling voor ggz-wonen van 173 miljoen euro structureel vanaf 2023 en een neerwaartse bijstelling van 117 miljoen euro structureel vanaf 2024 als gevolg van lagere rentes voor de normatieve huisvestingscomponent/normatieve inventarisatiecomponent (NHC/NIC).

  • 9. 
    Aanpassen basis Integraal Zorgakkoord

In het kader van het Integraal Zorgakkoord worden op basis van actuele inzichten over het uitgavenniveau in recente jaren de budgettaire kaders van de Integraal Zorgakkoord sectoren bijgesteld.

  • 10. 
    Actualisatie Zvw

Op basis van de actuele cijfers van het Zorginstituut over het tweede kwartaal worden de uitgaven in de niet IZA-sectoren in de Zvw naar beneden bijgesteld. Voor alle sectoren zijn de actualisaties incidenteel in 2022 verwerkt. De grootste incidentele meevaller doet zich voor in de wijkverpleging (circa 1 miljard euro). Voor de sectoren die geen onderdeel zijn van het Integraal Zorgakkoord zijn de verwachte structurele effecten verwerkt. Dit betreft onder meer neerwaartse bijstellingen van 59 miljoen euro voor eerstelijn verblijf en 36 miljoen euro voor geriatrische revalidatiezorg. De structurele bijstellingen van de IZA-sectoren staan onder regel 9.

  • 11. 
    Eigen risico Zvw

De geraamde opbrengst van het eigen risico in de Zvw wordt neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van de actualisaties op de Zvw-uitgaven (13,5 miljoen euro) en op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV)-raming van het CPB naar boven bijgesteld (15,9 miljoen euro structureel).

  • 12. 
    Eigen bijdragen Wlz

De geraamde opbrengst van de eigen bijdragen in de Wlz wordt naar boven bijgesteld naar aanleiding van de actualisatie van het Wlz-kader (58,5 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV-raming van het CPB (122 miljoen euro in 2027).

  • 13. 
    Kasschuiven

Diverse middelen onder het deelplafond Zorg worden geschoven naar latere jaren. Dit betreft middelen voor Valpreventie, Scheiden Wonen en Zorg, Juiste Zorg op de Juiste Plek (JZOJP), Passende zorg als norm en het Integraal Zorgakkoord.

  • 14. 
    Diversen

Dit betreft onder meer het herstel van de loonbijstelling voor Caribisch Nederland van 5,2 miljoen euro structureel. Ook wordt in het kader van het Integraal Zorgakkoord voor zowel 2023 als 2024 30 miljoen euro gereserveerd voor het aanpakken van de wachtlijsten in de ggz.

  • 18. 
    Uitgavenniveau corona

Het kabinet heeft sinds de uitbraak van Covid-19 verschillende noodmaatregelen genomen. Het kabinet acht het niet wenselijk om voor deze noodmaatregelen andere uitgaven te verminderen. Daarom gaan deze maatregelen buiten het reguliere uitgavenplafond om. Voor 2022 is 274 miljoen euro beschikbaar, onder meer voor meerkosten in de Wlz.

1.2.4 Plafondtoets Investeringen

 

Tabel 1.2.4 Plafondtoets Investeringen

(in miljoenen euro, min = onderschrijding)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1 Uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022

14.131

22.902

29.486

32.062

   

Aanpassingen van het uitgavenplafond naar aanleiding van:

           

2 Overboekingen met plafond Rijksbegroting

159

  • 29
  • 98
  • 154
  • 349
  • 220

3 Aanpassing kasritmes

  • 670
  • 1.409
  • 275
  • 806

122

636

4 Loon- en prijsbijstelling

0

439

439

477

518

496

5 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=1 t/m 5)

13.620

21.903

29.552

31.580

   

6 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2022

14.131

22.902

29.486

32.062

34.908

34.642

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond:

           

7 Overboekingen met plafond Rijksbegroting

159

  • 29
  • 98
  • 154
  • 349
  • 220

8 Aanpassing kasritmes

  • 670
  • 1.409
  • 275
  • 806

122

636

9 Loon-en prijsbijstelling

0

439

439

477

518

496

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte:

           

10 Kasschuiven regulier

224

  • 25

18

  • 36
  • 19
  • 88

11 Lokale aanpak woningisolatie

 

150

150

     

12 Reguliere uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=6 t/m 11)

13.844

22.028

29.720

31.544

35.180

35.466

 

13 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Voorjaarsnota 2022 (=6-1)

0

0

0

0

   

14 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2023 (=12-5)

224

125

168

  • - 
    36
   

15 Uitgavenniveau corona bij Miljoenennota 2023

0

0

0

0

0

0

16 Totale uitgaven bij Miljoenennota 2023 (=12+15)

13.844

22.028

29.720

31.544

35.180

35.466

Onder het investeringsplafond is een overschrijding zichtbaar van 224 miljoen euro in 2022. Dit wordt veroorzaakt door het effect van de reguliere kasschuiven naar voren (zie toelichting bij punt 10). De overschrijding in 2023 en 2024 wordt veroorzaakt door de toevoeging van de middelen voor de lokale aanpak woningisolatie (zie toelichting bij punt 11). De onderschrijding in 2025 wordt veroorzaakt door het effect van de reguliere kasschuiven (zie toelichting bij punt 10).

Uitgavenmutaties met aanpassing van het uitgavenplafond

  • 7. 
    Overboekingen met plafond Rijksbegroting

Per saldo wordt in 2022 budget van het plafond Rijksbegroting overgeboekt naar het plafond Investeringen. De overboekingen zijn nodig omdat bepaalde middelen niet op de departementale begrotingen worden uitgegeven, maar op de fondsen.

  • 8. 
    Aanpassing kasritmes

Voor diverse reeksen wordt het kasritme aangepast en worden de middelen in een realistischer bestedingsritme gezet. De grootste aanpassingen worden doorgevoerd op het Mobiliteitsfonds. In de volgende paragraaf wordt dit nader toegelicht.

  • 9. 
    Loon- en prijsbijstelling

De uitgavenraming voor de loon- en prijsontwikkeling is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB.

Uitgavenmutaties met beslag op budgettaire ruimte

  • 10. 
    Kasschuiven regulier

Voor diverse reeksen wordt het kasritme aangepast en worden de middelen in een realistischer bestedingsritme gezet. Een grote kasschuif heeft betrekking op middelen uit het transitiefonds die van 2023 naar 2022 worden geschoven ten behoeve van de provinciale aanpak stikstof.

  • 11. 
    Lokale aanpak woningisolatie

Om (kwetsbare) huishoudens financieel te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen stelt het kabinet in 2023 en 2024 in totaal 300 miljoen euro beschikbaar voor het nationaal isolatieprogramma.

1.2.4.1 Coalitieakkoordmiddelen op het investeringsplafond

Inleiding

In paragraaf 2.3.2 is aangeven dat conform de aanbeveling van het IBO Publieke investeringen een overzicht wordt gegeven van de ontwikkeling van de coalitieakkoordmiddelen onder het investeringsplafond.

Algemeen

Figuur 1.2.4.1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de Voorjaarsnota 20221. In dit figuur is onderscheid gemaakt tussen coalitieakkoordmiddelen en reguliere investeringsmiddelen. Hieruit blijkt dat het nieuwe kabinet historisch veel investeert om grote maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. In 2027 loopt het totaal aan extra coalitieakkoordmiddelen op naar ruim 15 miljard euro.

Figuur 1.2.4.1 Investeringsplafond bij Voorjaarsnota 2022

20

2022    2023    2024    2025    2026    2027

 ¦   Mobiliteitsfonds

¦    Deltafonds

 ¦   Nationaal Groeifonds

 ¦   Deltafonds (CA)

 ¦   Klimaatfonds (CA)

¦    Loon-en prijsbijstelling

 ¦   Defensiematerieelbegrotingsfonds

Reguliere structurele investeringen Rutte IV

 ¦   Defensiematerieelbegrotingsfonds (CA)

 ¦   Mobiliteitsfonds (CA)

¦    Transitiefonds (CA)

In paragraaf 2.3.2 is aangegeven dat de verwachting is dat vanwege diverse oorzaken niet alle investeringsmiddelen, waaronder de coalitieakkoordmid-delen, in het huidige ritme uitgegeven kunnen worden. Dit wordt zichtbaar in figuur 1.2.4.2. Het totale investeringsplafond Miljoenennota 2023 (oranje lijn) is in de eerste jaren lager dan het totale investeringsplafond Voorjaarsnota 2022 (groene stippellijn). In 2026 en 2027 is het totale investeringsplafond Miljoenennota 2023 echter hoger, wat betekent dat middelen naar achter worden geschoven.

Figuur 1.2.4.2 Investeringsplafond bij Miljoenennota 2023 vergeleken met Voorjaarsnota 2022

45 1

Voor de jaren 2022, 2023 en 2025 is de verwachting dat minder wordt uitgegeven dan begroot bij de Voorjaarsnota 2022. De grootste verschillen treden op in 2023 en 2025, respectievelijk 1,0 en 0,5 miljard euro. Hieronder wordt per begroting nader toegelicht wat de ontwikkeling in de coalitieak-koordmiddelen is.

Algemeen

Het Klimaatfonds en het Transitiefonds voor stikstof bestaan geheel uit coalitieakkoordmiddelen. Voor de overige fondsen is in 2022 nog een duidelijk onderscheid te maken tussen reguliere middelen en coalitieakkoordmiddelen. Op het moment dat de coalitieakkoordmiddelen zijn overgeboekt van de Aanvullende Post naar de fondsen verdwijnt dit onderscheid omdat de middelen vaak worden toegevoegd aan bestaande budgetten. Hierdoor wordt het de komende jaren relevant hoe de budgetten van de verschillende fondsen zich ontwikkelen.

Mobiliteitsfonds

De coalitieakkoordmiddelen voor veiligheid van Rijks N-wegen en fietspar-keren zijn overgeheveld van de Aanvullende Post naar het Mobiliteitsfonds. Daarnaast zijn de gereserveerde coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding en voor het Nationaal Groeifonds in het juiste kasritme gezet. Deze middelen schuiven door naar de jaren 2028 en verder. Het gaat in totaal om 761 miljoen euro in 2023 voor instandhouding en projecten uit het Nationaal Groeifonds. De uitgaven van het Nationaal Groeifonds schuiven door naar latere jaren omdat eerst verkenningen en planuitwerkingen plaatsvinden. Daarnaast is voor een aantal wegenprojecten de raming aangepast omdat diverse mijlpaalbetalingen vanwege corona vertraagd zijn. De grootste verschuiving is de ViA15 (340 miljoen euro van 2023 naar 2024).

Hieronder wordt voor het Mobiliteitsfonds specifiek weergegeven wat het effect van de kasschuiven is voor de gehele looptijd van het fonds. Hieruit wordt zichtbaar dat de middelen uit de reguliere meerjarenperiode (2022-2027) naar achteren schuiven in de tijd. Dit gaat, zoals hierboven uitgebreider toegelicht, om coalitieakkoordmiddelen, Nationaal Groeifonds-projecten en projectvertragingen door corona en stikstof. Voor 2026 en verder staat het grootste deel van de coalitieakkoordmiddelen (structureel 1,1 miljard euro) voor instandhouding van infrastructuur en de middelen voor de Lelylijn (250 miljoen euro tot en met 2037) nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

Figuur 1.2.4.3 Specifieke ontwikkeling Mobiliteitsfonds inclusief en exclusief kasschuiven

11 -|

2022    2023    2024    2025    2026    2027    2028    2029    2030    2031    2032    2033    2034    2035    2036

Stand Miljoenennota Stand Miljoenennota exclusief kasschuiven Stand Miljoenennota inclusief reservering CA

Deltafonds

Bij de Voorjaarsnota 2022 zijn de coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding (exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de Rijksinfrastructuur) aan het Deltafonds toegevoegd. Voor de korte termijn (de periode tot en met 2025) worden de middelen ingezet om de huidige programmering instandhouding op te hogen.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Er wordt 567 miljoen euro vanuit 2022 en 314 miljoen euro vanuit 2023 naar latere jaren geschoven. Deze schuif bestaat onder andere uit 150 miljoen euro instandhoudingsuitgaven die van 2022 naar 2026 en 2027 worden geschoven. Daarnaast verwacht Defensie in 2022 en 2023 niet alle investeringsuitgaven te kunnen realiseren. Dit komt mede door vertragingen in leveringen. Daarom wordt voor de investeringsuitgaven 417 miljoen euro van 2022 en 314 miljoen euro van 2023 naar latere jaren doorgeschoven.

Nationaal Groeifonds

Het bestedingsritme van de coalitieakkoordmiddelen voor het Nationaal Groeifonds is niet veranderd. Vanuit de Aanvullende Post heeft geen overboeking plaatsgevonden. Wel zijn voor het Nationaal Groeifonds reguliere middelen naar achter geschoven omdat niet alle projecten tot uitvoering zijn gekomen.

Klimaatfonds

De middelen voor het Klimaatfonds staan gereserveerd op de Aanvullende Post. Er hebben verschillende overboekingen plaatsgevonden naar de departementale begrotingen. Deze overboekingen blijven onder het plafond investeringen. De overheveling van de resterende fondsmiddelen zal plaatsvinden zodra het Klimaatfonds officieel is ingesteld.

Transitiefonds (stikstof)

Dit voorjaar is een uitvraag gedaan onder provincies, terreinbeheerders en waterschappen voor versnellingsvoorstellen, vooruitlopend op de nog op te leveren gebiedsprogramma's. Het kabinet heeft een bedrag van 504 miljoen euro uit het transitiefonds beschikbaar gesteld ten behoeve van de provinciale aanpak. Daarnaast heeft het kabinet middelen ingezet voor de uitvoeringskosten van de transitie.

1.3 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2023. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.3.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost 'Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking', omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek staan deze middelen echter verspreid op verschillende begrotingshoofdstukken, waaronder die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.10 in bijlage 2.

Tabel 1.3 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

(in miljarden euro)    2023    Bron

Inkomsten    366,4    Tabel 4.4.1

Uitgaven

 

101,6

99,9

Tabel 2.6 bijlagen MN

1,6

Tabel 2.5 bijlagen MN

0,0

Tabel 2.8 bijlagen MN

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

105,9

89,4

Tabel 2.7 bijlagen MN

8,2

Tabel 2.5 bijlagen MN

8,3

Hoofdstuk 16 artikel 8.1 en 8.3

0,0

Tabel 2.8 bijlagen MN

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

48,4

48,3

Tabel 2.5 bijlagen MN

0,3

Tabel 2.8 bijlagen MN

0,1

Tabel 2.10 bijlagen MN

44,6

37,7

Tabel 2.5 bijlagen MN

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid Plafond I Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid

Zorg

Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport Zorgtoeslag en TSZ

Plafond I Volksgezondheid, Welzijn en Sport af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Plafond I Onderwijs, Cultuur en Wetenschap af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds

Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds

 

(in miljarden euro)

2023

Bron

Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds

3,1

Tabel 2.5 bijlagen MN

Btw-compensatiefonds

3,8

Hoofdstuk 9 artikel 6

Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking

15,4

 

Plafond R Buitenlandse Zaken

5,4

Tabel 2.5 bijlagen MN

EU-afdrachten Invoerrechten

4,8

Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10

af: HGIS Buitenlandse Zaken

2,5

Tabel 2.10 bijlagen MN

bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS)

7,7

Tabel 2.10 bijlagen MN

Justitie en Veiligheid

17,4

 

Plafond R Justitie en Veiligheid

15,8

Tabel 2.5 bijlagen MN

Oekraïne uitgaven

2,3

Tabel 22 bijlagen MN

af: HGIS Justitie en Veiligheid

0,6

Tabel 2.10 bijlagen MN

Defensie

14,7

 

Plafond R Defensie

8,4

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond I Defensie

6,5

Tabel 2.8 bijlagen MN

af: HGIS Defensie

0,2

Tabel 2.10 bijlagen MN

Infrastructuur en Waterstaat

12,9

 

Plafond R Infrastructuur en Waterstaat

2,7

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond I Infrastructuur en Waterstaat

10,2

Tabel 2.8 bijlagen MN

af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Rentelasten

5,0

 

Rentelasten staatsschuld

4,5

Hoofdstuk 9A artikel 11

Rentelasten schatkistbankieren

0,5

Hoofdstuk 9A artikel 12

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

8,8

 

Plafond R Binnenlandse Zaken

8,4

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond R Koninkrijksrelaties

0,1

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond R BES-fonds

0,1

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond I Koninkrijksrelaties

0,2

Tabel 2.8 bijlagen MN

af: HGIS Binnenlandse Zaken

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Economische Zaken en Klimaat

2,3

 

Plafond R Economische Zaken en Klimaat

  • 0,5

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond I Economische Zaken en Klimaat

2,9

Tabel 2.8 bijlagen MN

af: HGIS EZK

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Financiën

6,5

 

Plafond R Financiën

10,6

Tabel 2.5 bijlagen MN

af: Btw-compensatiefonds

3,8

Hoofdstuk 9B artikel 6

af: HGIS Financiën

0,3

Tabel 2.10 bijlagen MN

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2,7

 

Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

2,4

Tabel 2.5 bijlagen MN

Plafond I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0,3

Tabel 2.8 bijlagen MN

af: HGIS LNV

0,0

Tabel 2.10 bijlagen MN

Overig

8,8

 
 
  • 1. 
    Totaal inkomsten

366,4

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

  • 2. 
    Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo

395,0

Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting

  • 3. 
    EMU-saldo centrale overheid (=1-2)
  • - 
    28,5

Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

2 UITGAVEN EN NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1. bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in vier deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid, het plafond Zorg en het plafond Investeringen. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze vier plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen. Deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

Voorts zijn de uitgaven in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Tabel 2.1 Netto-uitgaven naar type en plafond

(in miljoenen euro)    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027 bron

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

Plafond Rijksbegroting    173.585

Plafond Sociale Zekerheid    33.297

Plafond Zorg    1.981

Plafond Investeringen    0

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond    20.809

Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven    229.671

Premiegefinancierde netto-uitgaven

Plafond Sociale Zekerheid    63.768

Plafond Zorg    74.304

Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven    138.072

Totaal netto-uitgaven    367.743

Plafond Rijksbegroting    173.585

Plafond Sociale Zekerheid    97.065

Plafond Zorg    76.285

Plafond I    0

Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond    346.934

Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond    20.809

Totaal netto-uitgaven    367.743

 

172.647

166.352

170.057

181.078

180.121

184.633

Tabel

2.5

21.998

27.774

29.004

31.917

33.121

34.635

Tabel

2.6

2.062

2.460

3.231

3.100

3.210

2.975

Tabel

2.7

13.844

22.028

29.720

31.544

35.180

35.466

Tabel

2.8

33.876

47.817

60.987

52.298

54.373

59.248

Tabel

2.9

244.426

266.430

292.998

299.937

306.004

316.957

Tabel

2.4

 

64.616

72.176

76.074

79.958

84.234

88.559

Tabel

2.6

79.332

86.972

91.780

96.487

101.759

106.930

Tabel

2.7

143.948

159.148

167.854

176.445

185.992

195.489

   

374.530

403.550

431.132

444.838

456.817

476.980

   

172.647

166.352

170.057

181.078

180.121

184.633

Tabel

2.5

86.614

99.950

105.078

111.875

117.355

123.194

Tabel

2.6

81.393

89.432

95.011

99.587

104.969

109.905

Tabel

2.7

13.844

22.028

29.720

31.544

35.180

35.466

Tabel

2.8

354.499

377.761

399.865

424.084

437.624

453.198

   

33.876

47.817

60.987

52.298

54.373

59.248

Tabel

2.9

388.375

425.578

460.852

476.382

491.997

512.447

   

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsar-tikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

Tabel 2.2 Uitgaven begrotingen

 
 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1

De Koning

46

50

50

50

50

50

50

2A

Staten-Generaal

212

213

211

205

208

205

202

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

147

175

169

168

163

156

164

3

Algemene Zaken

82

90

90

89

88

91

91

4

Koninkrijksrelaties

793

404

196

170

169

187

186

5

Buitenlandse Zaken

12.127

13.112

13.009

13.518

13.976

14.268

14.663

6

Justitie en Veiligheid

14.983

17.620

19.607

17.556

17.683

17.599

17.684

7

Binnenlandse Zaken

8.668

8.162

9.254

8.045

7.749

7.802

7.860

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

49.041

54.598

53.248

53.131

54.266

52.883

52.705

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

5.982

6.397

7.280

6.327

6.565

6.749

6.934

9B

Financiën

9.481

12.896

14.155

10.825

10.859

9.203

8.670

10

Defensie

12.095

12.931

15.039

17.798

18.093

18.305

17.778

12

Infrastructuur en Waterstaat

11.761

12.227

12.981

21.802

13.370

12.201

11.711

13

Economische Zaken en Klimaat

12.323

25.192

15.955

13.799

12.552

11.829

11.229

14

Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid

2.014

2.306

2.776

2.107

1.734

1.560

1.493

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

57.703

46.347

50.351

50.650

52.679

53.772

54.842

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

33.113

33.181

35.461

33.180

33.787

35.391

36.377

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.188

3.554

3.862

4.140

4.741

4.972

5.329

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

50

Gemeentefonds

35.028

39.808

40.478

37.559

37.362

36.057

35.024

51

Provinciefonds

2.542

2.847

2.996

2.983

2.858

2.756

2.640

55

Infrastructuurfonds

6.924

8.288

8.696

17.844

9.753

8.797

8.355

58

Diergezondheidsfonds

48

47

33

33

33

33

33

64

BES-fonds

52

54

53

47

49

49

48

65

Deltafonds

1.137

1.591

1.908

1.858

1.765

1.504

1.580

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

4.607

5.445

6.679

9.285

9.296

9.374

9.067

70

Nationaal Groeifonds

0

0

1.573

2.602

2.585

2.593

2.500

AP

Aanvullende posten

0

  • 2.276

10.641

28.010

36.368

45.344

52.017

90

Consolidatie1

  • 13.269
  • 13.319
  • 18.255
  • 30.917
  • 22.617
  • 21.625
  • 20.805

HGIS

Internationale Samenwerking2

(5.399)

(7.762)

(7.783)

(8.184)

(8.923)

(9.230)

(9.248)

 

Totaal

270.826

291.936

308.496

322.860

326.185

332.102

338.427

1    In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.

2    In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in EMU-saldo.

 

Tabel 2.3 Niet-belastingontvangsten begrotingen

 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1

De Koning

0

2

2

2

2

2

2

2A

Staten-Generaal

6

4

4

4

4

4

4

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

6

6

6

6

6

6

6

3

Algemene Zaken

7

9

8

8

8

8

8

4

Koninkrijksrelaties

52

58

1.090

49

179

198

122

5

Buitenlandse Zaken

994

1.286

2.785

2.797

2.156

2.544

1.489

6

Justitie en Veiligheid

1.993

1.681

1.605

1.583

1.592

1.618

1.633

7

Binnenlandse Zaken

1.039

706

680

612

513

502

494

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.621

1.648

1.665

1.718

1.761

1.814

1.860

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

20.202

14.901

11.517

8.334

8.987

8.801

6.200

9B

Financiën

3.213

3.366

2.215

2.759

2.789

3.496

2.785

10

Defensie

167

151

142

142

142

192

142

12

Infrastructuur en Waterstaat

35

53

43

39

39

39

39

13

Economische Zaken en Klimaat

5.700

15.925

17.065

8.714

4.916

3.936

3.776

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

641

144

79

73

69

66

65

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

3.804

6.290

2.301

2.110

2.082

2.000

1.925

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

785

298

168

159

148

157

157

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

62

53

50

49

44

39

35

50

Gemeentefonds

0

0

0

0

0

0

0

51

Provinciefonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Infrastructuurfonds

7.445

8.047

8.696

17.844

9.753

8.797

8.355

58

Diergezondheidsfonds

40

28

40

33

33

33

33

64

BES-fonds

0

0

0

0

0

0

0

65

Deltafonds

1.428

1.305

1.908

1.858

1.765

1.504

1.580

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

5.184

4.868

6.679

9.285

9.296

9.374

9.067

70

Nationaal Groeifonds

0

0

1.573

2.602

2.585

2.593

2.500

AP

Aanvullende posten

0

0

0

0

0

0

0

90

Consolidatie

  • 13.269
  • 13.319
  • 18.255
  • 30.917
  • 22.617
  • 21.625
  • 20.805

HGIS

Internationale Samenwerking

(154)

(154)

(130)

(245)

(156)

(196)

(142)

 

Totaal

41.155

47.509

42.066

29.862

26.249

26.098

21.470

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

Tabel 2.4 Netto-uitgaven begrotingen

 
 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1

De Koning

46

48

48

48

48

48

48

2A

Staten-Generaal

206

209

207

201

204

201

199

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

141

169

163

162

157

150

158

3

Algemene Zaken

75

81

82

81

81

83

83

4

Koninkrijksrelaties

741

346

  • 894

121

  • 10
  • 11

64

5

Buitenlandse Zaken

11.133

11.826

10.224

10.721

11.820

11.724

13.174

6

Justitie en Veiligheid

12.990

15.939

18.002

15.972

16.091

15.980

16.051

7

Binnenlandse Zaken

7.629

7.456

8.575

7.433

7.236

7.300

7.366

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

47.420

52.949

51.582

51.413

52.506

51.069

50.845

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

  • 14.220
  • 8.504
  • 4.237
  • 2.007
  • 2.422
  • 2.052

734

9B

Financiën

6.268

9.530

11.939

8.066

8.070

5.706

5.885

10

Defensie

11.928

12.779

14.896

17.656

17.951

18.112

17.636

12

Infrastructuur en Waterstaat

11.726

12.174

12.938

21.763

13.332

12.162

11.673

13

Economische Zaken en Klimaat

6.623

9.267

  • 1.110

5.085

7.637

7.893

7.453

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.373

2.162

2.697

2.034

1.665

1.493

1.428

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

53.898

40.057

48.050

48.540

50.598

51.772

52.917

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

32.328

32.883

35.293

33.020

33.639

35.234

36.220

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.126

3.501

3.812

4.092

4.697

4.932

5.294

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

50

Gemeentefonds

35.028

39.808

40.478

37.559

37.362

36.057

35.024

51

Provinciefonds

2.542

2.847

2.996

2.983

2.858

2.756

2.640

55

Infrastructuurfonds

  • 521

241

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

8

19

  • 7

0

0

0

0

64

BES-fonds

52

54

53

47

49

49

48

65

Deltafonds

  • 291

286

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

  • 577

577

0

0

0

0

0

AP

Aanvullende posten

0

  • 2.276

10.641

28.010

36.368

45.344

52.017

HGIS

Internationale Samenwerking

(5.245)

(7.608)

(7.653)

(7.939)

(8.767)

(9.034)

(9.106)

 

Totaal

229.671

244.426

266.430

292.998

299.937

306.004

316.957

De tabellen 2.5 tot en met 2.8 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).

