Richtlijn 1990/387 - Totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31990L0387

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31990L0387

Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP)

Publicatieblad Nr. L 192 van 24/07/1990 blz. 0001 - 0009

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0212

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0212

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 juni 1990

betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP)

(90/387/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in artikel 8 A van het Verdrag wordt bepaald dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrije verkeer van diensten is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag;

Overwegende dat de Commissie op 30 juni 1987 een Groenboek over de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor telecommunicatiediensten en -apparatuur en op 9 februari 1988 een Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het Groenboek tot aan 1992 heeft ingediend;

Overwegende dat de Raad op 30 juni 1988 een resolutie inzake de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor telecommunicatiediensten en -apparatuur tot 1992 (4) heeft aangenomen;

Overwegende dat de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor telecommunicatiediensten zal worden bevorderd door de spoedige invoering van geharmoniseerde

beginselen en voorwaarden voor Open Network Provision;

Overwegende dat deze doelstelling in fasen dient te worden gerealiseerd vanwege het bestaan van verschillende situaties en van dwingende technische en administratieve voorschriften in de Lid-Staten;

Overwegende dat de voorwaarden voor Open Network Provision aan bepaalde beginselen moeten voldoen en geen beperking mogen inhouden voor de toegang tot netwerken en diensten, tenzij om redenen van algemeen openbaar belang, hierna "essentiële eisen'' genoemd;

Overwegende dat men bij het opstellen en de toepassing van dergelijke beginselen en essentiële eisen terdege rekening moet houden met het feit dat iedere beperking van het recht om diensten in en tussen Lid-Staten te leveren op objectieve gronden dient te berusten, aan het beginsel van evenredigheid dient te voldoen en in verhouding tot het beoogde doel niet te ver mag gaan;

Overwegende dat de voorwaarden voor Open Network Provision geen bijkomende beperkingen van het gebruik van het openbare telecommunicatienetwerk en/of openbare telecommunicatiediensten mogen toestaan, uitgezonderd de beperkingen die kunnen voortvloeien uit de uitoefening van door Lid-Staten verleende bijzondere of uitsluitende rechten en die verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht;

Overwegende dat de tariefbeginselen duidelijk moeten worden omschreven ten einde billijke en doorzichtige voorwaarden voor alle gebruikers te garanderen;

Overwegende dat de gehele richtlijn moet worden gelezen in het licht van bijlage 3 waarbij een werkprogramma voor de eerste drie jaren wordt vastgesteld;

Overwegende dat de gedetailleerde opstelling van geharmoniseerde voorwaarden voor Open Network Provision geleidelijk dient te geschieden en moet worden voorbereid met de hulp van een comité van vertegenwoordigers van de Lid-

Staten dat de vertegenwoordigers van de telecommunicatieorganisaties, de gebruikers, de consumenten, de fabrikanten en de dienstenleveranciers raadpleegt; dat de opstelling van deze voorwaarden voor alle betrokken partijen open moet staan en er derhalve voldoende tijd moet worden ingeruimd voor openbaar commentaar;

Overwegende dat de communautaire definitie van geharmoniseerde technische interfaces en toegangsvoorwaarden dient te berusten op de definitie van gemeenschappelijke technische specificaties op grond van internationale normen en specificaties;

Overwegende dat bij werkzaamheden op dit gebied onder meer terdege rekening dient te worden gehouden met het kader dat gevormd wordt door Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/182/EEG (2), door Richtlijn 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicatie (3) en door Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologie en de telecommunicatie (4);

Overwegende dat met de formele goedkeuring van de statuten en het bijbehorend huishoudelijk reglement van het Europese Instituut voor Telecommunicatienormen (ETSI) op 12 februari 1988 een nieuw instrument is ontstaan voor het opstellen van Europese telecommunicatienormen;

