Lijst van vragen en antwoorden over het verslag van de najaarsvergadering van het Interim Committee en het Development Committee (26234, nr. 2) - Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 26234 - Vergaderingen Interim Committee en Development Committee i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vergaderingen Interim Committee en Development Committee; Lijst van vragen en antwoorden over het verslag van de najaarsvergadering van het Interim Committee en het Development Committee (26234, nr. 2) 
Document­datum 17-11-1998
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST32242
Kenmerk 26234, nr. 3
Van Staten-Generaal
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999

26 234

Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 3

1  Samenstelling:

Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van Dok-van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).

2  Samenstelling:

Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Apostolou (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Voorhoeve (VVD), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Vacature CDA, Van Ross-van Dorp

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 november 1998

In de vaste commissies voor Financiën1 en voor Buitenlandse Zaken2

bestond de behoefte ter voorbereiding van het algemeen overleg op 19

november a.s., over het verslag van de najaarsvergadering van het

Interim Committee en het Development Committee (Kamerstuk 26 234, nr.

  • 2) 
    een aantal vragen voor te leggen aan de ministers van Financiën en voor Ontwikkelingssamenwerking.

De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 16 november

1998.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Boer

De griffier voor deze lijst, Del Grosso

(CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Wilders (VVD).

Plv. leden: Dijkstal (VVD), Bolkestein (VVD), De Graaf (D66), Van ’t Riet (D66), Rouvoet (RPF), Belinfante (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Patijn (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Zijlstra (PvdA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan

(CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Remak (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Van den Akker (CDA), Leers (CDA), Vendrik (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Balemans (VVD).

Internationaal Monetair Stelsel en IMF-beleid algemeen

35 (PvdA)

Heeft de regering naar haar eigen inzicht de motie-Crone uitgevoerd? Kan

zij dit puntsgewijs aangeven?

Nederland heeft in de jaarvergadering van IMF en Wereldbank in grote lijnen het beleid uitgedragen zoals dat ook in de motie-Crone is bepleit. In deze motie komen kapitaalverkeer, transparantie, bankentoezicht, taakverdeling tussen IMF en Wereldbank, toezicht op hedge fundsen de lastenverdeling tussen publieke en private sector aan de orde. Aangaande beperkingen op kapitaalverkeer heeft het Interim Comité aan de Raad van Bewindvoerders van het IMF gevraagd de ervaringen met kapitaalcontroles te beschouwen, en de omstandigheden waaronder zulke maatregelen op hun plaats zouden kunnen zijn te bestuderen. Nederland heeft erop gewezen dat het opzetten van een efficiënt en degelijk binnenlands financieel systeem hand in hand zou moeten gaan met het liberaliseren van kapitaalstromen. Zowel in opkomende als in gevestigde economieën kan versterking van het toezicht op de financiële sector een bijdrage leveren aan bijvoorbeeld de versterking van interne risicomanagement systemen van banken. Nederland heeft er in de speech op de jaarvergadering op aangedrongen dat de transparantie van de activiteiten van hedge funds zou moeten worden verbeterd. Nederland heeft het Bazels Comité opgeroepen om onderzoek te doen naar de mate waarin de beleggingen van banken in hedge fundseen bedreiging vormen voor het internationale monetaire systeem. Ook de transparantie van de activiteiten van Internationale Financiële Instellingen kan worden verbeterd. Door veel landen werd hierbij wel aangetekend dat met openbaarmaking van waarschuwingen van het Fonds wel grote voorzichtigheid moet worden betracht, gezien het effect dat van een dergelijke waarschuwing uit kan gaan op de financiële markten. Nederland blijft pleiten voor publicatie van artikel 4-consultaties en heeft met instemming vastgesteld dat de Staf van het Fonds er nu bij artikel 4-consultaties in principe van uit gaat dat er een PIN wordt gepubliceerd. Ook het belang van goede data standaards is opnieuw door Nederland onderschreven; voorstellen tot versterking van de Special Data DisseminationStandard zijn daarom door Nederland gesteund. Aangaande de taakverdeling tussen IMF en Wereldbank heeft Nederland gepleit voor een oriëntatie van deze twee organisaties op hun oorspronkelijke doelstellingen, waarbij samenwerking tussen de instellingen verbeterd moet worden. Tenslotte heeft Nederland met nadruk gepleit voor het eerder betrekken van de particuliere sector in crisisbeheersing. In concreto heeft Nederland voorgesteld om het Fonds een actievere rol te laten spelen in het organiseren van betrokkenheid van de particuliere sector, en om in voorkomende gevallen steun van het Fonds afhankelijk te maken van bijdragen van de particuliere sector.

Internationale plannen ter verbetering van de werking van het Internationale Monetaire Stelsel

32 (D66)

Wie zijn de grootste bondgenoten van Nederland waar het gaat om de ingenomen activistische positie ten opzichte van verbetering van het internationale monetaire stelsel?

61 (GroenLinks)

Wat is het oordeel van de regering over de voorstellen van Frankrijk voor

een nieuw Bretton Woods?

In grote lijnen bestaat er internationaal overeenstemming over de maatregelen die moeten worden genomen om het Internationale Monetaire Stelsel te versterken. Wel kunnen accentverschillen worden waargenomen. Net als Nederland hecht Duitsland veel belang aan het in een eerder stadium betrekken van de particuliere sector in crisisbeheersing en aan het bestrijden van moral hazard.Het Verenigd Koninkrijk richt zich vooral op het opstellen van internationale standaarden op allerlei terrein, uiteenlopend van begrotingsbeleid tot corporate governance. Frankrijk legt de nadruk op de versterking van Interim Comité. Dit streven wordt door Nederland gesteund. De Franse voorstellen voor een «nieuw Bretton Woods» omvatten verder eerder genoemde elementen die door Nederland worden gesteund, zoals meer particuliere sector betrokkenheid bij crisisbestrijding en meer transparantie. De Verenigde Staten heeft voorgesteld om een nieuwe IMF-faciliteit in het leven te roepen om landen in een crisissituatie meer middelen ter beschikking te kunnen stellen. Met name ten aanzien van het Amerikaanse plan heeft Nederland wel enige bedenkingen, aangezien dit plan het gevaar herbergt dat de nu al aanzienlijke moral hazardin het internationale monetaire stelsel verder wordt vergroot.

Verbetering van het toezicht op de financiële sector

37 (GroenLinks)

Hoe luidden de aanbevelingen van Alan Greenspan?

47  (GroenLinks)

Is in het Interim Committee besproken hoe de snelle wereldwijde financiële innovatie en deregulering beleidsmatig beoordeeld moet worden? Zo nee, waarom niet? Zijn er diepgaande analyses beschikbaar gesteld aan het Interim Committee en het IMF waaruit blijkt dat deze innovatie en deregulering geen beleidsmatig probleem vormt?

48  (GroenLinks)

Zijn er diepgaande analyses beschikbaar gesteld aan het Interim Committee en het IMF waaruit blijkt dat deze innovatie en deregulering op geen enkele wijze heeft bijgedragen aan de financiële crisis?

In zijn inleiding voor het G-10-overleg ging Alan Greenspan met name in op het tekortschietende toezicht op de financiële sector in opkomende markten. Enerzijds had volgens hem internationaal kapitaalverkeer sterk bijgedragen aan het verhogen van de levensstandaard over de wereld, anderzijds impliceert de openstelling van een economie voor internationaal kapitaal dat fouten in economisch beleid hardhandig worden afgestraft. Bij afwezigheid van adequaat toezicht op de financiële sector is het liberaliseren van kapitaalverkeer niet aan te bevelen, aldus Greenspan. De analyse van de financiële crisis in Azië, zoals die in de World Economic Outlookaan het Interim Comité beschikbaar is gesteld, trekt dezelfde conclusies. Financiële innovatie en deregulering kunnen een bron zijn van winsten in efficiency en van verbeterde allocatie; de ervaringen in rijpere financiële markten met financiële deregulering en innovatie zijn overwegend positief. De financiële crisis in Azië maakt echter duidelijk dat bij tekortschietend toezicht op de financiële sector liberalisering van internationaal kapitaalverkeer een gevaarlijke onderneming kan zijn. Financiële innovatie en deregulering vereisen een stabiele financiële sector met adequaat prudentieel toezicht.

Besmettingseffecten in de Aziatische financiële crisis

41  (GroenLinks)

Wat is beleidsmatig geconcludeerd uit het feit dat ook landen met een gezonde basis niet aan besmetting konden ontkomen? (blz. 2)

42  (GroenLinks) Welke landen hebben «een dermate succesvol beleid» (blz. 3) gevoerd?

43  (GroenLinks)

China lijkt als relatief gesloten economie weinig hinder te hebben ondervonden van de financiële crisis. Is bekend hoe de mate van openheid van de getroffen economieën correleert met de diepte van de recessie van de betrokken landen?

56 (GroenLinks)

Is (tijdelijk) protectionisme een adequate wijze van bescherming? Zo nee,

waarom niet?

