Besluit van school naar duurzaam werk en Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026–2029 - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 12-02-2025 |
---|---|
Publicatiedatum | 15-02-2025 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Besluit van ... tot vaststelling van regels over de berekening en betaling van de specifieke uitkering voor de Doorstroompuntregio's en de invulling van de loopbaanbegeleiding door onderwijsinstellingen alsmede tot wijziging van diverse besluiten in verband met onder andere de Wet van school naar duurzaam werk (Besluit van school naar duurzaam werk)
(KetenlD WGK026136)
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/xxx (ID26136), gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 9.2.9, eerste lid, en 9.2.12, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 8.3.1, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, artikel 44, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 2.31a, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 8, vierde lid, 12, zevende lid, en 21, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers, artikel 7.1.1.2, eerste lid, onderdeel a, van de Jeugdwet, de artikelen 7a, vierde lid, en 67, vijfde lid, van de Participatiewet, artikel 73, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de artikelen 4, vierde lid, 5, tweede, derde en vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van xxx, nr. WJZ/xxx (ID26136), uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
CBS: Centraal bureau voor de statistiek, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;
Doorstroompuntregio: regio, vastgesteld krachtens artikel 9.2.4, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Hoofdstuk 2. Specifieke uitkering contactgemeenten
Artikel 2.1. Berekening en betaling van de specifieke uitkering contactgemeenten
-
1.De specifieke uitkering, bedoeld in artikel 9.2.9, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend door een bij ministeriële regeling te bepalen budget over de Doorstroompuntregio's te verdelen. Het budget kan jaarlijks worden gewijzigd overeenkomstig de voor de rijksbegroting gehanteerde loon-en prijsbijstelling. De verdeling van het budget vindt plaats aan de hand van:
-
a.een door het CBS op verzoek van Onze Minister ontwikkeld verdeelmodel; en
-
b.een bij ministeriële regeling vast te stellen toelage voor grensregio's.
-
2.Het model, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, berekent per leerling op het voortgezet onderwijs en per student op het beroepsonderwijs of voortgezet algemeen volwassenenonderwijs tot 27 jaar de kans op voortijdig schoolverlaten, geaggregeerd op het niveau van de Doorstroompuntregio.
-
3.Het CBS baseert de berekening van de kans op voortijdig schoolverlaten op de volgende kenmerken:
-
a.sociaal-demografische kenmerken;
-
b.de aanwezigheid van problemen bij jongeren of hun ouders;
-
c.omgevingskenmerken; en
-
d.onderwijsgerelateerde kenmerken.
-
4.Op de specifieke uitkering is artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
-
5.Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld voor de berekening en betaling van de specifieke uitkering.
Hoofdstuk 3. Loopbaanbegeleiding door de school
Artikel 3.1. Invulling loopbaanbegeleiding
Loopbaanbegeleiding als bedoeld in artikel 9.2.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 8.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, artikel 44 van de Wet op de expertisecentra en artikel 2.31a van de Wet voortgezet onderwijs
2020 bestaat in ieder geval uit een persoonlijke benadering van de jongere en een op de behoefte van de jongere gericht aanbod.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 4.1. Intrekking Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten
Het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten wordt ingetrokken.
Artikel 4.2. Wijziging Besluit register onderwijsdeelnemers
Het Besluit register onderwijsdeelnemers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5, derde lid, onderdeel e, wordt ‘artikel 9.1.7, eerste lid, onderdeel c, WEB' vervangen door ‘artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel c, WEB'.
B
In artikel 6, vijfde lid, onderdeel e, wordt 'artikel 8.5.4 of 8.5a.2 WEB' vervangen door 'artikel 9.1.2 of 9.1.18 WEB' en wordt 'artikel 8.4.3 of 8.5.3 WEB' vervangen door 'artikel 9.1.17 of 9.1.19 WEB'.
C
In de artikelen 14 en 21, tweede lid, wordt 'artikel 8.1.8a WEB' vervangen door 'artikel 9.2.2 WEB'.
D
Artikel 31, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, aanhef, wordt ', artikel 8.3.2 WEB, artikel 147 WEC en artikel 8.22 WVO 2020' vervangen door 'en artikel 9.2.5 WEB'.
-
2.In het eerste lid, onderdeel a, wordt 'artikel 8.3.2, derde lid, WEB, artikel 147, derde lid, WEC en artikel 8.23, eerste en tweede lid, WVO 2020' vervangen door 'artikel 9.2.4, tweede lid, WEB'.
-
3.In het eerste lid, onderdeel b, wordt '23 jaar' vervangen door '27 jaar'.
E
In artikel 46, eerste lid, wordt 'de artikelen 16 LPW, 162b WEC, 8.22 WVO 2020 en 8.3.2 WEB en in artikel 21 van dit besluit' vervangen door 'artikel 16 LPW, artikel 9.2.5 WEB en artikel 21 van dit besluit'.
F
Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 53a. Verstrekking van diplomagegevens aan college van burgemeester en wethouders
Aan het college van burgemeester en wethouders worden voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9.2.5 WEB desgevraagd het persoonsgebonden nummer en de diplomagegevens, bedoeld in de artikelen 15 en 17, eerste lid, onderdeel a, van onderwijsdeelnemers die woonachtig zijn in de desbetreffende gemeente of in een gemeente die behoort tot de regio waarvan de gemeente is aangewezen als contactgemeente als bedoeld in artikel 9.2.5 WEB verstrekt.