Overwegende dat de Raad met zijn resolutie van 27 april 1989 betreffende de normalisatie op het gebied van informatie- en telecommunicatietechnologieën (5) het werk van het ETSI steunt en de Commissie heeft verzocht om ertoe bij te dragen dat het ETSI zich op samenhangende wijze ontwikkelt en dit instituut steun te verlenen;

Overwegende dat een essentieel onderdeel van het algehele concept van Open Network Provision bestaat uit de definitie en implementatie op communautair vlak van geharmoniseerde netwerkaansluitpunten, welke de fysieke interface vormen tussen de netwerkinfrastructuur en de apparatuur van gebruikers en van de andere dienstenleveranciers;

Overwegende dat de Lid-Staten op grond van Richtlijn 88/301/EEG van de Commissie van 16 mei 1988 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-

eindapparatuur (6) er op dienen toe te zien dat gebruikers op hun verzoek binnen redelijke termijn toegang tot de netwerkaansluitpunten krijgen;

Overwegende dat het scheppen van gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van paneuropese diensten een van

de hoofddoelstellingen van de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt voor telecommunicatiediensten moet zijn;

Overwegende dat de Raad in voornoemde resolutie van 30 juni 1988 het als een hoofddoel van het beleid beschouwt dat

rekening wordt gehouden met alle externe aspecten van communautaire maatregelen op het gebied van telecommunicatie;

Overwegende dat de Gemeenschap een groot belang hecht aan een voortdurende groei van de grensoverschrijdende telecommunicatiediensten, aan de bijdrage die in de Gemeenschap gevestigde vennootschappen en natuurlijke personen met hun aanbod van telecommunicatiediensten leveren aan de groei van de gemeenschappelijke markt, en aan een groter marktaandeel van dienstenleveranciers uit de Gemeenschap in derde landen; dat er derhalve bij de opstelling van specifieke richtlijnen voor dient te worden gezorgd dat met deze doelstellingen rekening wordt gehouden, ten einde te komen tot een situatie waarin het geleidelijk verwezenlijken van de interne markt voor telecommunicatiediensten, indien nodig, gepaard gaat met een wederkerige openstelling van de markten van andere landen;

Overwegende dat dit bij voorkeur via multilaterale onderhandelingen in het kader van de GATT dient te worden bereikt en dat ook bilaterale gesprekken tussen de Gemeenschap en derde landen daartoe kunnen bijdragen;

Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing is op de problematiek van de massamedia, dat wil zeggen het uitzenden en distribueren van televisieprogramma's via telecommunicatiekanalen, met name via kabeltelevisienetwerken, waarvoor een bijzonder onderzoek vereist is;

Overwegende dat deze richtlijn evenmin van toepassing is op satellietcommunicatie, waarvoor overeenkomstig de resolutie van de Raad van 30 juni 1988 een gemeenschappelijk standpunt moet worden uitgewerkt;

Overwegende dat de Raad in de loop van 1992, op basis van een rapport dat door de Commissie aan het Europese Parlement en aan de Raad zal worden voorgelegd, en in overeenstemming met de procedure van artikel 100 B van het Verdrag, alle eventueel nog niet geharmoniseerde voorwaarden voor toegang tot telecommunicatiediensten, de gevolgen van deze voorwaarden voor de werking van de interne markt voor telecommunicatiediensten, alsmede de mate waarin deze markt nog verder moet worden opengesteld, opnieuw zal bezien,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Deze richtlijn heeft betrekking op de harmonisatie van de voorwaarden voor open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, eventueel, openbare telecommunicatiediensten.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde voorwaarden hebben tot doel het verlenen van diensten waarbij gebruik wordt gemaakt van openbare telecommunicatienetwerken en/of openbare telecommunicatiediensten binnen Lid-Staten en tussen Lid-Staten onderling, te vergemakkelijken, en in het bijzonder die diensten welke worden verleend door vennootschappen of natuurlijke personen die gevestigd zijn in een andere Lid-Staat dan de vennootschap of natuurlijke persoon waarvoor de diensten bestemd zijn.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • 1. 
    "Telecommunicatieorganisaties'': openbare of particuliere lichamen waaraan door een Lid-Staat bijzondere of uitsluitende rechten zijn verleend om openbare telecommunicatienetten aan te leggen en, in voorkomende gevallen, om openbare telecommunicatiediensten aan te bieden.

