Toelichting bij COM(2011)905 - Uitbreiding werkingsgebied Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. CONTEXT VAN HET VOORSTEL

Inleiding



De Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) werd in 1990 opgericht om de ontwikkeling van markteconomieën van Midden-Europa tot Centraal-Azië te ondersteunen na de grootschalige ineenstorting van communistische regimes. De Europese Unie, de Europese Investeringsbank (EIB) en alle toenmalige EU-lidstaten waren stichtende leden. De EBWO is momenteel in eigendom van 61 landen, de EU en de EIB. In 29 ontvangende landen ondersteunt de EBWO projecten, hoofdzakelijk in de particuliere sector, die niet ten volle door de markt kunnen worden gefinancierd. De EBWO bevordert ondernemerschap en de overgang naar open en democratische markteconomieën.

De gebeurtenissen die zich in 2011 in onze mediterrane partnerlanden hebben voorgedaan, vragen om een krachtdadige beleidsreactie van de EU. In maart hebben de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger een gezamenlijke mededeling[1] gedaan waarin zij wezen op de sterke politieke en economische steun van de EU voor de regio, en zij de mogelijkheid vermeldden het mandaat van de EBWO uit te breiden naar de zuidelijke buurlanden, daarbij voortbouwend op de ervaring die zij de afgelopen 20 jaar heeft opgedaan met het bevorderen van de overgang naar open markteconomieën. De inhoud van deze gezamenlijke mededeling werd in grote trekken onderschreven door de Europese Raad van 24/25 maart 2011. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid - de zuidelijke dimensie, de EBWO verzocht haar statuten te wijzigen zodat zij kan deelnemen aan de verlening van financiële bijstand. In mei 2011 hebben de leiders van de G8 op hun bijeenkomst in Deauville de EBWO ook opgeroepen haar geografische werkingsgebied uit te breiden zodat zij haar ervaring als hefboom kan benutten en de zuidelijke en oostelijke mediterrane landen kan helpen met hun overgang naar de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en markteconomie.

In reactie op de zich snel ontwikkelende gebeurtenissen hebben de gouverneurs van de EBWO de EBWO opgeroepen de mogelijkheid te onderzoeken om het geografische werkingsgebied van haar mandaat regionaal uit te breiden. Op de jaarvergadering van de EBWO in mei 2011 hebben de gouverneurs de parameters hiervoor vastgesteld. De Raad van Bewind van de EBWO diende bij de gouverneurs een verslag in over de geografische uitbreiding van de werkzaamheden van de EBWO tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, en stelde daarbij met name twee resoluties voor:

a) Resolutie 137, waarin wijzigingen worden voorgesteld in artikel 1 van de Overeenkomst tot oprichting van de Bank (OOB) om het gebied waar de EBWO werkzaam is, uit te breiden tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, en

b) Resolutie 138, waarin wijzigingen worden voorgesteld in artikel 18 van de OOB om toe te staan dat bijzondere fondsen worden gebruikt in potentiële ontvangende landen.

De gekalibreerde aanpak van de EBWO in dit nieuwe gebied

Het voorstel voor twee resoluties tot wijziging van deze twee artikelen was erop gericht de EBWO in staat te stellen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied in drie fasen activiteiten te ontplooien:

– In de eerste fase zal de EBWO na het verzoek van de internationale gemeenschap om snel in het Middellandse Zeegebied werkzaamheden te starten, samenwerkingsfondsen gebruiken, waarbij de klemtoon zal liggen op technische samenwerking en het opzetten van projecten.

– In de tweede fase zal de EBWO haar eigen middelen toewijzen aan bijzondere fondsen waarmee zij in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied een heel palet aan investeringswerkzaamheden kan uitvoeren. Deze fase zal starten zodra de wijzigingen in artikel 18 van de OOB overeenkomstig artikel 56 van de OOB door een voldoende aantal leden van de EBWO zijn goedgekeurd.

– In de laatste fase zullen de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied volwaardige ontvangende landen worden. Deze fase zal starten zodra de wijzigingen in artikel 1 van de OOB overeenkomstig artikel 56 van de OOB door de leden van de EBWO zijn goedgekeurd.