Besmetting heeft in de Aziatische financiële crisis een belangrijke rol gespeeld. Doordat een aantal opkomende markten in een financiële crisis raakten heroverwogen investeerders hun beleggingen in andere opkomende markten. Daardoor kon het gebeuren dat ook opkomende markten die in veel opzichten een gedegen macro-economisch beleid hadden gevoerd toch te maken kregen met een uitstroom van kapitaal. Overigens moet hier wel bij worden aangetekend dat het feit dat gevestigde economieën, net als een aantal opkomende economieën (denk aan bijvoorbeeld Taiwan en Polen) gevrijwaard bleven van besmetting er op wijst dat de crisis niet willekeurig slachtoffers maakt. Vooral economieën die hetzij op macro-economisch terrein (Rusland, Brazilië), hetzij op het terrein van toezicht op de financiële sector en toezicht op het management van bedrijven (Korea, Indonesië) een inadequaat beleid hebben gevoerd bleken kwetsbaar voor besmetting. De beleidsmatige conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat een gezond macro-economisch beleid wel een noodzakelijk voorwaarde, maar geen voldoende voorwaarde is voor economische stabiliteit. Micro-economische factoren, zoals de ontwikkeling van de financiële sector en de wijze waarop het management van ondernemingen wordt gecontroleerd, spelen een even grote rol. Daarnaast ondervindt een land minder last van veranderend sentiment op internationale kapitaalmarkten wanneer er minder in een land is geïnvesteerd, of wanneer de buitenlandse investeringen in een land vooral het karakter hebben van directe buitenlandse investeringen. Dit is een belangrijke reden waarom de financiële crisis tot dusver grotendeels aan landen als China en India voorbij is gegaan. Protectionisme is geen bescherming tegen financiële crises, aangezien hier doorgaans beperkingen op internationale handelsstromen onder worden begrepen. In de huidige internationale financiële crisis spelen kapitaalstromen een veel belangrijker rol dan handelsstromen. Protectionisme ten aanzien van buitenlandse investeringen in de financiële sector kan eerder worden genoemd als een element van economisch beleid dat heeft bijgedragen aan de financiële crisis. Door de financiële sector open te stellen voor buitenlandse mededingers kan de efficiency van de financiële sector immers worden bevorderd, en krijgen binnenlandse financiële instellingen een prikkel om best practices van hun buitenlandse concurrenten over te nemen. Op die manier kunnen buitenlandse investeringen in de financiële sector van een opkomende economie een belangrijke bijdrage leveren aan de stabiliteit van die sector.

Evaluatie van het beleid van het IMF in de crisis in Azië en in Rusland

33 (D66)

Kan worden ingegaan op de inhoud en de betekenis van het recente

akkoord tussen het IMF en Rusland?

49 (GroenLinks)

Zijn er diepgaande analyses beschikbaar gesteld aan het Interim Committee en het IMF waaruit blijkt dat het macro-economisch advies-beleid van IMF en Wereldbank op geen enkele wijze heeft bijgedragen aan de financiële crisis? Is door het Interim Committee vastgesteld dat er geen enkele reden de hand is in eigen boezem te steken?

58 (GroenLinks)

Waar is het IMF de afgelopen jaren tekortgeschoten (blz.11)?

63 (GroenLinks)

Op grond waarvan oordeelt de regering dat het antwoord van het IMF op de Rusland en Aziëcrisis adequaat was? Wat vindt hij van recent geuite kritiek door Jeffrey Sachs, Joseph Stiglitz en Robert Wade?

69 (SP)

Hoe zijn de aanpassingsprogramma’s van het IMF verenigbaar met

recessiebestrijding in de crisislanden?

De ernst van de financiële crisis in Azië en in Rusland en het feit dat programma’s van het Fonds om de crisis te bestrijden niet in alle gevallen even succesvol zijn geweest bij het bestrijden van de crisis vereist een grondige evaluatie van het IMF-beleid. Deze is door het Fonds reeds aangekondigd; Nederland heeft om spoed gevraagd bij de uitvoering van deze evaluatie. Niettemin kunnen op basis van analyses die met name in de academische wereld zijn gemaakt al wel een aantal conclusies worden getrokken.

Duidelijk is dat het beleid dat is gevoerd in de landen die het eerst door de crisis werden getroffen, Thailand en Korea, nu vruchten af begint te werpen. Ook in Indonesië lijkt het dieptepunt van de crisis te zijn gepasseerd; de waarde van de roepia is de afgelopen maanden sterk geapprecieerd, van ongeveer 15 000 roepia per dollar naar 8 000 roepia per dollar. Gezien het grote aantal uitstaande in vreemde valuta gedeno-mineerde leningen van Indonesische bedrijven is dit van groot belang. In het geval van Rusland is duidelijk geen verbetering van de situatie waarneembaar. Het IMF-programma van dat land is off trackgeraakt, en het lijkt niet waarschijnlijk dat er op korte termijn nieuwe afspraken kunnen worden gemaakt over een economisch programma tussen het Rusland en het IMF, gezien de plannen die de nieuwe Russische regering tot dusver heeft gelanceerd. Voor al deze landen geldt dat de problemen niet door internationale financiële instellingen zijn veroorzaakt, maar door falend economisch beleid in de landen zelf. In het geval van Thailand, waar de crisis in de zomer van 1997 begon, heeft de staf van het IMF jarenlang tevergeefs gewaarschuwd tegen economische oververhitting. Pas als een land in een crisis raakt en de hulp van het IMF inroept heeft het Fonds de leverageom veranderingen in economisch beleid te bevorderen. IMF en Wereldbank hebben geprobeerd om het vertrouwen in door de crisis getroffen landen te herstellen door als voorwaarden voor grootschalige financiële hulp een combinatie van krap monetair en begrotingsbeleid enerzijds en structurele maatregelen in de financiële sector anderzijds te vereisen, waarbij kan worden aangetekend dat in een aantal Aziatische landen het IMF na aanvankelijk een duidelijk verkrappend begrotingsbeleid te hebben voorgestaan dit beleid later enigszins heeft versoepeld. Het beleid van IMF en Wereldbank lijkt nu te gaan werken. Niettemin kunnen wel enkele kritische kanttekeningen bij het beleid van IMF en Wereldbank worden geplaatst. Het beleid ten aanzien van het betrekken van de particuliere sector in het beheersen van financiële crises was in de Nederlandse optiek in een aantal gevallen niet daadkrachtig genoeg. In de Nederlandse optiek is de strategie van het Fonds er in een aantal gevallen tezeer op gericht geweest om het vertrouwen in economieën te herstellen door grote financiële pakketten aan landen ter beschikking te stellen. Doordat het Fonds probeert met een groot pakket de gehele financieringsbehoefte van een land te dekken, neemt de noodzaak om te komen tot betrokkenheid van de particuliere sector af. Voorwaarden die aan die kredieten worden gesteld richtten zich te eenzijdig op de overheid van het debiteurenland. Door deze strategie wordt het probleem van moral hazardaan de kant van crediteuren in het internationale monetaire systeem verergerd.

Sociale aspecten van IMF-beleid

44  (GroenLinks)

Bevordert het IMF actief dat landen in nood ruimte op hun begroting maken om sociale vangnetten op te zetten? Bij welke landen waaraan het IMF steun heeft verleend is dat het geval?

In principe stelt het IMF in crisissituaties middelen ter beschikking onder macro-economische conditionaliteit. Het Fonds geeft een doelstelling voor het begrotingssaldo aan; de invulling van bepaalde begrotingsposten blijft de verantwoordelijkheid van het land zelf. De Wereldbank, die zich richt op de structurele en de sociale aspecten van de financiële crisis, besteedt echter wel aandacth aan de invulling van de begroting (o.a. door Public Expenditure Reviews).Hier ligt ook de reden waarom Nederland van mening is dat de Wereldbank in een vroeg stadium bij de besprekingen over de aanpak van financiële crises moet worden betrokken. Het IMF heeft overigens in het geval van de Aziatische financiële crisis op het verzoek van landen, en in overleg met de Wereldbank, aanvankelijk scherpe doelstellingen aangaande het budgettaire beleid versoepeld, juist met het doel om meer ruimte te scheppen voor sociale uitgaven. Dit is bijvoorbeeld in het geval van Indonesië gebeurd.

Beoordeling G-7 plan

7 (PvdA)

Kan de regering aangeven in hoeverre de recente G-7 voorstellen tegemoetkomen aan de wensen zoals door Nederland ingebracht bij de IMF-vergadering? (algemene vraag)

29  (D66)

Hoe beoordeelt de Regering het G7-plan voor een noodfonds voor landen in een crisis. Welk deel van de extra middelen van het IMF zal voor dit Fonds bestemd zijn?

30  (D66)

Vindt de regering het G7 pakket voldoen aan de op pagina 14 gestelde eigen criteria van een eerlijke lastenverdeling?

45  (GroenLinks)

Wat is de beleidsmatige betekenis van «contigent finance»? Hoe draagt dit bij aan het economisch welvaren van landen die een gezond beleid voeren, maar desalniettemin geconfronteerd worden met mondiaal tegenvallend economische ontwikkelingen?