Voor de toepassing van deze richtlijn delen de Lid-Staten aan de Commissie mede aan welke lichamen zij bijzondere of uitsluitende rechten hebben verleend;

  • 2. 
    "Bijzondere of uitsluitende rechten'': de rechten die door een Lid-Staat of een overheidsinstelling op grond van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen zijn verleend aan een of meer openbare of particuliere lichamen, uit hoofde waarvan aan hen het recht om bepaalde diensten aan te bieden of bepaalde activiteiten te ontplooien, is voorbehouden;
  • 3. 
    "Openbaar telecommunicatienet'': de openbare telecommunicatie-infrastructuur die het transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via draadverbindingen, microgolfsystemen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;
  • 4. 
    - "Telecommunicatiediensten'': diensten die geheel of gedeeltelijk bestaan in de overdracht en routering van signalen over een telecommunicatienet via telecommunicatieprocédés, met uitzondering van radio-omroep en televisie;
  • "Openbare telecommunicatiediensten'': telecommunicatiediensten waarvan de Lid-Staten het aanbod met name aan een of meer telecommunicatieorganisaties specifiek hebben opgedragen;
  • 5. 
    "Netwerkaansluitpunt'': het geheel van fysieke verbindingen, met hun technische toegangsspecificaties, dat deel uitmaakt van het openbaar telecommunicatienet en dat noodzakelijk is om toegang te verkrijgen tot dit openbaar netwerk en om efficiënt via dit netwerk te kunnen communiceren;
  • 6. 
    "Essentiële eisen'': redenen van algemeen belang en van niet-economische aard die een Lid-Staat ertoe kunnen bewegen de toegang tot het openbare telecommunicatienetwerk of de openbare telecommunicatiediensten te beperken. Deze redenen zijn de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit en, in gerechtvaardigde gevallen, de interoperabiliteit van de diensten en de bescherming van gegevens.

Gegevensbescherming kan bestaan uit de bescherming van persoonlijke gegevens, het vertrouwelijk karakter van informatie die wordt doorgegeven en/of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

  • 7. 
    "Spraaktelefoondienst'': de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct transport van spraak

in real-time via het (de) geschakelde openbare netwerk(en), waarbij iedere gebruiker gebruik kan maken van op een aansluitpunt van een netwerk aangesloten apparatuur, ten einde te communiceren met een gebruiker die gebruik maakt van op een ander aansluitpunt aangesloten apparatuur;

  • 8. 
    "Telexdienst'': de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct transport van telexberichten, overeenkomstig de toepasselijke aanbeveling van de Internationale Raadgevende Commissie inzake telegrafie en telefonie (CCITT) via het (de) geschakelde openbare netwerk(en), waarbij iedere gebruiker gebruik kan maken van op een aansluitpunt van een netwerk aangesloten apparatuur om te communiceren met een gebruiker die gebruik maakt van op een ander aansluitpunt aangesloten apparatuur;
  • 9. 
    "Pakket- en circuitgeschakelde datatransmissie'': de commerciële exploitatie ten behoeve van het publiek van direct datatransport via het (de) geschakelde openbare netwerk(en), waarbij apparatuur die is aangesloten op een aansluitpunt van een netwerk kan communiceren met op een ander aansluitpunt aangesloten apparatuur;
  • 10. 
    "Voorwaarden voor Open Network Provision'': het geheel van de overeenkomstig deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, indien van toepassing, openbare telecommunicatiediensten, hierna genoemd "ONP-voorwaarden''.