 
 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

1

De Koning

46

48

48

48

48

48

48

2A

Staten-Generaal

206

209

207

201

204

201

199

2B

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

141

169

163

162

157

150

158

3

Algemene Zaken

75

81

82

81

81

83

83

4

Koninkrijksrelaties

160

116

140

115

114

131

129

5

Buitenlandse Zaken

11.133

7.190

5.389

5.710

6.630

6.362

7.634

6

Justitie en Veiligheid

12.990

15.690

15.751

15.972

16.091

15.980

16.051

7

Binnenlandse Zaken

7.717

7.210

8.382

7.315

7.269

7.333

7.399

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

45.806

50.492

48.273

47.905

49.495

48.360

48.382

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

4.212

4.200

5.057

4.327

4.509

4.641

4.808

9B

Financiën

6.634

9.306

10.618

8.151

8.212

6.726

6.533

10

Defensie

11.949

8.010

8.354

8.516

8.589

8.690

8.729

12

Infrastructuur en Waterstaat

11.726

3.565

2.717

2.483

2.374

2.282

2.232

13

Economische Zaken en Klimaat

10.999

11.164

  • 538

3.157

5.667

6.580

6.883

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

1.373

1.926

2.373

1.981

1.609

1.434

1.371

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

684

1.164

1.603

1.635

1.526

1.547

1.272

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

11.823

10.431

8.155

4.839

4.700

4.322

4.054

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

3.151

3.525

3.833

4.108

4.712

4.944

5.302

50

Gemeentefonds

31.557

36.347

37.152

34.291

34.154

32.906

31.932

51

Provinciefonds

2.542

2.847

2.996

2.983

2.858

2.756

2.640

55

Infrastructuurfonds

  • 521

0

0

0

0

0

0

60

Accres Gemeentefonds

0

0

570

3.224

5.601

5.899

7.062

61

Accres Provinciefonds

0

0

96

344

575

570

667

64

BES-fonds

52

54

53

47

49

49

48

65

Deltafonds

  • 291

0

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

  • 577

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

1.656

2.448

3.146

3.602

4.166

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

3.061

5.722

8.551

11.161

13.959

86

Algemeen

0

  • 1.097

160

4.292

4.158

3.363

2.891

HGIS

Internationale Samenwerking

(5.270)

(7.587)

(7.656)

(7.932)

(8.556)

(8.840)

(9.114)

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

173.585

172.647

166.352

170.057

181.078

180.121

184.633

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond

Rijksbegroting

173.585

172.647

166.352

170.057

181.078

180.121

184.633

 

Tabel 2.6 Netto-uitgaven onder plafond Sociale Zekerheid

 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

31.314

20.039

23.817

23.870

25.361

25.542

25.969

50

Gemeentefonds

1.983

1.965

1.792

1.734

1.675

1.616

1.557

AP

Aanvullende posten

0

  • 6

2.164

3.400

4.881

5.963

7.109

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

33.297

21.998

27.774

29.004

31.917

33.121

34.635

40

Sociale verzekeringen

63.768

64.616

72.176

76.074

79.958

84.234

88.559

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

63.768

64.616

72.176

76.074

79.958

84.234

88.559

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale

97.065

86.614

99.950

105.078

111.875

117.355

123.194

zekerheid

 

Tabel 2.7 Netto-uitgaven onder plafond Zorg

 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

492

566

437

428

431

434

438

50

Gemeentefonds

1.489

1.495

1.533

1.533

1.534

1.535

1.535

AP

Aanvullende posten

0

0

490

1.269

1.135

1.241

1.002

 

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven

1.981

2.062

2.460

3.231

3.100

3.210

2.975

41

Zorg

74.304

79.332

86.972

91.780

96.487

101.759

106.930

 

Premiegefinancierde netto-uitgaven

74.304

79.332

86.972

91.780

96.487

101.759

106.930

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg

76.285

81.393

89.432

95.011

99.587

104.969

109.905

Tabel 2.8 Netto-uitgaven onder plafond Investeringen

 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

0

155

218

150

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0

61

262

144

82

25

3

10

Defensie

0

4.718

6.520

9.115

9.136

9.214

8.907

12

Infrastructuur en Waterstaat

0

8.568

10.182

10.962

10.957

9.881

9.441

13

Economische Zaken en Klimaat

0

166

2.898

3.519

3.636

3.220

2.794

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

236

324

52

56

60

57

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

0

3

6

6

2

0

0

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0

0

17

30

3

13

13

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Mobiliteitsfonds

0

241

0

0

0

0

0

65

Deltafonds

0

286

0

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

583

2

0

0

2

0

70

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

80

Prijsbijstelling

0

0

841

1.228

1.681

2.183

2.428

81

Arbeidsvoorwaarden

0

0

180

486

883

1.491

1.804

86

Algemeen

0

  • 1.173

578

4.027

5.107

9.093

10.021

   

0

  • 0

0

0

  • 0
  • 0

0

 

Totaal netto-uitgaven onder plafond

Investeringen

0

13.844

22.028

29.720

31.544

35.180

35.466

Tabel 2.9 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

 

Tabel 2.9 Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

4

Koninkrijksrelaties

581

230

  • 1.034

6

  • 123
  • 142
  • 65

5

Buitenlandse Zaken

0

4.636

4.835

5.012

5.190

5.362

5.540

6

Justitie en Veiligheid

0

248

2.251

0

0

0

0

7

Binnenlandse Zaken

  • 88

92

  • 25
  • 33
  • 33
  • 33
  • 33

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.615

2.396

3.047

3.363

2.929

2.684

2.460

9A

Nationale Schuld (Transactiebasis)

  • 18.432
  • 12.705
  • 9.294
  • 6.334
  • 6.931
  • 6.692
  • 4.075

9B

Financiën

  • 366

224

1.322

  • 85
  • 142
  • 1.020
  • 649

10

Defensie

  • 21

52

23

24

226

208

0

12

Infrastructuur en Waterstaat

0

40

40

8.318

0

0

0

13

Economische Zaken en Klimaat

  • 4.376
  • 2.064
  • 3.471
  • 1.591
  • 1.666
  • 1.906
  • 2.224

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

21.900

18.851

22.624

23.029

23.709

24.682

25.675

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

20.012

21.886

26.683

27.724

28.505

30.465

31.716

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

  • 25
  • 24
  • 21
  • 16
  • 15
  • 12
  • 8

19

Nationaal Groeifonds

0

0

0

0

0

0

0

55

Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

0

0

58

Diergezondheidsfonds

8

19

  • 7

0

0

0

0

66

Defensiematerieelbegrotingsfonds

0

  • 5
  • 2

0

0

  • 2

0

AP

Aanvullende posten

0

0

846

1.570

651

778

909

HGIS

Internationale Samenwerking

(25)

(21)

(3)

(6)

(211)

(194)

(8)

 

Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond

20.809

33.876

47.817

60.987

52.298

54.373

59.248

Tabel 2.10 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

 
 

(in miljoenen euro)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

5

Buitenlandse Zaken

1.365

2.547

2.462

2.386

2.435

2.484

2.479

6

Justitie en Veiligheid

327

735

626

631

630

636

644

7

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

1

0,649

1

0

0

0

0

8

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

108

108

105

105

103

103

103

9B

Financiën

46

265

311

337

364

362

274

10

Defensie

177

287

212

212

213

213

215

12

Infrastructuur en Waterstaat

29

38

32

28

27

26

26

13

Economische Zaken en Klimaat

27

33

29

27

27

27

27

14

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

31

40

38

38

38

39

39

15

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1

1

1

1

1

1

1

16

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

7

6

7

6

5

5

5

17

Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking

3.151

3.525

3.833

4.108

4.712

4.944

5.302

86

Algemeen

0

0

0

53

0

0

0

 

Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS

5.270

7.587

7.656

7.932

8.556

8.840

9.114

9B

Financiën

0

0

0

0

0

0

0

10

Defensie

0

45

18

22

226

206

0

17

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

  • 25
  • 24
  • 21
  • 16
  • 15
  • 12
  • 8
 

Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven

HGIS

  • - 
    25

21

  • - 
    3

6

211

194

  • - 
    8

3 INKOMSTENKADER

  • 1. 
    Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd in het inkomstenkader. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol voor de budgettaire beheersing van de inkomsten en de automatische stabilisatie binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Naast het inkomstenkader geeft het kabinet ook een beleidsmatige lastenontwikkeling weer (blo).2 Deze blo laat de lastendruk voor burgers en bedrijven zien gedurende de kabinetsperiode.

Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

  • 1. 
    Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
  • 2. 
    Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka-derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorgpremies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Deze kabinetsperiode is er een nieuwe systematiek in de Startnota vastgelegd waarbij er wordt gekeken naar een eventuele mee- of tegenvaller van de Zvw-uitgaven in het voorjaar. Een Zvw-meevaller leidt tot ruimte onder het uitgavenplafond. Het kabinet kan dan besluiten om dit in te zetten aan de uitgavenkant of niet. Indien er voor wordt gekozen een eventuele meevaller in te zetten aan de uitgavenkant, dient er een lastenverzwaring in het inkomstenkader tegenover te staan.
  • 3. 
    Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd ('herijkt'). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspronkelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit, zowel binnen de kabinetsperiode als structureel.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

  • 2. 
    Ontwikkelingen lastenkant na sluiting inkomstenkader VJN 2022

In de Startnota zijn de maatregelen uit het coalitieakkoord verwerkt in het inkomstenkader. Daarna zijn deze maatregelen op basis van het CPB in het Centraal Economisch Plan herberekend en definitief 'vastgezet' in het inkomstenkader. De start van het inkomstenkader van dit kabinet is terug te vinden in bijlage 9 van de VJN.

Sinds de VJN zijn een aantal maatregelen genomen en herijkingen van eerdere maatregelen vastgesteld (zie tabel 3.1 inkomstenkader). Deze maatregelen en herijkingen resulteren in een overschot in het inkomstenkader van 620 mln euro binnen de kabinetsperiode (2022-2025) en structureel 351 miljoen euro. Dit overschot is ingezet voor het augustusbe-sluitvormingspakket (zie tabel 3.2). De beleidsmatige mutaties zijn onder de tabel toegelicht. De toelichting van de herijkte maatregelen zijn te vinden in de Startnota en Voorjaarsnota 2022.

 

Tabel 3.1 Inkomstenkader

# In standen, in mln. - is saldoverslechterend = lastenverlichting

2022

2023

2024

2025

Struc.

Beleidsmatige mutaties

1a Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. zvw-uitgaven meevaller

0

  • 439
  • 439
  • 463
  • 461

1b Zorgtoeslag ontwikkeling door zorgpremie aanpassing

0

81

81

86

85

1c Dekking inzet zvw-uitgaven meevaller voor uitgaven: verhoging tarief eerste schijf (TES)

0

215

215

227

226

1d Dekking inzet zvw-uitgaven meevaller voor uitgaven: verhoging premie arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF)

0

143

143

150

150

2a Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. zvw-uitgaven meevaller Voorjaarsnota

0

  • 26
  • 26
  • 26
  • - 
    26

2b Zorgtoeslag ontwikkeling door zorgpremie aanpassing

0

5

5

5

5

2c Dekking zvw-uitgaven meevaller VJN: verhoging TES

0

13

13

13

13

2d Dekking zvw-uitgaven meevaller VJN: verhoging premie AOF

0

8

8

8

8

3a Fiscale klimaatmaatregelen: BPM vrijstelling bestelauto's naar 0% ingang per 2025

0

0

  • 229

139

0

3b Fiscale klimaatmaatregelen: Dekking BPM vrijstelling naar 0

0% per 2025 via verhoging MRB

0

0

80

0

4 Fiscale klimaatmaatregelen: uitstel EB maatregelen hogere verbruiksschijven met 1 jaar

0

38

  • 38

0

0

5 Pensioen - Uitstel uitvoering bedrag ineens

0

  • 11

0

0

0

6 Uitstel invoering stelsel werkelijk rendement box 3 met

1 jaar

0

0

0

  • 385

0

7 WBSO overschrijding budget

0

  • 13

0

0

0

8 Toepassing multiplier fiscale partners giften ANBI's

0

  • 6

0

0

0

9 Onbelaste reiskostenvergoeding

0

  • 18

73

73

73

10 Verlenging beleidsregel Plato-gehalte biermixen

0

  • 4

0

0

0

11 Uitbreiding grondslag btw 0%-tarief zonnepanelen

0

  • 1
  • 1
  • 1
  • - 
    1

12 ABB 0%-tarief voor zonnepanelen in Caribisch NL

0

  • 1
  • 1
  • 1
  • - 
    1

13 verhoging minimumtarief bieraccijns

0

3

4

4

4

14aOntkoppeling ODE van SDE

0

  • 288
  • 288
  • 288
  • - 
    288

14bKadercorrectie ontkoppeling ODE van SDE

0

288

288

288

288

15 Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting

0

0

5

5

5

16 Verhogen van woningwaardegrens van VOV-woningen voor goedkeurend beleid BTW en OVB

0

  • 1
  • 1
  • 1
  • - 
    1

Herijkingen

17 30%-regeling beperken tot Balkenende norm

0

0

9

10

3

18 Excessief lenen verhogen drempelbedrag van 500.000 naar 70 0.000

0

  • 9
  • 9
  • 9
  • - 
    9

19 Verhogen overdrachtsbelasting van 9% naar 10,1%

0

159

159

159

159

20 Afschaffen betalingskorting Vpb

0

14

23

26

26

21 Herstel bezwaarmakers box 3

  • 30
  • 5
  • 5

0

0

22 Uitstel fiscale afbouw salderingsregeling met 2 jaar

0

  • 10

15

  • 1

0

23 Afschaffen middelingsregeling

0

  • 4
  • 6
  • 10
  • - 
    10

24 Afschaffen Fiscale Oudedagsreserve (FOR)

0

6

6

6

6

25 Btw-nultarief voor zonnepanelen

0

  • 2
  • 2
  • 2
  • - 
    2

26 Doelmatigheidsmarge 25% naar 15% gebruikelijk loon

0

40

48

56

41

27 Uitbreiding frisdrankbelasting

0

  • 5

13

13

13

28 Actualiseren leegwaarderatio

0

97

97

97

97

29 CA: zelfstandigenaftrek

0

  • 7
  • 13
  • 20
  • - 
    46

30 CA: tabaksaccijns (pakje naar 10 euro)

0

3

7

9

9

31 Algemeen btw-tarief toepassen op lachgaspatronen

  • 1

0

0

0

0

32 Vliegbelasting

0

21

  • 19
  • 15
  • - 
    15

Totaal

  • - 
    31

284

135

232

351

Toelichting

  • 1. 
    Meevaller Zvw-uitgaven en dekking

De uitgaven in de Zvw (onderdeel van de totale zorguitgaven) worden lastendekkend gefinancierd via de zorgpremies. Dit betekent dat mee- en tegenvallers in de uitgaven dus automatisch leiden tot lagere of hogere premies. Verandering in de premies leidt ook automatisch tot verandering van de zorgtoeslag. De premies en de zorgtoeslag zijn beide relevant voor in het inkomstenkader. Indien er een meevaller is in de Zvw-uitgaven leidt dit tot lagere premies en lagere zorgtoeslag. De resulterende derving leidt tot een dekkingsopgave. Hiertegenover moet dan een lastenverzwaring worden gezet zodat het lastenbeeld weer neutraal is.

Volgens de begrotingsregels is een expliciet besluit nodig over de inzet van de meevaller in de Zvw-uitgaven. Er is besloten de geraamde Zvw-uitgaven meevaller in te zetten voor tegenvallers aan de uitgavenkant. Dit kabinet heeft gekozen voor de inzet van de meevaller aan de uitgavenzijde. Dit leidt daardoor tot een compenserende lastenverzwaring aan de lastenkant via het verhogen van de tarief eerste schijf (burgers) en het verhogen van de Aof-premie (bedrijven).

  • 2. 
    Meevaller Zvw-uitgaven VJN en dekking

In de Zvw was ten tijde van de Voorjaarsnota sprake van een zeer geringe uitgavenmeevaller bij het eigen risico (circa 26 miljoen euro vanaf 2023). Het kabinet heeft besloten om de Zvw-meevaller in te zetten om VWS-brede problematiek aan de uitgavenkant op te vangen. Dit betreft onder andere hogere uitgaven bij de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden en de griepvaccinatie. De compenserende lastenverhoging vindt plaats door middel van de verhoging van het tarief eerste schijf en de Aof premie. Deze post is niet meegenomen in de kadercorrectie in de Voorjaarsnota.

  • 3. 
    Fiscale klimaatmaatregelen - BPM-vrijstelling bestelauto's ondernemers afschaffen en dekking

In het coalitieakkoord is afgesproken om de vrijstelling in de bpm voor bestelauto's ondernemers in drie stappen, in 2024-2026, af te bouwen naar 0%, waarbij emissievrij bestelauto's vrijgesteld blijven. In de uitwerking is gebleken dat zowel de afbouw in drie stappen als de huidige grondslag (netto catalogusprijs) niet uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst en RDW. Er is besloten om de maatregel in 1x in te voeren per 1 januari 2025 en de grondslag om te vormen naar de CO2-uitstoot. Dit sluit aan bij de grondslag voor de bpm voor personenauto's, en hierdoor blijven emissievrije bestelauto's van ondernemers automatisch vrijgesteld van bpm. Naar verwachting ligt de budgettaire opbrengst cumulatief (2024-2030)

554 miljoen euro lager dan verwacht in het Coalitieakkoord (bij grondslag CO2- uitstoot en in 1 keer afschaffen).

Er is gekozen om de derving in de BPM te dekken door een verhoging van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor bestelauto's van ondernemers met 15% in 2025 en vervolgens nog eens met ca. 7% in 2026 (in totaal een verhoging met 23%) . Deze verhoging van de MRB is zodanig dat dit samen met de nieuwe raming van de bpm- maatregel cumulatief over de periode 2024-2030 evenveel opbrengt (gedekt is) als de ingeboekte reeks in het Coalitieakkoord. De reeksen bewegen nog in 2030, en blijven ook tot ver na 2030 bewegen. In het Coalitieakkoord is opgenomen dat in 2030 voor alle personen- en bestelauto's de motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt omgevormd in een belasting op basis van het aantal gereden kilometers (MRB Plus / betalen naar gebruik), waarbij grondslagerosie ten opzichte van 2025 zal worden opgevangen. Voor de structurele reeksen 3a (BPM) en 3b (MRB) is de budgettaire impact daarom 0.

  • 4. 
    Fiscale klimaatmaatregelen - uitstel EB maatregelen hogere verbruiks-schijven met 1 jaar

In CA zijn enkele energiebelasting (EB) maatregelen opgenomen, waaronder de EB minder degressief maken door tarieven in hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit te verhogen en het tarief op 2e en 3e schijf elektriciteit te verlagen. Gegeven de tijdelijk fors hogere gas- en elektriciteitsprijzen in (met name) 2023 en tegelijkertijd het belang van de tariefaanpassingen in de energiebelasting voor het lange termijn klimaatbeleid, is besloten om de tarief-schuif in de hogere verbruiksschijven 1 jaar uit te stellen naar 2024, en de wetgeving vast te leggen in het Belastingplan 2023. De structurele invulling van de tariefaanpassingen in de hogere verbruiksschijven is als volgt: verhoging tarief 2e, 3e, 4e schijf gas en 4e schijf elektriciteit met respectievelijk 190 miljoen euro, 240 miljoen euro,

25 miljoen euro en 45 miljoen euro (totaal 500 miljoen euro. Verlaging tarief 2e en 3e schijf elektriciteit met respectievelijk 293 miljoen euro en 207 miljoen euro in 2025. Daarna worden de bedragen structureel.

  • 5. 
    Pensioen - Uitstel wetsvoorstel bedrag ineens 'Bedrag ineens' is een wetsvoorstel waarbij deelnemers werknemerspen-sioen bij start pensioen maximaal 10% van het opgespaarde kapitaal als bedrag ineens kunnen opnemen. Begin 2021 werd datum van inwerkingtreding wetsvoorstel 'bedrag ineens' met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2023. De implementatie van dit wetsvoorstel wordt met een half jaar uitgesteld tot 1 juli 2023, wat een derving van 11 miljoen euro in 2023 tot gevolg heeft.
  • 6. 
    Uitstel invoering stelsel werkelijk rendement box 3 met 1 jaar

Omdat de mogelijkheden in de IV-keten inkomensheffing beperkt zijn en gelet op vertraging in het proces rond een nieuw stelsel die is opgetreden door het kerstarrest, wordt de invoering van het nieuwe stelsel box 3 gebaseerd op werkelijke rendement één jaar opgeschoven: van invoering per 1 januari 2025 naar 1 januari 2026. Uitstel naar 2026 betekent één jaar langer overbruggingswetgeving. Dat levert een incidentele derving op van 385 mln euro.

7 Overschrijding WBSO budget

De raming van de WBSO laat een tekort van 13 miljoen euro zien voor 2023. Volgens de standaard budgetsystematiek dient dit gedekt te worden. Dit jaar is besloten deze 13 miljoen euro niet te dekken conform de budgetsystematiek. De afspraak is om het eventuele tekort in 2024 te dekken conform de budgetsystematiek.

  • 8. 
    Toepassing multiplier fiscale partners giften ANBI's

Er is geconcludeerd dat de toepassing van de verhoging van 25% van giften aan culturele algemeen nut beogende instellingen (ANBI's) in de inkomstenbelasting onjuist is toegepast. Om de wet in lijn te brengen met de toepassing is een wetswijziging benodigd. De tweede kamer is hierover geïnformeerd en er is besloten om de wet op korte termijn (in BP2023) te wijzigen zodat deze in lijn wordt gebracht met de uitvoeringspraktijk van de afgelopen 10 jaar (maximaal €1.250 bij fiscale partners). Momenteel schetst de Belastingdienst verschillende opties voor mogelijk rechtsherstel voor aangiftes in de periode 2017-2022. Er van uitgaande dat iedereen, die daar over de periode 2017-2022 recht op heeft, gecompenseerd wordt, bedraagt de budgettaire derving van rechtsherstel naar verwachting 6 miljoen euro.

  • 9. 
    Onbelaste reiskostenvergoeding naar 21 cent in 2023 en 22 cent in 2024

In het Coalitieakkoord is 200 mln euro in 2024 en 400 mln euro vanaf 2025 gereserveerd voor een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding. De huidige onbelaste reiskostenvergoeding is momenteel maximaal €0,19 per kilometer. Volledige inzet van de bedragen uit het CA leidt tot een vergoeding van €0,2083 in 2024 en €0,2267 in 2025.

In de Voorjaarsnota is de CA reeks een jaar naar voren gehaald (dus 200 mln euro in 2023 en 400 mln euro voor 2024 en verder).

Een verhoging in gebroken centen blijkt zeer onwenselijk voor de uitvoering en niet mogelijk per 2023. Om binnen het gestelde budget te blijven en met hele centen te werken is besloten de onbelaste reiskostenvergoeding per 2023 te verhogen naar €0,21 ipv €0,2083 en per 2024 naar €0,22 ipv €0,2267 Hiermee blijft de verhoging binnen het gestelde budget in het CA. Structureel komt de reeks uit op €327 mln.

  • 10. 
    Verlengen beleidsregel Plato-gehalte biermixen

De beleidsregel voor het Plato-gehalte biermixen wordt met één jaar verlengd, tot 1 januari 2024. Het 'Plato gehalte' van een bier geeft aan wat de dichtheid van het 'wort' is. Wort is een suikerrijk tussenproduct wat een onderdeel is van de productieketen van bier. Het percentage opgeloste stoffen in dit wort wordt 'stamwortgehalte' genoemd.

De beleidsregel maakt het mogelijk dat voor bepaalde biermixen mag worden uitgegaan van het Platogehalte van het stamwort van het basisbier. Hierdoor gelden voor deze biermixen een lager percentage bieraccijns. In de beleidsregel staat dat per 1 januari 2023 de grondslag voor bieraccijns wijzigt van graden Plato naar alcoholpercentage. Dit is in lijn met de Wet implementatie richtlijnen accijns 2022. De datum van deze omzetting is per amendement Heine met 1 jaar uitgesteld.

  • 11. 
    Uitbreiden grondslag btw 0%-tarief zonnepanelen

In de voorjaarsnota is besloten om zonnepanelen onder het btw 0%-tarief te laten vallen. Met deze maatregel vallen ook geïntegreerde zonnepanelen onder het btw 0%-tarief.

