Toelichting bij COM(2002)249 - Gemeenschappelijk standpunt met het oog op de vaststelling van een besluit van het Gemengd Comité van de Overeenkomst van 20 mei 1987 over een gemeenschappelijke regeling voor douanevervoer en het Gemengd Comité van de Overeenkomst van 20 mei 1987 over de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer met betrekking tot een verzoek aan Estland, Letland, Litouwen en Slovenië om tot deze overeenkomsten toe te treden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij de EG-EVA-Overeenkomsten van 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer (hierna de Overeenkomsten genoemd) zijn thans 8 partijen aangesloten : de EG, Noorwegen, Zwitserland, IJsland, Polen, Hongarije, de Tsjechische Republiek en de Slowaakse Republiek).

De volgende landen zouden graag het verzoek ontvangen tot de Overeenkomsten toe te treden : Estland, Letland, Litouwen, Bulgarije, Roemenië, Slowenië en Turkije.

In haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 31.5.2001  i heeft de Commissie haar strategie voor de voorbereiding van de kandidaat-landen op de toetreding tot de Overeenkomsten uitgestippeld. Kernpunt van de aanpak van de Commissie is dat de landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Overeenkomsten hiertoe uitsluitend uitgenodigd kunnen worden indien zij in staat zijn het gehele, op dat moment van kracht zijnde acquis op het gebied van het gemeenschappelijk douanevervoer en de vereenvoudiging van de formaliteiten (enig document) over te nemen wat betreft wetgeving, operationaliteit en automatisering. Wat dit laatste betreft, kunnen uitsluitend die landen worden uitgenodigd om tot de Overeenkomsten toe te treden die beschikken over een geautomatiseerd systeem voor douanevervoer dat voldoet aan de juridische, technische en financiële eisen van het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS) dat op het moment van de uitnodiging in gebruik is.

De beoordeling in hoeverre de landen aan de vastgestelde normen voldoen geschiedt op individuele basis en omvat tevens een evaluatie van de administratieve capaciteit alsook een test van de overeenstemming van de verbinding met NCTS. De kandidaat-landen ondernemen momenteel, met steun van het PHARE-programma, de nodige stappen om zich met het NCTS te verbinden, hetgeen volgens plan in de komende 18 maanden zal gebeuren.

De EG moet, als bij de Overeenkomsten aangesloten partij, een gemeenschappelijk standpunt innemen met betrekking tot het aannemen van het voorstel om nieuwe kandidaat-landen uit te nodigen tot de Overeenkomsten toe te treden, in de vorm van een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 133 van het EG-Verdrag. Om zo snel mogelijk de juridische grondslag te kunnen vaststellen voor het gebruik van de regeling voor gemeenschappelijk douanevervoer, nadat bewezen is dat het kandidaat-land aan de gestelde voorwaarden voldoet, zou het beter zijn dat het besluit van de Raad de basis vormt voor het aanvaarden van een groep landen, te beginnen met de EU-toetredingskandidaten voor 2004, waarbij het aan de Commissie, die de EG in de gemengde comités vertegenwoordigt wordt overgelaten, om nieuwe partnerlanden uit te nodigen tot de Overeenkomsten toe te treden.

De juridische bevestiging van de Gemeenschap, dat de kandidaat-landen, zodra zij aan de toetredingscriteria voldoen, onmiddellijk tot de Overeenkomsten kunnen toe treden, zou deze landen moeten stimuleren om hun inspanningen voort te zetten of zelfs te vergroten in overeenstemming met de prioriteiten die inzake informatisering en interconnectie in het kader van het partnerschap voor toetreding vastgesteld zijn. Zelfs als de toetreding van deze landen korte tijd later een feit wordt, zullen de positieve gevolgen voor de regeling douanevervoer blijven bestaan, daar de Overeenkomsten volledig compatibel met het communautaire acquis zijn.

De toetreding tot de Overeenkomsten zal de economische en politieke betrekkingen tussen de EG en de kandidaat-landen verder versterken. Bovendien zou gebruikmaking van de regeling voor gemeenschappelijk douanevervoer als instrument kunnen dienen om de formaliteiten aan de toekomstige binnengrenzen van de EG gemakkelijker af te schaffen. Zo kan op een nieuwe situatie, die na de uitbreiding zal ontstaan, door de overdraging van controlemaatregelen van deze toekomstige binnengrenzen naar de toekomstige buitengrenzen van de EG en de nationale douanekantoren, geanticipeerd worden.

Tenslotte zal er, door de toetreding tot de Overeenkomsten, vanuit het oogpunt van de automatisering, minder gebruik worden gemaakt van de op papier gebaseerde TIR-regeling voor douanevervoer, waarbij de voorkeur uitgaat naar een modernere regeling voor communautair gemeenschappelijk douanevervoer, die meer fraudebestendig is.

Dit besluit van de Raad zou de basis moeten zijn voor de eerste uitnodiging tot toetreding aan de Republiek Slovenië, die wellicht eind 2002 aan de toetredingsvoorwaarden zal voldoen. Zodra de Commissie na de raadpleging van de douanedeskundigen van de lidstaten heeft vastgesteld, dat de kandidaat-landen aan de technische voorwaarden voor de toetreding tot de Overeenkomsten voldoen, zal de Commissie de besluiten voorstellen van de bij de twee Overeenkomsten ingestelde gemengde comités en de procedure op gang brengen voor de vaststelling van de verzoeken aan de afzonderlijke kandidaat-landen.