Economische cijfers kabinet-Drees I (1948-1951)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Nadat de economie in 1949 nog met 7,2% was gegroeid, liep in de daaropvolgende jaren de groei terug, mede onder invloed van de Korea-oorlog. In 1950 kwam de Wet op de Bedrijfsorganisatie tot stand, waardoor de Sociaal-Economische Raad (SER)1 werd opgericht als tripartiet adviesorgaan van kroonleden, werkgevers- en werknemersorganisaties. De kabinetsperiode stond verder in het teken van de Indonesische onafhankelijkheid2, de Marshallhulp en het voorbereiden van Europese samenwerking.

Inhoudsopgave

  1. Industrialisatie, Marshallhulp en Europa
  2. WW en verplichte pensioendeelname
  3. Cijfers

1.

Industrialisatie, Marshallhulp en Europa

Minister Van den Brink3 (Economische Zaken) zette zich in voor industrialisatie. Deze moest mede mogelijk worden gemaakt door het Europees Herstel Programma: vanaf 1948 kreeg West-Europa Amerikaanse steun voor de wederopbouw, de Marshallhulp.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marshall stelde als voorwaarde voor de hulp dat de landen in Europa gingen samenwerken. Dit zou in de volgende kabinetsperiode (van het kabinet-Drees II4) bijdragen aan de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)5.

Ook erkende Nederland in 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië. Dit betekende dat Nederland in de daaropvolgende jaren in veel mindere mate de militaire inspanningen hoefde te bekostigen om een groot koloniaal rijk in stand te houden.

2.

WW en verplichte pensioendeelname

Minister Joekes6 (Sociale Zaken) bracht in 1949 de Werkloosheidswet en de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds tot stand. Beide wetsvoorstellen waren onder het vorige kabinet ingediend door minister Drees. De Werkloosheidswet zou in 1952 in werking treden.

3.

Cijfers

Drees I

1948

1949

1950

1951

Gemiddeld

Verschil

Algemeen

           

Volumegroei BBP

-

7,2

4,2

2,4

n.v.t.

n.v.t.

Inflatie (mutatie CPI, %)

3,5

6,3

9,1

9,6

7,1

6,1

BBP (lopende prijzen)

6,7

7,5

8,4

9,6

8,1

2,9

Bevolkingsomvang

9,7

9,9

10,0

10,2

10,0

0,5

Bevolkingsgroei

1,8%

1,7%

1,4%

1,7%

1,7%

-0,1%

Arbeidsmarkt/sociale zekerheid

           

Geregistreerde werklozen

30

43

59

68

50

38

Ziektewet

58

65

61

62

62

4

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen

93

94

98

101

97

8

WW

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

WWV

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

AOW/Noodwet Ouderdomsvoorziening

297

300

309

318

306

21

AWW/ANW

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

Bijstand e.d.

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

Overheidsfinanciën

           

EMU-saldo

   

10,1

6,3

n.v.t.

n.v.t.

EMU-schuld

   

141,0

118,9

n.v.t.

n.v.t.

Bruto collectieve uitgaven

   

28,9

28,8

n.v.t.

n.v.t.

Collectieve lasten

   

27,4

27,5

n.v.t.

n.v.t.

 

Meer over

  • kabinet Drees I7
  • Verantwoording cijfers kabinetten8
  • Historisch overzicht cijfers kabinetten9

  • 1. 
    De Sociaal-Economische Raad (SER) is een adviesorgaan op het gebied van sociaal-economische vraagstukken.
     
  • 2. 
    Op 27 december 1949 kwam er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië. Daaraan waren ruim vier jaar voorafgegaan van militaire en politieke strijd. Nederland beschouwde de op 17 augustus 1945 uitgeroepen Indonesische onafhankelijkheid als een direct gevolg van de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog en wilde deze daarom niet erkennen. Vooral internationale druk maakte dat uiteindelijk toch tot onderhandelingen en soevereiniteitsoverdracht moest worden overgegaan.
     
  • 3. 
    De jongste minister uit de parlementaire geschiedenis (na 1815). Was op zijn dertigste al hoogleraar in Nijmegen en Eerste Kamerlid voor de KVP. Had als in de kabinetten-Drees I en -Drees II als minister van Economische Zaken tussen 1948 en 1952 een belangrijk aandeel in de economische wederopbouw van ons land. Legde in Industrialisatienota's zijn plannen vast voor de modernisering van de Nederlandse industrie, die de motor werd van de welvaartsstaat. Werd daarbij overigens begunstigd door de Marshall-hulp. Stapte in 1952 over naar het bankwezen en wees nadien herhaalde verzoeken om minister of formateur te worden af.
     
  • 4. 
    Dit kabinet van de PvdA, KVP, CHU, VVD en een partijloze minister was een voorzetting van het eerste kabinet-Drees. Wel verschenen op enkele ministeries nieuwe gezichten en kreeg de CHU één ministerspost extra. PvdA-leider Willem Drees werd wederom premier. De ARP kon zich vinden in het programma, maar behield een voorbehoud bij de uitwerking daarvan en leverde geen ministers.
     
  • 5. 
    Dit verdrag regelde de gemeenschappelijke controle over de zware industrie en mijnbouw in zes Europese landen: de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk en Italië. Het in augustus 1952 ondertekende verdrag was een eerste stap naar Europese integratie. De EGKS had een Hoge Autoriteit die als supranationaal college fungeerde en een eigen parlement, bestaande uit parlementariërs uit de lidstaten.
     
  • 6. 
    Vooraanstaande VDB- en later PvdA-politicus. Geboren in Nederlands-Indië waar hij bij een spoorwegmaatschappij werkte. Kwam in 1925 in de Kamer en was vanaf 1933 fractievoorzitter tijdens het de kabinetten-Colijn waaraan ook de VDB met Oud op financiën deelnam. Na de oorlog kozen Joekes en Oud wel voor de stap naar de PvdA, maar bedankte Oud daarvoor al spoedig. In de PvdA-fractie steunde Joekes de Indië-politiek hoewel hij altijd gematigd voorstander van zelfstandigheid van Indië was geweest. Als minister van Sociale Zaken in de kabinetten-Drees I en Drees II bracht hij belangrijke wetten tot stand zoals de Wet op de ondernemingsraden en de Werkloosheidswet. Stond bekend als een innemende gentleman, maar kropte gevoelens van onvrede soms te veel op.
     
  • 7. 
    Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1948 kwam een coalitie van KVP, PvdA, CHU en VVD tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I op.
     
  • 8. 
    Deze pagina bevat een verantwoording voor de gebruikte cijfers en methodiek bij de economische beschrijvingen van de kabinetten vanaf het kabinet-Biesheuvel I en II.
     
  • 9. 
    De economie en de arbeidsmarkt verzwakken na de twee oliecrises in de jaren '70, met oplopende begrotingstekorten en uitkeringsafhankelijkheid als gevolg. In 1981/1982 is sprake van een crisis. Ondanks economisch herstel blijft daarna sprake van grote problemen op de arbeidsmarkt. Daaraan komt pas in de loop van de jaren '90 een eind. In 2002/2003 gaat het weer slecht met de economie, maar deze herstelt zich dit keer sneller.