Onverminderd de toepassing ervan per geval kunnen de ONP-voorwaarden geharmoniseerde voorwaarden omvatten met betrekking tot:

  • technische interfaces, met inbegrip, in voorkomend geval, van de benodigde definitie en implementatie van netwerkaansluitpunten,
  • gebruiksvoorwaarden, met inbegrip, in voorkomend geval, van de benodigde toegang tot frequenties,
  • tariefbeginselen;
  • 11. 
    "Technische specificaties'', "normen'' en "eindapparatuur'': de in artikel 2 van Richtlijn 86/361/EEG omschreven begrippen.

Artikel 3

  • 1. 
    ONP-voorwaarden moeten aan de hieronder vermelde basisbeginselen voldoen:
  • zij moeten zijn gebaseerd op objectieve criteria;
  • zij moeten doorzichtig zijn en op passende wijze worden bekendgemaakt;
  • zij moeten gelijkheid van toegang garanderen en mogen niet discriminerend zijn, overeenkomstig de communautaire wetgeving.
  • 2. 
    ONP-voorwaarden mogen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten niet beperken, behalve om redenen gegrond op essentiële eisen in het kader van de communautaire wetgeving, welke zijn:
  • de veiligheid van het functioneren van netwerken;
  • het behoud van netwerkintegriteit;
  • de interoperabiliteit van diensten, in gerechtvaardigde gevallen;
  • de bescherming van gegevens, in passende gevallen.

De voorwaarden die in het algemeen van toepassing zijn op de aansluiting van eindapparatuur op het netwerk, zijn eveneens van toepassing.

  • 3. 
    ONP-voorwaarden mogen geen bijkomende beperkingen op het gebruik van het openbaar telecommunicatienetwerk en/of de openbare telecommunicatiediensten toestaan, tenzij als consequentie van de uitoefening van bijzondere of uitsluitende rechten die door de Lid-Staten zijn verleend en die verenigbaar zijn met de communautaire wetgeving.
  • 4. 
    De Raad kan overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag op voorstel van de Commissie zo nodig de in de leden 1 en 2 omschreven elementen wijzigen.
  • 5. 
    Onverminderd de in artikel 6 bedoelde specifieke richtlijnen, en voor zover de toepassing van de essentiële eisen op grond van lid 2 van dit artikel een Lid-Staat ertoe kan bewegen de toegang tot een van zijn openbare telecommunicatienetwerken of -diensten te beperken, worden de regels voor een homogene toepassing van essentiële eisen, in het bijzonder met betrekking tot de interoperabiliteit van diensten en de bescherming van gegevens, door de Commissie volgens de procedure van artikel 10 eventueel vastgesteld.

Artikel 4

  • 1. 
    ONP-voorwaarden worden volgens de hierna volgende procedure stapsgewijs omschreven.
  • 2. 
    De ONP-voorwaarden hebben betrekking op de gebieden die overeenkomstig de lijst van bijlage 1 zijn uitgekozen.

De Raad kan overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag, op voorstel van de Commissie, zo nodig deze lijst wijzigen.

  • 3. 
    In het kader van de in lid 2 bedoelde lijst stelt de Commissie ieder jaar, volgens de procedure van artikel 9, een werkprogramma op.
  • 4. 
    Voor het in lid 3 bedoelde werkprogramma zal de Commissie:
  • a) 
    in overleg met het in artikel 9 bedoelde Comité een uitvoerige analyse doen uitvoeren en over de resultaten van deze analyse rapport uitbrengen;

b)

door middel van een kennisgeving in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen alle betrokken par-

tijen oproepen tot openbaar commentaar over de rapporten betreffende de onder a) bedoelde uitvoerige analyse. Voor dit openbaar commentaar wordt minimaal drie maanden uitgetrokken vanaf de datum waarop de kennisgeving is gepubliceerd;

c)

