Toelichting bij COM(2020)295 - EU-standpunt mbt wijziging van een aantal bepalingen van protocol II mbt de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité dat is opgericht bij de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd), wat betreft de voorgenomen vaststelling van het besluit tot wijziging van een aantal bepalingen van Protocol II bij de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds.

De partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel: a) de staten in de Stille Oceaan in staat te stellen gebruik te maken van de door de Europese Unie (hierna “de EU” genoemd) geboden verbeterde markttoegang; b) de duurzame economische ontwikkeling en de geleidelijke integratie van staten in de Stille Oceaan in de wereldeconomie te bevorderen; c) een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en de staten in de Stille Oceaan tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, middels de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke WTO-regels en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, van de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van de staten in de Stille Oceaan; d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen; en e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

Op 13 juli 2009 ondertekende de EU de overeenkomst 1 , die door Papoea-Nieuw-Guinea en de Republiek Fiji-eilanden sinds respectievelijk 20 december 2009 en 28 juli 2014 voorlopig wordt toegepast. Na hun toetreding hebben de Onafhankelijke Staat Samoa en de Salomonseilanden de overeenkomst sinds respectievelijk 31 december 2018 en 17 mei 2020 eveneens voorlopig toegepast.

2.2.Het Handelscomité

Het Handelscomité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 68 van de overeenkomst is ingesteld. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van de staten in de Stille Oceaan (Papoea-Nieuw-Guinea, Fiji, Samoa en de Salomonseilanden). Het Handelscomité stelt zijn reglement van orde vast en wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU en een vertegenwoordiger van de staten in de Stille Oceaan.

Het Handelscomité behandelt alle aangelegenheden die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking. Voor het uitoefenen van zijn taken kan het Handelscomité a) alle speciale, voor de uitvoering van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden, b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen, c) alle onder de overeenkomst vallende kwesties bespreken en in het kader van de uitoefening van zijn taken passende maatregelen nemen, en d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien.

Het Handelscomité delegeert in het kader van de uitvoering van de overeenkomst specifieke beslissingsbevoegdheden aan de in de desbetreffende bepalingen van de overeenkomst genoemde speciale comités, in het bijzonder aan het speciaal comité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels.

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité

In *september 2020* wil het Handelscomité tijdens zijn achtste vergadering een besluit vaststellen over de wijziging van een aantal bepalingen van protocol II betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

De beoogde handeling heeft tot doel:

–de bepalingen over de oorsprongsregels aan de meest recente ontwikkelingen aan te passen en marktdeelnemers vereenvoudigde en flexibelere oorsprongsregels te bieden door de volgende wijzigingen vast te stellen:

(a)schrapping van de volgende bepalingen, die niet langer relevant zijn:

–artikel 3, lid 7: het is niet langer relevant te specificeren dat de cumulatie vanaf 1 januari 2010 en vanaf 1 oktober 2015 van toepassing is geworden;

–artikel 4 bis en bijlage VIII(a) zijn niet langer relevant omdat er geen naburige ontwikkelingslanden zijn aangewezen;

–artikel 4, lid 8, tweede zin, en bijlage XII: het is niet langer relevant om de producten van oorsprong uit Zuid-Afrika te vermelden waarvoor cumulatie na 31 december 2009 van toepassing is geworden;

(b)de titel van artikel 7 overeen te laten komen met de titel in de inhoudsopgave;

(c)invoering van een nieuw artikel 12 getiteld “Gescheiden boekhouding” in Titel II, om marktdeelnemers in staat te stellen kosten te besparen door deze methode voor het beheer van voorraden te gebruiken;

(d)vervanging van artikel 13 van titel III door een nieuw artikel 14 getiteld “Niet-wijziging”, om marktdeelnemers meer flexibiliteit te bieden ten aanzien van het bewijs dat moet worden geleverd aan de douaneautoriteiten van het land van invoer wanneer de overslag of het douane-entrepot van goederen van oorsprong in een derde land plaatsvindt;

(e)schrapping van artikel 14 over “tentoonstellingen” en artikel 38 over “vrije zones”: deze zijn niet meer nodig na invoering van de bepaling over “niet-wijziging”;

(f)wijziging van titel IV, artikel 15, om marktdeelnemers meer flexibiliteit te bieden met betrekking tot het naleven van de vereisten betreffende de bewijzen van oorsprong;

(g)invoeging van een nieuw artikel 39 met een samenvatting van de taken en verantwoordelijkheden van het speciaal comité voor douanesamenwerking en oorsprongsregels, dat in verschillende bepalingen van protocol II wordt genoemd, en een overeenkomstige actualisering van artikel 41;

–bijlage II bij protocol II van de overeenkomst moet in overeenstemming worden gebracht met de versie van de GS-nomenclatuur van 2017.

Bijlage II bij protocol II is gebaseerd op de versie uit 2007 van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem (GS), gehecht aan het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van de Werelddouaneorganisatie (WDO). De WDO heeft een nieuwe GS-nomenclatuur uitgebracht, de GS-nomenclatuur 2017, die sinds 1 januari 2017 van kracht is. De status quo op het gebied van de oorsprongsregels moet echter worden gehandhaafd omdat het niet de bedoeling is dat wijzigingen in de GS-nomenclatuur van invloed zijn op de oorsprongsregel die op een bepaald product van toepassing is;

–wijziging van bijlage IV bij protocol II van de overeenkomst om de Kroatische versie van de factuurverklaring op te nemen in die bijlage.