Artikel 4.3. Wijziging Besluit Jeugdwet
Artikel 7.1.4, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit Jeugdwet komt te luiden:
-
f.het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 9.2.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Artikel 4.4. Wijziging Besluit Participatiewet
Het Besluit Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 10a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3a. Begeleiding jongeren van school naar duurzaam werk
Artikel 10b. Taak centrumgemeente
De centrumgemeente van de betrokken arbeidsmarktregio's, vastgesteld krachtens artikel 10, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen:
-
a.draagt bij aan de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma, bedoeld in artikel 9.2.8, eerste lid, van de Wet educatie beroepsonderwijs, en vertegenwoordigt en ondersteunt daarbij de gemeenten in de arbeidsmarktregio;
-
b.sluit aan bij het regionaal bestuurlijk overleg, bedoeld in artikel 9.2.8, vierde lid, van de Wet educatie beroepsonderwijs;
-
c.draagt bij aan de effectrapportage, bedoeld in artikel 9.2.10, eerste lid, van de Wet educatie beroepsonderwijs.
B
In het eerste artikel 12 wordt na ‘de artikelen' ingevoegd ‘7a, vierde lid,'.
C
Het tweede artikel 12 vervalt.
Artikel 4.5. Wijziging Besluit SUWI
Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.9, eerste lid, onderdeel f, wordt ‘registratie van gegevens, bedoeld in artikel 8.22 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 147 van de Wet op de expertisecentra in verband met de doorverwijzing van voortijdige schoolverlaters naar onderwijs of arbeidsmarkt' vervangen door ‘verwerking van gegevens, bedoeld in artikel 9.2.5, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de ondersteuning van jongeren zonder startkwalificatie'.
B
In artikel 5.10 wordt ‘registratie van gegevens, bedoeld in artikel 8.22 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 8.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 162b van de Wet op de expertisecentra, voor zover dit noodzakelijk is voor de doorverwijzing van voortijdige schoolverlaters naar onderwijs of arbeidsmarkt' vervangen door ‘verwerking van gegevens, bedoeld in artikel 9.2.5, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover dit noodzakelijk is voor de ondersteuning van jongeren zonder startkwalificatie'.
Artikel 4.6. Wijziging Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000
Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders bepaald, verstaan onder:
cursist: degene die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 15, eerste lid; cursusgeld: krachtens artikel 15 vastgesteld bedrag;
cursusgeldplichtige: cursist of indien deze minderjarig is, de wettelijke vertegenwoordiger;
lesgeld: krachtens artikel 5, tweede lid, van de wet voor het desbetreffende studiejaar vastgestelde bedrag;
lesgeldplichtige: degene die krachtens de wet lesgeld is verschuldigd; teldatum: bij of krachtens de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Experimentenwet onderwijs aangewezen tijdstip in het studiejaar waarop ten behoeve van de bekostiging uit 's Rijks kas het aantal onderwijsdeelnemers van een instelling wordt vastgesteld;
wet: Les- en cursusgeldwet.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het opschrift wordt 'dagschool' vervangen door 'instelling'.
-
2.In het eerste en tweede lid wordt 'leerling' telkens vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
-
3.In het tweede lid wordt 'schooljaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
C
In artikel 3 wordt 'leerling' telkens vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
D
In de artikelen 3a, eerste en tweede lid, 11, tweede en vierde lid, 12, 13, eerste lid, en 15, tweede lid, wordt 'cursusjaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede, derde en vierde lid wordt 'schooljaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
-
2.In het derde en vierde lid wordt 'leerling' telkens vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
F
In artikel 5 wordt 'schooljaar' telkens vervangen door 'studiejaar', wordt 'leerling' vervangen door 'onderwijsdeelnemer' en wordt 'dagschool' vervangen door 'instelling'.
G
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste, tweede en derde lid, wordt 'schooljaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
-
2.In het eerste, tweede en derde lid, wordt 'leerling' telkens vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
-
3.In het tweede lid wordt 'dagschool' telkens vervangen door 'instelling'.
H
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste, tweede en derde lid, wordt 'schooljaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
-
2.In het tweede lid wordt 'leerling' vervangen door 'onderwijsdeelnemer'.
In het opschrift en in de tekst van artikel 8 wordt 'dagscholen' telkens vervangen door 'instellingen'.
J
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid wordt 'dagschool' vervangen door 'instelling'.
-
2.In het eerste, tweede, vierde en vijfde lid wordt 'cursusjaar' telkens vervangen door 'studiejaar'.
Artikel 4.7. Wijziging Uitvoeringsbesluit WHW
In artikel 5.2, derde, vierde en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt 'artikel 4.8' vervangen door 'artikel 4.8 en artikel 4.8a'.
Artikel 4.8. Inwerkingtreding
-
1.Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 4.7, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
-
2.Artikel 4.7 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Artikel 4.9. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit van school naar duurzaam werk.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Eppo Bruins
Nota van toelichting
-
I.Algemeen deel
1. Inleiding
Op 1 januari 2026 treedt de Wet van school naar duurzaam werk in werking. Die wet bevat een aantal maatregelen ter bevordering van het aantal personen van 12 tot 27 jaar dat een startkwalificatie behaalt en ter verbetering van de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Onderdelen van die wet kunnen of moeten nader worden uitgewerkt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Het Besluit van school naar duurzaam werk (hierna: besluit) geeft daar invulling aan en vervangt het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.