indien noodzakelijk het Europese Instituut voor Telecommunicatienormen (ETSI) verzoeken om, rekening houdend met internationale normalisatie en, indien noodzakelijk binnen een bepaald tijdsbestek, Europese normen op te stellen die de grondslag moeten vormen voor geharmoniseerde technische interfaces en/of de geharmoniseerde kenmerken van de diensten; het ETSI moet dit doen met name in cooerdinatie met het Gemeenschappelijk Europees Normalisatie-instituut CEN/CENELEC;

d)

voorstellen voor ONP-voorwaarden opstellen, overeenkomstig artikel 3, en de in het referentiekader voor Open Network Provision in bijlage 2 opgesomde gegevens.

  • 5. 
    Voor de jaren 1990, 1991 en 1992 wordt het werkprogramma opgesteld ter uitvoering van de richtsnoeren van bijlage 3.

Artikel 5

  • 1. 
    In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen naar voor ONP geschikt geachte Europese normen welke overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder c), zijn opgesteld om als grondslag te dienen voor geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van diensten.
  • 2. 
    Met betrekking tot de in lid 1 genoemde normen wordt verondersteld dat
  • a) 
    dienstenleveranciers die deze normen hanteren, daarmee aan de desbetreffende essentiële eisen voldoen, en
  • b) 
    telecommunicatieorganisaties die deze normen hanteren, daarmee aan de eis inzake open en efficiënte toegang voldoen.
  • 3. 
    Indien de toepassing van de Europese normen in de zin van lid 2 ontoereikend blijkt om de interoperabiliteit van de grensoverschrijdende diensten in een of meer Lid-Staten te garanderen, kan de verwijzing naar de Europese normen verplicht worden gesteld volgens de procedure van artikel 10, voor zover zulks strikt noodzakelijk is om deze interoperabiliteit en de verbetering van de vrije keuze van de gebruiker te waarborgen. De procedure van dit lid mag in geen geval afbreuk doen aan de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.
  • 4. 
    Wanneer een Lid-Staat of de Commissie van oordeel is dat de in lid 1 genoemde geharmoniseerde normen niet overeenstemmen met de doelstelling van open en efficiënte toegang, met name niet met de basisbeginselen en de essentiële eisen als bedoeld in artikel 3, legt de Commissie of de betrokken Lid-Staat de zaak onder opgave van redenen voor aan het in artikel 9 genoemde Comité. Het Comité brengt hierover onverwijld advies uit.
  • 5. 
    In het licht van het advies van het Comité en na raadpleging van het bij Richtlijn 83/189/EEG ingestelde Permanente Comité, deelt de Commissie de Lid-Staten mee of het al dan niet nodig is verwijzingen naar die normen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te schrappen.

Artikel 6

Na voltooiing van de in de artikelen 4 en 5 omschreven procedures neemt de Raad, overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag, op voorstel van de Commissie, specifieke richtlijnen aan tot vaststelling van ONP-voorwaarden, met inbegrip van een tijdschema voor de toepassing ervan.

Artikel 7

Zo nodig stelt de Raad, op voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 100 A van het Verdrag, met inachtneming van artikel 8 C van het Verdrag maatregelen vast tot harmonisering van verklarings- en/of vergunningsprocedures voor de dienstverlening via openbare telecommunicatienetwerken, om de voorwaarden vast te stellen op grond waarvan de wederzijdse erkenning van de verklaringen en/of vergunningen wordt gewaarborgd.

Artikel 8

Aan de hand van een rapport dat door de Commissie aan het Europese Parlement en de Raad wordt voorgelegd, beziet de Raad in de loop van 1992 de stand van zaken met betrekking tot de harmonisatie alsmede alle eventueel nog overblijvende beperkingen op de toegang tot de telecommunicatienetwerken en -diensten, de gevolgen van die beperkingen voor de werking van de interne telecommunicatiemarkt, en de maatregelen die zouden kunnen worden getroffen om die beperkingen in overeenstemming met de communautaire wetgeving uit te schakelen; hij doet dat rekening houdende met technologische ontwikkelingen en overeenkomstig de procedure van artikel 100 B van het Verdrag.