De recente verklaring van de G-7 bevat een aantal goede en een aantal minder goede elementen. Voor het grootste deel betreft het in deze verklaring voorstellen en plannen ten aanzien van het Internationale Monetaire Stelsel die al eerder zijn gelanceerd en besproken. Nederland stemt in met de onderkende noodzaak tot meer transparantie in het Internationaal Monetair Stelsel en versterking van het toezicht op de financiële sector, en steunt versterking van het Interim Comité en het Ontwikkelingscomité. Het belangrijkste nieuwe element in G-7 voorstellen is de schepping van een nieuwe IMF-faciliteit. Hoewel de details in de verklaring ontbreken wordt duidelijk dat het zou gaan om een faciliteit waaronder tegen hoge rente kort kan worden geleend wanneer bepaalde economische indicatoren bepaalde waarden hebben bereikt («contingent finance»).Voor de financiering van deze faciliteit zou het de bedoeling zijn om deels gebruik te maken van normale middelen van het Fonds, die wanneer de quotaverhoging en de New Arrangements to Borrow operationeel worden weer enige armslag bieden, en deels een beroep te doen op bilaterale bijdragen. In tegenstelling tot wat gebruikelijk is onder bestaande IMF-faciliteiten zou onder deze faciliteit door leden op het Fonds kunnen worden getrokken zonder dat van te voren een tijdpad voor de uitkering van bepaalde sommen is afgesproken. In plaats daarvan is uitkering afhankelijk van economische ontwikkelingen. Het Fonds wordt daarmee veel meer dan tot nu toe het geval was een Lender of Last Resort (dat wil zeggen een crediteur waar in gevallen van uiterste nood een beroep op kan worden gedaan; een functie zoals die bijvoorbeeld in nationale economieën veelal door de Centrale Bank ten opzichte van het bankwezen wordt uitgeoefend), zonder dat er adequaat toezicht op de financiële sector, zoals dat hoort bij een LLR-functie, in het leven wordt geroepen. Dit zal de toch al aanzienlijke moralhazardin het internationale monetaire stelsel nog verergeren. Hoewel in het plan wel sprake is van betrokkenheid van de particuliere sector worden er geen concrete voorstellen gedaan om deze te realiseren. Nederland heeft grote bedenkingen bij deze faciliteit, met name omdat het kernprobleem, te weten te beperkte betrokkenheid van de particuliere sector bij crisisbeheersing, onvoldoende wordt aangepakt.

Particuliere sector betrokkenheid

8 (PvdA)

In welke mate zal het IMF bij saneringen van schuldenlasten van landen er voor zorgdragen dat buitenlandse banken evenredig meebetalen door ook een deel van het verlies te nemen dan wel om te zetten in aandelenkapitaal?

11 (CDA)

Het is duidelijk dat de particuliere sector moet worden betrokken bij de oplossing van de problemen van landen met ernstige betalingsproblemen. Kan de regering ingaan op welke technische en juridische problemen men dan stuit?(Moral Hazard, free riders). In hoeverre is het IMF binnen het kader van zijn statuten in staat de medewerking van particuliere banken af te dwingen?

18 (D66)

Aan welke mechanismen worden, naast de genoemde twee, gedacht om de particuliere sector meer te betrekken bij de ontwikkeling van markten in landen die zware gevolgen hebben van financiële crisis? Aan welke consultatiemechanisme moet gedacht worden bij overleg met de particuliere sector?

68 (SP)

Heeft de particuliere sector bijgedragen aan de hulppakketten van het

IMF? Als dit niet zo is, of niet voldoende, wat gaat er dan gebeuren om te

voorkomen dat privaat geld met publiek geld uit de brand wordt

geholpen?

Financiële crises vertonen onderling verschillen, waarbij verschillende soorten schuldtitels betrokken zijn. Voor het betrekken van de particuliere sector bij het oplossen van financiële crises kan dan ook geen blauwdruk worden ontwikkeld maar moet een flexibele benadering worden gevolgd, waarbij de keuze van het beleidsinstrument afhangt van de specifieke situatie. Het IMF heeft onlangs besloten het uitleenbeleid uit te breiden ten aanzien van landen die een schuldenmoratorium afkondigen en met crediteuren in onderhandeling zijn over schuldherstructurering. Door niet te wachten op een schulden-akkoord kan het door het IMF ondersteunde aanpassingsbeleid reeds in een vroeg stadium een aanvang nemen en worden particuliere crediteuren gemotiveerd om snel met het debiteurland tot een akkoord te komen. Het is zaak een dergelijk schuldenmoratorium in een zo coöperatief mogelijke omgeving te laten plaatsvinden, zodat debiteuren en crediteuren het snel eens kunnen worden en ontwrichting van het kapitaalverkeer zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het IMF heeft hierbij een belangrijke faciliterende en bemiddelende rol. Overigens is het niet uitgesloten dat ook binnen een coöperatief raamwerk individuele crediteuren zullen proberen beslag te laten leggen op buitenlandse financiële activa van het debiteurland. Dit risico kan worden ingeperkt door wijziging van Artikel VIII 2(b) van de IMF-statuten. Nederland staat hier welwillend tegenover, al moet het risico van litigatie op grote schaal niet worden overschat. Daarnaast kan het IMF bevorderen dat debiteurlanden met commerciële banken kredietfaciliteiten aangaan die in geval van een financiële crisis kunnen worden aangesproken. De mogelijkheden op dit terrein moeten echter beperkt worden geacht. Tevens kan het IMF bevorderen dat landen in hun obligatie-contracten clausules opnemen die schuldherstructurering in geval van een moratorium gemakkelijker maken.

Betrokkenheid van particuliere crediteuren wordt, ook binnen de G7, steeds meer onderkend als een cruciaal onderdeel van crisispreventie enbestrijding. De betrokkenheid van commerciële banken bij het oplossen van de Koreaanse crisis vormde wat dit betreft een keerpunt. Deze ervaringen moeten worden gebruikt om verder te werken aan een flexibel raamwerk dat in de praktijk snel kan worden ingezet. Met het oog hierop heeft Nederland bij de Jaarvergadering gepleit voor meer structurele contacten tussen het IMF en groepen van crediteuren, zoals het Institute of International Finance.

Moral hazard

1 (PvdA)

Dragen beleggers, naar de mening van de regering, verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun «wisselend sentiment»? Hoe komt dat in de praktijk tot uitdrukking?

6 (PvdA)

Welke zijn de «moral hazard implications for the private sector»?

(Toespraak Zalm jaarvergadering IMF-Wereldbank)

67 (SP)

Is «moral-hazard» een van de oorzaken van de huidige financiële crisis?

Beleggers dragen verantwoordelijkheid voor hun eigen investeringsbeslissingen en dienen dan ook hiervan de financiële consequenties te dragen. Het is aannemelijk dat, met name door de oplossing van de Mexicaanse peso-crisis waarbij houders van Mexicaanse staatsobligaties de factomet geld van de officiële gemeenschap werden uitgekocht, investeerders in hun beleggingsbeslissingen rekening zijn gaan houden met een bail-outdoor de officiële gemeenschap in geval van een crisis (moral hazard).In hoeverre dit effect is versterkt door de financiële crises in Azië en Rusland is onzeker (met name in Rusland hebben beleggers in Russische staatsobligaties veel geld verloren, hetgeen vlucht uit risicovolle beleggingen veroorzaakte). Blijft het punt van zorg dat omvangrijke reddingspakketten (indien ze succesvol zijn) van de officiële gemeenschap een verstorende invloed hebben op de risicoperceptie van beleggers, die de kapitaalstromen naar opkomende economieën tot excessieve hoogte kunnen doen stijgen. Dit zijn de genoemde «moral hazard implications for the private sector». Dit onderstreept het preventieve belang van een tijdige betrokkenheid van particuliere crediteuren (langs de lijnen zoals beantwoord onder vragen 8, 18, 68). Even belangrijk in preventieve zin is transparantie in het economische beleid en een tijdige en betrouwbare economische data-voorziening door debiteurlanden, omdat hiermee de kosten van het vergaren van relevante informatie door beleggers en crediteuren worden verlaagd en de kwaliteit van investeringsbeslissingen wordt vergroot.

Kapitaalrestricties en liberalisering

4  (PvdA)

Rekent de regering in de bijdrage van minister Zalm voor de jaarvergadering IMF-Wereldbank tot «international capital flows» ook handels- en investeringsstromen? Hoe ziet het overzicht van internationale kapitaalstromen eruit? (Toespraak Zalm jaarvergadering IMF-Wereldbank)

Onder het begrip internationaal kapitaalverkeer worden doorgaans alle grensoverschrijdende investeringsstromen verstaan, hetzij in de vorm van schuldcreërende kapitaalstromen (kredieten, zowel aan overheden als aan de particuliere sector), hetzij in de vorm van deelnemingen in ondernemingen. Binnen deze twee hoofdcategorieën zijn weer een groot aantal verschillende instrumenten denkbaar, zoals (in de eerste categorie) bankkredieten, obligatieleningen en (in de tweede categorie) portfolioinvesteringen of directe investeringen (met het oogmerk van een duurzame zeggenschapsverhouding). Handelsstromen worden niet tot het internationale kapitaalverkeer gerekend (wel handelskrediet).

5  (PvdA)

Hoe verhoudt de uiteenzetting over «the orderly liberalization of international capital flows» zich tot de Nederlandse inspanningen voor de totstandkoming van het MAI, een multilaterale afspraak omtrent investeringen?

36 (GroenLinks)

Waarom is voortzetting van liberalisatie van kapitaalverkeer wenselijk? Wat vindt de regering van recente uitlatingen van economen als Krugman, Rodrik, Bhagwati en anderen het positief effect van vrij kapitaalverkeer op het BBP betwijfelen en spreken van een geloofsartikel?

50 (GroenLinks)

Moet uit de zinsnede onder «liberalisatie van kapitaalverkeer dient op ordelijke wijze...» worden afgeleid, dat in de afgelopen jaren de liberalisatie op verkeerde wijze is geschied? Zo nee, waarom wordt dan deze aanbeveling gedaan?