  • 12. 
    Uitbreiden grondslag ABB 0%-tarief zonnepanelen

In Caribisch Nederland wordt de invoer, levering en installatie van zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines op dit moment belast met algemene bestedingsbelasting (ABB). Zowel ondernemers als particulieren kunnen deze algemene bestedingsbelasting als hoofdregel niet terugvragen door zich te registreren en aangifte te doen voor de ABB. Door eerder genoemde producten en diensten voor particulieren en niet-elektri-citeitsbedrijven vrij te stellen van de ABB, en voor elektriciteitsbedrijven een nultarief te hanteren, wenst het kabinet investeringen in zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines op deze eilanden te stimuleren.

  • 13. 
    Verhogen minimumtarief bieraccijns

Het laagste tarief in de bieraccijns (voor de lichte bieren) komt overeen met het tarief van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Om ervoor te zorgen dat voor lichte bieren minimaal eenzelfde tarief blijft gelden als voor frisdrank, zal het laagste accijnstarief op bier met ingang van 2023 en 2024 met dezelfde bedragen worden verhoogd als het tarief op alcoholvrije dranken. Dit betreft een klein aandeel van de totale bierconsumptie. Dit levert € 3 miljoen op in 2023 en €4 miljoen vanaf 2024.

  • 14. 
    Ontkoppeling ODE van SDE

De ODE is conform Coalitieakkoord ontkoppeld van de SDE. Het karakter van de doelheffing is daarmee verdwenen en de ODE is daarmee een 'normale' belasting geworden. Deze ontkoppeling en kadercorrectie was echter abusievelijk nog niet meegenomen bij de Startnota en wordt nu alsnog verwerkt. Dit leidt tot een kadercorrectie. Dit komt doordat er in het verleden grondslagerosie is ontstaan waardoor de opbrengst van de ODE lager is dan de oorspronkelijke ODE-taakstelling. Er is gekozen om hiervoor niet te compenseren omdat de afspraak uit het coalitieakkoord was dat niet-beleidsmatige ontwikkelingen in de ODE nu endogeen zijn. Daarom wordt dit nu verwerkt via een kadercorrectie en is er geen compenserende lastenverzwaring getroffen.

  • 15. 
    Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting

In de huidige wet is het mogelijk voor energieleveranciers om de verbruiks-periode voor de EB (normaal gesproken 1 jaar) op te knippen in kortere verbruiksperiodes. Dit kan op twee manieren gerealiseerd worden:

  • 1. 
    Wijze van facturering aanpassen: door bij wijze van spreken maandelijks of tweemaandelijks telkens een eindfactuur aan te vragen bij je energieleverancier. Je krijgt dan 6 respectievelijk 12 eindfacturen op jaarbasis.
  • 2. 
    Door tussentijds van energieleverancier te wisselen: door binnen een jaar één of meerdere keren van energieleverancier te wisselen kun je de gebruikelijke verbruiksperiode van 1 jaar ook inkorten. Je krijgt bij het overstappen van energieleverancier namelijk altijd verplicht een eindfactuur.

In de praktijk gaat het bijv. om seizoensbedrijven (bijv. een suikerbietenproducent) die maar een bepaalde kortere periode in het jaar actief zijn en in enkele maanden tijd veel energie verbruiken. Bij de berekening van de EB/ODE afdracht wordt dan door de voorschotsystematiek verondersteld dat de seizoensbedrijven over het hele jaar gemeten qua verbruik in de hogere schijven eindigen, omdat deze piek in de productie constant wordt verondersteld voor alle maanden van het jaar. Zij worden daardoor relatief voor een groter deel van het verbruik in hogere schijven belast (en dus tegen lagere tarieven), waardoor er een financieel EB voordeel kan ontstaan. Was de verbruiksperiode namelijk (zoals normaal gesproken) een jaar geweest dan waren de schijven niet met 1/12 ingekort en was er relatief meer verbruik aan de eerste schijven toegerekend (hogere tarieven = meer EB/ODE afdracht). Het te weinig afgedragen bedrag aan EB/ODE wordt later niet meer gecorrigeerd omdat sprake is van afdracht op aangifte door de energieleverancier, de energieleverancier is namelijk de belastingplichtige.

Om dit probleem aan te pakken wil de wetgever nu situatie 1 hierboven (wijze van facturering aanpassen) voorkomen door het onmogelijk te maken om de verbruiksperiode middels de wijze van facturering (bijv. maandelijks voorschot i.c.m. maandelijkse eindfactuur) in te korten. De standaard verbruiksperiode wordt dan 1 jaar, alleen ingeval situatie 2 zich voordoet kan de verbruiksperiode dan nog ingekort worden. Onder de huidige wetgeving is het dus niet nodig om meerdere energieleveranciers te hebben om je verbruiksperiode in te korten en financieel voordeel te behalen. Na de wetswijziging is dit wel nodig om nog financieel voordeel te behalen.

  • 16. 
    Verhogen van woningwaardegrens van VOV-woningen voor goedkeurend beleid BTW en OVB

Woningcorporaties passen VOV toe om de toegang tot de (koop)woning-markt te bevorderen voor lagere inkomensgroepen. De verkoop van nieuwe woningen is normaliter belast met btw en vrijgesteld van OVB. Ter voorkoming van belastingbesparende constructies is zowel btw als OVB verschuldigd als een nieuwe woning wordt verkocht onder de marktwaarde. Bij VOV vindt ook een verkoop onder de marktwaarde plaats omdat een koperkorting wordt verleend. Om te voorkomen dat bij VOV zowel btw als overdrachtsbelasting betaald moet worden, is in een Beleidsbesluit geregeld dat geen OVB verschuldigd is als de marktwaarde van de woning niet hoger is dan €240.000 (na koperskorting). Die VOV-grens is met de huidige huizenmarkt niet meer actueel. Daarom wordt de VOV-grens (vóór koperskorting) per 1 januari 2023 verhoogd naar de woningwaardegrens van de startersvrijstelling in de OVB. In 2023 is de grens € 440.000 en deze wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd.

  • 3. 
    Inkomstenkader maatregelen augustusbesluitvorming 2022

Tabel 2 laat de lastenrelevante maatregelen uit de augustusbesluitvorming zien. Zie paragraaf 2.2.1 voor toelichting van de maatregelen. In onderstaande tabel is het overschot in het inkomstenkader van tabel 1 verwerkt. Het totaal van tabel 3.2 is vanaf nu de stand van het inkomstenkader.

Tabel 3.2 Lastenmaatregelen augustusbesluitvorming

 

Maatregel ('-' = saldoverslechterend) in standen

2022

2023

2024

2025

struc

1 Verlaging EB (belastingvermindering en tarieven + reservering compensatie energierekening)

0

  • 5422

0

0

0

2 Uitstellen schuif energiebelasting op elektriciteit naar gas uit CA naar 2024

0

246

0

0

0

3

Verhogen zorgtoeslag met 412 euro (incidenteel in 2023)

0

  • 2117

0

0

0

4

Maatregel brandstofaccijns

0

  • 1193

16

0

0

5

Arbeidskorting

0

  • 500
  • 500
  • 500
  • 500

6

Verlaging tarief eerste schijf IB

0

  • 700
  • 700
  • 700
  • 1000

7

Investering MKB

0

  • 500
  • 500
  • 500
  • 600

7a

waarvan tarief box 2: lage tarief 24,5%, hoge tarief 31%

0

  • 70

1

1

1

7b

waarvan verhogen EIA/MIA/VAMIL

0

  • 150
  • 150
  • 150
  • 150

7c

waarvan verhogen WKR

0

  • 50
  • 50
  • 50
  • 50

7d

waarvan verlagen Aof-premie kleine werkgevers

0

  • 230
  • 301
  • 301
  • 401

8

Caribisch NL Verhogen belastingvrije som

0

  • 1,8
  • 1,8
  • 1,8
  • 1,8

9

Caribisch NL Accijnsverlaging (jan-jun)

0

  • 1,6

0

0

0

10

Versneld afbouwen zelfstandigenaftrek naar 1200 in 2026 en naar 900 in 2027

0

173

345

518

89

11

Afschaffen doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon

0

543

524

505

189

12 Verhogen lage vpb-tarief naar 19%

0

1525

1527

1528

1549

13

Box 3: verhogen tarief naar 34% in drie stappen en verhogen heffingsvrij vermogen naar circa €57.000

0

84

217

350

350

14 Aanpak constructies & fiscale regelingen (taakstellend, placeholder: tarief eerste schijf)

0

0

100

250

550

15 Aftoppen giftenaftrek om ANBI-constructie tegen te gaan

0

10

20

30

50

16 Afschaffen FBI vastgoed

0

0

54

54

54

17 Verhogen algemeen tarief overdrachtsbelasting van 10,1% naar 10,4%

0

130

130

130

130

 

Totaal (exclusief inzet overschot inkomstenkader)

0

  • - 
    7724

1231

1663

859

 

Overschot inkomstenkader

  • 31

284

135

232

351

 

Totaal (inclusief inzet overschot inkomstenkader)

  • - 
    31
  • - 
    7440

1366

1895

1210

4 DE BELASTING - EN PREMIEONTVANGSTEN

4.1    Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingenen premieontvangsten (in het vervolg: 'de ontvangsten') gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis relevant. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 5. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2022 en 2023 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de ontvangsten van 2022 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2022, waarbij de belangrijkste ramings-bijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2023 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel ('expert opinion'). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2027. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2022 en 2023. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naarSection: Toelichting op de belastingontvangsten

Text contents: bijlage 5 selectbijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2    Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2022 en 2023

Het Rijk realiseert in 2022 naar verwachting in totaal 27,8 miljard euro meer ontvangsten dan in 2021. Dit is te zien in tabel 4.2.1. De toename komt voor

33.2    miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis en met de i nflatie.

De economische ontwikkeling wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (9,0% in 2022). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 5,4 miljard euro lagere ontvangsten vergeleken met 2021.

 

Tabel 4.2.1 Ontwikkeling inkomsten 2021-2023 (in

miljarden

euro's)

 
 

2021

2022

2023

Belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis

249,5

272,2

283,8

  • waarvan belastingen

210,0

232,4

242,4

  • waarvan premies volksverzekeringen

39,4

39,8

41,3

Premies Werknemersverzekeringen

71,9

77,0

82,7

Totaal

321,4

349,2

366,4

Mutatie

 

27,8

17,3

  • waarvan endogene groei
 

33,2

12,0

  • waarvan beleid
 
  • 5,4

5,3

Endogene mutatie (in %)

 

10,3%

3,4%

Waardeontwikkeling BBP (in %)

 

9,0%

6,5%

In 2023 groeien de ontvangsten met 17,3 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 5,3 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2023 een opwaarts effect op de ontvangsten met 12,0 miljard euro.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2022

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2022 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2022. De nieuwe raming voor 2022 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2023 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2022. Ten opzichte van de Miljoenennota 2022 is de raming van de ontvangsten per saldo 15,1 miljard euro opwaarts bijgesteld.

 

Tabel 4.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2022 (in miljoenen euro's)

Miljoenennota

2022

Vermoedelijke uitkomsten 2022

Verschil

Indirecte belastingen

104.439

105.932

1.493

Invoerrechten

3.749

4.636

887

Omzetbelasting

67.492

72.698

5.206

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

2.000

1.505

  • 495

Accijnzen

12.114

11.156

  • 958

Overdrachtsbelasting

4.298

4.985

687

Assurantiebelasting

3.408

3.420

12

Motorrijtuigenbelasting

4.240

4.325

85

Belastingen op een milieugrondslag

4.733

1.470

  • 3.262

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

280

261

  • 19

Belasting op zware motorrijtuigen

218

221

4

Verhuurderheff ing

1.460

784

  • 677

Bankbelasting

447

470

23

Directe belastingen en premies

     

volksverzekeringen

156.282

166.000

9.718

Loon- en inkomensheffing

115.072

118.734

3.662

Dividendbelasting

7.107

5.609

  • 1.498

Kansspelbelasting

508

804

295

Vennootschapsbelasting

31.118

38.274

7.156

Bronbelasting op rente en royalty's

0

27

27

Schenk- en erfbelasting

2.476

2.552

76

Overige belastingontvangsten

303

289

  • 14

Totaal belastingen en premies

     

volksverzekeringen

261.024

272.221

11.197

Premies werknemersverzekeringen

73.099

76.958

3.859

waarvan zorgpremies

46.368

47.652

1.284

Totaal belasting- en premieontvangsten

334.123

349.180

15.056

De raming uit de Miljoenennota 2022 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. In 2022 is er meer dan gebruikelijk nog sprake van beleid dat na de Miljoennota is doorgevoerd. Tabel 4.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties, die gezamenlijk leiden tot circa 12,6 miljard euro lagere ontvangsten.

Het totale verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de vermoedelijke uitkomsten dat niet aan beleid toe te schrijven is, bedraagt daardoor circa 27,5 miljard euro. Dat hangt in belangrijke mate samen met de doorwerking van de 29,3 miljard euro hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2021, die de basis vormen van de raming voor 2022. Deze zijn toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2021.3 Daarnaast is sprake van een grotere groei door economische factoren in 2022 dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2022 (9,0 procent ten opzichte van 5,3 procent).

Tabel 4.3.2 Verticale toelichting beleidsmutaties 2022 (in miljarden euro's)

Miljoenennota 2022    7.157

Algemene politieke beschouwingen 2021 incl. doorwerking zorgpremies    1.591

Compensatiepakketten vanwege hoge energieprijzen    -    5.266

Uitstel omvorming ProRail    -    7.296

Herstel Box 3    -    2.800

Overige zorgpremies    348

Overig    870

Miljoenennota 2023    -    5.396

De raming van de indirecte belastingen is met 1,5 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2022. De belangrijkste verklaring is de hogere btw-ontvangsten. De ontvangsten van de belasting op milieugrondslag en de accijnzen zijn juist neerwaarts bijgesteld als gevolg van beleidsmatige verlaging ter compensatie van de hoge energieprijzen.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2022 met 9,7 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2022. Dit komt bijna volledig door 7,2 miljard euro hogere ontvangsten in de vennootschapsbelasting (vpb). Dit is extra opvallend, omdat in de Miljoenennota 2022 in de vennootschapsbelasting nog werd uitgegaan van eenmalig hogere ontvangsten vanwege de omvorming van ProRail naar zelfstandig bestuursorgaan. Dit levert een eenmalige afrekening op van het Rijk aan het Rijk, die voornamelijk in de vpb landt. Deze omvorming is uitgesteld naar 2024. Het economisch relevante verschil tussen de vpb-raming voor 2022 uit de Miljoenennota 2022 en de vermoedelijke uitkomsten 2022 is daarmee nog groter. De vpb-ontvangsten in een EMU-jaar hebben in de praktijk betrekking op verschillende winstjaren. Vooral de winsten over 2021 lijken veel gunstiger dan vooraf ingeschat.

Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 3,9 miljard euro hoger uit dan bij de Miljoenennota 2022.

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2023

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2023 opgenomen.

Loon- en inkomensbelasting

Omzetbelasting (btw)

Zorgpremies

Premies volksverzekeringen

Vennootschapsbelasting

Premies werknemersverzekeringen

Accijnzen

Overdrachts- en assurantiebelasting

Dividendbelasting

Invoerrechten

Motorrijtuigenbelasting

Belastingen op een milieugrondslag

Schenk- en erfbelasting Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) Bankbelasting

Overig

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2023. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2022 naar 2023 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

 
 

Vermoedelijke uitkomsten 2022

Maatregelen

Endogeen

Endogeen in %

2023

Indirecte belastingen

105.932

2.370

5.187

4,9%

113.489

Invoerrechten

4.636

0

198

4,3%

4.835

Omzetbelasting

72.698

1.001

4.068

5,6%

77.767

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.505

  • 168

324

21,6%

1.661

Accijnzen

11.156

  • 58

394

3,5%

11.492

Overdrachtsbelasting

4.985

1.090

  • 497
  • 10,0%

5.578

Assurantiebelasting

3.420

0

111

3,2%

3.531

Motorrijtuigenbelasting

4.325

  • 20

214

4,9%

4.519

Belastingen op een milieugrondslag

1.470

1.095

273

18,6%

2.839

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

261

300

15

5,7%

576

Belasting op zware motorrijtuigen

221

0

  • 1
  • 0,5%

220

Verhuurderheffing

784

  • 871

87

11,1%

0

Bankbelasting

470

0

1

0,0%

471

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

166.000

2.094

1.883

1,1%

169.978

Loon- en inkomensheffing

118.734

  • 130

2.915

2,5%

121.519

Dividendbelasting

5.609

373

481

8,6%

6.463

Kansspelbelasting

804

0

24

3,0%

828

Vennootschapsbelasting

38.274

1.852

  • 1.565
  • 4,1%

38.561

Bronbelasting op rente en royalty's

27

0

  • 27
  • 101%

0

Schenk- en erfbelasting

2.552

  • 1

55

2,1%

2.606

Overige belastingontvangsten

289

  • 2

5

1,6%

292

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

272.221

4.462

7.075

2,6%

283.758

Premies werknemersverzekeringen

76.958

806

4.914

6,4%

82.678

waarvan zorgpremies

47.652

676

3.175

6,7%

51.503

Totaal belasting- en premieontvangsten

349.180

5.268

11.989

3,4%

366.436

In 2023 bedragen de ontvangsten naar verwachting 366,4 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2022 stijgen de ontvangsten in 2023 daarmee met 17,3 miljard euro. De verwachte endogene groei van de ontvangsten in 2023 bedraagt 12,0 miljard euro (3,4 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 5,3 miljard euro hogere ontvangsten in 2023 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. De volgende paragrafen gaan verder in op de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2023 De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2023. Voor 2023 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 6,5 procent.

De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2022 blijft daar met 3,5 procent wat bij achter.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2023 bedraagt 4,9 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Andere opvallende ontwikkelingen zijn de BPM (+21,6 procent) en de overdrachtsbelasting (-10%). De opbrengst van de BPM viel sterk terug tijdens de coronacrisis en blijft in 2021 en in 2022 achter vanwege specifiek e problemen in toeleveringsketens. De aanname is dat dit effect deels tijdelijk is. Bij de overdrachtsbelasting wordt rekening gehouden met anticipatie op de tariefsverhoging voor beleggers per 2023. Hierdoor verschuiven naar verwachting transacties van begin 2023 naar eind 2022 en ontstaat een kasschuif in de belastingopbrengsten ten koste van 2023.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen levert de loon- en inkomensheffing in absolute zin de belangrijkste bijdrage aan de endogene groei. Op EMU-basis is er naar verwachting juist sprake van een endogene daling van de ontvangsten uit de vpb in 2023. Deze daling kent niet zozeer een economische verklaring, maar volgt uit het feit dat de hoge groei in 2022 deels komt door een verschuiving in de heffing, die naar verwachting tijdelijk is. Paragraaf 4.5 licht dit nader toe.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen - waar ook de zorgpremies onder vallen - nemen endogeen met 6,4 procent toe in 2023. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2023 nemen de ontvangsten met 5,3 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2023 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2023 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2022, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2023 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen loopt de verlaging van de btw op energie af per 2023. Dit leidt tot een toename van de belastingontvangsten van circa 1 miljard euro. Bij de belasting op milieugrondslag is sprake van een vertekend beeld door de integratie van de Opslag duurzame energie per 2023 in de energiebelasting. Zonder deze schuif van de uitgavenkant van de begroting naar de energiebelasting zou juist sprake zijn van een forse negatieve beleidsmatige ontwikkeling. Die negatieve ontwikkeling hangt samen met de verlaagde energiebelasting vanwege de hoge prijzen. De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft.

Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen met 2,1 miljard euro toe in 2023. Dit komt bijna volledig door vpb. Het lage tarief in de vpb wordt per 2023 verhoogd van 15% naar 19%.

Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2023 van 5,3 miljard euro uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de verticale mutatie van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2023. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2023 nog budgettaire effecten heeft.

 

Maatregelen

Vorige kabinetten

Startnota

Miljoenennota

2023

Totaal

Zorgpremies

1.268

405

  • 997

676

Omvorming ProRail

7.299

0

  • 7.299

0

Hoge energieprijzen (accijnzen, energiebelasting, en btw op energie)

3.214

0

  • 4.263
  • - 
    1.049

Loon- en inkomensheffing (excl. Coronapakketten, DGA, compensatie Box 3)

593

  • 2.664
  • 579
  • - 
    2.650

Coronapakketten

1.085

0

  • 97

988

VPB-tarieven en DGA

324

760

2.575

3.659

Verhuurderheffing

  • 373
  • 478
  • 20
  • - 
    871

Rechtsherstel box 3

0

0

341

341

Integreren ODE in Energiebelasting

0

0

3.068

3.068

Overig

14

911

87

1.012

Totaal

13.424

  • - 
    1.066
  • - 
    7.090

5.268

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect daarvan op de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo). Voor de meeste belastingsoorten zijn de verschillen beperkt en terug te voeren op de wijze waarin wijzigingen in beleid soms via enige vertraging leiden tot EMU-relevante kaseffecten. De belangrijkste verklaring voor het totaalverschil zit in de energiebelasting en ODE. Op blo-basis heeft de integratie van de ODE in de energiebelasting geen effect. Voor de belastingontvangsten heeft dit wel effect, omdat de ODE op de begroting van EZK werd verantwoord, en dus niet als belastingontvangst. Uiteraard is dit effect enkel boekhoudkundig en heeft dit geen gevolgen voor het totale EMU-saldo van het Rijk. Een ander verschil is te zien bij de dividendbelasting, waar wel sprake is van een effect van beleid op EMU-basis maar niet op blo-basis. Dit hangt samen met verwachte anticipatie door directeur-grootaandeelhouders op wijzigingen in de tariefstructuur van box 2 per 2024. Anticipatie is niet lastenrelevant.

 

Tabel 4.4.3 Budgettair en lasteneffect van beleidsmutaties in 2023 (in miljoenen euro)

Beleidsmatige lastenontwikkeling

Effect op ontvangsten op EMU-basis

Omzetbelasting

1.017

 

1.001

BPM

  • 198
 
  • 168

Accijnzen

  • 58
 
  • 58

Overdrachtsbelasting

1.091

 

1.091

Energiebelasting en Opslag duurzame energie

  • 2.171
 

740

Vliegbelasting

387

 

354

Inkomenshefffng

1.793

 

2.273

Loonheffing

  • 2.060
 
  • 2.403

Dividendbelasting

0

 

373

Vennootschapsbelasting

1.957

 

1.862

Verhuurderheffing

  • 871
 
  • 871

Premies werknemersverzekeringen

129

 

129

Zorgpremies

676

 

676

Overig

291

 

268

Totaal

1.984

 

5.268

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbij-stellingen ('expert opinion') hebben op de ramingen in 2022. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen op kas- of transactiebasis. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2022 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro's. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 2,7 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Vaak hangen dergelijke bijstellingen samen met belastingspecifieke ontwikkelingen die niet in de meer macro-economisch onderbouwde schattingsvergelijkingen worden gevangen.

Enkele opvallende posten zijn de BPM, dividendbelasting, kansspelbelasting, en vpb. Bij de BPM speelt de hierboven genoemde problematiek ten aanzien van de toeleveringsketen voor de productie van nieuwe auto's een rol bij de achterblijvende ontvangsten. De dividendbelasting is van nature een zeer volatiele, moeilijk te ramen belastingsoort. De kansspelbelasting herstelt in 2022 snel van een uitzonderlijk laag niveau in 2020 en 2021. Dit hangt zowel samen met het opheffen van sluitingen van casino's naar aanleiding van de coronacrisis als met de legalisering van online kansspelen. De budgettair meest omvangrijke bijstelling valt op de vpb. Deze volgt uit zeer hoge kasontvangsten gedurende 2022, die grotendeels samenhangen met betalingen van bedrijven op basis van de winst in 2021. Die winst blijkt voor veel bedrijven hoger uit te vallen dan vooraf ingeschat, wat leidt tot grote kasontvangsten een jaar later (in dit geval 2022), omdat over het verschil betaald moet worden. Indien de inschattingen vooraf accurater waren, zouden deze betalingen een jaar eerder hebben plaatsgevonden.

Raming 2022 Bijstelling (% van

pominnl

 

Indirecte belastingen

105.932

1,7%

Invoerrechten

4.636

  • 0,1%

Omzetbelasting

72.698

2,6%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.505

  • 12,1%

Accijnzen

11.156

  • 0,4%

Overdrachtsbelasting

4.985

6,6%

Assurantiebelasting

3.420

0,0%

Motorrijtuigenbelasting

4.325

  • 2,5%

Belastingen op een milieugrondslag

1.470

1,8%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

261

  • 8,5%

Belasting op zware motorrijtuigen

221

4,0%

Verhuurderheff ing

784

  • 7,2%

Bankbelasting

470

  • 0,9%

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

166.000

3,3%

Loon- en inkomensheffing

118.734

0,2%

Dividendbelasting

5.609

  • 24,6%

Kansspelbelasting

804

54,5%

Vennootschapsbelasting

38.274

16,4%

Bronbelasting op rente en royalty's

27

83%

Schenk- en erfbelasting

2.552

  • 9,4%

Overige belastingontvangsten

289

51,9%

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

272.221

2,7%

Omdat voor de raming van 2023 de raming van 2022 - en niet de gerealiseerde ontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2022 één-op-één door naar 2023. Dat geldt in principe voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en kasbasis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2023 verder op ten opzichte van 2022, in lijn met de bijstellingen in 2022 op basis van de kasontvangsten. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2022 sprake is van een incidenteel effect.

