Overwegingen bij COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2020)22 - Fonds voor een rechtvaardige transitie.
document COM(2020)22 NLEN
datum 24 juni 2021
 
(1) Het regelgevingskader voor het cohesiebeleid van de Unie voor de periode 2021‑2027 — in de context van het volgende meerjarig financieel kader — draagt bij tot de nakoming van de verbintenissen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren door de EU-financiering op groene doelstellingen te concentreren. Deze verordening voert een van de in de mededeling over de Europese Green Deal (“de Europese Green Deal”) 11 beschreven prioriteiten uit en maakt deel uit van het investeringsplan voor een duurzaam Europa 12 , dat in specifieke financiering uit hoofde van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie in het kader van het cohesiebeleid voorziet om de economische en sociale kosten van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie aan te pakken, waarbij de resterende broeikasgasemissies worden gecompenseerd door equivalente absorpties.

(2) De transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie vormt een van de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Unie. Op 12 december 2019 heeft de Europese Raad zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Hoewel de strijd tegen de klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu op lange termijn iedereen ten goede zal komen en op middellange termijn iedereen kansen en uitdagingen biedt, starten de regio’s en de lidstaten hun transitie niet allemaal vanaf hetzelfde beginpunt en beschikken ze niet allemaal over dezelfde capaciteit om maatregelen te nemen. Sommige zijn verder gevorderd dan andere en de transitie heeft een groter sociaal en economisch effect op regio’s die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen — vooral steenkool, bruinkool, turf en olieschalie — of broeikasgasintensieve industrieën. Een dergelijke situatie brengt niet alleen het risico mee dat de transitie in de Unie op het gebied van klimaatactie niet overal even snel verloopt, maar ook dat de verschillen tussen de regio’s toenemen, waardoor de doelstellingen van sociale, economische en territoriale cohesie in het gedrang komen.

(3) De transitie kan alleen slagen als ze eerlijk en sociaal aanvaardbaar is voor iedereen. Daarom moeten zowel de Unie als de lidstaten vanaf het begin rekening houden met de economische en sociale gevolgen ervan en alle mogelijke instrumenten inzetten om negatieve gevolgen te verzachten. De begroting van de Unie speelt daarbij een belangrijke rol.

(4) Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal en het investeringsplan voor een duurzaam Europa, moet een mechanisme voor een rechtvaardige transitie de andere acties aanvullen in het kader van het volgende meerjarig financieel kader voor de periode 2021‑2027. Het mechanisme moet de sociale en economische gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit in de Unie helpen aanpakken door de begrotingsuitgaven van de Unie voor sociale en klimaatdoelstellingen op regionaal niveau samen te brengen.

(5) Bij deze verordening wordt het Fonds voor een rechtvaardige transitie (“JTF”) opgericht, een van de pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, dat in het kader van het cohesiebeleid wordt geïmplementeerd. Doel van het JTF is de negatieve gevolgen van de klimaattransitie te verzachten door steun te verlenen aan de meest getroffen gebieden en werknemers. Overeenkomstig de specifieke doelstellingen van het JTF moeten de door het JTF gesteunde acties het effect van de transitie rechtstreeks helpen temperen door de diversificatie en de modernisering van de lokale economie te financieren en de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid te verzachten. Dit komt tot uiting in de specifieke doelstelling van het JTF, die op hetzelfde niveau is vastgesteld en samen met de in artikel [4] van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] genoemde beleidsdoelstellingen wordt vermeld.

(6) Aangezien het belangrijk is dat bij de strijd tegen klimaatverandering de verbintenissen van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs, de verbintenis met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de in de Europese Green Deal voorgestelde verhoogde ambitie van de Unie worden gerespecteerd, moet het JTF een cruciale bijdrage leveren bij de mainstreaming van klimaatacties. De middelen uit het eigen budget van het JTF zijn aanvullende middelen en komen bovenop de investeringen die nodig zijn om het algemene streefcijfer van 25 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor klimaatdoelstellingen te halen. De uit het EFRO en het ESF+ overgedragen middelen zullen ten volle bijdragen tot het halen van dit streefcijfer.

(7) De middelen uit het JTF moeten de beschikbare middelen uit hoofde van het cohesiebeleid aanvullen.