In artikel 1 van de OOB wordt het gebied waar de Bank haar doelstelling uitvoert, omschreven als de Centraal- en Oost-Europese landen alsook Mongolië. Aangezien de toekomstige nieuwe ontvangende landen buiten dat gebied liggen, zal artikel 1 van de OOB moeten worden gewijzigd om de EBWO in staat te stellen in deze landen met haar gewone middelen volledige werkzaamheden uit te voeren. De tekst van de wijziging is als bijlage bij het wetgevingsvoorstel gevoegd. Artikel 1 van de EBWO moet worden gewijzigd om het gebied waar de Bank werkzaam is, uit te breiden tot de lidstaten van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied en om te bepalen dat een lid een ontvangend land kan worden met de goedkeuring van een gekwalificeerde meerderheid van niet minder dan twee derde van de gouverneurs die samen niet minder dan 75% van het totale aantal stemmen vertegenwoordigen.

In het verslag van de Raad van Bewind van de EBWO is vermeld dat het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied bestaat uit de landen die een kust aan de Middellandse Zee hebben, alsook Jordanië, dat nauw met dit gebied is verweven. Deze landen worden als de zuidelijke buurlanden van de EU aangemerkt. Egypte en Marokko zijn reeds leden van de EBWO. Het lidmaatschap van Tunesië en Jordanië is respectievelijk in september 2011 en november 2011 goedgekeurd door de Raad van Gouverneurs van de EBWO.[2]

In afwachting van de inwerkingtreding van artikel 1 van de OOB (zoals gewijzigd), en om de betrokkenheid van de EBWO in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied te versnellen, zou de voorgestelde wijziging van artikel 18 van de OOB de EBWO in staat stellen in een aantal lidstaten van het uitgebreide gebied werkzaamheden uit te voeren die met bijzondere fondsen worden gefinancierd.

Artikel 18 van de OOB moet worden gewijzigd om het gebruik van bijzondere fondsen in de potentiële ontvangende landen van de EBWO mogelijk te maken en om te bepalen dat de aanwijzing van een lid van de EBWO als een potentieel ontvangend land moet geschieden met de goedkeuring van een gekwalificeerde meerderheid van niet minder dan twee derde van de gouverneurs die samen niet minder dan 75% van het totale aantal stemmen vertegenwoordigen. Indien een Raad van Gouverneurs besluit dat een lid een potentieel ontvangend land moet worden, moet hij ook beslissen hoelang dit lid toegang tot de desbetreffende bijzondere fondsen mag hebben.

De gouverneur van de EBWO voor de EU en alle gouverneurs voor de lidstaten van de EU hebben op de Raad van Gouverneurs van 30 september 2011 voor de resoluties 137 en 138 gestemd waarmee de noodzakelijke wijzigingen in de artikelen 1 en 18 van de OOB worden goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 56 van de OOB moeten deze vervolgens door de leden van de EBWO worden aanvaard. Daarom is voor de inwerkingtreding van deze wijzigingen een besluit van het Europees Parlement en de Raad nodig zodat de EBWO in de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied actief kan worden en bijzondere fondsen in de ontvangende en potentieel ontvangende landen kunnen worden gebruikt.

De wijzigingen zullen in werking treden zeven dagen na de datum van de officiële mededeling door de EBWO dat overeenkomstig artikel 56 van de OOB voldaan is aan de vereisten voor het aanvaarden van de wijzigingen.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



De internationale gemeenschap, waaronder alle lidstaten, de Commissie en de andere EU-instellingen, heeft de EBWO aangespoord bij te dragen aan de economische reactie op de politieke gebeurtenissen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, daarbij voortbouwend op haar ervaring met het ondersteunen van de economische omschakeling van landen in Centraal en Oost-Europa, alsook in Centraal-Azië, na de ineenstorting van het communisme.

De EU en de G8 hebben de EBWO ook aangemoedigd om het engagement in het gebied te ondersteunen en hebben toegezegd met de Bank samen te werken aan de oprichting van een specifieke overgangsfaciliteit zodat de Bank zo snel mogelijk in landen van het uitgebreide gebied werkzaamheden kan beginnen te ontplooien.

De Raad van Gouverneurs van de EBWO heeft na het waarnemen van de historische en dynamische veranderingen in het uitgebreide gebied geoordeeld dat dringend steun moest worden betuigd aan de landen van het gebied die vastberaden zijn een nieuwe en democratische orde op te bouwen. De wijzigingen in de OOB zijn aangebracht omdat de EBWO haar werkzaamheden moet uitbreiden naar de zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeelanden door de politieke en economische veranderingen in het gebied op doeltreffende wijze te ondersteunen. De aandeelhouders van de EBWO (waaronder alle EU-lidstaten, de EIB en de Commissie, die de EU vertegenwoordigt) waren actief bij het proces betrokken.