55 (GroenLinks)

Hoe kunnenemerging markets hun kwetsbaarheid ten aanzien van een verschuiving in het vertrouwen versterken? Is het IMF/Wereldbank-beleid de afgelopen jaren op dit punt onder de maat geweest?

65 (GroenLinks)

Op grond van waarvan komt de regering tot de conclusie dat «the free flow of international capital has madeasignificant contribution to economic development over the past decades?»

70 (SP)

Blijft Nederland voorstander van het amendement IMF-statuten kapitaalliberalisatie?

Het belang van vrij kapitaalverkeer voor de economische ontwikkeling verloopt langs een aantal wegen: vrij kapitaalverkeer bevordert een efficiënte allocatie van besparingen, vergroot de mogelijkheden voor risicospreiding en vormt een kanaal voor de overdracht van kennis. Uit de betalingsbalansen van opkomende economieën van de afgelopen jaren blijkt het belang van buitenlandse financiering: de (reeds hoge) binnenlandse besparingen waren in de meeste van deze landen onvoldoende om de hoge investeringsniveaus die nodig waren voor economische ontwikkeling zelfstandig te financieren. Zonder beschikbaar buitenlands kapitaal was het investeringspeil in opkomende economieën aanzienlijk lager geweest.

Er zijn derhalve belangrijke theoretische en empirische argumenten voor de stelling dat het openen van de kapitaalrekening (onder randvoorwaarden) een positieve invloed kan hebben op de economische ontwikkeling in een land of regio. Pleidooien voor vrij kapitaalverkeer kunnen daarom niet eenvoudig worden afgedaan als geloofsartikelen. Succesvolle liberalisatie van het kapitaalverkeer staat of valt echter bij geleidelijkheid en het aanhouden van een zorgvuldige volgorde. Opkomende economieën doen er doorgaans goed aan te beginnen met het vergroten van mogelijkheden voor directe buitenlandse investeringen, omdat deze gericht zijn op een duurzame economische relatie die gepaard kan gaan met overdracht van nieuwe kennis en technieken, voor concurrentie op binnenlandse markten zorgt en niet tot vergroting van de buitenlandse schuld leidt. Dit is in lijn met de Nederlandse inspanningen voor de totstandkoming van internationale afspraken ten aanzien van investeringen. Liberalisatie van het kortlopende kapitaalverkeer dient pas plaats te vinden indien de binnenlandse financiële sector voldoende sterk is om grote kapitaalstromen te intermediëren. Grote verstoringen op binnenlandse financiële markten en een te snelle liberalisatie van het kortlopende kapitaalverkeer kunnen de kwetsbaarheid van landen voor veranderingen in de externe omgeving (zoals een plotselinge omkering van kapitaalstromen) aanzienlijk vergroten. De Aziatische crisis heeft dit pijnlijk aangetoond. In het verleden is in het beleid van IMF en Wereldbank hieraan weliswaar aandacht besteed, maar zijn autoriteiten in opkomende economieën onvoldoende gewaarschuwd voor de risico’s van hun beleid. Daarbij zij aangetekend dat waarschuwingen vanwege de gunstige economische ontwikkelingen niet altijd streng genoeg waren en niet in alle gevallen ter harte zijn genomen. De voorgenomen wijziging van de IMF-statuten heeft tot doel de adviserende rol van het IMF bij de liberalisatie van het kapitaalverkeer te versterken en deze ook juridisch te onderbouwen. De Nederlandse regering blijft voorstander van een statutenwijziging omdat het IMF in de Nederlandse visie de geëigende instelling is om het liberalisatieproces in landen te begeleiden en daartoe het juridische instrumentarium dient te hebben.

38 (GroenLinks)

Heeft enig land in de vergadering van de Groep van Tien vraagtekens gezet bij de snelle liberalisatie van het kapitaalverkeer in de afgelopen jaren verstandig is geweest? Welk land was dat?

Binnen de G10 bestaat er een hoge mate van consensus over het feit dat een verkeerde volgorde van liberalisatie (waaronder een te snelle liberalisatie van kortlopend kapitaalverkeer), in combinatie met verstoringen op binnenlandse financiële markten, een grote rol heeft gespeeld bij het veroorzaken van de financiële crisis in Azië. Overigens was de conclusie dat een verkeerde volgorde in het liberaliseren van kapitaalverkeer zeer ernstige gevolgen kan hebben in de G10 ook al getrokken naar aanleiding van eerdere financiële crises, zoals de crisis in Mexico in 1994–95. Ten aanzien van de uitbreiding van het IMF-mandaat naar kapitaalverkeer hebben binnen de G10 met name Canada en, in mindere mate, Japan in eerdere vergaderingen steeds een kritische houding ingenomen.

9 (PvdA)

Welke restricties, als (tijdelijke) beperking van kapitaalverkeer achten de

bewindvoerders acceptabel en komen daar richtlijnen voor?

34 (D66)

In hoeverre bestaat brede steun voor het ontwikkelen van andere restricties op kapitaalverkeer dan de Tobin-tax (zie ook de desbetreffende notitie) zoals het Chileense model? De paragraaf in het verslag (3.3) is hierover niet geheel helder.

64 (GroenLinks)

Als kapitaalcontroles geen beleidsmatig antwoord zijn op «destructive forces of large scale inflows followed by massive outflows» wat dan wel? Wat is in deze «good governance»?

Zolang nog niet aan de noodzakelijke voorwaarden op het terrein van de binnenlandse financiële infrastructuur is voldaan moeten landen de gelegenheid houden om zich te beschermen tegen een omvangrijke instroom van kortlopend kapitaal. Hierbij verdient het de voorkeur een marktconform instrumentarium te gebruiken, waarvan o.a. Chili zich lange tijd heeft bediend, dat specifiek aangrijpt op vormen van kapitaalinstroom die een potentieel destabiliserend karakter hebben. Het belangrijkste instrument hier is de verplichting opgelegd aan ingezetenen om een deel van aangetrokken leningen in buitenlandse valuta voor een jaar aan te houden als een renteloos deposito bij de centrale bank. De effectieve belasting wordt zo groter naarmate de looptijd van de lening korter is. De praktijk laat echter zien dat dergelijke instrumenten na verloop van tijd vaak hun effectiviteit verliezen; ze kunnen daarom op lange termijn geen substituut zijn voor een verantwoord macro-economisch beleid en structurele hervormingen, met name in de financiële sector. Een generieke belasting op valutatransacties (Tobin tax) is, nog afgezien van de kwestie van de uitvoerbaarheid, minder geschikt. Het Interim Comité heeft de Raad van Bewindvoerders gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van diverse vormen van kapitaalrestricties en kwesties die verband houden met de volgorde van liberalisatie.

Transparantie en datastandaards

12a (CDA)

Het CDA ondersteunt het voorstel om de datastandaard SDDS(Special Data Dissemination Standard) te versterken. Deze standaard richt zich met name op gegevens met betrekking tot de monetaire reserves en de

looptijd en samenstelling van de buitenlandse schuld. Verdient het echter geen aanbeveling ook gegevens te verzamelen over de liquiditeit en solvabiliteit van het binnenlandse bankwezen? Immers men kan zich pas een goed oordeel vormen over de externe positie van een land indien men adequate gegevens heeft over de binnenlandse monetaire situatie. Verslechtert die immers dan kan dat in korte tijd ook de externe positie aantasten.

De Special DataDissemination Standardbestrijkt vier data-categorieën: de reële sector, de budgettaire sector, de externe sector en de financiële sector. In deze laatste categorie vallen o.a. de balansen van geldscheppende instellingen (inclusief liquiditeitscreatie en -accumulatie) en de weekstaat van de centrale bank. Op deze wijze worden er op dit moment in het kader van de SDDS al gegevens verzameld over de liquiditeit en solvabiliteit van het binnenlandse bankwezen.

Naar aanleiding van de recente crisis zijn echter voorstellen gedaan tot toevoegingen aan de huidige SDDS-data. Lacunes werden met name vastgesteld op het gebied van de reservepositie van centrale banken en de (resterende) looptijd en samenstelling van (niet)-bancaire schulden in buitenlandse valuta. Dit belemmerde een objectieve beoordeling van de financiële situatie in een land door het IMF. Bij plotselinge scherpe devaluaties, zoals het geval was in Azië, geeft de hoogte van de schulden die op korte termijn moeten worden terugbetaald in buitenlandse valuta’s (bijvoorbeeld dollars) een goed inzicht in de mate van problemen waarmee het bankwezen en het bedrijfsleven in een land zich geconfronteerd ziet. Inderdaad kunnen die schulden in korte tijd verdrie- of verviervoudigd zijn, met alle gevolgen van dien voor de stabiliteit van een financieel systeem in een land.

16 (CDA)

In hoeverre heeft Nederland succes gehad bij het verbeteren van de transparantie door middel van het ruimer publiceren van PIN’s en de verslagen op grond van artikel4consultaties?