(8) De transitie naar een klimaatneutrale economie is een uitdaging voor alle lidstaten. De transitie zal bijzonder lastig zijn voor lidstaten die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen of broeikasgasintensieve industriële activiteiten die geleidelijk moeten verdwijnen, of die zich moeten aanpassen vanwege de transitie naar klimaatneutraliteit en daartoe niet over de nodige financiële middelen beschikken. Het JTF moet daarom alle lidstaten ten goede komen, maar de verdeling van de financiële middelen van het JTF moet de capaciteit van de lidstaten weerspiegelen om de nodige investeringen te financieren om de transitie naar klimaatneutraliteit te realiseren.

(9) Om een passend financieel kader voor het JTF vast te stellen moet de Commissie de jaarlijkse verdeling van de beschikbare toewijzingen per lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” vaststellen op basis van objectieve criteria.

(10) In deze verordening worden de soorten investeringen vermeld waarvoor de uitgaven door het JTF kunnen worden ondersteund. Alle ondersteunde activiteiten moeten worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de klimaat- en milieuprioriteiten van de Unie. De lijst van investeringen moet de investeringen omvatten die lokale economieën ondersteunen en duurzaam zijn op lange termijn, rekening houdend met alle doelstellingen van de Green Deal. De gefinancierde projecten moeten bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Voor krimpende sectoren — zoals de energieproductie op basis van steenkool, bruinkool, turf en olieschalie of de winning van deze vaste fossiele brandstoffen — moet de steun worden gekoppeld aan de geleidelijke beëindiging van de activiteit en de overeenkomstige vermindering van de werkgelegenheid. Wat de transformatie van sectoren met hoge emissies van broeikasgassen betreft, moet de steun nieuwe activiteiten bevorderen via het gebruik van nieuwe technologieën, nieuwe processen of producten die tot een aanzienlijke reductie van de emissies leiden — overeenkomstig de EU-klimaatdoelstellingen voor 2030 en het streven naar klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 13 — en tegelijkertijd de werkgelegenheid vrijwaren en bevorderen en een verslechtering van het milieu vermijden. Bijzondere aandacht moet ook uitgaan naar activiteiten ter bevordering van innovatie en onderzoek op het gebied van geavanceerde en duurzame technologieën, digitalisering en connectiviteit, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen de negatieve neveneffecten van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie helpen verzachten en tot een dergelijke economie bijdragen.

(11) Ter bescherming van de burgers die het meest kwetsbaar voor de klimaattransitie zijn, moet het JTF niet alleen worden gebruikt voor de om- en bijscholing van de getroffen werknemers — om hen te helpen nieuwe arbeidskansen te benutten — maar werkzoekenden ook bijstaan bij het zoeken naar werk en hun actieve inclusie op de arbeidsmarkt bevorderen.

(12) Om de economische diversificatie van door de transitie getroffen gebieden te bevorderen moet het JTF steun verlenen voor productieve investeringen in kmo’s. Onder productieve investeringen worden investeringen verstaan in vaste activa of immateriële activa van ondernemingen met het oog op de productie van goederen en diensten, waardoor wordt bijgedragen tot de vorming van bruto-kapitaal en het scheppen van werkgelegenheid. Voor andere ondernemingen dan kmo’s mogen productieve investeringen alleen worden ondersteund indien ze noodzakelijk zijn om het banenverlies als gevolg van de transitie te beperken — door een aanzienlijk aantal banen te creëren of te beschermen — en niet leiden tot of het gevolg zijn van relocatie. Investeringen in bestaande industriële installaties, met inbegrip van die welke onder het emissiehandelssysteem van de Unie vallen, moeten worden toegestaan als ze bijdragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie tegen 2050, aanzienlijk lager zijn dan de relevante benchmarks voor kosteloze toewijzing uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 en leiden tot de bescherming van een aanzienlijk aantal banen. Dergelijke investeringen moeten bijgevolg worden gerechtvaardigd in het betrokken territoriale plan voor een rechtvaardige transitie. Om de integriteit van de interne markt en het cohesiebeleid te beschermen, is het zaak dat de steun voor ondernemingen voldoet aan de in de artikelen 107 en 108 van het VWEU vastgestelde staatssteunregels van de Unie en dat met name de steun voor productieve investeringen door andere ondernemingen dan kmo’s wordt beperkt tot ondernemingen die gevestigd zijn in gebieden die zijn aangewezen als steungebieden in de zin van artikel 107, lid 3, onder a) en c), van het VWEU.

