Bijlagen bij COM(2009)236 - Goedkeuring van de wijzigingen van bijlage II en bijlage III bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Ospar-verdrag) met betrekking tot de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Wijzigingen van bijlage II en bijlage III bij het Ospar-verdrag met betrekking tot de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties

De verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan,

HERINNEREND aan de algemene verplichtingen van artikel 2 van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

ERNSTIG VERONTRUST over de gevolgen voor het mariene milieu van klimaatverandering en verzuring van de oceaan ten gevolge van de hoge concentraties kooldioxide in de atmosfeer;

WIJZEND op de noodzaak van de verdere ontwikkeling van hernieuwbare en koolstofluwe vormen van energieopwekking en -gebruik;

ERAAN HERINNEREND dat het afvangen en opslaan van kooldioxide voor de partijen bij het verdrag geen bindende verplichting is maar een optie waarvoor de afzonderlijke partijen kunnen kiezen;

ERKENNENDE dat het afvangen en opslaan van kooldioxide één van de vele mogelijkheden is om het kooldioxidegehalte van de atmosfeer te verlagen en dat het een belangrijke tussentijdse aanvulling vormt op de maatregelen voor de reductie of preventie van kooldioxide-emissies en niet als vervanging moet worden gezien van andere middelen voor de reductie van kooldioxide-emissies;

OPMERKENDE dat technologische ontwikkelingen het sedert de aanneming van het verdrag mogelijk hebben gemaakt kooldioxide van industriële en energiegerelateerde bronnen af te vangen, te vervoeren en in geologische formaties onder de zeebodem te injecteren en zo langdurig te isoleren van de atmosfeer en de zee;

TEVENS OPMERKENDE dat de regulering van dergelijke activiteiten binnen de werkingssfeer van het verdrag valt;

VERHEUGD over het werk van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPPC) en in het bijzonder het speciaal rapport van deze werkgroep over het afvangen en opslaan van kooldioxide;

EROP WIJZEND dat de opslag van kooldioxidestromen op milieuveilige wijze moet plaatsvinden;

TEVENS VERHEUGD over de goedkeuring van de wijziging betreffende de opneming van kooldioxidestromen van kooldioxide-afvangprocessen voor opslag in geologische formaties onder de zeebodem in bijlage I bij het protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen (Protocol van Londen, 1972);

INDACHTIG het werk van de intersessionele technische werkgroep inzake de opslag van kooldioxide van de in het kader van het Verdrag van Londen en het protocol opgerichte wetenschappelijke groep, en de conclusies daarvan zoals die zijn neergelegd in verslag LC/SG-CO2 1/7 van deze werkgroep;

TEVENS INDACHTIG het werk van het comité voor de offshore-industrie, het comité voor de biodiversiteit en de intersessionele correspondentiegroep voor de opslag van kooldioxide in geologische formaties onder de zeebodem;

ERNAAR STREVEND de opslag van afgevangen kooldioxidestromen in ondergrondse geologische formaties in het kader van dit verdrag te reguleren teneinde de bescherming van het zeegebied te waarborgen;

HERINNEREND aan artikel 15 en artikel 17 van het verdrag met betrekking tot de wijziging van bijlagen bij het verdrag;

BEVESTIGEND dat deze wijzigingen beperkt zijn tot de opslag van kooldioxidestromen in geologisch formaties;

BENADRUKKEND dat dergelijke wijzigingen niet geïnterpreteerd mogen worden als legitimering voor het verwijderen van ander afval of andere stoffen, louter om zich daarvan te ontdoen;

ERKENNEND dat een regelgevingskader en richtsnoeren inzake de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties zullen bijdragen aan de bescherming van het zeegebied op korte en lange termijn; erkennend dat er regels moeten worden ontwikkeld om duidelijke rechten en verantwoordelijkheden vast te stellen met betrekking tot de toegang tot het eigendom en om de verantwoordelijkheden voor en na de sluiting te verduidelijken; erkennend dat de richtsnoeren van wezenlijk belang zullen zijn voor de verdere uitoefening van activiteiten met betrekking tot de opslag van kooldioxidestromen in geologische formaties;

hechten hun goedkeuring aan de volgende wijzigingen van de bijlagen II en III bij het verdrag:

Aan bijlage II, artikel 3, lid 2, wordt de volgende nieuwe alinea “f” toegevoegd:

f. voor opslag bestemde kooldioxidestromen van kooldioxide-afvangprocessen, op voorwaarde dat

i. deze stromen worden opgeslagen in een ondergrondse geologische formatie;

ii. de stromen voor het overgrote deel uit kooldioxide bestaan. De stromen mogen incidenteel geassocieerde stoffen bevatten die afkomstig zijn van het bronmateriaal en van de gebruikte afvang-, transport- en opslagprocessen;

iii. geen afval of andere stoffen worden toegevoegd om zich van dit afval of deze stoffen te ontdoen;

iv. deze stromen bedoeld zijn om permanent in deze formaties opgeslagen te blijven en niet zullen leiden tot significante negatieve gevolgen voor het zeemilieu, de menselijke gezondheid of enig ander legitiem gebruik van het zeegebied.

Aan bijlage III, artikel 3, worden de volgende nieuwe leden 3 en 4 toegevoegd:

3. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde verbod is niet van toepassing op voor opslag bestemde kooldioxidestromen van kooldioxide-afvangprocessen, op voorwaarde dat

a. deze stromen worden opgeslagen in een ondergrondse geologische formatie;

b. de stromen voor het overgrote deel uit kooldioxide bestaan. De stromen mogen incidenteel geassocieerde stoffen bevatten die afkomstig zijn van het bronmateriaal en van de gebruikte afvang-, transport- en opslagprocessen;

c. geen afval of andere stoffen worden toegevoegd om zich van dit afval of deze stoffen te ontdoen;

d. deze stromen bedoeld zijn om permanent in deze formaties opgeslagen te blijven en niet zullen leiden tot significante negatieve gevolgen voor het zeemilieu, de menselijke gezondheid of enig ander legitiem gebruik van het zeegebied.

4 . De verdragsluitende partijen waarborgen dat de in lid 3 bedoelde stromen niet in ondergrondse geologische formaties worden opgeslagen zonder vergunning van of regeling door hun bevoegde autoriteiten. Deze vergunning of regeling behelst in het bijzonder de uitvoering van de relevante toepasselijke besluiten, aanbevelingen en alle andere overeenkomsten die in het kader van het verdrag worden aangenomen.

[1] PB L 104 van 3.4.1998, blz. 1.

[2] PB C ... van ... , blz. ....

[3] PB C ... van ... , blz. ....