Bijstelling (% van

Raming 2023

pominnl

 

Indirecte belastingen

113.489

1,6%

Invoerrechten

4.835

  • 1,1%

Omzetbelasting

77.767

2,4%

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.661

0,6%

Accijnzen

11.492

  • 0,7%

Overdrachtsbelasting

5.578

1,4%

Assurantiebelasting

3.531

0,0%

Motorrijtuigenbelasting

4.519

  • 3,3%

Belastingen op een milieugrondslag

2.839

7,9%

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

576

0,3%

Belasting op zware motorrijtuigen

220

4,0%

Bankbelasting

471

  • 0,6%

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

169.978

1,4%

Loon- en inkomensheffing

121.519

  • 0,1%

Dividendbelasting

6.463

  • 34,5%

Kansspelbelasting

828

52,5%

Vennootschapsbelasting

38.561

11,9%

Bronbelasting op rente en royalty's

0

0%

Schenk- en erfbelasting

2.606

  • 9,2%

Overige belastingontvangsten

292

51,4%

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

283.758

1,6%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2022-2027 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2022 en 2023 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2024 tot en met 2027 betreft dit een extrapolatie op basis van de meest recente MLT-raming van het CPB (CEP 2022).

 
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Indirecte belastingen

105.932

113.489

125.248

129.664

133.250

136.656

Invoerrechten

4.636

4.835

5.012

5.190

5.362

5.540

Omzetbelasting

72.698

77.767

81.335

83.663

86.014

88.437

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.505

1.661

1.698

2.241

2.567

2.667

Accijnzen

11.156

11.492

13.018

13.146

13.279

13.358

Overdrachtsbelasting

4.985

5.578

6.324

6.651

7.001

7.368

Assurantiebelasting

3.420

3.531

3.626

3.732

3.795

3.876

Motorrijtuigenbelasting

4.325

4.519

4.630

4.819

5.166

5.346

Belastingen op een milieugrondslag

1.470

2.839

8.305

8.913

8.750

8.739

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

261

576

605

611

615

619

Belasting op zware motorrijtuigen

221

220

225

228

232

235

Verhuurderheffing

784

0

0

0

0

0

Bankbelasting

470

471

471

471

471

471

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

166.000

169.978

186.449

189.423

198.275

207.188

Loon- en inkomensheffing

118.734

121.519

128.498

137.307

144.423

151.394

Dividendbelasting

5.609

6.463

8.792

6.896

7.336

7.736

Kansspelbelasting

804

828

866

899

944

998

Vennootschapsbelasting

38.274

38.561

45.556

41.476

42.642

44.043

Bronbelasting op rente en royalty's

27

0

0

0

0

0

Schenk- en erfbelasting

2.552

2.606

2.737

2.846

2.930

3.017

Overige belastingontvangsten

289

292

294

294

294

294

Totaal belastingen en premies volksverzekeringen

272.221

283.758

311.990

319.381

331.819

344.137

Premies werknemersverzekeringen

76.958

82.678

87.570

91.892

96.098

99.083

waarvan zorgpremies

47.652

51.503

55.241

58.036

60.715

62.174

Totaal belasting- en premieontvangsten

349.180

366.436

399.560

411.273

427.917

443.221

4.7 De complete belastingraming 2022-2023 op EMU- en kasbasis

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2022 en 2023.

 

Tabel 4.7.1 Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2022-2023 op EMU-basis (in miljoenen euro)

 

Vermoedelijke uitkomsten 2022

Ontwerpbegroting

2023

Indirecte belastingen

105.932

113.489

Invoerrechten

4.636

4.835

Omzetbelasting

72.698

77.767

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.505

1.661

Accijnzen

11.156

11.492

  • Accijns van lichte olie

3.697

3.872

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.291

3.353

  • Tabaksaccijns

2.975

3.079

  • Alcoholaccijns

384

385

  • Bieraccijns

453

451

  • Wijnaccijns

356

351

Overdrachtsbelasting

4.985

5.578

Assurantiebelasting

3.420

3.531

Motorrijtuigenbelasting

4.325

4.519

Belastingen op een milieugrondslag

1.470

2.839

  • co2-heffing

0

0

  • Afvalstoffenbelasting

249

273

  • Energiebelasting

721

1.680

  • Waterbelasting

331

354

  • Brandstoffenheffingen

1

1

  • Vliegbelasting

169

531

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

261

576

Belasting op zware motorrijtuigen

221

220

Verhuurderheff ing

784

0

Bankbelasting

470

471

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

126.195

128.654

Inkomstenbelasting

10.295

10.703

Loonbelasting

68.634

69.492

Dividendbelasting

5.609

6.463

Kansspelbelasting

804

828

Vennootschapsbelasting

38.274

38.561

Bronbelasting op rente en royalty's

27

0

Schenk- en erfbelasting

2.552

2.606

Overige belastingontvangsten

289

292

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch

   

Nederland

206

225

Totaal belastingen

232.416

242.435

Premie volksverzekeringen

39.805

41.324

Premies werknemersverzekeringen

76.958

82.678

waarvan zorgpremies

47.652

51.503

Totaal belasting- en premieontvangsten

349.180

366.436

5 TOELICHTING OP DE BELASTINGONTVANGSTEN

5.1    Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel, de toegepaste ramingsvergelijkingen en de herijkingen t.o.v. voorgaande jaren, worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 4, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

5.2    Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotings-saldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3    Ramingsmethodiek Ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidseffecten worden ingeboekt in een database, waarna het effect per belas-tingsoort wordt meegenomen bij de raming.

Tot slot speelt zogenoemde 'expert opinion' een rol. De uitkomsten van het model - de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen - worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2022 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2022 zijn deels dus reeds gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2023 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2022 vormen daarom de basis voor de raming van 2023.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. In de komende jaren wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van de uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2022 met een relatief hoge [PM]% groeit, wat zich vertaalt in relatief hoge groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = TM * (1 + Et) + A,

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2021. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2021 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2021. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2022. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2023, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingen

Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.4 Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleids-ramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling

De verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2023 (MEV 2023).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke 'auto'-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis - doorgaans de één-maands-verschoven-kas - plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.5

De grootste belastingsoorten - de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing - worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.6 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoe-ringsinformatie van de Belastingdienst.

Tabel 5.4.1 Verklarende variabelen ramingsmodel

 

Afkorting

Variabele

arbvu

Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie

bbpvu

BBP marktprijzen, volumemutatie

bbpwu

BBP marktprijzen, waardemutatie

box2

Waardemutatie grondslag box 2

5    Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2022 zijn de kasontvangsten van februari 2022 tot en met januari 2023 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.

6    De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.

Waardemutatie grondslag box 3 Contractloonstijging Huizenverkoop prijsmutatie Huizenverkoop volumemutatie

box3

clpu hznpu hznvu ihhyptr incpu iond ivswu oiwu pcdvu pcdwu pcndvu pcvgvu pcwu prpsv tcf

verr winstwu

Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Incidentele loonstijging Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers Investeringen in woningen, waardemutatie Overheidsinvesteringen, waardemutatie Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie Consumptie van voeding en genot, volumemutatie Particuliere consumptie, waardemutatie Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie Tabelcorrectiefactor

Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening

 

Tabel 5.4.2 Overzicht ramingsvergelijkingen

Belastingsoort

Ramingsvergelijking voor Et

Accijns op lichte oliën

  • 0,025 + 1,80 * bbpvu, + 1 * tcf,

Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën

  • - 
    0,021 + 1,15 * bbpvu, + 1 * tcf,

Afvalstoffenbelasting

  • - 
    0,033 + 3,25 * bbpvu, + 1 * tcf,

Alcoholaccijns

  • - 
    0,020 + 1 * pcvu,

Assurantiebelasting

0,59 * bbpvu,

Bankbelasting

0

Belasting zware motorrijtuigen (bzm)

1 * bbpvu,

Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm)

  • - 
    0,066 + 2,78 * pcdvu, + 1 * cf,

Bieraccijns

  • - 
    0,020 + 1 * pcvu,

Brandstoffenheff ing

1 * bbpwu,

Bronbelasting op rente en royalty's

0

CO2-heffing

1 * bbpvu,

Dividendbelasting

  • - 
    0,084 + 4,95 * bbpwu,

Energiebelasting

  • - 
    0,029 + 0,41 * bbpvu, + 1 * f

Inkomensheffing

 
  • Box 1 ondernemers

1 * iond,

  • Box 2

1 * box2,

  • Box 3

1 * box3,

  • Eigen woning

1 * ihhyp,r,

  • Inkomensheffing overig

1 * verr,

Kansspelbelasting

1,49 * pcwu,

Loonheffing

0,79 * arbvu, + 1,67 * clpu, + 1,26 * incpu, - 0,70 * Wf, - 0,89 * prpsv,

Motorrijtuigenbelasting (mrb)

0,40 * bbpvu, + 1 * ,cft

Omzetbelasting (btw)

0,18 * pcndwu, + 0,46 * pcdwu, + 0,18 * ivswu, + 0,07 * oiwu,

Overdrachtsbelasting

1 * hznvu, + 1 * hznpu,

Rechten bij invoer

1,08 * pcdwu,

Schenk- en erfbelasting

0,79 * hznpu,

Tabaksaccijns

1 * pcvgvu,

Vennootschapsbelasting

0,017 + 0,55 * wins,wut

Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken

0,56 * pcvu,

Vliegbelasting

1 * pcvu,

Waterbelasting

0,012 + 1 * f

Wijnaccijns

  • - 
    0,020 + 1 * pcvu,

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van - 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsin-formatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

Herijking ramingsmodel

In 2022 zijn de ramingsvergelijkingen empirisch herschat op basis van de meest actuele belastingontvangsten en economische gegevens. Op aanbeveling van de Commissie Visitatie raming belasting- en premieontvangsten5 en in navolging van de motie Grinwis/Inge van Dijk (kamerstukken II 35927, nr. 71) vindt iedere vier jaar een herziening van de ramingsvergelijkingen plaats om ervoor te zorgen dat de coëfficiënten zo accuraat mogelijk de hedendaagse relatie tussen de macro-economische variabele en de belastingontvangsten modelleren.

Het doel van de herijking van het ramingsmodel is om te evalueren of de oude ramingsvergelijkingen nog geschikt zijn om de belastingontvangsten te ramen en deze waar nodig te herzien. Voor de herijking van de ramingsvergelijkingen is gebruik gemaakt van historische macro-economische gegevens en historische belastingontvangsten van iedere belastingsoort. Voor iedere belastingsoort is onderzocht welke macro-economische variabelen mogelijk geschikt zijn om de endogene ontwikkeling te ramen. Verschillende modelvarianten die hieruit voortkwamen zijn empirisch geschat en vergeleken op basis van statistische criteria zoals verklarende kracht, economische relevantie en op het oordeel van deskundigen. Op basis hiervan is een keuze gemaakt voor een nieuwe schattingsvergelijking.

De herziening van de ramingsvergelijkingen leidt voor sommige belasting-soorten tot een relatief eenvoudige aanpassing: bijvoorbeeld actualisering van de bestaande coëfficiënten of het toevoegen van een trend. Voor andere belastingen zijn de vergelijkingen echter grondig herzien. Ter illustratie,

voorheen werd de ontwikkeling van invoerrechten geraamd aan de hand van de prijs- en volumemutatie van invoer. Na evaluatie van diverse alternatieven is geconcludeerd dat de macro-economische variabele particuliere consumptie van duurzame goederen tot een betere raming leidt. Met de herijkte ramingsvergelijkingen wordt de trefzekerheid van ramingen verhoogd, waardoor de belastingontvangsten, het te verwachten EMU-saldo, en de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat beter kunnen worden bepaald.

5.5 De belastingramingen voor 2022 en 2023 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2022 en 2023 per belastingsoort. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

 

Tabel 5.5.1 Raming belastingen en premies op kasbasis (in miljoenen euro)

 
 

Vermoedelijke uitkomsten 2022

Ontwerpbegroting

2023

Indirecte belastingen

104.708

112.563

Invoerrechten

4.562

4.821

Omzetbelasting

71.680

76.931

Belasting op personenauto's en motorrijwielen

1.508

1.668

Accijnzen

11.180

11.484

  • Accijns van lichte olie

3.719

3.869

  • Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.325

3.362

  • Tabaksaccijns

2.947

3.062

  • Alcoholaccijns

386

385

  • Bieraccijns

451

455

  • Wijnaccijns

352

351

Overdrachtsbelasting

4.675

5.666

Assurantiebelasting

3.391

3.520

Motorrijtuigenbelasting

4.277

4.510

Belastingen op een milieugrondslag

1.712

2.720

  • co2-heffing

0

0

  • Afvalstoffenbelasting

255

274

  • Energiebelasting

975

1.568

  • Waterbelasting

328

352

  • Brandstoffenheffingen

1

1

  • Vliegbelasting

153

524

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.

254

551

Belasting op zware motorrijtuigen

216

220

Verhuurderheff ing

783

0

Bankbelasting

470

471

Directe belastingen en premies volksverzekeringen

126.044

129.621

Inkomstenbelasting

10.371

10.892

Loonbelasting

68.334

70.050

Dividendbelasting

5.609

6.463

Kansspelbelasting

775

854

Vennootschapsbelasting

38.352

38.756

Bronbelasting op rente en royalty's

51

0

Schenk- en erfbelasting

2.552

2.606

Overige belastingontvangsten

294

292

 

Vermoedelijke uitkomsten 2022

Ontwerpbegroting

2023

waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

206

225

Totaal belastingen op kasbasis

231.046

242.476

Premies volksverzekeringen

39.668

41.834

Premies werknemersverzekeringen

77.183

83.240

Aansluiting naar EMU (KTV)

1.282

  • 1.114

Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis    349.180    366.436

Tabel 5.5.2 Meerjarige belastingontvangsten op kasbasis (in miljarden euro's)

2022    2023    2024    2025    2026    2027

Belastingontvangsten 231,0    242,5    271,9    275,7    285,5    296,1

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 5.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat 30% van het belastinguitstel uiteindelijk oninbaar zal blijken (zie hoofdstuk 6.2 van de Voorjaarsnota 2022 voor een uitgebreide toelichting hierop).

Tabel 5.5.4 EMU-correctie naar belastingjaar n.a.v. corona-gerelateerd uitstel van belasting (in miljarden euro's)

2020    2021    2022    2023    2024    2025    2026    2027

10,3    3,0    - 1,3    - 3,3    - 2,7    - 2,3    - 2,3    - 1,5

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belas-tingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesver-rekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Tabel 5.6.1 Opbrengst en ontwikkeling van de vennootschapsbelasting op kasbasis naar transactiejaar (in miljoenen euro)

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Jaar T

18.312

20.515

17.844

23.083

27.591

31.162

Jaar T-1

5.106

5.059

3.861

7.308

9.969

6.934

Jaar T-2

650

521

  • 230

469

735

676

Jaar T-3

  • 317
  • 145
  • 247
  • 83

10

53

Jaar T-4 en ouder

  • 96

0

  • 184
  • 361

47

  • 69

Totaal kasopbrengst VPB

23.655

25.949

21.044

30.416

38.352

38.756

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, belastingkortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffings-niveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

 

Tabel 5.6.2 Ontwikkeling loonheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)

 

2021

2022

2023

Opbrengst op transactiebasis

106.086

114.181

115.716

Mutatie

 

8.095

1.535

waarvan endogeen

 

7.630

3.938

waarvan autonoom

 

464

  • 2.403

Endogene groei (in %)

 

7,2%

3,4%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing in 2022 en 2023. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2022

7,6 miljard euro. In 2023 bedraagt deze 3,9 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro Economische Verkenning 2023 van het CPB.

 

Tabel 5.6.3 Relevante economische indicatoren voor de loonheffing

 

2022

2023

arbeidsvolume in arbeidsuren

4,13%

0,55%

contractloonstijging

3,13%

3,57%

incidentele loonstijging

0,16%

0,64%

tabelcorrectiefactor

1,30%

6,30%

arbeidsinkomensquote marktsector

75,0%

73,3%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

 

Tabel 5.6.4 Ontwikkeling inkomensheffing op transactiebasis (in miljoenen euro)

 

2021

2022

2023

Opbrengst op transactiebasis

3.793

5.957

8.628

Mutatie

 

2.163

2.672

waarvan endogeen

 

946

  • 65

waarvan autonoom

 

1.218

2.737

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten inkomensheffing is in 2022 positief (0,9 miljard euro), en in 2023 ongeveer nul: -(-0,1 miljard euro).

De inkomensheffing betreft het saldo van een veelvoud aan economische grondslagen, waarvan sommigen een negatieve bijdrage leveren en anderen een positieve bijdrage. Bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek respectievelijk box 3. De mutaties hiervan houden elkaar in 2023 ongeveer in evenwicht.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze beste-dingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

 

Tabel 5.6.5 Raming van de procentuele ontwikkeling van 2022 en 2023

bestedingen

in

 

2022

2023

particuliere consumptie, waardemutatie

6,8%

4,7%

investeringen in woningen, waardemutatie

8,5%

8,9%

overheidsinvesteringen, waardemutatie

14,3%

6,8%

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting

72,7 miljard euro in 2022. In 2023 wordt een verdere stijging naar 77,8 miljard euro verwacht.

 

Tabel 5.6.6 Raming van de omzetbelasting op transactiebasis (in miljoenen euro)

 

2021

2022

2023

Opbrengst op transactiebasis

64.850

72.698

77.767

Mutatie

 

7.848

5.069

waarvan endogeen

 

8.193

4.068

waarvan autonoom

 
  • 345

1.001

Endogene mutatie in procent

 

12,6%

5,6%

6 EMU-SALDO

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

Tabel 6.1 EMU-saldo

 
 

(in miljoenen euro, min = tekort)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

bron

1

Belasting- en premieontvangsten

322.365

349.179

366.437

399.561

411.273

427.916

443.220

Tabel 4.6.1

2

Af: Totale netto-uitgaven

367.743

388.375

425.578

460.852

476.382

491.997

512.447

Tabel 2.1

3

Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven

  • 21.657
  • 28.973
  • 33.450
  • 43.004
  • 43.247
  • 45.313
  • 50.898

Tabel 6.2

4

Bij: Kas-transverschillen en overige posten

289

2.642

  • 2.851
  • 4.615
  • 2.762
  • 2.192
  • 2.323

Tabel 6.3

5

Bij: EMU-saldo decentrale overheden

1.543

  • 957
  • 1.019
  • 1.066
  • 1.111
  • 1.151
  • 1.193

Tabel 6.7

6

EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5)

  • - 
    21.888
  • - 
    8.537
  • - 
    29.562
  • - 
    23.969
  • - 
    25.735
  • - 
    22.110
  • - 
    21.844
 

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbank-ieren bij het Rijk aanhouden.

Tabel 6.2 Uitgaven niet-relevant voor het EMU-saldo1

 

(in miljoenen euro, plus = uitgave)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verstrekking studieleningen2

2.644

3.117

3.715

4.227

4.205

4.068

3.887

Aflossing studieleningen

  • 1.054
  • 1.115
  • 1.162
  • 1.202
  • 1.239
  • 1.276
  • 1.314

Coronagerelateerde leningen

660

446

  • 1.105
  • 89
  • 291
  • 820

16

Rijksbijdragen aan de sociale fondsen

37.621

36.309

42.862

46.019

47.264

49.976

52.674

Rente sociale fondsen

0

18

311

67

129

187

208

Kasbeheer

  • 16.060
  • 12.114
  • 9.348
  • 6.171
  • 6.828
  • 6.668
  • 4.096

Rente-ontvangsten derivaten

  • 822
  • 588
  • 238
  • 210
  • 212
  • 202
  • 186

Voortijdige beëindigen derivaten

  • 1.529

0

0

0

0

0

0

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

194

446

477

476

476

320

0

Diverse leningen

  • 72
  • 154
  • 16
  • 170
  • 298
  • 314
  • 299

Exportkredietverzekering

75

97

72

62

47

47

47

Oekraïne

0

2.500

  • 2.305
  • 5
  • 5
  • 5
  • 38

Overig

0

11

185

0

0

0

0

Totaal

21.657

28.973

33.450

43.004

43.247

45.313

50.898

1    Het lid Stoffer heeft in een motie van 30 mei 2022 verzocht om voortaan bij financiële transacties per casus te bezien of een budgettaire dekking geleverd dient te worden. Het kabinet geeft invulling aan deze motie met het opnemen van de navolgende passage in deze Miljoenennota. Sinds 30 mei 2022 heeft het kabinet besloten tot het opnemen van een aantal nieuwe financiële transacties in de rijksbegroting. Het gaat om financiële steun aan Oekraïne in de vorm van een lening via het Internationaal Monetair Fonds. Voorts gaat het om een lening aan Energie Beheer Nederland voor de in- en verkoop van gas voor de gasopslag Bergermeer. Het kabinet heeft geoordeeld dat voor deze financiële transacties geen budgettaire dekking geleverd dient te worden daar in beide cases sprake is van een echte lening, die naar verwachting afgelost zal worden. Daarom is er geen reden om af te wijken van de gangbare boekingswijze in de begrotingsregels om financiële transacties als niet-relevant voor het uitgavenplafond te verwerken.

2    Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-plafondrelevant geboekt bij het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen, ook voor de middelen volgend uit de herinvoering van het prestatiebeurzenstelsel uit het Coalitieakkoord.

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

 

Tabel 6.3 Kas-transverschillen en overige posten

(in miljoenen euro, plus = saldoverbeterend)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G)

  • 116

284

284

284

284

284

0

KTV EU-afdrachten

110

  • 659

0

0

0

0

0

KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten)

  • 124
  • 172

119

65

65

269

0

KTV NOW (corona)

2.393

  • 4.087

212

0

0

0

0

KTV TVL (corona)

  • 529

2.245

100

0

0

0

0

KTV Tozo (corona)

  • 332

0

0

0

0

0

0

KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona)

  • 361

362

179

13

0

0

0

KTV OV-jaarkaart

225

  • 90
  • 960

0

0

0

0

KTV Toeslagen

  • 127

127

0

0

0

0

0

KTV prestatiebeurzen

0

  • 60
  • 670
  • 1.283
  • 1.230
  • 1.083
  • 890

KTV Defensie

226

0

0

0

0

0

0

Overige kas-transverschillen

1.519

5.190

  • 1.198
  • 2.659
  • 1.019
  • 398
  • 35

Mutatie begrotingsreserves

  • 877
  • 786
  • 471
  • 421
  • 21
  • 304
  • 304

EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid1

692

0

0

0

0

0

0

Overig

494

0

0

0

0

0

0

Subtotaal Rijk

3.193

2.353

  • - 
    2.404
  • - 
    4.000
  • - 
    1.921
  • - 
    1.232
  • - 
    1.229

Eigenrisicodragers WGA/ZW

356

392

418

445

463

482

500

Zorgbemiddelingskosten

  • 3.866
  • 103
  • 866
  • 1.060
  • 1.305
  • 1.442
  • 1.594

Overig

606

0

0

0

0

0

0

Subtotaal sociale fondsen

  • - 
    2.904

289

  • - 
    447
  • - 
    615
  • - 
    842
  • - 
    960
  • - 
    1.093

Totaal

289

2.642

  • - 
    2.851
  • - 
    4.615
  • - 
    2.762
  • - 
    2.192
  • - 
    2.323

1 Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85 i/EU zij opgemerkt dat de Nederlandse centrale overheid geen overheidsorganen of fondsen kent die buiten begrotingsverband vallen. Derhalve bevat de uitsplitsing van het EMU-saldo Rijk in deze tabel geen post voor overheidsorganen of fondsen buiten begrotingsverband.

Tabel 6.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.

Tabel 6.4 Opbouw EMU-saldo collectieve sector

 

(in miljoenen euro, min = tekort)

 

2021 2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-saldo Rijk

  • 30.506    - 17.011    -

36.123    -

28.190

  • 30.707
  • 26.750
  • 24.037

EMU-saldo sociale fondsen

 

7.075    9.431

7.580

5.287

6.083

5.791

3.387

EMU-saldo decentrale overheden

 

1.543    - 957

  • 1.019
  • 1.066
  • 1.111
  • 1.151
  • 1.193

EMU-saldo collectieve sector

  • - 
    21.888    - 8.537    -

29.562    -

23.969

  • - 
    25.735
  • - 
    22.110
  • - 
    21.844

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

 
  • - 
    2,5    - 0,9
  • - 
    3,0
  • - 
    2,3
  • - 
    2,4
  • - 
    2,0
  • - 
    1,9
 

Tabel 6.5 EMU-saldo Rijk

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2021

2022    2023

2024

2025

2026

2027

bron

Belastingontvangsten

211.936

232.416    242.435

271.890

275.296

285.335

296.133

Tabel 4.3.1

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

  • 229.671
  • 244.426 - 266.430
  • 292.998
  • 299.937
  • 306.004
  • 316.957

Tabel 2.1

Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven

21.657

28.973    33.450

43.004

43.247

45.313

50.898

Tabel 6.2

Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen

  • 37.621
  • 36.328    - 43.174
  • 46.086
  • 47.393
  • 50.163
  • 52.882

Tabel 6.2

Kas-transverschillen en overige posten Rijk

3.193

2.353    - 2.404

  • 4.000
  • 1.921
  • 1.232
  • 1.229

Tabel 6.3

EMU-saldo Rijk (centrale overheid )

  • - 
    30.506
  • - 
    17.011    - 36.123
  • - 
    28.190
  • - 
    30.707
  • - 
    26.750
  • - 
    24.037
 

Tabel 6.6 EMU-saldo sociale fondsen

 

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

bron

Premie-ontvangsten

110.429

116.763

124.002

127671

135.977

142.581

147.087

Tabel 4.3.1

Ontvangen rijksbijdragen en rente

37.621

36.328

43.174

46.086

47.393

50.163

52.882

Tabel 6.2

Premiegefinancierde uitgaven

  • 138.072
  • 143.948
  • 159.148
  • 167.854
  • 176.445
  • 185.992
  • 195.489

Tabel 2.1

Eigenrisicodragers WGA/ZW

356

392

418

445

463

482

500

Tabel 6.3

Zorgbemiddelingskosten

  • 3.866
  • 103
  • 866
  • 1.060
  • 1.305
  • 1.442
  • 1.594

Tabel 6.3

Overige uitgaven

606

0

0

0

0

0

0

Tabel 6.3

EMU-saldo sociale fondsen

7.075

9.431

7.580

5.287

6.083

5.791

3.387

 

Tabel 6.7 EMU-saldo decentrale overheden1

 

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Belastinginkomsten

11.539

12.084

12.870

13.499

14.018

14.530

15.054

Rijksbijdragen

92.655

95.996

94.278

95.537

99.090

102.442

106.134

Overige inkomsten

13.789

10.996

13.420

15.261

16.001

16.295

16.882

Uitgaven decentrale overheden

  • 116.440
  • 120.033
  • 121.587
  • 125.362
  • 130.221
  • 134.418
  • 139.262

EMU-saldo decentrale overheden

1.543

  • - 
    957
  • - 
    1.019
  • - 
    1.066
  • - 
    1.111
  • - 
    1.151
  • - 
    1.193

1 Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85 i/EU zij opgemerkt dat de budgettaire omvang van overheidsorganen en fondsen die zich binnen de sector decentrale overheden bevinden maar buiten begrotingsverband vallen verwaarloosbaar is. Derhalve wordt de impact van deze overheidsorganen en fondsen op het EMU-saldo en de EMU-schuld niet als aparte post gepresenteerd in deze tabel.