Het besluit bevat ten eerste een nadere uitwerking van de berekening en betaling van de specifieke uitkering aan de contactgemeenten van de Doorstroompuntregio's (hierna: contactgemeenten). Op detailniveau wordt dit nader uitgewerkt in de Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029. Ten tweede bevat het besluit een nadere uitwerking van de verplichting om aanvullende loopbaanbegeleiding te verzorgen voor scholen voor praktijkonderwijs (hierna: pro-scholen), scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (hierna: vso-scholen) en mbo-instellingen.1 Ten derde zorgt dit besluit ervoor dat de centrumgemeente van de arbeidsmarktregio een gelijkwaardige rol krijgt in het regionaal programma en daarbij de gemeenten in de arbeidsmarktregio vertegenwoordigt en ondersteunt. Hiertoe wordt het Besluit Participatiewet aangepast.
Tevens bevat dit besluit een aantal kleinere (technische) wijzigingen van andere besluiten in verband met de invoering van de Wet van school naar duurzaam werk en is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog een aantal wijzigingen mee te nemen die los staan van deze wet. Deze laatste wijzigingen worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting (artikelen 4.6 en 4.7).
Voor de berekening en betaling van de specifieke uitkering aan de contactgemeenten, de aanvullende loopbaanbegeleiding door scholen en de taken van de centrumgemeente wordt in deze toelichting achtereenvolgens de probleem- en doelstelling en de gekozen maatregel uitgewerkt. De wijzigingen van overige besluiten worden toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.
Deze toelichting wordt gegeven in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Participatie en Integratie).
2. Probleemstelling
2.1. Berekening specifieke uitkering contactgemeenten aan vernieuwing toe Voorheen werd het budget voor de specifieke uitkering over de contactgemeenten verdeeld op grond van de berekeningswijze in artikel 8.3.2, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB), artikel 8.24 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 (hierna: WVO 2020), artikel 147, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra (WEC) en artikel 4 van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten. Deze verdelingswijze bleek om een aantal redenen aan vernieuwing toe. De wijze waarop het totale budget over de contactgemeenten werd verdeeld, had geen direct en onderbouwd verband met de opgave per
Doorstroompuntregio.2 De kenmerken van de populatie van de ene regio vergen gemiddeld meer inzet dan die van de andere regio. Doordat onvoldoende rekening met de omvang van de opgave werd gehouden, konden sommige regio's veel minder inzet plegen dan nodig is. Verder bewoog een deel van het budget niet mee met ontwikkelingen in de populatie, waardoor groeiende gemeenten te weinig budget kregen. De verdeling kende namelijk een relatief hoge vaste voet voor de
Doorstroompuntfunctie.3 Dit zorgde ervoor dat er een financiële prikkel was voor Doorstroompuntregio's om af te zien van samenvoeging of te splitsen.
2.2. Onvoldoende invulling aanvullende loopbaanbegeleiding
Op grond van de Wet van school naar duurzaam werk moeten scholen bepaalde groepen leerlingen en studenten aanvullende loopbaanbegeleiding bieden. De scholen beginnen hiermee tijdens het onderwijs en zetten dit na het verlaten van de school een beperkte tijd voort.4 De aanvullende loopbaanbegeleiding houdt in dat scholen jongeren adviseren en ondersteunen bij de overstap naar vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt.5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen onder andere nadere regels worden gesteld over de invulling van deze aanvullende loopbaanbegeleiding.
Uit de ervaringen met de Aanpak Jeugdwerkloosheid blijkt dat het belangrijk is dat ondersteuning in de stap van school naar werk op een persoonlijke wijze plaatsvindt en aansluit op de behoefte van de jongere.6 Hierbij gaat het zowel om de wijze waarop het aanbod voor aanvullende loopbaanbegeleiding onder de aandacht van de jongere wordt gebracht (de benaderingswijze) als het aanbod zelf (de inhoud). Het helpt als de benadering plaatsvindt door begeleiders die bekend zijn met de jongere en de situatie van de jongere.7 Op basis van de Subsidieregeling nazorg mbo 2022/2025 benaderden veel mbo-instellingen jongeren reeds persoonlijk, maar nog niet alle mbo-instellingen deden dit.8 Sommige mbo-instellingen stuurden bijvoorbeeld een gestandaardiseerde email of een formulier naar alle gediplomeerden. Ook de invulling van nazorg door pro-en vso-scholen verschilde sterk. Soms was de nazorg vanuit deze scholen grotendeels beperkt tot het monitoren van de situatie van oud-leerlingen. Hiertoe namen zij bijvoorbeeld elk half jaar telefonisch of per e-mail contact op met de jongere, maar daarbij deden zij vaak geen proactief aanbod voor ondersteuning. Waar ondersteuning werd geboden, was dit vaak naar aanleiding van vragen van oud-leerlingen.9 Deze aanpak bleek in veel gevallen niet voldoende om jongeren duurzaam aan het werk te krijgen. Daarom achtte de regering het nodig om duidelijkheid te verschaffen over de invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding.
2.3 Taken centrumgemeente arbeidsmarktregio bij regionaal programma niet vastgelegd Als gevolg van de verbreding van het doel en de doelgroep van het regionaal programma van de Doorstroompuntregio wordt de centrumgemeente van de arbeidsmarktregio betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van dit programma. De centrumgemeente werkt daarbij samen met de contactschool en de contactgemeente.
Dat de centrumgemeente door de contactgemeente bij het regionaal programma moet worden betrokken, is vastgelegd in de WEB.10 Doet de contactgemeente dat niet, dan kan dat tot gevolg hebben dat de specifieke uitkering (gedeeltelijk) wordt opgeschort, ingehouden of teruggevorderd.11 Ook de toekenning van de subsidie aan de contactscholen is mede afhankelijk van de betrokkenheid van de centrumgemeente.12 Andersom is er echter geen formele verplichting voor de centrumgemeente om daadwerkelijk mee te werken aan de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma.13 Hierdoor zou het kunnen voorkomen dat de centrumgemeente (onvoldoende) invulling geeft aan de rol die voor de centrumgemeenten is beoogd met de Wet van school naar duurzaam werk.