Nederland heeft tezamen met andere landen steeds gepleit voor een zo ruim mogelijk publiceren van PIN’s naar aanleiding van Artikel IV-consultaties. Onder het IMF-lidmaatschap bevinden zich ook vele landen die terughoudend zijn met het verruimen van het transparantie-beleid. Dit bleek opnieuw in diverse interventies in het laatste Interim Comité. Deze landen blijven beducht voor de risico’s van het publiceren van wat zij beschouwen als marktgevoelige informatie. Nederland heeft dit risico tot op zekere hoogte ook altijd erkend. De opstelling van de voorstanders van transparantie, waaronder Nederland, begint echter vruchten af te werpen. PIN’s worden steeds vaker gepubliceerd: in 1997/98 hebben van de 136 Art.IV-consultaties er 77 in een PIN geresulteerd. Nieuw is dat er ook PIN’s zullen gaan verschijnen met conclusies van beleidsdiscussies in de Board.In het algemeen bestaat de indruk dat de visie en werkzaamheden van het IMF door de PIN’s breder bekend zijn geworden, met name omdat ze op Internet verschijnen (http:// www.imf.org) en drie keer per jaar worden gepubliceerd als IMFEconomic Reviews,waarmee het IMF op structurele wijze bijdraagt aan een verbeterde transparantie van financiële informatie.

19 (D66)

Aan welke methoden denkt de regering bij het streven naar meer transparante markten, naast het ruimere gebruik van PINS, publicaties van letters of intent en de verbetering van de dataverschaffing?

Bij het streven naar transparante markten speelt de kwaliteit van de dataverschaffing een hoofdrol. In het kader van de IMF-SpecialData Dissemination Standard,waarbij sprake is van een regelmatige en gestandaardiseerde rapportage van belangrijke economische data, moet het IMF volgens de Nederlandse opvatting zich ervoor inzetten dat zoveel mogelijk landen zich erbij aansluiten. Ook moet het IMF zoveel mogelijk openheid nastreven waar het gaat om de mate waarin die lidstaten aan de SDDS voldoen en actiever het gebruik van beschikbare informatie bevorderen. Het IMF kan tevens overwegen om in oplopende gradatie waarschuwingen te geven aan landen die een onverstandig macro-economisch beleid voeren (de zgn tiered response).Nederland is voorstander van zo’n benadering, maar is terughoudend met betrekking tot de uitgifte van publieke waarschuwingen vanwege het risico van een averechtse signaalwerking richting de financiële markten. Naast de SDDS heeft het IMF een belangrijke bijdrage geleverd aan het opstellen van internationale standaarden ten behoeve van een grotere efficiëntie van internationale geld- en kapitaalmarkten, zoals bijvoorbeeld de Code of Good Practices on Fiscal Transparency.Het IMF heeft een belangrijke taak bij de verspreiding van deze codes en kan dit doen door bijvoorbeeld aandacht te besteden aan de kwaliteit van de financieel-economische datavoorziening in lidstaten tijdens de Art.IV-consultaties.

66 (SP)

Is transparantie en het voorkomen vanmoral hazard voldoende om

financiële crises in de toekomst te voorkomen?

Nee. Financiële crises zijn van alle tijden, en zullen zich altijd voor blijven doen. Niettemin kan door meer transparantie en een goede bestrijding van het probleem van moral hazardin het internationale financiële stelsel een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het voorkomen van crisis. Van groot belang is voorts dat landen een solide economisch beleid voeren.

G-22 proces, versterking IC

15 (CDA)

Wat is het standpunt van de Nederlandse regering met betrekking tot de opwaardering van het Interim Comité tot een besluitvormende Raad? (zoals onder andere door Frankrijk wordt voorgesteld). Wat is de positie van de G22 ten opzichte van de G10? Betekent het verder opvijzelen van de positie van de G22 een uitholling van het belang van Nederland en het Interim Comité?

20  (D66)

In hoeverre wordt de Nederlandse visie, dat de G22 een ad-hoc karakter heeft, gedeeld door andere landen? Is de uitnodiging van de vier landen een «standing invitation», of heeft deze eenzelfde ad-hoc karakter?

21  (D66)

Hoe reëel is het de G22 als tijdelijk te zien en te verwachten dat de discussies naar het Interim Comité worden overgebracht? Op welke termijn zou dat het geval kunnen zijn?

De Nederlandse regering is ingenomen met het feit dat deelname aan het G22-overleg nu tot alle G10-landen is uitgebreid. Niettemin is de Nederlandse regering van mening dat het Interim Comité van het IMF het geëigende forum is voor besprekingen over de toekomst van het Internationale Monetaire Stelsel. In dit orgaan, bestaande uit de Ministers van Financiën, zijn direct of indirect via het kiesgroepensysteem, alle IMF-lidstaten vertegenwoordigd. Ad hoc fora als de G22 ontbreekt het aan politieke legitimiteit om deze rol over te nemen. Daarnaast ondermijnt de G22 de rol van het institutioneel verankerde overleg in het kader van de G10 (dat is voortgekomen uit de General Arrangements to Borrowmet het IMF). Nederland pleit voor versterking van de rol van het IC. Nederland steunt daartoe de praktische voorstellen gedaan door de voormalige voorzitter van het IC, ex-Minister van Financiën Maystadt op het terrein van organisatie van de besprekingen. Door bijvoorbeeld prepared statementsvooraf rond te zenden en niet in de vergadering uit te spreken, en door het vooraf aanwijzen van lead speakers, ontstaat er meer ruimte voor discussie die de inhoud van de besprekingen kan verdiepen. Daarnaast staat Nederland sympathiek tegenover het Franse voorstel om het IC te transformeren tot een orgaan met besluitvormende bevoegdheden (thans is het IC, hoewel de factozeer invloedrijk, formeel slechts een adviescollege). Dit verhoogt de politieke legitimiteit van het IC en komt de transparantie van de besluitvorming ten goede. Het is op dit moment onzeker of het G22-overleg een vervolg zal krijgen. Nederland zal zich in de aanloop naar het komende Interim Comité inzetten voor praktische wijzigingen die de kracht van het IC als discussieforum kunnen vergroten.

Inhoud G22-rapporten

39  (GroenLinks)

Zijn de rapporten van de genoemde drie G22-werkgroepen openbaar? Is de regering bereid deze rapporten aan de Kamer toe te zenden?

40  (GroenLinks)

Wat is de aard van de analytische werkzaamheden die op verzoek van de G22 door de Deputies worden verricht en waartoe moeten deze werkzaamheden leiden?

De rapporten van de drie G22-werkgroepen zijn openbaar (en op de Internetsitevan het IMF te raadplegen) en worden gelijktijdig met deze antwoorden aan de Kamer gezonden.1 De drie rapporten zijn in de maanden voorafgaand aan de jaarvergadering van IMF en Wereldbank opgesteld en zijn en marge van de jaarvergadering aan het Interim Comité gepresenteerd. De drie rapporten hebben als onderwerp respectievelijk (1) versterking van financiële systemen, met name in opkomende economieën; (2) data-voorziening, transparatie en verantwoording; (3) de bestrijding van internationale financiële crises. De verdienste van de rapporten is vooral dat zij, vanuit een inventarisatie van de huidige knelpunten een heldere analytische onderbouwing geven van het belang van aanpassingen van het Internationale Monetaire Stelsel op bovengenoemde terreinen, en dienaangaande beleidsaanbevelingen doen. Deze aanbevelingen komen overigens in zeer sterk overeen met de hervormingsagenda zoals die in het IC is overeengekomen. In die zin is de toegevoegde waarde van de rapporten derhalve beperkt. Het is thans aan de geëigende instellingen (IMF, Wereldbank, Basels Comité, IASC, IOSCO, etc.) om aan deze hervormingsagenda concreet invulling te geven. Over de vervolgwerkzaamheden in G22-kader zijn nog geen afspraken gemaakt.

IMF quota verhoging en liquiditeitspositie, NAB en GAB, mogelijkheden voor extra SDR-allocatie

10 (CDA)

Kan de regering in kort bestek uiteenzetten wat de essentiële kenmerken

zijn van deNew Arrangements to Borrow?

De General Arrangements to Borrowen de New Arrangements to Borrow

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

zijn twee lenings-overeenkomsten tussen het IMF en een aantal

IMF-lidstaten, in het kader waarvan deze landen aan het IMF additionele financiële middelen kunnen uitlenen indien dit noodzakelijk is om de stabiliteit van het internationale monetaire stelsel te verdedigen en de eigen financiële reserves van het IMF hiertoe ontoereikend zijn. Aan de GAB nemen de G10-landen deel; het Fonds heeft een kredietarrangement met Saoedi-Arabië dat gelieerd is aan de GAB. Aan de NAB wordt daarnaast ook deelgenomen door 13 andere landen (Australië, Oostenrijk, Denemarken, Finland, Hongkong, Korea, Koeweit, Luxemburg, Maleisië, Noorwegen, Singapore, Spanje, Thailand; het totaal aantal deelnemers bedraagt 25). Het totaal van de individuele kredietlijnen onder de GAB bedraagt SDR 17 miljard (ca. HFL 45 miljard), dat onder de NAB bedraagt SDR 34 miljard (ca. HFL 89 miljard). Afgesproken is dat in het geval van nood eerst een beroep op de NAB wordt gedaan en vervolgens pas op de GAB. Voor de G10-landen geldt dat committeringen onder GAB in mindering worden gebracht op de maximale deelname in de NAB. De NAB zal naar verwachting op korte termijn operationeel zijn.

12b (CDA)

Kan de regering een overzicht verschaffen over de stand van zaken met

betrekking tot de goedkeuring van de quotaverhoging van het IMF?

22  (D66)

Hoe staan de Verenigde Staten tegenover de quotaverhoging van het IMF. Dragen de Verenigde Staten actief bij aan het oplossen van de financiële problemen bij het IMF?