Het overheidssaldo komt in 2023 naar verwachting uit op een tekort van 3,0% van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2022.

 

Tabel 6.8 Horizontale toelichting EMU-saldo

(min = tekort)

Miljarden euro

Procenten bbp

EMU-saldo 2022

  • - 
    8,5
  • - 
    0,9%

Noemereffect

 

0,1%

Uitgaven aan Rijksbegroting

6,3

0,6%

Uitgaven aan Sociale Zekerheid

  • 13,3
  • 1,3%

Uitgaven aan Zorg

  • 8,0
  • 0,8%

Uitgaven aan Investeringen

  • 8,2
  • 0,8%

Niet plafondrelevante uitgaven

  • 9,5
  • 1,0%

Inkomsten

17,3

1,7%

Kastransverschillen

  • 4,8
  • 0,5%

Overig

  • 0,8
  • 0,1%

EMU-saldo 2023

  • - 
    29,6
  • - 
    3,0%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2022 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2022 met 2,5 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar - 0,9% bbp terwijl het saldo voor 2023 met 0,5 procentpunt bbp neerwaarts is bijgesteld naar - 3,0% bbp. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

 

Tabel 6.9 Verticale toelichting EMU-saldo

(in procenten bbp, min = tekort)

 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-saldo Voorjaarsnota 2022

 
  • - 
    3,4
  • - 
    2,5
  • - 
    2,6
  • - 
    3,0
  • - 
    2,7
  • - 
    2,7

Noemereffect (ontwikkeling bbp)

 

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

Belasting- en premieinkomsten

 

1,2

0,1

2,3

1,6

1,7

1,7

Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis)

0,8

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond

 

0,7

  • 0,1
  • 0,1
  • 0,2
  • 0,2
  • 0,2

Loon- en prijsontwikkeling uitgaven

 

0,0

  • 0,5
  • 0,4
  • 0,5
  • 0,5
  • 0,5

Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand

 

0,1

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie

 
  • 0,4

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo

0,1

  • 0,2
  • 1,6
  • 0,5
  • 0,4
  • 0,3

EMU-saldo decentrale overheden

 

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

EMU-saldo Miljoenennota 2023

 
  • - 
    0,9
  • - 
    3,0
  • - 
    2,3
  • - 
    2,4
  • - 
    2,0
  • - 
    1,9
 

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2007

 

en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in

 
 

zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

   

Tabel 6.10 Historisch overzicht EMU-saldo

(in miljarden euro, min = tekort)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

EMU-saldo

  • 1,4

0,8

  • 32,6
  • 34,1
  • 28,9
  • 25,7
  • 19,5

Bruto binnenlands product

619,2

647,2

624,8

639,2

650,4

653,0

660,5

EMU-saldo (in procenten bbp)

  • 0,2

0,1

  • 5,2
  • 5,3
  • 4,4
  • 3,9
  • 3,0
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

EMU-saldo

  • 15,1
  • 13,4

0,9

10,1

11,6

14,6

  • 29,6

Bruto binnenlands product

671,6

690,0

708,3

738,1

774,0

813,1

800,1

EMU-saldo (in procenten bbp)

  • 2,3
  • 1,9

0,1

1,4

1,5

1,8

  • 3,7
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-saldo

  • 22,3
  • 8,5
  • 29,6
  • 24,0
  • 25,7
  • 22,1
  • 21,8

Bruto binnenlands product

856

933

994

1.039

1.084

1.123

1.164

EMU-saldo (in procenten bbp)

  • 2,6
  • 0,9
  • 3,0
  • 2,3
  • 2,4
  • 2,0
  • 1,9

7 EMU-SCHULD

Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Tabel 7.1 Financieringssaldo Rijksoverheid

 

(in miljoenen euro, min = uitgave/tekort)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Belastinginkomsten (kasbasis)

206.557

231.046

242.477

271.940

275.695

285.530

296.060

Netto begrotingsgefinancierde uitgaven

  • 229.671
  • 244.426
  • 266.430
  • 292.998
  • 299.937
  • 306.004
  • 316.957

Af: kas-transverschil rentelasten

  • 780
  • 1.180
  • 1.830
  • 1.050
  • 860
  • 870
  • 760

Mutatie begrotingsreserves

  • 877
  • 786
  • 471
  • 421
  • 21
  • 304
  • 304

Mutatie derdenrekeningen

876

0

0

0

0

0

0

Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro

250

0

0

0

0

300

150

Financieringssaldo Rijksoverheid

  • - 
    23.645
  • - 
    15.346
  • - 
    26.253
  • - 
    22.528
  • - 
    25.122
  • - 
    21.348
  • - 
    21.812

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 72 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

Tabel 7.2 Opbouw EMU-schuld collectieve sector

 

(in miljoenen euro, min = kasoverschot)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

bron

EMU-schuld begin jaar

434.795

448.110

464.413

491.686

515.280

541.513

563.713

 

Financieringssaldo Rijksoverheid

23.645

15.346

26.253

22.528

25.122

21.348

21.812

Tabel 7.1

EMU-saldo decentrale overheden

  • 1.543

957

1.019

1.066

1.111

1.151

1.193

Tabel 6.7

EMU-saldo rest centrale overheid

  • 339

0

0

0

0

0

0

 

Overig

  • 8.448

0

0

0

0

  • 300
  • 150
 

EMU-schuld einde jaar

448.110

464.413

491.686

515.280

541.513

563.713

586.568

 

Tabel 73 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

Tabel 7.3 Opbouw EMU-schuldquote

 

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2021 2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-schuldquote begin jaar

54,5    52,1

49,8

49,5

49,6

50,0

50,2

Noemereffect bbp

  • 3,9    - 4,1
  • 3,0
  • 2,2
  • 2,0
  • 1,7
  • 1,7

Financieringssaldo Rijksoverheid

2,7    1,6

2,6

2,2

2,3

1,9

1,9

EMU-saldo decentrale overheden

  • 0,2 0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

EMU-saldo rest centrale overheid

  • 0,0 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Overig

l

o

o

o

0,0

0,0

0,0

  • 0,0
  • 0,0

EMU-schuldquote einde jaar

52,1    49,8

49,5

49,6

50,0

50,2

50,4

 

De EMU-schuld komt eind 2023 naar verwachting uit op 49,5% van het bbp.

 

Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2021 betekent dit per saldo

 

een lichte daling van de schuld. Voor deze daling zijn verschillende oorzaken.

 

Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 7.4.

     
 

Tabel 7.4 Horizontale toelichting EMU-schuld

     
 

(plus = toename schuld)

   

Miljarden euro Procenten bbp

 

EMU-schuld ultimo 2022

     

464,4

49,8%

 

Noemereffect

       
  • 3,0%
 

EMU-saldo

     

29,6

3,0%

 

Coronagerelateerde leningen

     
  • 1,1
  • 0,1%
 

Schatkistbankieren

     
  • 1,8
  • 0,2%
 

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

     

0,5

0,0%

 

Studieleningen

     

2,6

0,3%

 

Opbrengst/kosten derivaten

     
  • 0,2

0,0%

 

Overige kastransverschillen

     
  • 0,1

0,0%

 

Overige financiële transacties

     
  • 2,1
  • 0,2%
 

EMU-schuld ultimo 2023

     

491,7

49,5%

 

Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden

is

 

bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2022 van afgelopen voorjaar. De

 
 

verwachte schuld aan het eind van 2022 wordt nu geraamd op 49,8% en

 

de schuldverwachting voor het eind van 2023 bedraagt 49,5% van het bbp.

Tabel 7.5 Verticale toelichting EMU-schuld

(in procenten bbp, plus = toename schuld)

2022    2023

2024

 

2025

2026

2027

EMU-schuld Voorjaarsnota 2022

52,9%    53,2%

53,8%

 

54,9%

55,9%

56,8%

Noemereffect

  • 0,8%    - 1,7%
  • 1,7%
 
  • 1,8%
  • 1,8%
  • 1,8%

Doorwerking schuld t-1

0,0% - 2,1%

  • 2,0%
 
  • 2,4%
  • 3,1%
  • 3,8%

Mutatie EMU-saldo

  • 2,4%    0,5%
  • 0,2%
 
  • 0,5%
  • 0,6%
  • 0,7%

Opbrengst/kosten derivaten

0,0% 0,0%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

Aan- en verkoop deelnemingen

0,0% 0,0%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

Schatkistbankieren

  • 0,3%    - 0,1%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

Corona-leningen (netto)

0,0% - 0,1%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

Studieleningen (netto)

0,0% 0,0%

0,1%

 

0,1%

0,0%

0,0%

Kastransactieverschillen

0,1% - 0,1%

  • 0,3%
 
  • 0,3%
  • 0,2%
  • 0,1%

Overige financiële transacties

0,3%    - 0,2%

0,0%

 

0,0%

0,0%

0,0%

EMU-schuld Miljoenennota 2023

49,8%    49,5%

49,6%

 

50,0%

50,2%

50,4%

Tabel 76 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2007 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

Tabel 7.6 Historisch overzicht EMU-schuld

 

(in miljarden euro)

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

EMU-schuld

266

354

355

379

401

432

447

Bruto binnenlands product

619

647

625

639

650

653

660

EMU-schuld (in procenten bbp)

43,0

54,7

56,8

59,3

61,7

66,2

67,7

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

EMU-schuld

456

446

438

420

406

395

435

Bruto binnenlands product

672

690

708

738

774

813

797

EMU-schuld (in procenten bbp)

67,9

64,6

61,9

57,0

52,4

48,5

54,7

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

EMU-schuld

449

464

492

515

542

564

587

Bruto binnenlands product

856

933

994

1039

1084

1123

1164

EMU-schuld (in procenten bbp)

52,4

49,8

49,5

49,6

50,0

50,2

50,4

8 OVERHEIDSBALANS

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale-verzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Voorwaardelijke verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2018-2021

Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2018 tot en met 2021.

Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2018 - 2021 neemt het vermogenssaldo toe met 23,4 miljard euro. Het vermogenssaldo daalt in 2020 ten opzichte van 2019 en komt uit op 219,5 miljard euro. Deze afname komt met name voort uit het omvangrijke financieringstekort in 2020 ten gevolge van de coronacrisis. In 2021 stijgt het vermogenssaldo opnieuw tot 248,8 miljard euro, een waarde die overeenkomt met de stand voor de coronacrisis. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans.

Tabel 8.1 Overheidsbalans 2018-2021

 

Bedragen in miljoenen euro

 

2018

2019

2020

2021

Activa

 

736.076

753.823

778.546

816.511

 

Niet-financiële activa

490.180

494.736

498.289

534.095

 

Vaste activa

432.344

446.464

457.852

479.019

 

Voorraden

2.016

2.009

2.389

2.745

 

Olie- en gasreserves

18.652

9.340

621

13.768

 

Grond

37.168

36.923

37.427

38.563

 

Financiële activa

245.896

259.087

280.257

282.416

 

Aandelen en overige deelnemingen

102.735

112.470

109.003

110.010

 

Leningen

55.993

57.859

61.795

64.886

 

Handelskredieten en transitorische posten

57.127

58.185

77.423

83.840

 

Schuldbewijzen

8.458

7.180

6.592

7.612

 

Chartaal geld en deposito's

13.891

14.746

20.372

14.120

 

Financiële derivaten

7.692

8.647

5.072

1.948

Passiva

 

736.076

753.823

778.546

816.511

 

Financiële passiva

510.674

506.145

559.003

567.708

 

Schuldbewijzen

377.591

373.045

424.545

430.834

 

Leningen

80.798

82.708

77.774

75.023

 

Handelskredieten en transitorische posten

50.675

48.703

55.066

59.368

 

Deelnemingen

2

1

1

1

 

Deposito's

1.608

1.688

1.617

2.482

 

Vermogenssaldo

225.402

247.678

219.543

248.803

1 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2022)

Toelichting posten overheidsbalans

Hieronder volgt een korte toelichting op de activa en de passiva van de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 20206 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De niet-financiële activa zijn met 43,9 miljard euro in waarde toegenomen tussen 2018 en 2021. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa zijn gestegen met 46,7 miljard euro terwijl de olie en gasreserves daalden met 4,9 miljard euro. Onder de post vaste activa worden onder andere de grond-, weg- en waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn afgelopen vier jaar met meer dan 30 miljard euro in waarde toegenomen. De olie- en gasreserves zijn daarentegen in 2020 afgenomen vanwege het politieke besluit om de gaswinning in Groningen af te bouwen. In 2021 stijgt de waarde van deze voorraden opnieuw. Dit wordt met name veroorzaakt door de prijsontwikkelingen als gevolg van de mondiale energieproblematiek.

De financiële activa zijn met 36,5 miljard euro toegenomen in de periode 2018-2021. Deze toename is het resultaat van diverse plussen en minnen. De grootste post betreft de toename van de handelskredieten en transito-rische posten met 26,7 miljard euro. Onder deze laatste post valt het uitstel van betaling van belastingen in 2020 vanwege de impact van de corona-crisis. Daarnaast is het bedrag aan uitgegeven leningen tussen 2018-2021 gestegen met 8,9 miljard euro. Tussen 2019 en 2020 is het bedrag aan leningen sterker toegenomen dan in voorgaande jaren vanwege coronage-relateerde steunmaatregelen zoals de Tozo. In 2021 neemt de groei van de leningen af ten opzichte van de periode 2019-2020, maar blijft deze groei nog steeds hoger dan in de jaren voorafgaand aan de coronacrisis. De post chartaal geld en deposito's is tussen 2020 en 2021 afgenomen met 6,3 miljard euro. Dit komt hoofdzakelijk doordat het saldo van de Staat bij DNB dit jaar lager is dan in 2020.

Passiva (schulden)

De passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Tussen 2018 en 2021 zijn de verschillende soorten financiële passiva in waarde gestegen met 57,0 miljard euro. Deze stijging komt hoofdzakelijk door de toename van de uitgegeven obligaties als gevolg van de gestegen financieringstekorten gedurende die periode met 53,2 miljard euro. Van 2018 tot en met 2019 nam het bedrag van deze schuldbewijzen af, waarna het in de jaren 2020 en 2021 toenam met respectievelijk 51,5 miljard en 6,3 miljard euro.

9 FISCALE REGELINGEN

9.1    Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastingopbrengst verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.7 Het monitoren van de budgettaire kosten van fiscale regelingen is van belang voor transparante Rijksfinanciën. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten. Deze bijlage besteedt daarnaast aandacht aan de evaluaties die afgelopen jaren zijn uitgevoerd en de evaluaties die gepland staan voor komende jaren.

Het evalueren van fiscale regelingen is essentieel om het beleid te kunnen verbeteren.

Het budgettaire overzicht is opgenomen in paragraaf 9.2. Paragraaf 9.3 gaat in op de budgettaire effecten van de beleidsmaatregelen die in het pakket Belastingplan 2023 worden aangekondigd en andere maatregelen die zijn genomen sinds de vorige Miljoenennota. Paragraaf 9.4 presenteert de benchmarktoets en gaat in op de belangrijkste endogene ontwikkelingen en (technische) bijstellingen van het budgettaire belang. Paragraaf 9.5 besteedt aandacht aan de evaluatie uitkomsten en evaluatieplanning van fiscale regelingen. Tot slot gaat paragraaf 9.6 in op de beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda op het terrein van belastingen en toeslagen.

9.2    Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

In 2023 bedragen de totale kosten van fiscale regelingen naar verwachting bijna 147 miljard euro (tabel 9.2.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2018-2023 gemiddeld met circa 5% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door stijgingen in het budgettair belang van fiscale regelingen die betrekking hebben op de inkomensvoorzieningen en de heffingskortingen. Paragraaf 9.4 gaat nader in op ontwikkelingen van specifieke regelingen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product schommelt het budgettaire belang rond de 15%.

Tabel 9.2.1 Budgettair belang fiscale regelingen 2018-2023 (x € miljoen)

Gemiddelde %

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023    groei '18-'23

Persoonsgebonden aftrek

1.113

1.104

979

983

790

778

  • - 
    7%

Inkomensvoorzieningen

14.248

14.849

16.592

18.472

20.621

22.144

9%

(Eigen) woning

11.433

10.341

10.208

9.908

10.462

12.165

2%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

2.035

2.122

1.989

2.489

2.864

2.859

8%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

10.785

11.064

11.750

12.688

14.451

12.382

3%

Loonbelasting

2.361

2.476

2.558

2.362

2.325

2.399

0%

Heffingskortingen

45.703

47.370

51.756

55.358

56.997

65.039

7%

Energiebelasting

10.148

9.787

11.834

11.691

11.632

11.649

3%

Omzetbelasting

14.175

11.834

11.118

11.955

13.361

13.891

0%

Auto

2.716

2.727

2.586

2.901

2.925

3.046

2%

Assurantiebelasting

-

-

5

6

6

6

9%

Totaal fiscale regelingen in % bbp

114.716

14,8%

113.674

14,0%

121.375

15,2%

128.813

15,0%

136.434

14,8%

146.359

15,2%

5%

Tabel 9.2.2 geeft inzicht in het budgettaire belang van individuele fiscale regelingen van 2018 tot en met 2023. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2018 en 2023. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

Dit jaar is een aantal regelingen toegevoegd aan het overzicht: de eenmalige schenkingsvrijstelling kinderen, de degressieve tariefstructuur in de energiebelasting, het verlaagde btw-tarief op sierteelt, personenvervoer en logiesverstrekking en het btw-nultarief op zonnepanelen. Meer informatie over deze en andere fiscale regelingen is te vinden in bijlage 10 "Toelichting op de fiscale regelingen." Fiscale regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of een budgettair belang van minder dan 5 miljoen euro hebben, worden niet in deze bijlage vermeld, maar worden wel benoemd in bijlage 10

Tabel 9.2.2 Fiscale regelingen 2018-2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1-2

Gemiddeld %

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

groei '18-'23

Persoonsgebonden aftrek

             

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

246

220

208

222

23

17

  • 41,3%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

467

481

430

433

437

440

  • 1,2%

Aftrek specifieke zorgkosten

282

272

252

249

261

261

  • 1,5%

Onderhoudsverplichtingen aftrek

315

324

270

259

249

238

  • 5,5%

Belaste ontvangen alimentatie

  • 197
  • 193
  • 181
  • - 
    180
  • - 
    179
  • - 
    178
  • 2,1%

Inkomensvoorzieningen

             

Pensioen niet-belaste premie

18.918

19.272

20.030

21.731

23.476

24.769

5,5%

Pensioen belaste uitkering

  • - 
    12.698
  • - 
    12.349
  • 12.854
  • - 
    13.078
  • - 
    13.511
  • - 
    14.176

2,2%

Pensioen vrijstelling box 3

7.255

7.112

8.540

8.898

9.672

10.634

7,9%

Lijfrente premieaftrek

585

575

574

589

627

792

6,2%

Lijfrente belaste uitkering

  • - 
    400
  • - 
    372
  • - 
    375
  • 361
  • - 
    367
  • - 
    389
  • 0,6%

Lijfrente vrijstelling box 3

228

214

249

246

263

291

5,0%

Nettopensioen en nettolijfrente

5

6

6

8

9

10

18,4%

FOR aftrek

198

204

205

211

218

10

  • 45,3%

FOR belaste afneming

  • 102
  • 102
  • - 
    102
  • - 
    105
  • - 
    108
  • - 
    112

1,8%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

526

537

540

558

586

611

3,0%

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

  • - 
    399
  • - 
    394
  • - 
    404
  • - 
    417
  • - 
    438
  • - 
    458

2,8%

Reisaftrek OV

9

8

5

5

6

6

  • 7,8%

Middelingsregeling

110

125

161

173

175

117

1,2%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

13

13

16

14

14

39

24,6%

(Eigen) woning

             

Hypotheekrenteaftrek

10.986

9.800

8.981

8.853

9.002

9.266

  • 3,3%

Aftrek financieringskosten eigen woning

210

217

251

238

190

151

  • 6,4%

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

31

31

31

31

31

31

0,3%

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld

21

17

12

10

9

8

  • 18,8%

vervreemde eigen woning

             

Eigenwoningforfait

  • 3.328
  • 3.166
  • 3.059
  • - 
    2.817
  • - 
    2.821
  • - 
    2.762
  • 3,7%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

647

574

578

583

586

589

  • 1,9%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

129

152

217

173

173

22

  • 29,8%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.737

2.715

3.198

2.470

2.843

4.353

9,7%

OVB Vrijstelling woning starters

-

-

-

360

414

453

9,4%

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

-

-

-

6

36

54

49,9%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

Gemiddeld %

 
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

groei '18-'23

Vermindering verhuurderheffing

76

177

172

240

656

0

  • 100,0%

Kamerverhuurvrijstelling

11

10

10

10

12

15

7,1%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

857

855

780

808

747

1.081

4,8%

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

25

26

25

27

27

43

11,7%

Vrijstelling groen beleggen box 3

40

45

47

53

58

19

  • 13,7%

Heffingskorting groen beleggen box 3

26

28

29

33

36

40

8,6%

Heffingsvrij vermogen box 3

963

944

888

1.280

1.288

1.615

10,9%

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

37

37

37

38

39

46

4,7%

Zelfstandigenaftrek

1.882

1.860

1.758

1.609

1.558

1.254

  • 7,8%

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

110

105

98

102

107

  • 0,3%

Meewerkaftrek

8

8

7

7

7

7

  • 3,4%

Stakingsaftrek

18

17

17

17

17

17

  • 0,8%

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

5

5

5

5

5

4

  • 2,6%

Willekeurige afschrijving starters

8

8

7

7

7

8

0,7%

Doorschuiving stakingswinst

274

278

283

295

307

320

3,2%

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

104

106

114

119

121

124

3,5%

Mkb-winstvrijstelling

2.031

2.129

2.017

2.079

2.156

2.230

1,9%

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

21

21

20

20

20

20

  • 1,3%

Laag vpb-tarief

1.123

1.400

2.184

3.169

4.580

2.285

15,3%

Innovatiebox

1.805

1.842

1.924

1.847

2.188

2.258

4,6%

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

748

740

761

765

763

770

0,6%

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

446

454

430

436

429

522

3,2%

Energie-investeringsaftrek (EIA)

160

127

146

198

149

249

9,2%

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

139

126

75

101

144

194

6,9%

VAMIL

19

20

15

18

25

25

5,6%

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

120

119

117

115

115

127

1,1%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

854

833

850

808

767

788

  • 1,6%

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

8

8

8

11

14

12,8%

OVB Vrijstelling cultuurgrond

123

128

133

184

191

258

16,0%

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

16

16

17

22

22

29

12,4%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

543

482

525

525

525

525

  • 0,7%

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

215

219

223

228

232

237

1,9%

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Loonbelasting

7

9

9

9

9

10

7,1%

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.074

1.182

1.226

1.411

1.336

1.370

5,0%

30%-regeling

1.056

1.062

1.100

715

751

788

  • 5,7%

Afdrachtvermindering zeevaart

109

109

108

107

106

105

  • 0,7%

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Heffingskortingen

122

123

124

129

133

136

2,2%

Algemene heffingskorting

19.813

21.347

23.165

23.664

24.016

25.777

5,4%

Arbeidskorting

19.756

19.531

21.911

24.743

26.007

31.760

10,0%

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.950

1.788

1.802

1.803

1.806

1.868

  • 0,9%

Jonggehandicaptenkorting

179

180

182

185

187

198

2,0%

Alleenstaande ouderenkorting

500

510

531

542

560

611

4,1%

Ouderenkorting

Energiebelasting

3.505

4.014

4.165

4.421

4.421

4.825

6,6%

Verlaagd tarief glastuinbouw

115

113

138

154

153

142

4,3%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

30

34

37

30

24

20

  • 7,7%

Salderingsregeling

230

275

335

373

252

230

0,0%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

83

93

118

124

122

129

9,3%

Belastingvermindering per aansluiting

2.443

2.133

3.509

3.799

5.542

6.408

21,3%

Stadsverwarmingsregeling

49

59

67

71

74

58

3,4%

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

301

380

697

739

751

798

21,5%

 

2018

2019

2020

2021

2022

Gemiddeld % 2023 groei '18-'23

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

129

86

38

72

90

96

  • - 
    5,8%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

26

25

25

26

26

28

1,7%

Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

5.205

4.811

4.849

4.407

2.404

1.526

  • - 
    21,8%

Degressieve tariefsstructuur gas

1.538

1.777

2.021

1.895

2.193

2.216

7,6%

Omzetbelasting

             

Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water

8.117

6.668

6.641

7.071

7.659

7.914

  • - 
    0,5%

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.624

1.392

1.493

1.585

1.674

1.725

1,2%

Btw Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

1.052

867

708

725

963

993

  • - 
    1,1%

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.034

863

828

894

932

971

  • - 
    1,3%

Btw Verlaagd tarief personenvervoer

698

604

394

383

555

575

  • - 
    3,8%

Btw Verlaagd tarief sierteelt

274

226

247

276

283

290

1,1%

Btw Verlaagd tarief logiesverstrekking

999

855

559

710

855

915

  • - 
    1,7%

Btw Verlaagd tarief overig

200

165

68

79

165

175

  • - 
    2,7%

Btw Nultarief zonnepanelen

0

0

0

0

0

31

 

Btw Kleineondernemersregeling

177

194

180

232

275

301

11,2%

Auto

             

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

11

25

30

28

28

40

29,5%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

20

41

82

133

199

260

67,0%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

149

283

413

481

453

338

17,8%

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's

374

88

-

-

-

-

  • - 
    100,0%

(overgangsrecht)

             

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

74

136

-

-

-

-

  • - 
    100,0%

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

50

53

51

50

50

50

0,0%

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

15

18

15

14

14

15

0,0%

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

27

26

27

28

29

30

2,1%

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

837

838

719

813

734

778

  • - 
    1,5%

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

873

924

959

1.005

1.030

1.112

5,0%

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

15

15

16

16

17

18

3,7%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

64

69

75

83

91

99

9,1%

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

17

15

13

12

11

10

  • - 
    10,1%

MRB Kwarttarieven

152

161

151

196

221

240

9,6%

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

38

35

35

42

48

56

8,1%

Assurantiebelasting

             

Vrijstelling Brede Weersverzekering

-

-

5

6

6

6

8,5%

1    [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

2    De augustusbesluitvorming heeft ertoe geleid dat het beschikbare budget voor de EIA, MIA en VAMIL verruimd gaat worden. Op het moment van schrijven is de verdeling van de verruiming voor de budgetten van de afzonderlijke regelingen nog niet definitief en is een indicatieve verdeling verwerkt in het budgettair belang van de regelingen. Deze indicatieve verdeling gaat ervanuit dat de totale budget verruiming €150 miljoen bedraagt, waarvan €100 miljoen wordt toebedeeld aan de EIA en €50 miljoen aan de MIA.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven in redelijke mate een definitieve inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de klein-schaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2019 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden geschat - deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2019 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2020 gemaakt - deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in bijlage 10. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.1 Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.