3. Maatregelen
3.1 Verdeelmodel CBS voor verdeling middelen specifieke uitkering contactgemeenten Om de knelpunten met betrekking tot de verdeelwijze van het budget voor de specifieke uitkering over de contactgemeenten op te lossen, bevat dit besluit een nieuwe verdeelwijze. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in 2022 opdracht gegeven aan het Centraal bureau voor de statistiek (hierna: CBS) om een voorstel te doen voor een nieuw verdeelmodel.14 Dit verdeelmodel zou goed moeten zijn onderbouwd, zou recht moeten doen aan de opgave van de Doorstroompuntregio, meebewegen met de populatie, transparant en duidelijk zijn en gebruik moeten maken van indicatoren die niet direct door de regio zijn te beïnvloeden.
Het CBS heeft op basis van input van een brede begeleidingscommissie, eerdere onderzoeken naar voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv) en eerdere verdeelmodellen in kaart gebracht welke indicatoren vsv kunnen voorspellen.15 Hierbij zijn alleen gegevens meegenomen die bij het CBS eenduidig beschikbaar zijn. Vervolgens is een analyse gedaan welke combinatie van indicatoren de kans op vsv het beste voorspelt, waarbij onderscheid is gemaakt tussen het voortgezet onderwijs (waar het CBS tevens het vavo toe rekent) en het mbo. Dit model is toegepast om per leerling of student in de leeftijd van 12 tot 27 jaar de kans op vsv te bepalen.16 Vervolgens is, in samenspraak met de begeleidingscommissie, de kans op vsv per leerling en student geaggregeerd per Doorstroompuntregio.17
De categorieën van indicatoren die de basis vormen van het verdeelmodel van het CBS zijn de volgende:
-
1)sociaal-demografische kenmerken, zoals bijvoorbeeld ouderlijke structuur en welvaart;
-
2)de aanwezigheid van problemen, zoals psychosociale problemen en verdachte van een misdrijf;
-
3)onderwijskenmerken, zoals onderwijssoort en vertraging; en
-
4)omgevingskenmerken, zoals stedelijkheid van de buurt.
Binnen deze categorieën zijn vervolgens zeven concrete indicatoren voor het voortgezet onderwijs en twaalf kenmerken voor het mbo geselecteerd.
In het besluit is vastgelegd dat het model van het CBS wordt gebruikt om een deel van het budget voor de specifieke uitkering over de contactgemeenten te verdelen. In het besluit worden de hoofdlijnen van het verdeelmodel neergelegd. In de regeling wordt beschreven hoe het model van het CBS wordt toegepast om te komen tot een verdeling tussen de Doorstroompuntregio's. Het uitgangspunt is dat het CBS voor het volgende regionale programma, dat naar verwachting loopt vanaf 2030, opnieuw bekijkt of het model en de gebruikte indicatoren geactualiseerd moeten worden op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen en het beschikbaar komen van nieuwe indicatoren.
Verder wordt een relatief klein deel van het budget verdeeld over de
Doorstroompuntregio's grenzend aan België. Welke grensregio's hiervoor in aanmerking komen en hoe hoog hun extra toelage is, wordt eveneens nader uitgewerkt in de Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029. Zie hierover ook paragraaf 4.1.
3.2 Invulling aanvullende loopbaanbegeleiding
Om duidelijkheid te bieden over wat de regering minimaal verwacht van scholen met betrekking tot de aanvullende loopbaanbegeleiding, worden in dit besluit nadere eisen gesteld aan de invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding.18
Het is verplicht dat op persoonlijke wijze contact met de jongere wordt gelegd. Aangezien tijdens het onderwijs met de aanvullende loopbaanbegeleiding wordt begonnen, is dit naar verwachting gemakkelijk te organiseren. De docenten en begeleiders spreken de jongere dan regelmatig. En anders kan het bijvoorbeeld gaan om een gepersonaliseerde sms, whatsapp, of een telefoongesprek waarin aanvullende loopbaanbegeleiding wordt aangeboden. Een gestandaardiseerde e-mail of formulier is niet voldoende. Door deze voorgeschreven invulling van aanvullende loopbaanbegeleiding loopt de wijze waarop jongeren worden benaderd niet te veel uiteen tussen scholen. Zoals gezegd helpt het als de benadering plaatsvindt door een begeleider die bekend is met de situatie van de jongere.
Verder is verplicht dat de inhoud van het aanbod op de behoefte van de jongere moet zijn gericht. Binnen deze verplichting is ruimte voor de school om eigen keuzes te maken in de vormgeving van de aanvullende loopbaanbegeleiding. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een of meerdere gesprekken (digitaal, telefonisch of fysiek), of een ander aanbod dat past bij de behoefte van een jongere. Voor jongeren met (ongeveer) dezelfde ondersteuningsbehoefte kunnen dezelfde instrumenten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld een sollicitatietraining of een bezoek aan een bedrijf.