Voor effectuering van de quotaverhoging is goedkeuring vereist door een voldoende aantal lidstaten, die 85 procent van het totaal der stemmen vertegenwoordigen. Tot op heden hebben ca. 30 lidstaten, vertegenwoordigend 30 procent van het totaal der stemmen, de quotaverhoging goedgekeurd. De V.S. zal waarschijnlijk op 17 november de quotaverhoging (samen met de NAB) formeel goedkeuren. Dit zal naar verwachting een positief effect hebben op het ratificatieproces in de overige lidstaten.

13 (CDA)

Welke zijn de mogelijkheden voor een verhoging van Special Drawing

Rights(SDRs) naast de onder vraag 12 genoemde quotaverhoging?

Het IMF heeft in april 1997 besloten tot een nieuwe creatie van SDR’s ter grootte van SDR 21,4 miljard (gelijk aan de tot nu toe uitgegeven hoeveelheid). Deze nieuwe allocatie komt vooral ten goede aan de landen die tot op heden onderbedeeld waren in het SDR-systeem (met name de transitielanden). Vanwege het speciale karakter van deze allocatie is een wijziging van de IMF-statuten nodig. Het ratificatieproces in de lidstaten is nog gaande; de SDR-allocatie is derhalve nog niet geëffectueerd.

23  (D66) Hoe staat het op dit moment met de liquiditeitspositie van het IMF?

De liquiditeitspositie van het IMF is het historische dieptepunt dicht genaderd. Eind 1996 bedroeg de liquiditeitsquote van het IMF nog 103,9 procent, thans is deze gedaald tot 33,2 procent (eind september jl.). Rekening houdend met liquiditeitsmarges die het IMF dient aan te houden tegenover zijn direct opeisbare verplichtingen betekent dit dat het Fonds thans niet meer dan ca. SDR 5 miljard (ca. HFL 13 miljard) aan eigen middelen ter beschikking heeft om te reageren op een eventuele nieuwe financiële crisis.

Hedge Funds

17 (CDA)

Kan de regering verhelderen wat de opvattingen zijn over het toezicht op

«hedgefunds» en de posities van particuliere banken in zulk soort

fondsen?

31 (D66)

Is het noodzakelijk om, zoals de G7 in eerdergenoemde verklaring stelt, nog verder onderzoek te doen naar hedge-fondsen terwijl over deze fondsen al het nodige bekend is? Gaat het hierbij om maatregelen om de negatieve effecten van deze fondsen zoals LTCM te beheersen?

Wat betreft het toezicht op hedge fundsen hun activiteiten zijn twee aspecten van belang. Het eerste aspect betreft de partijen tot wie de fondsen zich richten. Als een fonds zich richt tot particulieren dan is de Wet toezicht beleggingsinstellingen van kracht, hetgeen niet het geval is als een fonds zich richt op professionele partijen. Het tweede, meer indirecte aspect betreft mogelijke kredietverlening van banken aan deze fondsen, die zich immers overwegend financieren met vreemd vermogen. Voor de ongedekte kredietverlening geldt uit hoofde van het reguliere solvabiliteitstoezicht op banken een 100% solvabiliteitsweging, hetgeen de zwaarste weging is. Genoemde aangrijpingspunten in het toezicht laten onverlet dat het hebben van een goed inzicht in hedge funds,hun activiteiten en daaraan gekoppelde toezichtsaspecten van belang is. De Minister van Financiën heeft hierover contact met de toezichthouders en het onderwerp staat op de agenda in de geëigende internationale fora van toezichthouders. Meer specifiek kan worden opgemerkt dat het Bazelse Comité van bankentoezichthouders een werkgroep heeft geformeerd die op korte termijn over deze materie dient te rapporteren.

Brazilië

51 (GroenLinks)

Wat is het oordeel van de regering over de recente uitspraak van Paul Krugman dat Brazilië minimaal zes maanden het gehele grensoverschrijdende kapitaalverkeer zal moeten reguleren?

De regering acht het onnodig en onwenselijk voor Brazilië om zes maanden of langer het gehele grensoverschrijdende kapitaalverkeer te reguleren. In het kader van een IMF-akkoord, gesteund door een internationaal pakket ter financiële ondersteuning heeft de regering wel aangedrongen op involvering van de particuliere sector. Deze involvering wordt nagestreefd met een vrijwillige, marktconforme benadering, die de Braziliaanse autoriteiten essentieel achten om uiteindelijk het vertrouwen duurzaam te herstellen, en om hernieuwd toegang te krijgen tot internationale financiële markten. De regering onderschrijft bovenbeschreven aanpak van Brazilië, IMF, en de monetaire autoriteiten van de bancaire crediteuren.

Mandaat Wereldbank, kapitaalverhoging Wereldbank, samenwerking met IMF

26 (D66)

Hoe kan er een misverstand ontstaan over het mandaat van de Wereldbank als het gaat om steun van de bank in de vorm van betalingsbalanssteun? Betekent de relatief geïsoleerde positie van Nederland niet dat Nederland een te beperkte interpretatie geeft aan het mandaat van de Wereldbank? Verwacht Nederland een verder opschuiven in onze richting van enkele «like minders»?

Het standpunt van de Nederlandse regering, dat ook tijdens het laatste algemeen overleg met de vaste kamercommissies breed werd gedragen, is dat het verstrekken van grootschalige betalingsbalanssteun niet past binnen het op langdurige ontwikkeling gerichte mandaat van de Wereldbank. Het feit dat veel landen dit standpunt niet geheel delen, hangt vermoedelijk grotendeels samen met de pragmatische overweging van enkele grotere niet-lenende landen om de lasten voor noodkredieten op de Bank af te wentelen en van de kant van de lenende landen met het feit dat zij denken mogelijk ook zelf van deze kredieten gebruik te kunnen maken. De druk op de Wereldbank zal naar verwachting overigens wel afnemen als het IMF over ruimere middelen kan beschikken. Inmiddels heeft de Raad van Bewindvoerders overigens het instrument van de «Emergency Structural Adjustment Loan» (ESAL) goedgekeurd. Dit ondanks de Nederlandse bezwaren. Hoewel een aantal van de Bewindvoerders aangaf een ESAL niet tot de kerntaken van de Bank te beschouwen en de financiële ruimte voor de ESAL in wezen ontbrak, stemde een grote meerderheid van de Raad van Bewindvoerders toch in met de introductie van de ESAL. In hoeverre andere landen verder opschuiven in onze richting is moeilijk te voorspellen. Enige beweging lijkt langzaam merkbaar. Ter informatie zij opgemerkt dat inmiddels de naam van de ESAL gewijzigd is in SSAL (Special Structural Adjustment Loan).

28 (D66)

Beschikken de multilaterale organisaties straks over voldoende financiële en politieke slagkracht om adequaat op komende conjuncturele ontwikkelingen te reageren? Wat zijn met name de perspectieven voor kapitaalverhoging van de Wereldbank?

Aannemende dat wordt bedoeld of de multilaterale instellingen over voldoende financiële capaciteit beschikken om in geval van verdere verspreiding van de crisis wederom grote noodpakketten te financieren, kan het volgende worden gesteld. De financiële draagkracht van het IMF zal als gevolg van de aanstaande quotaverhoging binnenkort aanzienlijk toenemen. Bovendien zullen wanneer de NAB operationeel wordt de mogelijkheden van het Fonds om in uitzonderlijke situaties geld te lenen van een aantal leden van het Fonds worden vergroot. Zie voorts de antwoorden op de vragen 10, 12b, 22 en 23.

De financiële capaciteit voor het financieren van noodpakketten is in het geval van de multilaterale ontwikkelingsbanken zeer beperkt. In het geval van de Wereldbank wordt de mogelijkheid tot omvangrijke leningen op korte termijn beperkt door de beschikbaarheid van adequate reserveringen ten opzichte van de uitstaande leningen. In geval van grote crisisleningen dreigt deze verhouding, gelet op de beperkte mogelijkheden om de reserves aan te vullen, zeer scheef te worden hetgeen financieel niet verantwoord is. Met andere woorden: de risicodragende capaciteit is onvoldoende.

Voor de Aziatische Ontwikkelingsbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank geldt dat een uitbreiding van het kapitaal op korte termijn onvermijdelijk zal worden als (verdere) grote bijdragen aan noodpakketten dienen te worden geleverd. Nederland is van mening dat dit ook voor de Wereldbank geldt. Inmiddels is door het management van de Wereldbank toegezegd dat op korte termijn een analyse van de financiële capaciteit van de Wereldbank aan de Raad van Bewindvoerders zal worden voorgelegd. Op basis hiervan zou dan een beslissing kunnen worden genomen over de wijze waarop de risicodragende capaciteit kan worden versterkt, waarbij kapitaalverhoging de enige reële optie lijkt. Op dit moment is echter nog niet duidelijk wat de uitkomst van de analyse zal zijn. Daarmee zijn de perspectieven voor een kapitaalverhoging en de opvatting van de overige landen daarover ook nog onzeker. Wel lijkt het erop dat de Verenigde Staten niets voelen voor een kapitaalverhoging van de Wereldbank (noch bij één van de andere banken).

46 (GroenLinks)

Wat was/is «good governance» in Azië?

Gedoeld wordt waarschijnlijk op het bestuur in die Aziatische landen die zijn getroffen door een economische crisis. Deze hebben een vorm van weinig democratisch, meer of minder autoritair bestuur gemeen. Bedoelde Aziatische landen golden tot voor kort als voorbeeld, dat «bestuur» niet noodzakelijkerwijs «goed» hoeft te zijn – d.w.z. participatief en democratisch – om succesvol te zijn.