(13) Met het oog op flexibiliteit bij de programmering van de JTF-middelen in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” moet het mogelijk zijn een op zichzelf staand JTF-programma op te stellen of JTF-middelen te programmeren voor een of meer specifieke prioriteiten van een door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (“EFRO”), het Europees Sociaal Fonds Plus (“ESF+”) of het Cohesiefonds ondersteund programma. Overeenkomstig artikel 21 bis van Verordening (EU) [nieuwe GB-verordening] moeten de JTF-middelen worden versterkt met aanvullende financiering uit het EFRO en het ESF+. De respectieve bedragen die uit het EFRO en het ESF+ worden overgedragen, moeten consistent zijn met het soort concrete acties dat in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie wordt beschreven.

(14) De steun van het JTF moet afhankelijk worden gesteld van de daadwerkelijke uitvoering van een transitieproces in een specifiek gebied om een klimaatneutrale economie tot stand te brengen. In dat verband moeten de lidstaten — in samenwerking met de betrokken belanghebbenden en ondersteund door de Commissie — territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie opstellen waarin bijzonderheden over het transitieproces zijn opgenomen en die consistent zijn met hun nationale energie- en klimaatplannen. Daartoe moet de Commissie — op basis van het bestaande platform voor steenkoolregio’s in transitie — een platform voor een rechtvaardige transitie opzetten voor bilaterale en multilaterale uitwisselingen van ervaringen en beste praktijken in alle getroffen sectoren.

(15) In de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten de meest getroffen gebieden worden vermeld waarop de steun van het JTF moet worden geconcentreerd, en de nodige specifieke acties worden beschreven om tot een klimaatneutrale economie te komen, met name wat betreft de omschakeling of sluiting van installaties die met de productie van fossiele brandstoffen of met andere broeikasgasintensieve activiteiten verband houden. Die gebieden moeten nauwkeurig worden gedefinieerd en overeenkomen met regio’s van NUTS-niveau 3 of delen daarvan. In de plannen moeten de uitdagingen en behoeften van die gebieden gedetailleerd worden beschreven en het soort concrete acties worden vermeld die nodig zijn voor de coherente ontwikkeling van klimaatbestendige economische activiteiten die ook consistent zijn met de transitie naar klimaatneutraliteit en de doelstellingen van de Green Deal. Alleen investeringen die met de transitieplannen stroken, mogen financiële steun van het JTF krijgen. De territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten deel uitmaken van de door de Commissie goedgekeurde programma’s (ondersteund door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het JTF, al naargelang het geval).

(16) Om de resultaatgerichtheid van het gebruik van JTF-middelen te vergroten moet de Commissie — overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel — financiële correcties kunnen toepassen als ernstig wordt tekortgeschoten bij de verwezenlijking van de voor de specifieke doelstelling van het JTF vastgestelde streefcijfers.

(17) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de elementen in bijlage III bij deze verordening wat betreft de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 15 . Met name ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten om te zorgen voor een gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen; deze deskundigen hebben systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(18) Met het oog op de vaststelling van een passend financieel kader voor het JTF moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de jaarlijkse verdeling van de beschikbare toewijzingen per lidstaat vast te stellen overeenkomstig bijlage I.

(19) De doelstellingen van deze verordening — namelijk steun verlenen aan gebieden die een economische en sociale transformatie ondergaan bij de transitie naar een klimaatneutrale economie — kunnen niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. De voornaamste redenen daarvoor zijn enerzijds de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende gebieden en de achterstand van de minst begunstigde gebieden, alsook de beperking van de financiële middelen van de lidstaten en gebieden, en anderzijds de noodzaak van een coherent uitvoeringskader dat verschillende fondsen van de Unie onder gedeeld beheer bestrijkt. Aangezien deze doelstellingen beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.