3.3 Taken centrumgemeente arbeidsmarktregio bij regionaal programma
Om ervoor te zorgen dat er ook aan de kant van de centrumgemeenten een verplichting is om bij te dragen aan het regionaal programma, worden de taken van de centrumgemeente nader uitgewerkt in het Besluit Participatiewet.19
Ten eerste wordt logischerwijs dus expliciet vastgelegd dat de centrumgemeente een bijdrage dient te leveren aan de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma. Daarbij vertegenwoordigt de centrumgemeente mede de andere gemeenten in de arbeidsmarktregio door de wijze waarop gemeenten invulling (wensen te) geven aan de ondersteuning van jongeren mee te nemen als input voor de aanvullende maatregelen en samenwerkingsafspraken uit het regionaal programma. Afspraken over samenwerking zijn belangrijk, zodat scholen, Doorstroompuntregio's en gemeenten weten wat zij van elkaar kunnen verwachten. Er is voor de gemeenten ruimte voor lokale inkleuring, maar veel of grote onderlinge verschillen kunnen onwenselijk zijn bij bijvoorbeeld het gebruik van het overgangsdocument of de ondersteuning die door de gemeente tijdens het onderwijs geboden kan worden. Ook dit houdt de centrumgemeente in de gaten. Verder ondersteunt de centrumgemeente de andere gemeenten, bijvoorbeeld door het regionaal programma bij de gemeenten onder de aandacht te brengen en andersom juist input te geven voor de door de gemeenten op te stellen verordeningen. De gemeenteraad moet op basis van artikel 8a van de Participatiewet namelijk een verordening vaststellen met regels met betrekking tot het ondersteunen van jongeren op grond van artikel 7a in de Participatiewet.
Voorts wordt in het besluit geregeld dat de centrumgemeente, als medeverantwoordelijke partij voor het regionaal programma, aansluit bij het regionaal bestuurlijk overleg en bijdraagt aan de effectrapportage.20 De contactgemeente stelt mede namens de andere partners in de Doorstroompuntregio jaarlijks een effectrapportage op met daarin de streefcijfers, de bereikte resultaten en een toelichting op afwijkingen. Deze elementen zijn het resultaat van inzet van alle partijen in de regio. Aangezien de centrumgemeente een partner wordt in het regionaal programma, is het belangrijk dat deze partij ook bijdraagt aan de effectrapportage.
In de praktijk is tot slot nog het volgende van belang voor de rol van de centrumgemeente. In het kader van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wordt de regionale dienstverlening ondergebracht in het regionale Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen hier terecht voor vragen over werk, volgende loopbaanstappen, (arbeidsmarktgerichte) scholing en personeelsvraagstukken. Dit betekent dat in het Werkcentrum ook dienstverlening kan worden geboden aan jongeren. Daarnaast komt er een regionaal beraad dat een meerjarenagenda moet maken en uitvoeren. Hier nemen partijen aan deel die geen partner zijn in het regionaal programma van de Doorstroomregio, maar wel relevant zijn voor het ondersteunen van jongeren. Denk bijvoorbeeld aan het UWV, met wie gemeenten afspraken kunnen maken over het voortzetten van de ondersteuning van jongeren met een werkloosheidsuitkering. Denk ook aan sociale partners, SBB en vertegenwoordigers van het post-initiële onderwijs voor het maken van afspraken over bijscholing van jongeren zonder startkwalificatie voor wie het behalen van een diploma in het voltijds initieel onderwijs (vooralsnog) niet mogelijk is. De centrumgemeente vormt de schakel tussen de partners in de Doorstroomregio en de partners in de arbeidsmarktregio en kan zo bijdragen aan onderlinge samenwerking en afstemming.
4. Gevolgen
In deze paragraaf worden de gevolgen van de maatregelen in het besluit in kaart gebracht voor de contactgemeenten, scholen en centrumgemeenten. De gevolgen voor de regeldruk zijn in kaart gebracht in paragraaf 8. De gevolgen voor de uitvoering door de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) en de Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) zijn in kaart gebracht in paragraaf 9 en 10.
4.1 Verdeelmodel CBS voor verdeling middelen specifieke uitkering contactgemeente Het gebruiken van het verdeelmodel van het CBS zorgt ervoor dat de middelen opnieuw verdeeld worden en dat er verschuivingen optreden in de verdeling tussen de Doorstroompuntregio's. Voor de beoordeling van de herverdeeleffecten is gekeken naar de effecten op het niveau van de Doorstroompuntregio, omdat regionale programma's op regioniveau tot stand komen en het budget voor scholen en gemeenten in gezamenlijkheid besteed wordt. Dit kan betekenen dat in sommige regio's individuele contactscholen, contactgemeenten of individuele gemeenten met herverdeeleffecten te maken krijgen.
De nieuwe verdeling van de middelen vindt tegelijkertijd plaats met de inwerkingtreding van de Wet van school naar duurzaam werk, waarmee extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor onder andere de ophoging van het budget voor het regionaal programma en het Doorstroompunt. Na toepassing van het model van het CBS, blijkt dat 39 van de 40 regio's er in absolute zin financieel op vooruit gaan. Twee soorten Doorstroompuntregio's krijgen vanwege het nieuwe verdeelmodel een kleiner aandeel van de middelen dan in de oude situatie.
Ten eerste zijn dit enkele regio's met weinig jongeren tussen de 12 en de 27. Deze regio's ontvingen relatief een groot deel van hun middelen op basis van een vaste voet. Daarom ontvingen zij per jongere relatief veel geld. Eén regio gaat er in absolute zin op achteruit. Uit een gesprek met deze regio bleek dat hier veel jongeren onderwijs volgen in België. Door gebrek aan data is dit niet meegenomen in het model van het CBS. Daarom is ervoor gekozen om contactgemeenten in grensregio's hier apart en naar rato van het aantal jongeren dat onderwijs volgt in het buitenland voor te bekostigen. Dit doet recht aan de inzet die zij plegen.