Artikel 9

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een Comité van raadgevende aard, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

Het Comité pleegt met name overleg met de vertegenwoordigers van de telecommunicatieorganisaties, van de gebruikers, van de consumenten, van de fabrikanten en van de dienstenleveranciers. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt, binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het Comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 10

  • 1. 
    In afwijking van artikel 9 is de volgende procedure van toepassing voor de onderwerpen die onder artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 3, vallen.
  • 2. 
    De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk. Het advies wordt uitgebracht met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag genoemde meerderheid voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen op de in voornoemd artikel omschreven wijze. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.
  • 3. 
    De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.
  • 4. 
    Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité, of wanneer een advies ontbreekt, doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 11

  • 1. 
    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1991 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
  • 2. 
    De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 28 juni 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • M. 
    GEOGHEGAN-QUINN
  • (1) 
    PB nr. C 39 van 16. 2. 1989, blz. 8.
  • (2) 
    PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 300, en PB nr. C 149 van
  • 18. 
    6. 1990.
  • (3) 
    PB nr. C 159 van 26. 6. 1989, blz. 37.
  • (4) 
    PB nr. C 257 van 4. 10. 1988, blz. 1.
  • (1) 
    PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8.
  • (2) 
    PB nr. L 81 van 26. 3. 1988, blz. 75.
  • (3) 
    PB nr. L 217 van 5. 8. 1986, blz. 21.
  • (4) 
    PB nr. L 36 van 7. 2. 1987, blz. 31.
  • (5) 
    PB nr. C 117 van 11. 5. 1989, blz. 1.
  • (6) 
    PB nr. L 131 van 27. 5. 1988, blz. 73.

BIJLAGE 1

Gebieden waarvoor ONP-voorwaarden kunnen worden uitgewerkt overeenkomstig artikel 4

De gebieden worden overeenkomstig de procedures van artikel 4 uit de volgende lijst gekozen:

  • 1. 
    huurlijnen;
  • 2. 
    pakket- en circuitgeschakelde datatransmissie;
  • 3. 
    ISDN (Integrated Services Digital Network);
  • 4. 
    spraaktelefoondienst;
  • 5. 
    telexdienst;
  • 6. 
    mobiele diensten, voor zover van toepassing;

onder voorbehoud van aanvullende studies:

  • 7. 
    nieuwe types van toegang tot het netwerk, zoals toegang, op zekere voorwaarden, tot circuits die het gebouw van de abonnee verbinden met de centrale van het openbare netwerk ("data over voice'') en toegang tot de nieuwe intelligente functies van het netwerk, naar gelang van de voortgang van de definiëring en ontwikkelingen op technologisch gebied;
  • 8. 
    toegang tot het breedbandnet, naar gelang van de voortgang van de definiëring en de technologische ontwikkeling.

BIJLAGE 2

Referentiekader voor het opstellen van voorstellen betreffende ONP-voorwaarden overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder d)

De voorstellen betreffende de in artikel 2, lid 10, omschreven ONP-voorwaarden zouden binnen het volgende referentiekader moeten worden opgesteld:

  • 1. 
    Gemeenschappelijke beginselen

Bij het vaststellen van de in deze bijlage omschreven voorwaarden zal ten volle rekening worden gehouden met de van toepassing zijnde Verdragsregels.

ONP-voorwaarden worden zodanig opgesteld dat de vrijheid van handelen van dienstenleveranciers en gebruikers wordt bevorderd en de verantwoordelijkheid van telecommunicatieorganisaties voor het functioneren van het netwerk en voor de handhaving in een zo goed mogelijke staat van werking van de communicatiekanalen niet ten onrechte wordt beperkt.