Het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie is op 9 december 2011 ondertekend en wordt sinds 1 juli 2013 toegepast. De overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op de grondgebieden van de overeenkomstsluitende staten in de Stille Oceaan;

–bijwerking van de lijst van LGO’s in bijlage VIII bij protocol II van de overeenkomst om de lijst in overeenstemming te brengen met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


Bijlage VIII bij protocol II van de overeenkomst bevat een lijst van landen en gebieden overzee (LGO’s) van de Europese Unie. De status van sommige gebieden is onlangs gewijzigd: Saint-Barthélemy (FR) en Bermuda (VK) zijn op respectievelijk 1 januari 2012 en 1 januari 2014 met de Unie geassocieerde LGO’s geworden en Mayotte (FR) is op 1 januari 2014 een ultraperifeer gebied van de Unie geworden;


–schrapping van Samoa en de Salomonseilanden uit de lijst van “andere ACS-staten” in bijlage X bij protocol II na de toetreding van beide landen tot de overeenkomst.

Gelet op het aantal wijzigingen dat nodig is in protocol II bij de overeenkomst en de bijlagen erbij, moet het protocol duidelijkheidshalve in zijn geheel worden vervangen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Protocol II betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking is in 2009 gesloten. Enkele bepalingen van het oorspronkelijke protocol II zijn niet meer actueel vanwege de meest recente ontwikkelingen in de oorsprongsregels, waardoor geen optimaal profijt kan worden getrokken uit de preferentiële behandeling waarin de overeenkomst voorziet.

De voorgestelde wijzigingen maken de vereisten en procedures van de oorsprongsregels eenvoudiger en flexibeler. Enkele voorbeelden:

–met een gescheiden boekhouding kunnen marktdeelnemers kosten besparen op het beheer van hun voorraden;

–marktdeelnemers wordt meer flexibiliteit geboden ten aanzien van het bewijs dat moet worden geleverd aan de douaneautoriteiten van het land van invoer wanneer de overslag of het douane-entrepot van goederen van oorsprong in een derde land plaatsvindt;

–geregistreerde exporteurs kunnen voortaan uitsluitend gebruikmaken van een factuurverklaring als geldig bewijs van oorsprong en daardoor worden de oorsprongsprocedures eenvoudiger en dalen de administratieve kosten in verband met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, zodat marktdeelnemers ten volle kunnen profiteren van de preferentiële tariefbehandeling, hetgeen een positieve impact op de handel kan hebben.

Deze vereenvoudiging is derhalve goed voor de handel en economische ontwikkeling in de regio van de Stille Oceaan omdat de marktdeelnemers ten volle kunnen profiteren van de preferentiële behandeling in het kader van de tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst.

De voorgestelde wijzigingen maken de vereisten en procedures van de oorsprongsregels eenvoudiger en flexibeler. Met deze vereenvoudiging wordt de handel gemakkelijker en kunnen marktdeelnemers de preferentiële behandeling optimaal benutten. Daarnaast wordt de regionale integratie en economische ontwikkeling in de staten in de Stille Oceaan door de voorgestelde wijzigingen bevorderd omdat marktdeelnemers meer mogelijkheden krijgen om aan de oorsprongsregels te voldoen.

Er zijn wijzigingen nodig in producten (posten en omschrijvingen) die in bijlage II bij protocol II bij de overeenkomst zijn vermeld, om deze in overeenstemming te brengen met de door de WDO in 2012 en 2017 geactualiseerde editie van de GS-nomenclatuur en om de samenhang van de productomschrijvingen en de GS-indeling met het geharmoniseerde systeem te bewaren.

Bijlage VIII bij protocol II bij de overeenkomst is een lijst van landen en gebieden overzee van de EU. In het protocol II wordt onder “landen en gebieden overzee” de landen en gebieden verstaan die zijn bedoeld in het vierde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De lijst moet worden geactualiseerd om rekening te houden met de recente wijziging van de status van sommige landen en gebieden overzee.

Er zij op gewezen dat in Besluit (EU) 2019/2143 van de Raad van 11 november 2019 reeds het standpunt is vastgesteld dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité dat is opgericht krachtens de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds, met betrekking tot de wijziging van de bijlagen II en VIII bij protocol II van de overeenkomst (PB L 331 van 20.12.2019, blz. 1). Omwille van de duidelijkheid is dit (ongewijzigde) standpunt in het huidige voorstel opnieuw geformuleerd.

Het voorgestelde besluit voldoet aan de EU-verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door het Handelscomité vast te stellen handeling is een handeling die rechtsgevolgen heeft, en is overeenkomstig de artikelen 8, 68 en 78 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijk handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

4.4.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Handelscomité leidt tot wijzigingen in de tussentijdse partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de staten in de Stille Oceaan, anderzijds, moet deze handeling na de vaststelling ervan bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.