Ten tweede krijgen twee Doorstroompuntregio's met veel armoedeprobleem-cumulatie-gebieden (apc-gebied) relatief minder geld. Een apc-gebied was een wijk waarin relatief veel inwoners een uitkering, laag inkomen of een migratieachtergrond hebben. Alleen als de populatie van een wijk met deze kenmerken boven een bepaalde drempelwaarde kwam, werd de wijk als apc-gebied geteld. De verdeling die hieruit voortkwam, is daardoor zeer scheef. De decentralisatie-uitkering jeugd werd verdeeld op basis van apc-gebied. Deze verdeling doet geen recht aan de opgave van andere gemeenten en regio's. Het nieuwe verdeelmodel zorgt voor een meer gelijkmatige verdeling over regio's, blijkt uit een analyse van het CBS. Daarbij zijn in de nieuwe verdeling veel meer indicatoren bekeken, ook in relatie tot de kans op vsv.
Binnen een Doorstroompuntregio kunnen de effecten voor individuele organisaties afwijken van het regionale beeld. Zo kan een regio er als geheel erop vooruit gaan, maar het effect voor de contactschool bijvoorbeeld negatief zijn. Er is niet voor gekozen om een overgangsperiode in te stellen. Dit zou zorgen voor extra administratieve lasten en leidt ertoe dat de verdeling van de middelen langer geen recht doet aan de opgave. Bovendien starten partijen met een nieuw regionaal programma, dus met het opstellen daarvan kan men reeds rekening houden met het veranderde budget. Daarnaast gaan vrijwel alle regio's erop vooruit, wordt het budget voor het regionaal programma gezamenlijk besteed en kunnen scholen en gemeenten onderling afspraken maken over het al dan niet voortzetten van maatregelen.
4.2 Invulling aanvullende loopbaanbegeleiding
Scholen moeten de loopbaanbegeleiding zo inrichten dat de jongere persoonlijk voor deelname wordt benaderd en het aanbod op de behoefte van de jongere is gericht. Voor sommige scholen betekent dit dat de wijze waarop jongeren benaderd en begeleid worden, meer gepersonaliseerd wordt. Scholen kunnen bij de uitvoering van deze taak voortbouwen op de bestaande onderwijs- en begeleidingsprocessen, waarin docenten, begeleiders of mentoren geregeld persoonlijk contact hebben met hun leerlingen en studenten, aandacht hebben voor de persoonlijke situatie en eventuele ondersteuningsbehoeften in kaart brengen.
4.3 Taken centrumgemeente arbeidsmarktregio bij regionaal programma
De centrumgemeente van de arbeidsmarktregio had een coördinerende rol bij de tijdelijke Aanpak Jeugdwerkloosheid, waaraan geen nadere voorwaarden waren gesteld. Met de Wet en het Besluit van school naar duurzaam werk krijgt de centrumgemeente een structurele rol. De centrumgemeente is betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van het regionaal programma en vertegenwoordigt en ondersteunt de gemeenten in de arbeidsmarktregio daarbij, neemt deel aan het regionaal bestuurlijk overleg en draagt bij aan de effectrapportage. Deze rol van de centrumgemeente is vergelijkbaar met en daarmee gelijkwaardig aan die van de andere partners, zijnde de contactgemeente en de contactschool.
4.4 Gevolgen voor de privacy
De wijze waarop de specifieke uitkering over de contactgemeenten wordt verdeeld, heeft geen gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens door de overheid. Het CBS maakt een verdeelmodel waarin onder andere een individuele risicoscore per leerling of student wordt gebruikt. Het CBS verwerkt hiervoor persoonsgegevens op grond van artikel 33 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS publiceert statistieken over een groot aantal maatschappelijke onderwerpen en voert daartoe onafhankelijk onderzoek uit. Het CBS werkt bij elk onderzoek met strenge eisen om data op een veilige manier te verwerven, te verwerken en te publiceren en is transparant over de manier van werken en de methodieken. In dit verdeelmodel wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het Stelsel van Sociaal-Statistische Bestanden (SSB) van het CBS. In bijlage 2 van de publicatie Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten zijn de toegepaste databronnen opgesomd.21 Identificerende persoonskenmerken worden na ontvangst direct gepseudonimiseerd. Hierdoor kan het onderzoek alleen worden uitgevoerd op gegevens met een pseudosleutel. Bij publicatie zorgt het CBS er bovendien voor dat natuurlijke personen niet herkenbaar of herleidbaar zijn. Ook hanteert het CBS diverse maatregelen tegen diefstal, verlies of misbruik van persoonsgegevens. Het CBS levert geen herkenbare gegevens aan derden, ook niet aan andere overheidsinstellingen.22
De gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens van het verzorgen van aanvullende loopbaanbegeleiding door scholen, zijn reeds in kaart gebracht met de Wet van school naar duurzaam werk. De resultaten daarvan zijn beschreven in paragraaf
5.7.1 van de memorie van toelichting bij de Wet van school naar duurzaam werk.23 De invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding met dit besluit brengt geen verandering in die analyse.
De wijziging in het Besluit Participatiewet heeft geen gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens.
De wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers (artikel 4.2) heeft tot slot wel gevolgen voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit is een nadere uitwerking van het middels de Wet van school naar duurzaam werk ingevoegde artikel 21, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers. De verwerking van persoonsgegevens is reeds uitgewerkt en beoordeeld op rechtmatigheid bij de totstandkoming van het wetsvoorstel. De resultaten daarvan zijn beschreven in paragraaf 5.7.2 van de memorie van toelichting bij de Wet van school naar duurzaam werk.24
5. Caribisch Nederland
De taak van aanvullende loopbaanbegeleiding geldt ook voor scholen in Caribisch Nederland. De gevolgen zoals onder paragraaf 3.2 beschreven, gelden daarom ook voor deze scholen.