De Lid-Staten kunnen in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht alle maatregelen nemen waardoor de telecommunicatieorganisaties in staat zijn de uit ONP voortvloeiende nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen.

  • 2. 
    Geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van diensten

Voor het opstellen van ONP-voorwaarden moet het volgende schema in aanmerking worden genomen bij het definiëren van technische interfaces op geschikte aansluitpunten van het open netwerk:

  • voor de huidige diensten en netwerken moeten bestaande interfaces worden gebruikt;
  • voor geheel nieuwe diensten of verbetering van bestaande diensten moeten eveneens bestaande interfaces worden gebruikt, voor zover doenlijk. Indien de bestaande interfaces niet volstaan, zullen uitbreidingen van deze interfaces en/of nieuwe interfaces moeten worden gespecificeerd;
  • voor netwerken die nog niet zijn geïntroduceerd, maar waarvoor het normalisatieprogramma reeds is begonnen, dient bij de specificering van nieuwe interfaces met de ONP-vereisten in de zin van artikel 3 rekening te worden gehouden.

De ONP-voorstellen moeten steeds waar mogelijk overeenstemmen met de werkzaamheden die gaande zijn in de CEPT, de CCITT, het ETSI en het CEN-CENELEC.

Bij de werkzaamheden op dit gebied moet terdege rekening worden gehouden met het kader dat gevormd wordt door Richtlijnen 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (;), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/182/EEG ($), en 86/361/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de eerste fase van de wederzijdse erkenning van goedkeuringen van eindapparatuur voor telecommunicatie (=) en Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologie en de telecommunicatie (%).

Aanvullende kenmerken worden waar nodig geïdentificeerd. Zij kunnen worden geclassificeerd als:

  • inclusief, indien zij met een specifieke interface zijn verbonden en onder het standaardaanbod komen te vallen;
  • facultatief, indien zij als optie kunnen worden gevraagd bij een specifieke dienst die overeenkomstig de ONP-voorwaarden wordt aangeboden.

Tevens moeten ten behoeve van de invoering van interfaces en door diensten te leveren voorzieningen, voorstellen voor tijdschema's worden uitgewerkt, waarbij met het ontwikkelingsniveau van de telecommunicatienetwerken en -diensten in de Gemeenschap rekening wordt gehouden.

  • 3. 
    Geharmoniseerde leverings- en gebruiksvoorwaarden

In de leverings- en gebruiksvoorwaarden moeten, voor zover nodig, de voorwaarden inzake toegang en terbeschikkingstelling worden geïdentificeerd.

Zij kunnen indien noodzakelijk inhouden:

  • a) 
    leveringsvoorwaarden, zoals
  • maximale leveringstijd,
  • kwaliteit van de dienstverlening en met name kwaliteit van de transmissie,
  • onderhoud,
  • systemen voor de melding van netwerkstoringen;

(;) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8.

($) PB nr. L 81 van 26. 3. 1988, blz. 75.

(=) PB nr. L 217 van 5. 8. 1986, blz. 21.

(%) PB nr. L 36 van 7. 2. 1987, blz. 31.

  • b) 
    gebruiksvoorwaarden, zoals
  • voorwaarden voor de doorverkoop van capaciteit,
  • voorwaarden voor gemeenschappelijk gebruik,
  • voorwaarden voor de koppeling aan openbare en particuliere netwerken.

Onder gebruiksvoorwaarden kunnen, voor zover van toepassing, voorwaarden met betrekking tot de toegang tot frequenties vallen en, waar nodig, maatregelen inzake de bescherming van persoonlijke gegevens en de vertrouwelijkheid van mededelingen.

  • 4. 
    Geharmoniseerde tariefbeginselen

De tariefbeginselen moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3, lid 1, neergelegde beginselen.