De Aziatische crisis heeft deze opstelling echter gelogenstraft. De crisis is mede terug te voeren op onzorgvuldig bestuur: gebrek aan transparantie, gebrekkig toezicht, te grote verwevenheid tussen overheid en particuliere sector en onvoldoende bereidheid om verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid, wat weer nauw samenhangt met gebrek aan respect voor de rechtsregels (inclusief respect voor de mensenrechten) en onvoldoende participatie in het bestuur dat zorg draagt voor het nodige tegenwicht in de maatschappij.

57 (GroenLinks)

Wat zijn de redenen van samenwerking van IMF en Wereldbank bij het

opstellen van SAP’s?

Welke positief effect wordt verwacht van deze samenwerking?

De recente crises hebben wederom laten zien hoe sterk macro-economische en structurele karakteristieken van een economie met elkaar zijn verweven. Verder liggen op bepaalde beleidsterreinen de activiteiten van beide instellingen in elkaars verlengde. Een voorbeeld is de relatie tussen de omvang en de samenstelling van de overheidsuitgaven. Gegeven deze verwevenheid is het van belang dat het advies van IMF en Wereldbank aan de lidstaten consistent is.

Goede samenwerking betekent ook dat door beide instellingen van elkaars expertise gebruik kan worden gemaakt en voorkomen kan worden dat er doublure van analyses plaatsvindt.

59 (GroenLinks)

Wat is de definitie van een duurzaam houdbare schuldensituatie? Wordt

daarbij te allen tijde ruimte gereserveerd voor sociale programma’s?

De houdbaarheid van de schuldensituatie wordt in het kader van het HIPC-initiatief voor elk land afzonderlijk beoordeeld (de zogenoemde Debt Sustainability Analysis).Als uitgangspunt geldt dat de schuld-ratio (schuld ten opzichte van exportopbrengsten, in contante waarde termen) niet hoger mag zijn dan 200 à 250% en dat de jaarlijkse schuldendienst het niveau van 20 à 25% van de exportopbrengsten niet mag overstijgen. Voor open economiën wordt daarnaast het criterium van de mate waarin de schuld op de begroting drukt gehanteerd. Binnen de aangegeven grenzen bepalen landspecifieke factoren met betrekking tot de kwetsbaarheid van de economie (zoals de mate van diversiteit van de exporten) het precieze niveau waarop de schuldenlast nog houdbaar wordt geacht. Bij de becijfering van het houdbaarheidsniveau speelt de aanwending van het overheidsbudget geen rol. Wel geldt als uitgangspunt dat het overheidsbudget niet zo zwaar door de schuldendienst mag worden belast dat onvoldoende ruimte resteert voor de uitvoering van de overheidstaken, zoals sociale programma’s. Voorts wordt bij de beoordeling van het beleid ook het overheidsbeleid met betrekking tot de sociale sector meegewogen.

62 (GroenLinks)

Wat vindt de regering van het Engelse voorstel om een IMF/Wereldbank

divisie op te zetten voor de financiële sector?

Bij het Engelse voorstel voor het opzetten van een gezamenlijke divisie voor de financiële sector is niet ingegaan op de vraag hoe een dergelijke divisie er in praktijk uit zou moeten zien. Zo is bijvoorbeeld niet aangegeven of deze divisie verantwoording zou moeten afleggen aan de Bewindvoerders van één of beide instellingen. Het is dus niet mogelijk om op dit moment een concrete reactie op het voorstel geven. Meer algemeen hecht Nederland aan een goede coördinatie van de activiteiten (zeker op het terrein van de financiële sector). Verdere verbetering van de samenwerking tussen beide instellingen, zowel op beleidsbepalend niveau als in het veld, is hiervoor de meest geëigende methode en de eerste prioriteit.

ESAF, HIPC, IDA, schuldreductie en armoedebestrijding, schuldreductie en sociale uitgaven

14 (CDA)

In hoeverre ziet de regering mogelijkheden dat andere landen een hogere bijdrage geven aan het ESAF Fonds en het HIPC-initiatief zodat hier meer sprake is van een «fair burden sharing»?

27 (D66)

Aan welke acties denkt de Regering als de G7-landen niet bereid zijn

evenredig bij te dragen aan IDA en HIPC?

52 (GroenLinks)

Welke actie zal Nederland ondernemen indien de gevraagde bijdragen aan ESAF-HIPC fonds uitblijven? Is verkoop van goud in dat geval een potentiële inkomstenbron?

Nederland heeft tijdens de afgelopen IC/DC-vergadering voortdurend gepleit voor een hogere bijdrage aan het ESAF- en het HIPC-initiatief door de lidstaten die hierin nog tekort schoten. In dit verband was het verheugend dat het Verenigd Koninkrijk in Washington een bijdrage van 30 miljoen pond aan het HIPC Trust Fund aankondigde.

Nog voor het eind van dit jaar zal de hoogte van de bijdragen aan de ESAF-HIPC Trust aan de orde komen in de IMF-Executive Board. Nederland zal zich bij die gelegenheid nogmaals sterk maken voor een meer proportionele verdeling tussen donoren. Tot nu toe heeft Nederland betalingen aan de ESAF HIPC Trust gedaan, op voorwaarde dat de ESAF-faciliteit vanaf 2005 zelf-dragend zou worden, door middel van voldoende bijdragen van andere donorlanden en de rente-opbrengst van de verkoop van goud door het IMF. Bij deze goudverkoop gaat het om 5 miljoen ounces, die ongeveer een derde van de totale benodigde middelen zullen opleveren. Nederland maakt zich sterk voor een snelle beslissing over goudverkoop door het IMF. Indien het IMF dit najaar niet besluit tot goudverkoop wordt een zelf-dragend ESAF vrijwel onmogelijk. Derhalve zou Nederland afhankelijk van de uitkomsten van het overleg dit najaar kunnen besluiten tot stopzetting van betalingen aan de ESAF-HIPC Trust.

De bijdragen van Nederland voor HIPC lopen via de Wereldbank. Bij de huidige burdensharingzal de Nederlandse bijdrage niet vergroot worden. De onderhandelingen voor IDA-12 zijn nog bezig. Echter, Nederland overweegt zijn aandeel iets terug te schroeven vanwege het gebrek aan burdensharingtussen donoren.

2  (PvdA)

Welke ideeën opperde het Comité over de directe band tussen schuldreductie en armoedebestrijding (blz. 11)?

Het Comité besprak de mogelijkheid om verhoging van overheidsinvesteringen in de sociale sector als voorwaarde voor schuldreductie te stellen. Nederland heeft daarbij aangegeven het belangrijk te vinden dat de samenhang tussen schuldverlichting en sociale ontwikkeling wordt versterkt en dat zeker moet worden gesteld dat schuldverlichting leidt tot hogere uitgaven voor dit doel. Om dit te operationaliseren moeten kwantitatieve doelstellingen worden ontwikkeld die een integraal onderdeel moeten gaan vormen van de aan het HIPC-initiatief te verbinden voorwaarden. Daarbij gaat het niet zozeer om additionele voorwaarden, maar om een verschuiving van voorwaarden, om zeker te stellen dat schuldverlichting ook doorwerkt naar de armen, die nu de prijs voor de schuldencrisis betalen zonder veel profijt te hebben gehad van de aangegane leningen. Dit betoog kreeg o.a. steun van het Verenigd Koninkrijk, dat het in het kader plaatste van de eerder door hen voorgestelde gedragslijn (code of good practices) voor sociaal beleid. Het Comité bevestigde dat een directer verband tussen schuldreductie en maatregelen ter bestrijding van armoede noodzakelijk was met het oog op het bereiken van de in DAC-kader overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen.

3  (PvdA)

Op welke wijze zou de Nederlandse opvatting, dat de begrotingsruimte die ontstaat door schuldverlichting moeten worden vertaald in verhoging van de uitgaven voor de sociale sector, gestalte kunnen krijgen? Komt deze opvatting tot uitdrukking in de huidige Nederlandse (zowel bilaterale als multilaterale) ontwikkelingssamenwerking? Geldt als plafond voor de uitgaven voor de sociale sector het Kopenhaagse 20/20-initiatief?

In het beoordelingskader dat in het bilaterale beleid wordt gehanteerd om te bepalen of een land voor schuldverlichting (of enigerlei andere vorm van programmahulp) in aanmerking komt is de kwaliteit van het door een land gevoerde sociale beleid opgenomen. Tot dusver is daarbij niet expliciet de koppeling gelegd dat verleende schuldverlichting tot verhoging van de uitgaven voor de sociale sector moet leiden. Het voornemen is om aan deze relatie in de toekomst in het kader van de Public Expenditure Reviews nader aandacht te besteden. Wat betreft de multilaterale ontwikkelingssamenwerking wordt bijvoorbeeld in het kader van het HIPC initiatief een relatie gelegd tussen de bereikte resultaten in de sociale sector en het moment waarop een land kwalificeert voor steun onder dat initiatief. Tot dusver is de mate waarin geformuleerde doelstellingen op sociaal terrein worden gehaald door Nederland hierbij niet als conditie gehanteerd. Het voornemen bestaat dit bij toekomstige standpuntbepaling in het beleid van o.a. de Wereldbank wel te doen.

25 (D66)

Welke landen dragen niet voldoende bij aan het ESAF-HIPC Trustfonds?