6. Monitoring en evaluatie
De inhoud van dit besluit is direct gerelateerd aan de Wet van school naar duurzaam werk en de Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029. De regering beoogt de werking van dit besluit in samenhang te evalueren. De Wet van school naar duurzaam werk wordt binnen vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Het voornemen is om een (eerste tussen)evaluatie te laten plaatsvinden uiterlijk in 2028, zodat daar nog rekening mee kan worden gehouden voordat een nieuwe cyclus regionale programma's start.
7. Verhouding tot hoger recht
7.1 Voorhangprocedure Wet register onderwijsdeelnemers en Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Het met dit besluit toegevoegde artikel 53a van het Besluit register onderwijsdeelnemers (artikel 4.2, onderdeel F) vormt een uitwerking van artikel 21, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers (zoals dat met de Wet van school naar duurzaam werk is ingevoegd). Krachtens artikel 25 van de Wet register onderwijsdeelnemers wordt de voordracht voor een krachtens artikel 21 van die wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.25
De wijziging van artikel 5.2, derde, vierde en vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (artikel 4.7) vormt een uitwerking van artikel 2.6, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Krachtens artikel 2.6, vijfde lid, van de WHW wordt ook de voordracht voor deze wijziging niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Het ontwerp van dit besluit is op [datum] aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden.26 Beide Kamers kregen daarmee de gelegenheid om zich uit te spreken over het ontwerp, voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State werd overgelegd. P.M. uitkomsten voorhangprocedure.
7.2 Staatssteun
Voor de aanvullende loopbaanbegeleiding is reeds met de Wet van school naar duurzaam werk in kaart gebracht of er risico's zijn voor ongeoorloofde staatssteun. De conclusie is dat de met die wet geïntroduceerde taak geen sprake is van staatssteun.27 De invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding met dit besluit brengt geen verandering in die analyse.
8. Gevolgen voor de regeldruk
De regeldrukkosten als gevolg van de Wet van school naar duurzaam werk zijn voor scholen in beeld gebracht in de memorie van toelichting bij die wet.28 De nadere invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding in dit besluit leidt tot geringe extra regeldrukkosten. Voor veel pro, vso en mbo-instellingen geldt dat zij de aanvullende loopbaanbegeleiding al invullen door een persoonlijke benadering en op de behoefte van de jongere gericht aanbod. Naar verwachting geldt op dit moment dat voor 25% van de in de wet beoogde doelgroep, deze scholen nog geen persoonlijk en op de behoefte van de leerling of student gericht aanbod doen.29
Op basis van het aantal jongeren waar de mbo-instelling mee in gesprek gaat (35.989 jongeren), gaat het om 8997 jongeren.30 Naar schatting kost dit twee uur per jongere extra. Tegen een uurtarief van € 54,- kost dit € 971.703,-. Dit budget past binnen het daarvoor geraamde budget voor de Wet van school naar duurzaam werk. Op basis van het aantal jongeren waar pro- en vso-scholen mee in gesprek gaan (2615 jongeren in het pro en 1665 in het vso), gaat het om 1.070 jongeren. Naar schatting kost dit twee uur per jongere extra. Tegen een uurtarief van € 54,- kost dit € 115.560,-. Dit budget past binnen het daarvoor geraamde budget voor de Wet van school naar duurzaam werk
Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). P.M. [ATR heeft het besluit niet geselecteerd voor een formeel advies./uitkomst advisering ATR]
9. Uitvoering en doenvermogen
9.1 Uitvoeringstoets DUO en VNG
Het ontwerp van dit besluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan DUO en de Inspectie. Ook is het besluit voorgelegd aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) in verband met de taak van de centrumgemeente.
P.M. uitkomsten uitvoeringstoets DUO, Inspectie en VNG.
9.2 Doenvermogen
Dit besluit heeft geen directe gevolgen voor burgers en heeft daarmee geen gevolgen voor het doenvermogen. De invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding heeft tot doel om de ondersteuning van scholen beter te laten aansluiten op de behoeften en het doenvermogen van de student.
10. Toezicht en handhaving
10.1 Specifieke uitkering aan contactgemeenten
De verdelingswijze van het budget heeft geen gevolgen voor toezicht en handhaving. Zie voor het overige paragraaf 11.3 van de memorie van toelichting bij de Wet van school naar duurzaam werk.31
10.2 Invulling aanvullende loopbaanbegeleiding
De nadere concretisering van de invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding met dit besluit maakt onderdeel uit van het toezicht van de Inspectie. Voor de Inspectie wordt met dit besluit concreet gemaakt aan welke voorwaarden de aanvullende loopbaanbegeleiding moet voldoen, wat haar in staat stelt om effectief toezicht te houden. Zie verder paragraaf 11.1 van de memorie van toelichting bij de Wet van school naar duurzaam werk voor een toelichting op het toezicht op de aanvullende loopbaanbegeleiding.32
11. Financiële gevolgen
De kosten voor het CBS zijn opgenomen in het bestedingsplan van OCW. De financiële gevolgen voor gemeenten en scholen zijn reeds in kaart gebracht bij het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk.33
12. Advies en consultatie
Het ontwerp van dit besluit is van [datum] tot [datum] opengesteld voor openbare internetconsultatie.34
P.M. uitkomsten internetconsultatie en advisering.
II.
Artikelsgewijs deel
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1 bevat de begripsbepalingen.