De EBWO heeft een beoordeling gemaakt van het effect dat de uitbreiding van haar werkzaamheden naar het nieuwe gebied heeft op haar kapitaaltoereikendheid. In de in afdeling 1 van deze toelichting vermelde eerste twee fases van de interventie zullen de activiteiten van de EBWO worden uitgevoerd door toewijzing van een deel van de netto-inkomsten van de Bank. In de eerste fase zal de EBWO 20 miljoen EUR toewijzen aan de samenwerkingsfondsen en naar verwachting zal de EBWO nog eens 1 miljard EUR toewijzen aan het in de tweede fase opgerichte bijzondere fonds. De conclusie van de beoordeling luidde dat de EBWO op basis van het huidige niveau van financieel risico en economisch kapitaal tijdens de controleperiode van de kapitaalmiddelen (CRR) 2011-2015 zonder verdere kapitaalverhoging aan haar wettelijke en economische kapitaalvereisten zal kunnen blijven voldoen. Bovendien heeft de EBWO bevestigd dat de uitbreiding geen invloed zal hebben op de activiteiten in de huidige ontvangende landen.

Momenteel benadert de Bank een breed scala aan donoren voor het aanvullen van zowel de samenwerkings- als de bijzondere fondsen. Het totale streefbedrag voor de samenwerkingsfondsen is 100 miljoen EUR, met middelen die naar alle waarschijnlijkheid zullen komen van zowel de bestaande donoren (waaronder de EU via de Investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid) en mogelijk niet-traditionele bijdragers, bijvoorbeeld uit de Arabische wereld. Momenteel wordt niet verwacht dat voor de bijdragen van donoren aan de bijzondere fondsen een bedrag zal worden vastgesteld. Voordat de EBWO activiteiten ontplooit in een van haar potentiële nieuwe ontvangende landen, voert zij een gedetailleerde technische beoordeling uit van de economische en politieke omstandigheden die in het land heersen, onder meer van de gehechtheid van het land aan de in artikel 1 van het OOB neergelegde beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en markteconomie, alsook van de overgangskloven, de activiteiten die andere internationale financiële instellingen in het land uitvoeren, en de prioritaire gebieden waar de EBWO het beste gebruik kan maken van haar unieke kennis en vaardigheden. Bij de uitvoering van deze beoordelingen houdt de EBWO ten volle rekening met de zienswijzen van de EU en de ruimere internationale gemeenschap.

Recent zijn beoordelingen uitgevoerd voor Egypte, Tunesië, Marokko en Jordanië. Deze beoordelingen zullen in elke fase van een EBWO-actie worden bijgewerkt, met steeds strengere vereisten. Voorts heeft de EBWO toegezegd de economische en politieke ontwikkelingen in elk land op de voet te volgen, om haar actie af te stemmen op de richting en de snelheid van de ontwikkelingen, en daarbij ten volle rekening te houden met de zienswijzen van de EU en de ruimere internationale gemeenschap.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het voorgestelde besluit heeft betrekking op de geografische uitbreiding van het gebied waar de EBWO werkzaam is, tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet artikel 212 in de rechtsgrondslag voor het uitvoeren door de EU van maatregelen inzake economische, financiële en technische samenwerking, met name bijstand aan derde landen. Dit artikel wordt ook als rechtsgrondslag voor het voorliggende wetgevingsvoorstel voorgesteld.

3.

Gevolgen voor de begroting



Vanwege de aard van het voorliggende voorstel heeft dit geen rechtstreekse financiële gevolgen voor de begroting van de Unie.

4.

Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel



Artikel 1

Dit artikel betreft de goedkeuring door de EU van de wijzigingen in de artikelen 1 en 18 van de OOB waarbij het gebied waar de EBWO werkzaam is, wordt uitgebreid tot de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.

Artikel 2

Dit artikel zal de gouverneur van de EBWO die de EU vertegenwoordigt, in staat stellen formeel de Bank de akte van aanvaarding van de bovenvermelde wijzigingen te doen toekomen.