Deze beginselen houden met name het volgende in:

  • de tarieven moeten gebaseerd zijn op objectieve criteria en, met name voor diensten en gebieden waarvoor bijzondere of uitsluitende rechten gelden, in beginsel op de kostprijs zijn georiënteerd, met dien verstande dat de vaststelling van het niveau zelf van de tarieven onder de nationale wetgeving blijft vallen en niet onder de ONP-voorwaarden valt. Een van de doelstellingen die bij het vaststellen van deze tarieven in aanmerking moet worden genomen, is het vaststellen van efficiënte tariefbeginselen in de gehele Gemeenschap, met een gewaarborgde algemene dienstverlening voor iedereen;
  • de tarieven moeten doorzichtig zijn en moeten op passende wijze worden bekendgemaakt;
  • om de gebruikers de keuze te laten tussen de verschillende onderdelen van de dienstverlening, en voor zover de techniek zulks mogelijk maakt, moeten de tarieven voldoende worden opgesplitst in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag: in het bijzonder moeten bijkomende voorzieningen die aangewend worden om sommige aanvullende specifieke diensten te leveren, in beginsel onafhankelijk van de inclusieve dienstverlening en van het eigenlijke transport in rekening worden gebracht;
  • de tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen.

Indien kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten in rekening worden gebracht, moet worden voldaan aan bovengenoemde beginselen en aan de mededingingsregels van het Verdrag en moet ook rekening worden gehouden met het beginsel van een eerlijke verdeling van de totale kosten van de gebruikte hulpmiddelen en met de noodzaak van een redelijk rendement van de gedane investeringen.

Er kunnen verschillende tarieven worden ingesteld om rekening te houden met overmatig verkeer tijdens piekuren en gering verkeer tijdens daluren, op voorwaarde dat de tariefverschillen commercieel gerechtvaardigd en niet met de bovenstaande beginselen in strijd zijn.

BIJLAGE 3

Richtsnoeren voor de uitvoering van de kaderrichtlijn tot en met 31 december 1992

In een eerste fase worden, onverminderd de in artikel 4, leden 2 en 3, vastgestelde procedures, bij de werkzaamheden voor de jaren 1990, 1991 en 1992 krachtens de artikelen 4, 5 en 6 de volgende prioriteiten ten uitvoer gelegd:

  • 1. 
    krachtens artikel 6 worden de specifieke richtlijnen betreffende gehuurde lijnen en spraaktelefoondienst aangenomen;
  • 2. 
    vóór 1 januari 1991 worden de geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van de pakketgeschakelde datatransmissie en van het ISDN (Integrated Services Digital Network) ingevoerd. De verwijzing naar deze interfaces en kenmerken kan vóór die datum volgens de procedure van artikel 5, lid 3, verplicht worden gesteld;
  • 3. 
    vóór 1 juli 1991 neemt de Raad op voorstel van de Commissie een aanbeveling aan betreffende de levering van technische interfaces, de gebruiksvoorwaarden en de tariefbeginselen die van toepassing zijn op het aanbieden van een open pakketgeschakeld datatransmissienetwerk; in deze aanbeveling worden de Lid-Staten met name verzocht erop toe te zien dat op hun grondgebied ten minste één dergelijk netwerk wordt aangeboden;
  • 4. 
    vóór 1 januari 1992 neemt de Raad op voorstel van de Commissie een soortgelijke aanbeveling aan betreffende het ISDN;
  • 5. 
    in 1992 wordt op voorstel van de Commissie een specifieke richtlijn betreffende pakketgeschakelde datatransmissie behandeld om te worden aangenomen. In dat voorstel zou rekening moeten worden gehouden met de eerste resultaten van de uitvoering van de in punt 3 genoemde aanbeveling;
  • 6. 
    daarna wordt een voorstel voor een richtlijn betreffende het ISDN bestudeerd. Bij dat voorstel zou rekening moeten worden gehouden met de eerste resultaten van de tenuitvoerlegging van de in punt 4 genoemde aanbeveling.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.