Historische analyse budgettaire kosten fiscale regelingen

Ten behoeve van het onderzoek naar fiscale regelingen dat in 2022 door Financiën is uitgevoerd is een analyse gedaan naar de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen in de periode 2001-2021. Het totale budgettaire beslag is toegenomen van 51 miljard euro in 2001 naar 129 miljard euro in 2021, of 15% van het bruto binnenlands product (figuur 9.2.1). De stijging wordt voor een groot deel verklaard doordat de afgelopen jaren is ingezet op het uitbreiden van de monitoring van fiscale regelingen. Het aantal regelingen dat actief wordt gemonitord is verdubbeld, van 50 in 2001 naar 104 in 2021. Het budgettair beslag van regelingen die sinds 2001 gemonitord worden is licht opgelopen in verhouding tot het bbp (roze lijn).

Figuur 9.2.1 Budgettaire derving fiscale regelingen

De stijging van het budgettair beslag wordt door meer verklaard dan alleen een verruiming van de definitie. Bij de regelingen die de lastendruk op winst verlagen is een duidelijke toename in het budgettair beslag te zien (tabel 9.2.3). Dit hangt samen met de invoering van de MKB-winstvrijstelling in 2007 en de innovatiebox in 2009 en de relatief sterke stijging van de kosten van deze regelingen in de daaropvolgende jaren. Ook is er sinds het begin van de eeuw

een sterke stijging geweest in de kosten van het lage vpb-tarief, als gevolg van verhogingen van de schijfgrens en tariefsverlagingen. De budgettaire kosten van de heffingskortingen zijn ook toegenomen, vooral door een forse stijging van de kosten van de arbeidskorting in de afgelopen tien jaar. De plotse stijging bij de energiebelasting komt doordat sinds dit jaar ook de kosten van de tarievenstructuur in de energiebelasting worden meegenomen. Een opvallende daler is te zien bij de fiscale regelingen eigen woning. Ondanks dat er meer regelingen zijn bijgekomen in dit domein daalt het budgettair beslag vanwege de forse afname in de kosten van de hypotheekrenteaftrek.

 

Tabel 9.2.3 Budgettaire kosten fiscale regelingen per domein (in % bbp)

 

2002

2010

2021

Heffingskortingen

5,1%

5,6%

6,4%

Inkomensvoorzieningen

1,8%

1,7%

2,1%

Omzetbelasting

1,6%

1,5%

1,4%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

0,5%

1,1%

1,5%

(Eigen) woning

1,5%

1,8%

1,1%

Energiebelasting

0,0%

0,4%

1,3%

Auto

0,0%

0,0%

0,3%

Overig

0,5%

0,6%

0,7%

9.3 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.3.1 bevat een overzicht van de nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op de fiscale regelingen. Als de omvang van een fiscale regeling toeneemt is er sprake van een budgettaire derving. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.

Tabel 9.3.1 Beleidsmaatregelen fiscale regelingen, budgettair belang op transactiebasis in vaste prijzen (x € miljoen)1

2022    2023    2024 structureel

Pakket Belastingplan 2022 - Nota van Wijziging

Verlaging tarief 3e schijf elektriciteit    62

Verhoging belastingvermindering    1.781

Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022

Verlaging btw op energie van 21% naar 9%    1.023

Pakket Belastingplan 2023 Nieuwe fiscale regelingen

 

Btw-nultarief op zonnepanelen

31

31

31

Uitzonderen mineraalwater van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken

52

52

52

Afschaffing fiscale regelingen

Geleidelijk afschaffen Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK)

0

0

  • 1.772

Afschaffen schenkingsvrijstelling eigen woning

  • 7
  • 7
  • 164

Afschaffen middelingsregeling

  • 58
  • 117
  • 175

Afschaffen fiscale oudedagsreserve (FOR)

  • 214
  • 218
  • 78

Afschaffen bpm-vrijstelling bestelauto ondernemer (vanaf 2025)

0

0

  • 111

Aflopen gebruikelijkloonregeling start-ups

0

0

0

Overige maatregelen

Wet toekomst pensioenen: premiegrens 30% en compensatieruimte

168

316

3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023,

36 200, nr. 2

 

79

 

2022

2023

2024

structureel

Wet toekomst pensioenen: verruiming derde pijler

 

125

125

73

Zelfstandigenaftrek verlagen

 
  • 79
  • 159
  • 559

Tariefstructuur energiebelasting minder degressief maken

 

0

  • 250
  • 500

Aanpassing btw-tarief op lachgas

 
  • 1
  • 1
  • 1

Verlagen schijfgrens verlaagde vpb-tarief naar 200.000

 
  • 1.309
  • 1.309
  • 1.309

30%-regeling beperken tot Balkenende norm

 
  • 26
  • 44
  • 88

Box 2 en 3: afbouw AHK met verzamelinkomen

     
  • 352

Arbeidskorting verhogen

 

3.500

3.500

3.500

Versneld afbouwen zelfstandigenaftrek naar 1200 in 2026 en naar 900 in 2027

 
  • 173
  • 345
  • 89

Verhogen lage vpb-tarief naar 19%

 
  • 1.525
  • 1.527
  • 1.549

Verhoging belastingvermindering EB

 

2567

225

225

Verhogen heffingsvrij vermogen naar circa € 57.000

 

49

49

49

Verruiming budget EIA/MIA/VAMIL

 

150

150

150

1 [+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [-] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met tabel 9.2.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Naast de regelingspecifieke maatregelen kunnen ook algemene tariefs-maatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang is terug te vinden in de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen».

9.4 Benchmarktoets en opvallende ontwikkelingen

Tabel 9.4.1 biedt inzicht in opvallende (endogene) ontwikkelingen van fiscale regelingen. De endogene ontwikkeling laat zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. De tabel presenteert de raming van het budgettaire belang dat voor 2021 werd geraamd bij de start van het huidige kabinet in de Miljoenennota 2022 (de benchmark). Vervolgens wordt de bijstelling van de raming voor 2021 vermeld. Deze bijstelling werkt door in de raming voor de kabinetsjaren. Vervolgens wordt de absolute endogene groei en de gemiddelde procentuele endogene groei per jaar tussen 2022 en 2023 gegeven. De tabel bevat de fiscale regelingen waarbij de geraamde endogene ontwikkeling in die periode gemiddeld (absoluut) groter dan 8% per jaar is en/of de bijstelling voor 2021 (absoluut) groter dan 8% is. Bijstellingen en ontwikkelingen kleiner dan 5 miljoen euro zijn buiten beschouwing gelaten, evenals bijstellingen die zien op het verschil tussen realisatie en budget van een regeling. Hieronder wordt een aantal posten waarbij er een aanwijsbare oorzaak is voor de opvallende ontwikkeling, nader toegelicht.

 

Tabel 9.4.1 Toelichting mutatie ten opzichte van

benchmark 2021 (x € miljoen)1

     
 

Benchmark

2021

Bijstelling

2021

Bijstelling in

%

Endogeen

2022-2023

Endogeen in % per jaar

Persoonsgebonden aftrek

         

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

253

  • 32
  • 12,5%

1

0,2%

Giftenaftrek inkomstenbelasting

387

47

12,1%

26

3,0%

Inkomensvoorzieningen

         

Pensioen vrijstelling box 3

7.106

1.792

25,2%

1.404

7,6%

Lijfrente vrijstelling box 3

206

40

19,2%

37

72%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

     

25

66,9%

(Eigen) woning

         

Aftrek financieringskosten eigen woning

230

8

3,5%

  • 82
  • - 
    19,1%

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

515

68

13,3%

61

5,1%

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.084

386

18,5%

639

12,2%

 

Benchmark

2021

Bijstelling

2021

Bijstelling in

%

Endogeen

2022-2023

Endogeen in % per jaar

OVB Vrijstelling woning starters

1.364

  • 1.004
  • 73,6%

92

12,1%

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

195

  • 22
  • - 
    11,3%

0

0,0%

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

         

Vermindering verhuurderheffing

197

43

21,8%

  • 269
 

Kamerverhuurvrijstelling

10

0

1,7%

6

24,8%

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box

3

808

0

0,0%

  • 129
  • - 
    8,3%

Heffingskorting groen beleggen box 3

31

2

6,5%

6

9,1%

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

         

Laag vpb-tarief

2.829

340

12,0%

1.469

21,0%

Innovatiebox

1.410

437

31,0%

345

8,9%

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

598

210

35,1%

  • 20
  • - 
    1,2%

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

481

44

9,1%

0

0,0%

Heffingskortingen

         

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.648

155

9,4%

187

5,1%

Alleenstaande ouderenkorting

449

93

20,7%

69

6,2%

Energiebelasting

         

Verlaagd tarief glastuinbouw

136

19

13,8%

0

0,0%

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

37

  • 8
  • - 
    20,1%
  • 1
  • - 
    1,0%

Salderingsregeling

330

43

12,9%

135

16,7%

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

135

  • 11
  • - 
    8,1%

0

0,0%

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

86

  • 13
  • - 
    15,5%

23

15,0%

Omzetbelasting

         

Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.461

124

8,5%

99

3,1%

Btw Verlaagd tarief culturele goederen en diensten

708

17

2,4%

268

17,1%

Btw Verlaagd tarief overig

1.382

  • 1.303
  • - 
    94,3%

96

48,7%

Btw Verlaagd tarief Personenvervoer

     

192

22,6%

Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking

     

205

13,5%

Btw Kleineondernemersregeling

210

22

10,5%

69

13,9%

Auto

         

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

30

  • 2
  • - 
    6,7%

7

11,8%

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

139

  • 6
  • - 
    4,3%

76

25,4%

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

504

  • 23
  • - 
    4,6%
  • 220
  • - 
    26,3%

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

81

2

2,5%

16

9,2%

MRB Kwarttarieven

195

1

0,5%

44

10,7%

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

40

2

5,0%

14

15,5%

1 [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Persoonsgebonden aftrekposten

In 2020 is aanzienlijk minder gebruik gemaakt van de aftrek voor scholings-uitgaven dan eerder geraamd. Mogelijk oorzaak hiervan is COVID-19. Dit leidt ook tot een lagere raming voor 2021, hetgeen de bijstelling in 2021 verklaart.

De stijging van de kosten van de giften wordt veroorzaakt door giften (waaronder een enkele zeer grote) in aangiften die ten tijde van de vorige miljoenennota nog niet waren ingediend.

Inkomensvoorzieningen

De grote bijstelling voor de pensioenvrijstelling in box 3 wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het pensioenvermogen. Voorheen werden hiervoor realisaties van het CBS tot 2015 gebruikt en daarna een extrapolatie met behulp van gegevens uit Mimosi. Vanaf nu wordt, in aansluiting bij het IBO Vermogensverdeling8 gebruik gemaakt van gegevens van DNB over pensioenfondsen9. Aangezien het vermogen in lijfrenten in de raming afgeleid is van het vermogen in pensioenfondsen werkt de bijstelling ook door in de lijfrentevrijstelling in box 3.

Naar verwachting neemt het budgettaire belang van de algemene eenmalige vrijstelling in de schenk- en erfbelasting voor kinderen vanaf 2023 sterk toe omdat de eenmalige schenkingsvrijstelling voor de eigen woning in 2023 wordt verlaagd en per 2024 wordt afgeschaft. Ouders zullen op zoek gaan naar alternatieve mogelijkheden om belastingvrij geld aan hun kinderen te kunnen schenken, waarbij de algemene eenmalige vrijstelling de meest voor de hand liggende optie is.

(Eigen) woning

Financieringskosten zijn alle kosten die ontstaan in verband met het afsluiten van een hypotheek, zoals taxatiekosten, notariskosten (hypotheekakte), kosten NHG en de (hypotheek)advieskosten. Deze post wordt daarom met name gedreven door de ontwikkeling van het aantal hypotheekaanvragen. In 2022 neemt het aantal nieuwe hypotheken naar verwachting sterk af door de stijgende rente en de afkoelende woningmarkt, wat leidt tot respectievelijk minder mensen die hun bestaande hypotheek oversluiten of nieuwe hypotheken aangaan.

De opwaartse bijstelling van de aftrek wegens geen of geringe eigenwo-ningschuld (Hillen) in 2021 wordt verklaard doordat de bijstelling van de hypotheekrenteaftrek voor dat jaar hoger was dan de bijstelling van het eigenwoningforfait.

De kosten van het verlaagde OVB tarief zijn opwaarts bijgesteld voor 2021 en latere jaren. Dit is vooral het gevolg van een opwaartse bijstelling van de WOZ-ontwikkeling bij CEP2022 ten opzichte van MEV2021. Overigens nemen de kosten van beide posten in 2023 nog verder toe door de verhoging van het algemene tarief; de kosten van het verlaagde tarief en de vrijstelling ten opzichte van het algemene tarief in de overdrachtsbelasting worden hierdoor namelijk hoger.

De sterke daling van de budgettaire derving ten opzichte van de vorige Miljoenennota in de OVB vrijstelling voor starters betreft een technische bijstelling. In de Miljoenennota 2022 werd de derving van de startersvrij-stelling afgezet tegenover het algemene OVB-tarief. In de voorliggende Miljoenennota is gekozen om de derving af te zetten tegenover het verlaagde OVB-tarief, omdat gebruikers van de startersvrijstelling per definitie kwalificeren voor het verlaagde tarief. Concreet betekent dit dat de startersvrijstelling niet wordt afgezet tegen het tarief van 8 procent in 2021 en 2022 en 10,4 procent in 2023, maar tegen 2 procent voor alle jaren. De endogene ontwikkeling in de OVB vrijstelling voor starters kan verklaard worden met een redenering analoog aan die voor het verlaagde OVB tarief.

De raming van het budgettaire belang van de eenmalige schenkingsvrijstelling eigen woning is in 2021 enkele miljoenen neerwaarts bijgesteld ten opzichte van vorig jaar. De raming komt tot stand door een meerjarig gemiddelde te nemen van het budgettaire belang in de laatst beschikbare realisatiejaren. Vorig jaar waren enkel aangiftegegevens over 2017 beschikbaar, inmiddels zijn de realisaties tot en met 2020 bekend. Door een lager gebruik van de schenkingsvrijstelling eigen woning in 2018 en

2019    valt de raming voor 2021 lager uit dan vorig jaar geraamd.

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen De stijging van de kosten van de kamerverhuurvrijstelling wordt veroorzaakt door de aanzienlijke stijging van de WOZ-waarden in de afgelopen jaren.

De vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen heeft jaarlijks te maken met een endogene krimp, omdat het vermogen in deze vrijgestelde kapitaalverzekeringen afneemt. De raming van het budgettaire belang zelf groeit dit jaar wel, omdat vanaf 2023 een nieuw stelsel wordt ingevoerd in box 3. In dit stelsel wordt aan verzekeringsproducten gemiddeld een hoger rendement toegekend.

De heffingskorting groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

De verwachte totale vpb-opbrengst over 2022 en 2023 is sinds de vorige Miljoenennota sterk naar boven bijgesteld. Hierdoor is het budgettaire effect van het lage tarief een stuk hoger ten opzichte van de inschatting van vorig jaar. Vandaar dat de endogene groei rond de 21% uitkomt.

In 2021 is het budgettaire beslag van de innovatiebox 31% hoger dan in de vorige Miljoenennota. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste blijkt uit de realisaties over 2019 dat het gebruik van de innovatiebox aanmerkelijk hoger is dan ingeschat in de Miljoenennota 2022. Ten tweede werd vorig jaar een endogene krimp van 1% voor de Vpb-opbrengsten verwacht voor

2020    vanwege de coronacrisis. In de nieuwe cijfers van het CPB zien we dat deze verwachting is bijgesteld naar een endogene groei van 7%. Aangezien deze groei ook gebruikt wordt om het budgettaire beslag van de innovatiebox over 2020 en 2021 in te schatten, ligt ook hierdoor het ingeschatte gebruik van de innovatiebox hoger.

Reguliere waardestijgingen van landbouwgrond (WEVAB) zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting door de landbouwvrij-stelling. Doordat veel gronden naar de WEVAB-waarde werden gewaardeerd tot en met 2015 was er sprake van een hoog budgettair belang. Nadien zijn er minder herwaarderingen geweest en is het budgettair belang gedaald. Voorlopige cijfers over 2019 suggereerden dat die trend door zou zetten en derhalve werd aangenomen dat het budgettair belang met 10% per jaar ging dalen, zodat na enkele jaren een nieuw structureel niveau van het budgettaire belang zou worden bereikt. Echter, definitieve cijfers over 2019 en voorlopige cijfers over 2020 laten zien dat deze daling meer geleidelijk is. Derhalve wordt de daling bijgesteld naar 5% per jaar, hetgeen de bijstelling in 2021 grotendeels verklaart. Voor 2023 vindt een bijstelling plaats ten behoeve van het effect van de Maatregel Gerichte Opkoop (MGO) en de Saneringsregeling varkenshouderijen (Srv) op het budgettair belang van de landbouwvrijstelling.

De opwaartse bijstelling van de raming voor het budgettaire belang in 2021 in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting wordt veroorzaakt door de ramingsmethodiek. De raming komt tot stand door het driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover aangiftegegevens beschikbaar zijn. Het afgelopen jaar zijn er gegevens voor 2018 en 2019 beschikbaar gekomen, waarin het budgettaire beslag hoger lag dan in 2015 en 2016 waarop de vorige raming was gebaseerd. Ook is de realisatie voor 2017 nog enkele miljoenen opwaarts bijgesteld ten opzichte van de stand van vorig jaar.

Heffingskortingen

In het model waarmee het budgettair belang van de heffingskortingen wordt geschat (MIMOSI) is recent een wijziging aangebracht. Voorheen werd voor verzilvering van de heffingskortingen een bepaalde volgorde verondersteld: eerst werd de AHK verzilverd, daarna de arbeidskorting en IACK en daarna alle andere heffingskortingen. Het aannemen van zo'n volgorde kent echter geen wettelijke grondslag. Daarom worden heffingskortingen nu verzilverd naar rato van de verschuldigde belasting. Een belastingplichtige die € 80 belasting moet betalen en voor € 100 recht heeft op heffingskortingen kan dus 80% van zijn heffingskortingen verzilveren. Voorheen werd dan eerst de AHK verzilverd en daarna de andere heffingskortingen totdat de € 80 vol was gemaakt. Nu wordt elke heffingskorting waar de belastingplichtige recht op heeft voor 80% verzilverd. Deze aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd in MIMOSI. Het gevolg is dat er minder AHK wordt verzilverd, terwijl de verzilvering van andere heffingskortingen toeneemt. Per saldo is het effect uiteraard nihil. Bij een aantal heffingskortingen, zoals de IACK en de alleenstaande ouderenkorting, leidt dit tot grote bijstellingen van de raming.

Energiebelasting

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2021 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.

Het kabinet heeft besloten om de tijdelijke verlaging van de energiebelasting uit 2022 ook in 2023 door te zetten en te intensiveren. Huishoudens worden in 2023 incidenteel tegemoetgekomen voor de forse stijging van de energierekening via lagere tarieven in de eerste schijf aardgas (-6,31 ct/m3 excl. btw) en elektriciteit (-7,06 ct/kWh excl. btw) en een verhoging van de belastingvermindering (+ € 284,39 excl. btw). Beide incidentele compen-satiepakketten hebben tot gevolg dat het budgettaire belang van diverse regelingen in de energiebelasting in de jaren 2022 en/of 2023 behoorlijk wordt beïnvloed. Zo heeft de tijdelijke verlaging van het tarief eerste schijf aardgas in 2023 tot gevolg dat het budgettaire belang van de stadsverwar-mingsregeling lager uitvalt. En zorgt de tijdelijke verhoging van het tarief voor elektriciteit in zowel 2022 als 2023 ervoor dat het budgettaire belang van voornamelijk de salderingsregeling en de degressieve EB tariefstructuur voor elektriciteit in beide jaren fors lager uitkomt. Tot slot is ook de budgettaire ontwikkeling van de belastingvermindering in de energiebelasting zeer opvallend, doordat de belastingvermindering in 2022 en 2023 tijdelijk met € 219,01 (excl. btw) respectievelijk € 284,39 (excl. btw) is verhoogd groeit het budgettaire belang van deze regeling tijdelijk naar een niveau van ruim € 5,5 miljard in 2022 en zelfs ruim € 6,4 miljard in 2023.

Het budgettair belang van de inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking is endogeen gedaald. Dit vanwege het risico op gastekorten groter is geworden heeft het kabinet in juni van dit jaar besloten om per direct de productiebeperking voor kolencentrales voor 2022 tot en met 2024 in te trekken. Dit betekent dat de kolencentrales vanaf halverwege dit jaar weer op vol vermogen mogen produceren, waardoor er minder gas nodig is voor de productie van elektriciteit door gascentrales. Dit besluit heeft invloed op de budgettaire ontwikkeling van de inputvrijstelling voor elektriciteitsopwekking in de kolenbelasting en verklaart de endogene oploop van deze regeling in de periode tot en met 2023. Overigens is het zeer onzeker in welke mate de kolencentrales hun productie zullen opschroeven en is daarmee ook de budgettaire ontwikkeling van deze regeling zeer onzeker.

Omzetbelasting

Met ingang van deze miljoenennota is er een technische aanpassing geweest in de post 'BTW verlaagd tarief overig.' Deze is vanaf dit jaar opgesplitst in vier posten, namelijk verlaagd tarief personenvervoer, verlaagd tarief logiesverstrekking, verlaagd tarief sierteelt en verlaagd tarief overig. Dit verklaart de bijstelling in 2021 van de post 'BTW verlaagd tarief overig.'

De forse endogene groei bij de verlaagde tarieven komt doordat deze sectoren hard geraakt zijn door de coronacrisis en (gedeeltelijke) sluiting van deze sectoren in 2020 en 2021. Vooral in 2022 vindt er een sterk herstel plaats in deze sectoren, waarbij voor culturele goederen en diensten en logiesverstrekking weer het pre-corona niveau van omzet wordt behaald. Personenvervoer blijft vooralsnog iets achter, wat te maken heeft met de structurele daling in het aantal werkgerelateerde reizen.

De kosten van de kleineondernemersregeling (KOR) komen in 2021 hoger uit dan verwacht, ook de groei in de daaropvolgende jaren is fors. In de eerste plaats komt dit door een hoger dan verwachte groei van het aantal ondernemers (niet-zonnepaneelhouders) dat gebruik maakt van de KOR. Dit kan een vertraagde reactie zijn op de invoering van de nieuwe KOR in 2020. De toenemende kosten van de KOR worden daarnaast verklaard door een grotere dan verwachte stijging van het aantal zonnepaneelhouders dat gebruikt maakt van de regeling én door de toename van het gemiddeld aantal zonnepanelen per zonnepaneelhouder, waar eerder geen rekening mee was gehouden. Vanaf 2023 zouden er niet of in beperkte mate zonnepaneelhouders bij moeten komen, omdat vanaf dat jaar er een btw nultarief geldt voor de aanschaf van zonnepanelen. Hierdoor hoeven zonnepaneelhouders zich niet meer aan te melden voor de KOR.

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscale regelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2021 heeft echter ook de verkoop van nieuwe elektrische auto's last van chiptekorten en leveringsproblemen, waardoor het totale aantal nieuw-verkopen van elektrische auto's (endogeen) minder hard stijgt in 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2021 doordat auto's gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten.