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen (voorwaardelijke) toezeggingen en daadwerkelijke bijdragen aan de ESAF-HIPC Trust van het IMF. Per eind juli 1998 is door zes landen (Finland, Iran, Japan, Maleisië, Nigeria en Nederland) totaal SDR 35 mln aan bijdragen gestort. Nederland is met een bijdrage van hfl 100 mln (te voldoen in tien jaarlijkse tranches, eerste betaling voldaan in februari 1998) op dit moment de grootste donor aan de ESAF-HIPC Trust. Op basis van de gedane toezeggingen door andere lidstaten heeft de IMF-staf een schatting gemaakt van hun totale bijdragen. Aangezien er echter op dit moment nog onderhandelingen plaatsvinden, is het nog niet mogelijk de toezeggingen van de afzonderlijke landen te publiceren. De onduidelijkheid wordt vergroot, doordat veel lidstaten hun toezegging afhankelijk stellen van bijdragen van andere landen (bijvoorbeeld de VS) of van wel of geen goudverkoop. Wél kan worden aangeduid dat de industriële landen voor 59% in de toegezegde middelen bijdragen (G7 36% van het totaal). De ontwikkelingslanden (incl. olie-exporterende landen en Aziatische opkomende markten) hebben 34% van het totaal toegezegd. De meest voor de hand liggende groep landen die derhalve op extra bilaterale bijdragen kan worden aangesproken is de G7, met name de VS die nog geen toezeggingen heeft gedaan.

54 (GroenLinks)

Vindt de regering dat het internationale beleid inzake kwijtschelden van schulden aan ontwikkelingslanden op een adequate wijze is besproken in het Development Committee? Zijn er naar aanleiding van de financiële crisis in Azië redenen om dit beleid te versterken?

Helaas kwam dit agendapunt in de verdrukking, gegeven de hoeveelheid tijd die werd besteed aan de Aziatische crisis. Desalniettemin heeft het Comité zowel de voortgang van het HIPC-initiatief als de schuldenproblematiek van post-conflictlanden besproken en daarbij aangegeven hoe verder te werken om de schuldenlast van alle landen die daarvoor in aanmerking komen terug te brengen tot een duurzaam houdbaar niveau. Dat betekent overigens niet dat alle problemen zijn opgelost. Met name de bijdragebereidheid van veel grote industrielanden geeft reden tot zorg en het Comité heeft dan ook, op Nederlands initiatief, opgeroepen tot grotere donorbijdragen.

De bestaande mechanismen (Club van Parijs, HIPC-initiatief) zijn in principe toereikend om ook een oplossing te bieden voor landen die als gevolg van de Aziatische crisis in schuldproblemen kunnen komen. Zo is voor Indonesië in september jl. al een schuldenregeling met de crediteuren van de Club van Parijs tot stand gekomen. Uiteraard impliceert dit wel een extra beslag op schaarse hulpfondsen en het risico bestaat dat dit uiteindelijk ten koste kan gaan van de mogelijkheden voor hulp en schuldverlichting aan andere landen. De regering heeft op dit risico gewezen en benadrukt dat primaire aandacht dient uit te gaan naar de armste landen. Als uitgangspunt moet blijven gelden dat elk land dat in aanmerking komt voor HIPC en een goed beleid voert schuldreductie moet krijgen tot een duurzaam houdbaar niveau.

60 (GroenLinks)

Het HIPC-initiatief wordt in 1999 geëvalueerd. Wat is het oordeel van de regering over de recente internationale evaluatie van het HIPC-beleid, waaraan onder meer professor Gunning heeft deelgenomen?

In augustus jl. is bij een voorlopige evaluatie van het HIPC-initiatief vastgesteld dat nog niet alle geselecteerde landen een begin hadden gemaakt met het HIPC-proces in de vorm van (de start van) een (ESAF)-programma van het IMF. Derhalve werd besloten de looptijd van het HIPC-initiatief met twee jaar te verlengen. Nederland was ingenomen met de voorstellen in de evaluatie en hecht veel waarde aan de komende meer uitgebreide evaluatie. Met name de analyse van de kosten van het HIPC-initiatief werd als zeer nuttig ervaren en kan als basis dienen bij de bespreking van de lastenverdeling over de lidstaten eind 1998.

Professor Gunning heeft meegewerkt aan de externe evaluatie van ESAF-programma’s, waarvan het rapport in januari 1998 werd gepresenteerd en in maart besproken in de Raad van Bewindvoerders van het IMF. Ook deze evaluatie werd als zeer nuttig ervaren naast de al eerder afgesloten IMF-interne evaluatie. Er werden enkele bruikbare punten ter verbetering van ESAF-programma’s voorgesteld, met name de bevordering van de acceptatie van de programma’s in de lidstaten (zgn. creëren van «ownership»). Ook werden een vijftal pilot-landen aangewezen, waar op korte termijn in de praktijk zal worden gekeken hoe een betere samenwerking met de Wereldbank kan worden gerealiseerd, om de programma’s effectiever te maken. Nederland waardeerde het wereldwijde verzoek van het IMF aan niet-gouvernementele organisaties om ook commentaar te leveren ter verbetering van het ESAF-initiatief. Vanuit Nederland is op dit verzoek gereageerd door een aantal NGO’s. Dit commentaar zal binnenkort in de IMF-Executive Boardworden besproken.

Post Conflict

24 (D66)

Welke landen ontvangen post-conflict steun en op basis van welke criteria

wordt deze vorm van steun toegekend?

De Wereldbank is in een groot aantal post-conflictlanden actief, van Bosnië & Herzegovina in Europa en Tadzjikistan, Georgië en Azerbeidjaan in Centraal-Azië tot in Rwanda en Liberia in Afrika. De wijze van betrokkenheid van de Bank verschilt van land tot land. Zo wordt in Liberia slechts advies en beperkte technische assistentie voor de versterking van de institutionele capaciteit geleverd, terwijl in Bosnië & Herzegovina sprake is van een grootschalig reconstructieprogramma. Dit is in overeenstemming met het vijf-fasen beleid van de Bank, dat geleidelijk meer steun voorziet naarmate de situatie in het land duidelijker zicht biedt op normalisatie. De criteria die de overgang naar een volgende fase bepalen zijn kwalitatief van aard, met uitzondering voor de overgang naar de laatste fase, die nieuwe kredietverlening voor reconstructie-activiteiten omvat. Daarvoor geldt namelijk dat er geen achterstanden met betrekking tot schuldbetalingen aan de Bank mogen bestaan. Hier speelt de schuldenproblematiek waarvoor het nieuwe post-conflictinitiatief dat in het Development Committee is besproken een oplossing tracht te bieden. Nederland heeft overigens in het Development Committee benadrukt dat steun aan post-conflictlanden meer moet omvatten dan schuldverlichting en er met Rwanda en Bosnië en Herzegovina als voorbeelden op gewezen dat de IFI’s voor wat betreft beleidsadvisering, technische assistentie en donorcoördinatie ter plekke nog lag niet actief genoeg waren. Er wordt bijvoorbeeld nog te veel volstaan met af en aan vliegende missies, terwijl vroegtijdige presentie in het land zelf essentieel is om effectieve hulp te kunnen bieden.

Het IMF kent een zogenaamde Emergency Assistance Facility for Postconflict countries,die in 1995 is ingesteld als uitbreiding van de al bestaande Emergency Assistance Facility (waar een beroep op kon worden gedaan bij natuurrampen). Een eerste vereiste voor de post-conflictfaciliteit is dat er weliswaar sprake moet zijn van een ontsporing van de bestuurlijke capaciteit, maar dat er nog voldoende middelen en politieke wil beschikbaar zijn om een economisch hervormingsprogramma uit te voeren. Daarnaast moet er sprake zijn van urgente betalingsbalansproblemen én de IMF-inzet moet onderdeel zijn van een gezamenlijke internationale inspanning. Voordat tot uitkering van middelen wordt overgegaan moet er een economisch beleidsplan op tafel liggen met macro-economische doelstellingen en een verklaring van de regering dat er zo snel mogelijk zal worden overgestapt op een regulier IMF-arrangement. In 1997/98 hebben Albanië, Rwanda en Tadzjikistan gebruik gemaakt van de emergency assistance postconflict-faciliteit op basis van een eerdere oorlogssituatie. Voor Bangladesh en de Domini- caanse Republiek is eind oktober steun onder deze IMF-faciliteit goedgekeurd, beide naar aanleiding van de recente natuurrampen in deze landen.

Noodhulp Nicaragua en Honduras

53 (GroenLinks)

Komen Nicaragua en Honduras als gevolg van de recente rampen in

aanmerking voor bijdragen uit genoemd fonds (blz. 7)?

Bij de lancering van het HIPC-initiatief werd Nicaragua aangemerkt als een land met een onhoudbare schuldensituatie dat derhalve in beginsel zou kwalificeren voor steun onder het HIPC-initiatief. Honduras daarentegen werd toen ingedeeld bij de categorie landen met een duurzaam houdbare schuldensituatie en zou derhalve niet voor steun onder het HIPC-initiatief in aanmerking komen. Door de economische effecten van de recente orkaan mag echter worden aangenomen dat ook Honduras nu zal kwalificeren.

Het IMF heeft in maart 1998 een ESAF-lening goedgekeurd voor Nicaragua, terwijl Honduras op het punt stond met een ESAF-programma te beginnen, toen de orkaan losbarstte.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.