Het budgettair belang van de bpm- en mrb-vrijstelling neemt verder toe doordat de extra aanschafsubsidie (SEPP) leidt tot extra particuliere nieuw-verkopen. Voor zuinige auto's is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt.

Voor oldtimers is de leeftijd (eerste ingebruikname) voor een mrb-vrijstelling in 2014 gewijzigd van 25 jaar naar 40 jaar, waarbij daarnaast een overgangsregeling is afgesproken voor benzineauto's die voor het eerst in gebruik genomen zijn voor 1 januari 1988 die daardoor geen oldtimer meer waren. Die laatste groep neemt logischerwijs steeds verder af. Het budgettair belang van de mrb vrijstelling voor motorvoertuigen ouder dan 40 jaar neemt eveneens toe. Dit komt doordat het aantal oldtimers van minimaal 40 jaar elk jaar toe neemt doordat auto's technisch beter worden en daardoor langer mee kunnen gaan. Daarnaast vallen dieselauto's niet onder de overgangsregeling, maar daar stroomt wel elk jaar een deel van in in de groep van 40 jaar en ouder.

De endogene groei in de mrb-kwarttarieven komt door de groei van het aantal kampeerauto's, die mede als gevolg van corona aantrekkelijker zijn geworden voor vakanties. De mrb-halftarieven gelden voor plug-in hybride voertuigen (PHEV). Daar is een endogene groei te zien, door een toename van het aantal PHEV's omdat deze auto's voor fabrikanten belangrijker geworden zijn voor het behalen van Europese CO2-emissienormen.

9.5 Evaluaties

Deze paragraaf geeft samenvattingen van recent uitgevoerde evaluaties, een samenvattend beeld van de doeltreffend- en doelmatigheid van fiscale regelingen en de evaluatieplanning voor de komende jaren. Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het toetsingskader fiscale regelingen te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, de doeltreffendheid en doelmatigheid moeten worden onderzocht en moet worden bepaald of een horizonbepaling aan de orde is.

In de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer over de jaren 2020 en 2021 zijn onvolkomenheden vastgesteld omtrent de inzet van fiscale regelingen.10 De Algemene Rekenkamer concludeert dat fiscale regelingen te vaak en te makkelijk worden ingezet. Bovendien wordt het toetsingskader fiscale regelingen onvoldoende toegepast en is het toezicht hierop onvoldoende. Mede naar aanleiding hiervan heeft het huidige kabinet in de Startnota de begrotingsregels voor fiscale regelingen aangescherpt.11 Hieruit volgt onder meer dat negatief geëvalueerde regelingen in principe aangepast of afgeschaft moeten worden. Ook in de meest recente beleids- en uitvoeringsagenda zijn deze afspraken benadrukt.12 Daarbij is de ambitie om ondoeltreffende en/of ondoelmatige regelingen af te schaffen of te versoberen. Deze paragraaf biedt dan ook een integraal overzicht van de evaluatieuitkomsten van fiscale regelingen, waarbij de negatief geëvalueerde regelingen worden uitgelicht.

Evaluaties sinds Miljoenennota 2022

In totaal zijn 6 evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2022. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp.

Evaluatie zorgkosten regelingen

De evaluatie is in de eerste helft van 2022 uitgevoerd door Dialogic Innovatie & Interactie en Significant Public in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Financiën. Het rapport is in september 2022 naar de Kamer gestuurd. Een inhoudelijke kabinetsreactie volgt later. Het onderzoek betreft de fiscale aftrek specifieke zorgkosten ('specifieke zorgkosten-regeling') en de regeling 'Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten' ('TSZ-regeling'). Met de specifieke zorgkosten-regeling is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden specifieke zorgkosten af te trekken in de belastingaangifte. De TSZ-regeling is bedoeld om de mensen tegemoet te komen die vanwege hun aftrek voor specifieke zorgkosten (een deel van) hun heffingskortingen niet meer kunnen verzilveren.

Als er sec naar de specifieke zorgkosten-regeling zelf wordt gekeken lijkt er sprake te zijn van een doeltreffend instrument. Echter, als er wordt gekeken naar het bredere doel van de regeling (het bieden van een compensatie voor meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten) dan is de regeling beperkt doeltreffend. De TSZ-regeling is per definitie doeltreffend. In het rapport worden zorgen geuit rondom de uitvoerbaarheid, begrijpelijkheid en handhaafbaarheid van de specifieke zorgkosten-regeling. Zo is er veel onduidelijkheid over welke kosten precies aftrekbaar zijn.

De regeling kent een aanzienlijk nalevingstekort (naar schatting 28% van de aangiften en 39% van het bedrag aan opgegeven zorgkosten). De opgevoerde zorgkosten bij de specifieke zorgkosten-regeling komen naar schatting voor de helft volledig voort uit een chronische ziekte of beperking. Bij een kwart is dit deels het geval en bij iets meer dan een kwart komen de in aftrek gebrachte kosten überhaupt niet voort uit een chronische ziekte of handicap. De doelmatigheid van de specifieke zorgkosten-regeling wordt daarom als beperkt beoordeeld.

Het rapport bevat een uitgebreide inventarisatie van de knelpunten en doet aanbevelingen om de huidige fiscale regeling te verbeteren. Ook wordt ingegaan op alternatieven voor de specifieke zorgkosten-regeling, onder meer via het verbeteren van gemeentelijke regelingen en het invoeren van een nieuwe landelijke regeling of combinaties daarvan. Daarbij wordt aangegeven dat het de vraag is of deze alternatieven beter zijn dan de huidige regeling.

Evaluatie gebruikelijkloon start-ups

Per 1 januari 2017 bevat de gebruikelijkloonregeling (GLR) een tegemoetkoming voor dga's van innovatieve start-ups. Dit houdt in dat het belastbare loon van deze dga's mag worden vastgesteld op het minimumloon. Deze regeling geldt alleen voor dga's van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk (S&O) verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtver-mindering als starter worden aangemerkt.13 Het deel van deze groep dat aan bovenstaande voorwaarden voldoet, én verzekerd is voor werknemersverzekeringen, moet een de-minimisverklaring indienen bij de RVO om aanspraak te maken op de regeling

Het doel van de regeling is het stimuleren van innovatieve start-ups door een verbetering van hun liquiditeitspositie. Doordat een dga minder loon aan zichzelf hoeft uit te keren, blijft er meer geld beschikbaar in de start-up om te kunnen groeien. Daarnaast kunnen start-ups gebruik maken van de regeling zonder in overleg te treden met de Belastingdienst. Dit maakt de regeling meer toegankelijk. De regeling is bij invoering voorzien van een horizonbepaling. Op grond hiervan komt de regeling per 1 januari 2023 te vervallen, tenzij zij positief zou worden geëvalueerd.

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Financiën hebben de evaluatie van deze regeling in 2022 afgerond. Voor deze evaluatie is gebruik gemaakt van aangiftegegevens en een enquête uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Uit deze data volgt dat er zeer beperkt gebruik wordt gemaakt van de regeling, hetgeen niet alleen toe te schrijven is aan relatieve onbekendheid. De regeling slaagt er dus niet in om innovatieve start-ups te stimuleren door hun liquiditeitspositie te verbeteren. Op basis van de beschikbare data wordt de regeling negatief beoordeeld op doeltreffendheid. Vanwege het beperkte gebruik (doeltreffendheid) kan er geen concreet oordeel geveld worden over de doelmatigheid van de regeling.

In het Belastingplan 2023 is het voorstel opgenomen om de regeling op basis van deze evaluatie in de horizonbepaling te laten lopen. Dit betekent dat de regeling per 1 januari 2023 komt te vervallen. Bij de invoering van de tegemoetkoming is aangegeven dat overgangsrecht zou worden opgenomen voor bestaande gevallen in het geval dat de regeling zou worden afgeschaft.14

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen

Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in 2022 een evaluatie opgeleverd van de fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht. De evaluatie richt zich met name op de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR). De vraagstelling die in het onderzoek centraal staat is in hoeverre deze regelingen doeltreffend en doelmatig zijn.

Doel van de BOR is te voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt. Het CPB concludeert over de BOR dat de regeling doeltreffend is in de zin dat de schenk- en erfbelasting geen gevaar meer vormen voor de continuïteit van ondernemingen. De vrijstelling waarde going concern in de BOR is als ondoelmatig geëvalueerd omdat bij een substantieel deel van de overdrachten bij de erflater s, schenkers en/of verkrijgers voldoende vrije middelen aanwezig zijn om de belasting direct volledig te voldoen. De budgettaire kosten zijn daardoor onnodig hoog. Voor rendabele ondernemingen volstaat een (eventueel verruimde) betalingsregeling. Daarnaast zijn de uitvoeringskosten van de regeling relatief hoog doordat de uitvoering van de regeling complex is en veel hoogwaardige capaciteit van de Belastingdienst vergt. De neveneffecten zijn niet gekwantificeerd, maar wegen wel mee in de doelmatigheid van de bedrijfsopvolgingsregelingen. De belangrijkste neveneffecten van de BOR zijn een toename van de ongelijkheid binnen generaties en een verbetering van het vestigingsklimaat voor ondernemers.

De DSR is volgens het CPB doeltreffend in het voorkomen dat de continuïteit van ondernemingen in gevaar komt door heffing van inkomstenbelasting. De noodzakelijkheid en doelmatigheid kon niet kwantitatief getoetst worden omdat de omvang van de belastingclaim die wordt doorgeschoven niet bekend is. Het verdient volgens het CPB aanbeveling om het gebruik beter te registreren door het in de aangifte op te nemen.

De evaluatie is in mei aangeboden aan de Tweede Kamer door de minister van Economische Zaken en Klimaat en de staatssecretaris van Financiën -Fiscaliteit en Belastingdienst. Het kabinet komt op een later moment met een inhoudelijke reactie op het rapport.

Evaluatie Zeevaart

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft samen met de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst de evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid aan de Tweede Kamer aangeboden. Onderzoeksbureau Deloitte heeft hierbij het toetsingskader fiscale regelingen toegepast en gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de volgende zeevaartregelingen over de periode 2014 t/m 2019: 1) de tonnageregeling, 2 de afdrachtvermindering zeevaart en 3) de willekeurige afschrijving op zeeschepen.

De drie fiscale regelingen hebben een brede doelstelling: het versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie. Het rapport concludeert dat de tonnageregeling en de afdrachtvermindering zeevaart doeltreffend en doelmatig zijn op basis van interviews met een representatieve groep van sectorpartijen en cijfers over de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse maritieme sector. Uitzondering is de willekeurige afschrijving op zeeschepen, deze blijkt nauwelijks gebruikt te worden. Voor alle regelingen geldt echter dat met name de doelmatigheid niet statistisch kan worden aangetoond bij een gebrek aan congruente data sets op Nederlands, Europees en mondiaal niveau.

Onderzoek invoering nieuwe kleineondernemersregeling (KOR)

Met ingang van 1 januari 2020 is de nieuwe kleineondernemersregeling (KOR) in werking getreden. Het Ministerie van Financiën heeft in 2022 een onderzoek over de nieuwe KOR opgeleverd. Het hoofddoel van dit onderzoek was om een beeld te krijgen van het daadwerkelijke gebruik van de nieuwe KOR. De aandacht ging daarbij voornamelijk naar het aantal meldingen voor toepassing van de nieuwe KOR, welke ondernemers kiezen voor de toepassing van de nieuwe KOR, de omvang en samenstelling van de groep ondernemers die geen gebruik maakt van de nieuwe KOR en de budgettaire effecten.

Uit de kwantitatieve analyse volgt dat het aantal gebruikers van de nieuwe kleineondernemersregeling niet significant afwijkt van de inschatting die is gemaakt ten tijde van de invoering van het wetsvoorstel. Wel is zichtbaar dat het aantal overstappers van de oude kleineondernemersregeling naar de nieuwe kleineondernemersregeling kleiner is dan verwacht, terwijl het aantal nieuwe gebruikers van de nieuwe kleineondernemersregeling groter is dan verwacht.

Ook is gekeken naar knelpunten bij of na de omzetting naar de nieuwe KOR. Bij de kwalitatieve analyse is geïnventariseerd op welke aspecten van de nieuwe kleineondernemersregeling klachten zijn. Uit de kwalitatieve analyse volgt dat het overgrote deel van de ondernemers geen problemen ervaart met de nieuwe kleineondernemersregeling. De klachten die wel zijn ontvangen, zien voornamelijk op de wettelijke termijn van vier weken voor de aan- en afmelding, de minimale toepassings- en uitsluitingstermijn en de toepassing van de regeling door zonnepaneelhouders.

Evaluatie bijzondere regelingen bpm en mrb

In 2022 is de evaluatie van de fiscale regelingen in de bpm en mrb afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. Er vallen veertien bpm-regelingen en 27 mrb-regelingen onder deze evaluatie. De evaluatie richt zich vooral op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen. Daarnaast zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord. Een aantal fiscale regelingen vertoont qua vormgeving en type doelgroep grote gelijkenissen. Denk bijvoorbeeld aan vrijstellingen voor brandweer-, politie, ambulance en andere (semi-)publieke diensten. De regelingen zijn dan ook vooral ingedeeld in categorieën en per categorie geëvalueerd.

Op grond van de evaluatie heeft SEO eerst twee algemene aanbevelingen gedaan. Omdat de doelstelling van fiscale regelingen vaak onduidelijk is, doet SEO de aanbeveling om deze doelstellingen te operationaliseren door middel van indicatoren en streefwaarden. Daarnaast zou het verstandig zijn om kennisdossiers op te bouwen en versplintering van kennis over datasets tegen te gaan.

Over de fiscale regelingen zelf komt SEO met een zevental aanbevelingen:

  • • 
    Vervang de regelingen voor gebruikers die een publiek belang dienen door een verhoging van budgetten (of, waar nodig, een subsidieregeling). Op die manier wordt hetzelfde doel behaald en blijven de prikkels voor realisatie van milieudoelstellingen gehandhaafd;
  • • 
    Vervang de regelingen die dienen ter stimulering van ondernemerschap door beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor milieu. Hieronder valt ook de bpm-vrijstelling voor bestelauto's van ondernemers, welke in Belastingplan 2023 wordt afgeschaft;
  • • 
    Schaf de regelingen ter stimulering van het rijden op gas af;
  • • 
    Spits de regeling voor het behoud van mobiel erfgoed toe op specifiek e modellen die tot mobiel erfgoed worden gerekend;
  • • 
    Geef de mrb-regeling «kwarttarief kampeerauto's» anders vorm. De reden is dat bijna 50 procent van de eigenaren van een kampeerauto het kenteken schorst voor een deel van het jaar, waardoor het feitelijke tarief lager is dan een kwarttarief;
  • • 
    Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi's en OV door beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder de negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af;

Het kabinet zal in het najaar met een inhoudelijke reactie komen op de overige aanbevelingen welke nog niet in het Belastingplan 2023 zijn vermeld.

Doeltreffend- en doelmatigheid fiscale regelingen

Figuur 9.5.1 categoriseert de fiscale regelingen op evaluatieuitkomsten. Er is maar een beperkt aantal regelingen waarvan overtuigend geconcludeerd is dat ze doeltreffend en doelmatig zijn, zoals de Milieu-investeringsaftrek (MIA/Vamil) en de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Voor de meeste regelingen geldt dat er geen harde conclusies worden getrokken, bijvoorbeeld door niet eenduidige uitkomsten of gebrek aan empirisch bewijs. Dit werd ook al geconcludeerd in de doorlichting van evaluaties van fiscale regelingen in 202015. Het aantal niet geëvalueerde regelingen is sinds dat rapport wel teruggebracht, daarnaast zal een groot deel de komende jaren geëvalueerd worden.

Figuur 9.5.1 Uitkomsten evaluaties fiscale regelingen zelden positief

Er zijn 27 regelingen met een (duidelijk) negatieve evaluatieuitkomst. Tabel 9.5.1 bevat een overzicht van deze regelingen inclusief korte toelichting en de beleidsreacties. In het Coalitie Akkoord is opgenomen dat een aantal negatief geëvalueerde regelingen wordt afgeschaft, waaronder de midde-lingsregeling, de schenkingsvrijstelling eigen woning, het verlaagde tarief glastuinbouw en de BPM vrijstelling voor bestelauto's. Een overzicht van alle evaluatieuitkomsten per regeling is te vinden in bijlage 10.

 

Tabel 9.5.1 Overzicht negatief geëvalueerde regelingen

Regeling

Toelichting

Beleidsopvolging

Giftenaftrek inkomstenbelasting

Niet efficiënt en veel foutief gebruik

Geen

Aftrek specifieke zorgkosten

Niet efficiënt en veel foutief gebruik

Kabinetsreactie volgt

Middelingsregeling

Beperkt effectief en efficiënt

Wordt afgeschaft in 2023

Hypotheekrenteaftrek

Beperkt effectief en efficiënt

Geen

Aftrek financieringskosten eigen woning

Beperkt effectief en efficiënt

Geen

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

Beperkt effectief en efficiënt

Geen

Eigenwoningforfait

Beperkt effectief en efficiënt

Geen

Extra zelfstandigenaftrek starters

Niet effectief

Geen

Willekeurige afschrijving zeeschepen

Wordt nauwelijks gebruikt

Gesprek met sector

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Oorspronkelijke reden bestaat niet meer

Geen, in 2023 nieuwe evaluatie

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

Beperkt doeltreffend en niet doelmatig

Wordt verlaagd in 2023 en afgeschaft in 2024

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Doeltreffend maar niet doelmatig

Kabinetsreactie volgt nog

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Waarschijnlijk niet effectief

Geen

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

Beperkt effectief en efficiënt

Geen

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Waarschijnlijk niet effectief, niet efficiënt

Aangifteformulier aangepast

OVB Vrijstelling stedelijke herstructurering

Niet effectief, gebruik beperkt

Geen

OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

Wordt niet meer gebruikt

Geen

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

Beperkt doeltreffend

Geen

EB Belastingvermindering per aansluiting

Redelijk doeltreffend, beperkt doelmatig

Geen

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar Doeltreffendheid waarschijnlijk zeer beperkt en negatieve neveneffecten Kabinetsreactie vervoer    volgt nog

BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

BPM vrijstelling en MRB verlaagd tarief bestelauto ondernemers

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

MRB Kwarttarief kampeerauto's

Accijnzen verlaagd tarief kleine brouwerijen

Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups

Beperkt gebruik van de regelingen, betalen naar gebruik maakt regelingen Kabinetsreactie overbodig    volgt nog

Generiek beleid kan zelfde doel behalen zonder negatieve neveneffecten BPM vrijstelling wordt afgeschaft

Betalen naar gebruik kan alternatief zijn bij relatief weinig gebruik    Kabinetsreactie volgt nog Kabinetsreactie

Ondoelmatig omdat kampeerauto's vaak ook deel van het jaar geschorst zijn volgt nog

Oorspronkelijke reden bestaat niet meer    Voorstel om af te schaffen is ingetrokken

Wordt nauwelijks gebruikt    Regeling loopt af in 2023

Evaluatieprogrammering 2022-2026

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2022-2026. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement. De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA), die in de begrotingen van de verschillende ministeries terug te vinden is.

Uitgangspunt is dat evaluaties voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. In het licht van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd, namelijk dat het toetsingskader onvoldoende wordt toegepast, zal bij komende evaluaties nadrukkelijk worden toegezien op het doorlopen van het toetsingskader. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn het Ministerie van Financiën en het betreffende vakdepartement beide verantwoordelijk en altijd samen betrokken. Het ministerie van Financiën bezien vanuit de verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel en de begroting, het beleidsdepartement bezien vanuit de (specifieke) beleidsdoelen.

In de bijlage «Toelichting op de fiscale regelingen» bij deze Miljoenennota is per regeling aangegeven wanneer de volgende evaluatie gepland staat.

 

Tabel 9.5.2 Evaluaties fiscale regelingen 2022-2026

Evaluaties per departement    Begrotingsartikel

2022

2023

2024

2025

2026

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Fiscale regelingen eigen woning    3: Woningmarkt

Differentiatie OVB starters    3: Woningmarkt

   

X

X

 

Financiën

       

Fiscale regelingen BPM en MRB

1: Belastingen

X

   

BTW verlaagd tarief overig

1: Belastingen

 

X

 

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)

1: Belastingen

X

   

Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

1: Belastingen

 

X

 

Werkkostenregeling

1: Belastingen

 

X

 

Giftenaftrek en faciliteiten ANBI's

1: Belastingen

 

X

 

30%-regeling

1: Belastingen

   

X

Vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband

1: Belastingen

   

X

Vrijstelling vergoeding extraterritoriale kosten

1: Belastingen

 

X

 

Onbelaste reiskostenvergoeding

1: Belastingen

 

X

 

Vrijstellingen box 3

1: Belastingen

   

X

Evaluaties per departement

Begrotingsartikel

2022

2023

2024

2025

2026

Vrijstellingen BTW

1: Belastingen

   

X

   

VPB verlaagd tarief

1: Belastingen

   

X

   

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

1: Belastingen

     

X

 

BTW nultarief zonnepanelen

1: Belastingen

   

X

   

Infrastructuur en Waterstaat

           

Fiscale regelingen zeeschepen

18: Scheepvaart en Havens

X

       

Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)

 

X

       

Reisaftrek OV

16: Openbaar vervoer en

Spoor

 

X

     

Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving millieu-investeringen (Vamil)

21: Duurzaamheid

 

X

     

BTW Verlaagd tarief personenvervoer

16: Openbaar vervoer en

Spoor

 

X

     

Economische Zaken en Klimaat

           

Verlaagd gebruikelijk loon dga's startups

2: Bedrijvenbeleid

X

       

Fiscale regelingen bedrijfsopvolging

2: Bedrijvenbeleid

X

       

Fiscale regelingen ondernemerschap

2: Bedrijvenbeleid

 

X

     

Energie investeringsaftrek (EIA)

4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

 

X

     

Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk

2: Bedrijvenbeleid

   

X

   

Innovatiebox

2: Bedrijvenbeleid

 

X

     

BTW kleineondernemersregeling

2: Bedrijvenbeleid

       

X

Sociale Zaken en Werkgelegenheid Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

1: Arbeidsmarkt

 

X

     

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1: Arbeidsmarkt

 

X

     

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

BTW Verlaagd tarief sierteelt

21: Land- en tuinbouw

 

X

     

Landbouwvrijstelling

21: Land- en tuinbouw

 

X

     

Vrijstelling Brede Weersverzekering

21: Land- en tuinbouw

 

X

     

Vrijstellingen overdrachtsbelasting

21: Land- en tuinbouw en 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

     

X

 

Vrijstelling natuurterreinen box 3

22: Natuur, visserijen, gebiedsgerichtwerken

     

X

 

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aftrek specifieke zorgkosten

8: Tegemoetkoming specifieke kosten

X

       

9.6 Beleidsmatige evaluatie- en onderzoeksagenda belasting- en toeslagenstelsel

Deze paragraaf bevat een overzicht van de onderzoeken en evaluaties op fiscaal terrein. De in voorgaande paragraaf behandelde evaluaties van fiscale regelingen komen in beide overzichten terug. De relevante overkoepelende thema's worden hieronder geduid en toegelicht. Daarop volgt het overzicht met de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.

Algemeen onderzoek belastingstelsel

Dit thema bestaat uit onderzoeken op fiscaal terrein die verschillende delen van het belastingstelsel raken. Er vindt bijvoorbeeld een breed onderzoek plaats naar fiscale regelingen en de fiscale Coronamaatregelen worden geëvalueerd. Ook wordt onderzoek gedaan naar de meest effectieve maatregelen in tijden van crisis. Tot slot bevat deze categorie onderzoeken en evaluaties die voorzien in een kennisbehoefte of evaluatie van een onderdeel van de uitgebreide belastingwetgeving die zich niet laten scharen onder de andere thema's.

Ondernemen en tegengaan belastingontwijking

Er bestaat een spanningsveld tussen de bevordering van internationaal ondernemen en de open Nederlandse economie enerzijds en het internationale karakter van belastingontwijking anderzijds. Nederland heeft een open en exportgerichte economie wat een belangrijk uitgangspunt vormt voor ons belastingstelsel. De ruimte voor nationaal beleid neemt daarbij steeds verder af. De Europese Unie is één markt en belastingstelsels in Europa zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Dit is nog niet voldoende om belastingontwijking, belastingconcurrentie en het verschuiven van activiteiten tussen landen aan te kunnen pakken. Nader onderzoek kan het inzicht in welke bedrijven wel of juist geen vennootschapsbelasting betalen vergroten en meer licht werpen op de effectiviteit van de huidige aanpak van belastingontwijking. Dat laatste staat centraal in deze subcategorie: meer inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de aanpak van belastingontwijking. Tegelijkertijd zal ook bezien worden of nader onderzoek nodig is als het gaat om de aantrekkelijke elementen van ons belastingstelsel om internationaal te ondernemen.

Vermogen

De wijze waarop Nederland vermogen en vermogensinkomsten belast is zeer divers en pakt daarmee niet neutraal uit. Verschillend belasten van verschillende (inkomens uit) vermogens en vermogensoverdrachten draagt bij aan belastingontwijking en een ongelijkere vermogensverdeling. Het gaat hier om alle vormen van vermogen zoals spaar- en beleggingste-goeden, de eigen woning, overig vastgoed, het aanmerkelijk belang en ander (ondernemings)vermogen en pensioenen. Tevens gaat het over het belasten van vermogensoverdrachten en dus om de schenk- en erfbelasting. De data over vermogen worden steeds beter. Nader onderzoek in opvolging van het IBO vermogensverdeling zorgt voor gedetailleerder inzicht in vermogens en vermogensvorming, hoe de fiscaliteit daarin een rol speelt en welke verbeteringen mogelijk zijn. Op het terrein van de erf- en schenk-belasting en vermogensstatistieken zal verdiepend onderzoek plaatsvinden.

Klimaat

De schade aan klimaat en milieu door vervuiling en opwarmen van de aarde worden op dit moment onvoldoende beprijsd. Consumenten en bedrijven houden daardoor te weinig rekening met de maatschappelijke kosten van uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof. Dit geldt tevens voor de maatschappelijke kosten rond mobiliteit zoals filevorming. Belastingen kunnen zorgen voor andere keuzes en bijdragen aan het 'de vervuiler betaalt'-principe. Ook groeit de aandacht voor een internationale aanpak van klimaatproblemen en het belasten van milieuvervuilende activiteiten van bedrijven. De komende jaren zullen verschillende onderdelen van het klimaatakkoord worden geëvalueerd. Bezien wordt of gestelde doelen op een doeltreffende en doelmatige wijze zijn bereikt. Daarnaast wordt op deelterreinen verdiepend onderzoek gedaan naar effectieve vergroening van het belastingstelsel, mede in relatie tot maatregelen uit het Coalitieakkoord zoals de vliegbelasting, betalen naar gebruik en de aanpassingen binnen de energiebelasting

Wonen, gezondheid en consumptie

De woningmarkt wordt op allerlei manieren beïnvloed door het belastingstelsel. Hypotheekrente is aftrekbaar voor de eigen woning, de overdrachtsbelasting is van belang als je een woning koopt, en dan maakt het uit of je starter bent of niet. Op dit terrein vinden verschillende evaluaties en onderzoeken plaats. Ongezond gedrag (roken, drinken, snoepen, eten van vlees) komt op dit moment onvoldoende in prijzen terug. Daardoor houden consumenten en bedrijven te weinig rekening met de maatschappelijke kosten hiervan (bijvoorbeeld hoge zorgkosten en vroegtijdige sterfte). Er zal bijvoorbeeld onderzoek gedaan worden naar een verlaagd btw-tarief voor groente en fruit en een suikerbelasting. Daarnaast zal onder andere gekeken worden naar de effecten van grenstanken, mede naar aanleiding van de verlaging van de brandstofaccijnzen in Nederland en andere landen. De btw wordt tegen het licht gehouden met evaluaties van het verlaagde tarief en de vrijstellingen.

Arbeid en inkomen

De belasting op arbeid is met 52%16 met afstand de belangrijkste inkomstenbron van de overheid. Tegelijkertijd zorgt de belasting op arbeid ervoor dat minder mensen werken of mensen korter werken. Daarnaast is juist de complexiteit van het belastingstelsel een belangrijk aandachtspunt in dit domein. Burgers en ondernemers zijn niet altijd volledig rationeel of wilskrachtig. Dat kan er bijvoorbeeld toe leiden dat ze niet of verkeerd gebruikmaken van bepaalde aftrekposten. Er zal onder andere onderzoek gedaan worden naar de eenvoud en doenlijkheid van het stelsel. Ook de evaluaties van de AWIR en de uitvoering van het toezichtplan arbeidsrelaties vallen in deze categorie.

 

Tabel 9.6.1 Evaluatie-

en onderzoeksagenda

 

Thema

Jaar

Onderzoek/evaluatie

Algemeen belastingstelsel

2022

Monitoring crisismaatregelen Corona

Nader onderzoek fiscale regelingen

Internationale vergelijking uitstel van betaling ivm Coronacrisis

 

2023

Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona

Onderzoek fiscaal crisis- en stimuleringsbeleid

Onderzoek naar belastingadviseurs

Vereenvoudiging belastingstelsel

Onderzoek naar de percepties en transparantie van het belastingstelsel

Onderzoek belastingrente

Evaluatie landbouwvrijstelling

 

2024

Evaluatie KOA (kansspelen op afstand)

Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes

 

2026

Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet

Arbeid en inkomen

2022

Evaluatie AWIR, uitvoering en dienstverlening toeslagen

Evaluatie uitvoering toezichtplan arbeidsrelaties

Verkenning eenvoud in het belastingstelsel vanuit perspectief burger

 

2023

Evaluatie werkkostenregeling

Onderzoek niet-gebruik toeslagen

Evaluatie heffingskortingen/tariefsstructuur box 1

Evaluatie giftenaftrek en faciliteiten ANBI's

 

2024

Monitoring aandelenopties startups

 

2025

Evaluatie vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

Ondernemen en tegengaan    . I

belastingontwijking

2022

Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI Evaluatie fiscale regelingen bedrijfsopvolging

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting

Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling

 

Thema

Jaar

Onderzoek/evaluatie

   

Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's startups

Onderzoek fragmentatie Vpb door verlaagde tarief

Evaluatie fiscale regelingen zeeschepen

 

2023

Evaluatie Fiscale regelingen ondernemerschap

Evaluatie innovatiebox

Effectmeting bronbelasting

Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 AWR)

Evaluatie vrijstelling vergoeding extraterritoriale kosten

 

2024

Evaluatie aftrek speur- en ontwikkelingswerk

Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches.

Evaluatie afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

Evaluatie verlaagde vpb tarief

Evaluatie Wet fiscale arbitrage

 

2025

Evaluatie 30%-regeling

 

2026

2027

Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars

Evaluatie excessief lenen

Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina)

Vermogen

2022

Evaluatie Vpb vrijgestelde en fiscale beleggingsinstelling

Verkenning naar vrijstellingen overdrachtsbelasting

Toekomst schenk- en erfbelasting

Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting

IBO vermogensverdeling

Onderzoek actualisatie leegwaarderatio verhuurde woningen

Onderzoek kostenforfait box 3

Effect CA-maatregelen voor vastgoed investeerders

Onderzoek naar een huurregister

 

2023

Onderzoeknaar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen

Evaluatie gebruikelijkloonregeling

Nader onderzoek vermogensstatistieken een aanmerkelijk belang

 

2025

Evaluatie vrijstellingen box 3

Klimaat

Jaarlijks

Monitoring stimulering elektrische auto's 'hand aan de kraan'

 

Doorlopend deze kabinetsperiode

Onderzoeken Betalen naar gebruik

 

2022

Onderzoek gedragseffecten WLTP-implementatie

Onderzoeken normenkader in de BPM en actualisatie forfaits

Tussenevaluatie klimaatakkoord mobiliteit

Evaluatie bijzondere regelingen MRB en BPM

Impactanalyse vliegbelasting

Onderzoek naar CBAM voor chemiesector

Onderzoek tarieven CO2-minimumprijs sectoren elektriciteit en industrie

Onderzoek gebruik reiskostenvergoeding en thuiswerkvergoeding

Impactanalyse klimaatregelen Belastingplan 2023

Uitwerking alternatieve vormgeving BPM op bestelauto's

 

2023

Evaluatie afvalstoffenbelasting

Onderzoek elasticiteiten energiebelasting

Quickscan Fiscale Faciliteiten Natuurschoonwetten

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding

Nader onderzoek afschaffen vrijstelling energiebelastingen

Evaluatie energie-investeringsaftrek (EIA)

Evaluatie milieu-investeringsaftrek (MIA) en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)

Thema

Jaar

Onderzoek/evaluatie

   

Evaluatie reisaftrek OV

 

2024

Eindevaluatie klimaatakkoord mobiliteit

Evaluatie CO2-heffing industrie

 

2025

Evaluatie vliegbelasting

Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking

Wonen, gezondheid en consumptie

2022

Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten

Onderzoek (grens)effecten verhoging tabaksaccijns

Onderzoek grenseffecten tanken

Empty package survey tabaksaccijns

Onderzoek aanpassing kleineondernemersregeling btw

Onderzoek stapeling maatregelen beleggers woningmarkt

Monitoring btw op energie

 

2023

Evaluatie Brede Weersverzekering

Evaluatie verlaagd btw-tarief alle goederen/diensten (incl. elektronische boeken) Onderzoek de mogelijkheden voor een lager btw-tarief op groente en fruit Onderzoek naar de mogelijkheden voor een suikerbelasting

Evaluatie Wet WOZ

 

2024

Empty package survey tabaksaccijns

Evaluatie vrijstellingen btw

Evaluatie fiscale regelingen eigen woning

Evaluatie btw-nultarief zonnepanelen

 

2024-2025

Evaluatie vrijstellingen OVB

 

2025

Evaluatie differentiatie OVB starters

Empty package survey tabaksaccijns

 

2026

Evaluatie kleineondernemersregeling btw

Empty package survey tabaksaccijns

Evaluatie verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

10 TOELICHTING OP DE FISCALE REGELINGEN

10.1    Inleiding

In deze bijlage wordt de ontwikkeling van het budgettaire belang van de fiscale regelingen nader uitgesplitst, gevolgd door een overzicht van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd. Ten slotte biedt paragraaf 10.3 een kwalitatieve duiding van de fiscale regelingen.

Het overzicht van fiscale regelingen in 10.3 is uitgebreider dan in Fiscale regelingen. Naast de regelingen die daar vermeld staan, bevat deze bijlage regelingen die in het verleden ook in die bijlage stonden, maar niet meer structureel worden gekwantificeerd, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang. Deze regelingen zijn verplicht op basis van Europese wet- en regelgeving of hebben een budgettair belang van kleiner dan € 5 miljoen.

10.2    Nadere uitsplitsing van de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen

De tabel presenteert de ontwikkeling tot en met 2023 inclusief de bijstelling ten opzichte van de benchmark. De benchmark is de raming voor het jaar 2021 ten tijde van de start van dit kabinet en is de basis voor de beoordeling van de ontwikkeling van de regelingen in de jaren die volgen. De raming voor 2021 verandert ook nog gedurende de jaren, deze aanpassing is zichtbaar in de kolom «bijstelling 2021.» De kolom 'Beleid 2022 - 2023' omvat alle maatregelen omtrent de regeling zelf en substantiële wijzigingen in de primaire heffingsstructuur (zoals het verleggen van een schijfgrens of het wijzigen van een tarief) die in die jaren invloed hebben op het budgettaire belang van de regeling. De kolom 'Endogeen 2022 - 2023' geeft de ontwikkeling van het budgettaire belang ten gevolge van verwachte veranderingen in het gebruik van de regeling die niet het gevolg zijn van beleidsmaatregelen.

Tabel 10.2.1 Nadere toelichting mutatie ten opzichte van benchmark 2017 (x € miljoen)1

waarvan

Benchmark    waarvan waarvan beleid    endogeen

2021 2023 MN2023    Mutatie bijstelling 2021    2022-2023    2022-2023

Persoonsgebonden aftrek

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)    253

Giftenaftrek inkomstenbelasting    387

Aftrek specifieke zorgkosten    257

Onderhoudsverplichtingen aftrek    280

Belaste ontvangen alimentatie    -    186

Inkomensvoorzieningen

Pensioen niet-belaste premie    21.822

Pensioen belaste uitkering    - 12.814

Pensioen vrijstelling box 3    7.106

Lijfrente premieaftrek    623

Lijfrente belaste uitkering    -    372

Lijfrente vrijstelling box 3    206

Nettopensioen en nettolijfrente    8

FOR aftrek    212

FOR belaste afneming    -    108

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek    564

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste    -    418

uitkering

Reisaftrek OV    6

Middelingsregeling    185

 

17

  • 236
  • 32
  • - 
    230

1

440

54

47

  • - 
    19

26

261

4

  • - 
    8

0

12

238

  • 42
  • - 
    20
  • - 
    22

0

  • 178

9

6

0

2

24.769

2.947

  • - 
    91

168

2.870

14.176

  • 1.361
  • - 
    263

0

  • - 
    1.098

10.634

3.528

1.792

332

1.404

792

168

  • - 
    34

125

78

  • 389
  • 17

11

0

  • - 
    27

291

85

40

9

37

10

2

0

0

2

10

  • 202
  • - 
    1
  • - 
    214

13

  • 112
  • 4

3

0

  • - 
    7

611

47

  • - 
    6

0

53

  • 458
  • 41

1

0

  • - 
    42

6

0

  • - 
    1

0

1

117

  • 68
  • - 
    12
  • - 
    58

2

 
 

Benchmark

2021

2023 MN2023

Mutatie

waarvan bijstelling 2021

waarvan beleid

2022-2023

waarvan endogeen

2022-2023

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen

(Eigen) woning

0

39

39

14

0

25

Hypotheekrenteaftrek

8.748

9.266

519

106

  • - 
    520

933

Aftrek financieringskosten eigen woning

230

151

  • 79

8

  • - 
    5
  • - 
    82

Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming

31

31

0

0

  • - 
    2

2

Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning

14

8

  • 7
  • - 
    4

0

  • - 
    2

Eigenwoningforfait

  • 2.871
  • 2.762

108

54

213

  • - 
    159

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

515

589

74

68

  • - 
    55

61

Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning

195

22

  • 173
  • - 
    22
  • - 
    151

0

OVB Verlaagd tarief woning niet-starters

2.084

4.353

2.269

386

1.244

639

OVB Vrijstelling woning starters

1.364

453

  • 911
  • - 
    1.004

0

92

OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

-

54

-

 

42

6

Vermindering verhuurderheffing

197

0

  • 197

43

29

  • - 
    269

Kamerverhuurvrijstelling

10

15

5

0

  • - 
    1

6

Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3

808

1.081

273

0

402

  • - 
    129

Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3

27

43

16

0

16

0

Vrijstelling groen beleggen box 3

50

19

  • 30

3

  • - 
    41

7

Heffingskorting groen beleggen box 3

31

40

8

2

0

6

Heffingvrij vermogen box 3

1.280

1.615

335

0

321

14

Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

38

46

8

0

3

5

Zelfstandigenaftrek

1.608

1.254

  • 353

1

  • - 
    496

141

Extra zelfstandigenaftrek starters

97

107

10

1

  • - 
    4

13

Meewerkaftrek

8

7

  • 1

0

0

0

Stakingsaftrek

15

17

1

1

  • - 
    1

1

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

5

4

0

0

0

0

Willekeurige afschrijving starters

7

8

1

0

1

0

Doorschuiving stakingswinst

295

320

25

0

0

26

Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2

119

124

5

0

0

5

Mkb-winstvrijstelling

2.081

2.230

149

  • - 
    2
  • - 
    157

309

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

20

20

0

0

  • - 
    2

2

Laag vpb-tarief

2.829

2.285

  • 544

340

  • - 
    2.645

1.761

Innovatiebox

1.410

2.258

848

437

66

345

Liquidatie- en stakingsverliesregeling

758

770

11

7

  • - 
    39

44

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

412

522

110

23

59

28

Energie-investeringsaftrek (EIA)

149

249

100

49

100

  • - 
    49

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

114

194

80

  • - 
    13

110

  • - 
    17

VAMIL

25

25

0

  • - 
    7

0

7

Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart

115

127

12

0

12

0

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

598

788

190

210

0

  • - 
    20

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

10

14

3

  • - 
    2

2

4

OVB Vrijstelling cultuurgrond

184

258

74

0

60

15

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer

22

29

7

0

7

0

Schenk- en erfbelasting

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

481

525

44

44

0

0

Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI's

228

237

9

0

0

9

Giftenaftrek vennootschapsbelasting

Loonbelasting

9

10

2

0

2

0

 

Benchmark

2021

2023 MN2023

Mutatie

waarvan bijstelling 2021

waarvan beleid

2022-2023

waarvan endogeen

2022-2023

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.438

1.370

  • 68
  • 27
  • 154

113

30%-regeling

702

788

86

13

0

73

Afdrachtvermindering zeevaart

108

105

  • 3
  • - 
    1

0

  • - 
    2

Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband

128

136

8

1

0

7

Heffingskortingen

Algemene heffingskorting

24.604

25.777

1.173

  • - 
    940

116

1.997

Arbeidskorting

24.519

31.760

7.241

224

3.386

3.631

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.648

1.868

220

155

  • - 
    122

187

Jonggehandicaptenkorting

184

198

14

1

0

13

Alleenstaande ouderenkorting

449

611

162

93

0

69

Ouderenkorting

4.115

4.825

710

306

0

404

Energiebelasting

   

-

     

Verlaagd tarief glastuinbouw

136

142

6

19

  • - 
    13

0

Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit

37

20

  • 17
  • - 
    8
  • - 
    9
  • - 
    1

Salderingsregeling

330

230

  • 101

43

  • - 
    278

135

Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

135

129

  • 6
  • - 
    11

0

0

Belastingvermindering per aansluiting

3.693

6.408

2.715

106

35

0

Stadsverwarmingsregeling

71

58

  • 13

0

0

0

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

729

798

69

10

0

0

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

86

96

10

  • 13

0

23

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

26

28

2

0

0

2

Degressieve tariefsstructuur elektriciteit

0

1.526

1.526

4.407

0

0

Degressieve tariefsstructuur gas

Omzetbelasting

0

2.216

2.216

1.895

0

0

Verlaagd btw-tarief voedingsmiddelen en water

6.830

7.914

1.084

241

0

843

Verlaagd btw-tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen

1.461

1.725

264

124

41

99

Verlaagd btw-tarief culturele goederen en diensten

708

993

285

17

0

268

Verlaagd btw-tarief arbeidsintensieve diensten

886

971

85

8

0

77

Verlaagd btw-tarief overig

1.382

175

  • 1.207
  • - 
    1.303

0

96

Verlaagd btw-tarief Personenvervoer

0

575

575

383

0

192

Verlaagd btw-tarief Sierteelt

0

290

290

276

0

14

Verlaagd btw-tarief Logiesverstrekking

0

915

915

710

0

205

Btw Nultarief zonnepanelen

0

31

31

0

31

0

Btw Kleineondernemersregeling

210

301

91

22

0

69

Auto

           

BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen

30

40

10

  • - 
    2

5

7

MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen

139

260

121

  • - 
    6

51

76

IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's

504

338

  • 166
  • - 
    23

77

  • - 
    220

IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)

0

0

0

 

0

0

BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer

0

0

0

 

0

0

MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

51

50

  • 1
  • - 
    1

0

0

BPM Teruggaaf diverse voertuigen

13

15

2

1

0

1

MRB Vrijstelling diverse voertuigen

28

30

2

0

0

2

BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

862

778

  • 84
  • 49

0

  • 35

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

998

1112

114

7

0

107

MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

16

18

2

0

0

2

MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

81

99

18

2

0

16

 

Benchmark

2021

2023 MN2023

Mutatie

waarvan bijstelling 2021

waarvan beleid 2022-2023

waarvan endogeen

2022-2023

MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

12

10

  • 2

0

0

  • 2

MRB Kwarttarieven

195

240

45

1

0

44

MRB Halftarief plug-in hybride auto's

40

56

16

2

0

14

Assurantiebelasting

Vrijstelling Brede Weersverzekering

6

6

0

0

0

0

1 In deze tabel worden technische bijstellingen zoals aanpassingen in de ramingsmethodiek niet meegenomen. Hierdoor kan het zijn dat de getoonde mutaties niet optellen tot de totale wijziging in budgettair belang.

Evaluaties fiscale regelingen 2010 tot heden

In het verantwoordingsonderzoek Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020 heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar fiscale regelingen. De Algemene Rekenkamer concludeert dat fiscale regelingen te vaak en te makkelijk worden ingezet. In het verantwoordingsdebat is toegezegd om de Kamer meer systematisch te informeren over de uitkomsten van evaluaties van fiscale regelingen. Tabel 10.2.2 bevat een korte duiding van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd. De uitkomsten bij de evaluaties t/m 2018 zijn zoals gepresenteerd in de beleidsdoorlichting fiscale regelingen en zijn aangevuld met de nadien gereedgekomen evaluaties 2019-2022. De evaluatie-uitkomsten voor afzonderlijke fiscale regelingen zijn te vinden in paragraaf 10.3.

 

Tabel 10.2.2 Evaluaties fiscale regelingen 2011-

20221

   

Jaar

Evaluatie

Doeltreffend

Doelmatig

Beleidsuitwerking

2011

Fiscale stimulering (zeer) zuinige auto's

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

2012

Evaluatie WBSO 2006-2010

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2012

Evaluatie van de afdrachtvermindering onderwijs 2006-2012

Deels

Nee

Omzetting naar uitgavenkant

2013

Evaluatie Energie Investeringsaftrek 2006 - 2011

Ja

Deels

Verbetering binnen regeling

2013

Evaluatie MIA en VAMIL 2005 - 2010 + Onderdeel effectiviteit

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht

Deels

Deels

Vervolgonderzoek

2014

Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928

Ja

Deels

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie autogerelateerde belastingen 2008-2013 en vooruitblik automarktontwikkelingen tot 2020

Ja

Nee

Verbetering binnen regeling

2014

Evaluatie van de fiscale maatregelen in het zeescheepvaartbeleid

Deels

Deels

Geen wijzigingen, nieuwe evaluatie in

2022

2014

Evaluatie van de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2015

Budgettaire opbrengst van de oldtimermaatregel

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie verhuurderheffing

Niet onderzocht

Niet onderzocht

De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft

2016

Evaluatie energiebelastingtarief glastuinbouw

Ja

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012

Deels

Deels

Verbetering binnen regeling

2016

Onderzoek naar gebruik aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten

Deels

Nee

Geen wijzigingen

2016

Onderzoek efficiencyverbetering van de fiscale regelingen MIA en VAMIL

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2016

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven

Nee

Nee

Omzetting naar uitgavenkant

2017

Evaluatie vrijstelling wegenbouw

Nee

Deels

Geen wijzigingen

2017

Evaluatie kamerverhuurvrijstelling

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Vervolgonderzoek

2017

Evaluatie WOM-regeling

Deels

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2017

De historische impact van salderen

Ja

Nee

Afbouw salderingsregeling

2017

Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen wijzigingen, nieuwe evaluatie in

2023

Jaar

Evaluatie

Doeltreffend

Doelmatig

Beleidsuitwerking

2017

Evaluatie fiscale vrijstellingen bos en natuur

Ja

Geenuitspraak

Geen wijzigingen

2017

Evaluatie 30%-regeling

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2017

Evaluaties giftenaftrek en de evaluatie van de praktijk Deels rondom ANBI's en SBBI's

Nee

Intensivering

2018

Beleidsevaluatie Energie Investeringsaftrek (EIA) 2012-2017

Ja

Deels

Verbetering binnen regeling

2018

Evaluatie regeling verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie

Ja

Nee

Omzetting naar uitgavenkant

2018

Evaluatie teruggaafregeling LNG in de accijnzen

Deels

Deels

Afschaffen

2018

Evaluatie Wet uitwerking Autobrief II

Niet onderzocht

Niet onderzocht

Geen wijzigingen

2018

Evaluatie Middelingsregeling

Deels

Deels

De regeling wordt afgeschaft per 2023

2018

Beleidsevaluatie van de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2019

Evaluatie WBSO

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek

Deels

Nee

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait

Deels

Nee

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen

Deels

Nee

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief

Ja

Ja

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis

Ja

Ja

Geen wijzigingen

2019

Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel

Deels

Ja

Geen wijzigingen

2020

Evaluatie Assurantiebelasting

Deels

Ja

Geen wijzigingen

2020

Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen

Ja

Ja

Verbetering binnen regeling

2020

Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing'

Deels

Deels

De verhuurderheffing wordt per 2023 afgeschaft

2020

Evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente

Ja

Grotendeels

Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit

Redelijk

Ja

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie

Beperkt

Ja

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie

Waarschijnlijk

Beperkt

Vrijstellingen voor mineralogische en metallurgische procedés worden afgeschaft

2021

Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling

Ja

Grotendeels

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrijstelling

Neemt af

Grotendeels

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB

Waarschijnlijk

Ja

Regeling wordt afgeschaft

2021

Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering

Redelijk

Beperkt

Geen wijzigingen

2021

Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning

Niet of beperkt

Nee

Regeling wordt afgeschaft

2022

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - BOR

Ja

Nee

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - DSR

Ja

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer

Waarschijnlijk beperkt

Nee

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen

Beperkt

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt, BPM vrijstelling bestelauto's wordt afgeschaft

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

Jaar

Evaluatie

Doeltreffend

Doelmatig

Beleidsuitwerking

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988

Geen uitspraak

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Kwarttarieven

Nee

Geen uitspraak

Kabinetsreactie volgt

2022

Evaluatie fiscale regelingen zeevaart

Deels

Deels

Gesprekken met de sector naar aanleiding van evaluatieuitkomsten

2022

Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups

Nee

Nee

Regeling loopt af per 1 januari 2023

2022

Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten en TSZ-regeling

Deels

Beperkt

Kabinetsreactie volgt

1 Indien er nauwelijks of geen uitspraken over doeltreffend- en doelmatigheid zijn, zoals bijvoorbeeld bij veel BPM/MRB regelingen, kunnen in de evaluatie wel meerdere betere alternatieven aanbevolen zijn. Zie daarvoor de toelichting in tabel 10.3.

10.3 Toelichting individuele fiscale regelingen

Voor elke regeling bevat onderstaande toelichting een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleids-doorlichting fiscale regelingen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2023. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 6,3% voor 2023. De jaartallen onder het kopje 'Evaluatie' betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting. De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom feitelijk niet optelbaar.17 Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde is als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Ook kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen. Bij regelingen die niet in de bijlage «Fiscale regelingen» zijn opgenomen, staat geen ramingsgrond vermeld.

Persoonsgebonden aftrek

 

Regeling:

Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)

Beschrijving:

Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar - na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).

Doelstelling:

Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.

Ministerie:

OCW, artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.

Evaluatie:

Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling per 1 januari 2022.

Doeltreffend:

nee

Doelmatig:

nee

Horizonbepaling:

nee

Instrumentkeus:

deels

Aanbeveling:

geen aanbevelingen

Beleidsuitwerking:

Omzetting naar uitgavenkant