Artikel 2.1. Berekening en betaling van de specifieke uitkering contactgemeenten
In dit artikel is de berekeningswijze van de specifieke uitkering aan de contactgemeenten opgenomen. Deze berekeningswijze wordt nader uitgewerkt bij ministeriële regeling (vijfde lid).
Een deel van het bedrag wordt verdeeld conform een door het CBS op te stellen verdeelmodel. Dit model berekent de kans op vsv per vo-leerling, mbo-student en vavo-student aan de hand van een aantal kenmerken (derde lid). Voor vo-leerlingen en vavo-studenten zullen daarbij door het CBS dezelfde kenmerken worden gehanteerd.
Met de verwijzing naar artikel 4:34 Awb wordt een begrotingsvoorbehoud van overeenkomstige toepassing verklaard.
Artikel 3.1. Invulling loopbaanbegeleiding
In dit artikel wordt de invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding geregeld. Het bevoegd gezag mag in grote mate zelf de inhoud en de invulling van de aanvullende loopbaanbegeleiding vormgeven, maar de aanvullende loopbaanbegeleiding moet in ieder geval bestaan uit een persoonlijke benadering en op de behoefte van de jongeren gericht aanbod. Dit houdt in dat er persoonlijk contact met de jongere moet worden gezocht. Dit kan bijvoorbeeld telefonisch, via een persoonlijke mail of via een appbericht, maar het volstaat niet om een gestandaardiseerd bericht of formulier op te sturen. Indien de jongere vervolgens inderdaad aanvullende loopbaanbegeleiding wenst, is het aan het bevoegd gezag om de meest geschikte vorm hiervoor te bepalen - zolang dit maar aansluit op de behoefte van de jongere.
Artikel 4.1. Intrekking Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten
Het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten wordt vervangen door onderhavig besluit en komt derhalve te vervallen.
Artikel 4.2, onderdeel A (wijziging artikel 5 Besluit register onderwijsdeelnemers)
Met de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs is de inhoud van artikel 9.1.7 WEB verplaatst naar artikel 3.1.3 WEB. Met deze wijziging wordt een verwijzing in artikel 5 van het Besluit register onderwijsdeelnemers gecorrigeerd.
Artikel 4.2, onderdelen B tot en met E (wijziging artikelen 6, vijfde lid, 14, 21, tweede lid, 31, eerste lid, en 46, eerste lid, Besluit register onderwijsdeelnemers), artikel 4.3 (Wijziging Besluit Jeugdwet) en artikel 4.5 (Wijziging Besluit SUWI)
Met deze wijzigingen worden in verschillende besluiten (het Besluit register onderwijsdeelnemers, het Besluit Jeugdwet en het Besluit SUWI) verwijzingen gecorrigeerd naar artikelen die gewijzigd zijn met de Wet van school naar duurzaam werk.
Artikel 4.2, onderdeel F (artikel 53a Besluit register onderwijsdeelnemers) Dit is de uitwerking van het middels de Wet van school naar duurzaam werk ingevoegde artikel 21, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers.
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) heeft op grond van artikel 9.2.5 WEB een taak in het begeleiden van jongeren zonder startkwalificatie naar onderwijs of duurzaam werk: de Doorstroompuntfunctie. Met de Wet van school naar duurzaam werk wordt de doelgroep van deze taak uitgebreid van jongeren zonder startkwalificatie tot 23 jaar, naar jongeren zonder startkwalificatie tot 27 jaar.
Het college heeft voor de uitvoering van haar wettelijke taak gegevens nodig van jongeren tussen de 23 en 27 jaar zonder startkwalificatie die woonachtig zijn in de gemeente. In de Wet register onderwijsdeelnemers is echter bepaald dat de basisgegevens, zoals gegevens over in- en uitschrijving, in het register onderwijsdeelnemers slechts worden bewaard tot 5 jaar na het beëindigen van de laatste inschrijving in het onderwijs. Deze kunnen daarna dus ook niet meer door DUO aan gemeenten worden geleverd. Diplomagegevens worden - anders dan de basisgegevens - 60 jaar bewaard.35 Die gegevens kunnen dus nog wel al die tijd door DUO aan gemeenten worden geleverd, mits daarvoor een grondslag is in de op de Wet register onderwijsdeelnemers gebaseerde regelgeving.
Door de verhoging van de leeftijd van de doelgroep van het Doorstroompunt naar 27 jaar, komt het vaker voor dat jongeren nog onder deze doelgroep vallen maar al langer dan 5 jaar het onderwijs verlaten hebben. Als een jongere verhuist en daardoor in een andere gemeente wordt ingeschreven, moet het nieuwe college weten of een jongere al een startkwalificatie heeft behaald om haar taken te kunnen uitvoeren. Om deze reden wordt geregeld dat het college voor de uitvoering van de wettelijke taak uit artikel 9.2.5 van de WEB de diplomagegevens van de jongere kan opvragen uit het register onderwijsdeelnemers. Hieruit kan worden afgeleid of de jongere beschikt over een startkwalificatie.
Artikel 4.4. Wijziging Besluit Participatiewet
Met artikel 10b van het Besluit Participatiewet (onderdeel A) wordt invulling gegeven aan de wetsbepaling, die met artikel II, onderdeel B, van de Wet van school naar duurzaam werk is ingevoerd. Voor een inhoudelijke toelichting op de taken van de contactgemeente wordt verwezen naar paragraaf 3.3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Het Besluit Participatiewet bevatte twee verschillende bepalingen die beide aangeduid werden als 'artikel 12'. Om verwarring te voorkomen komt het oorspronkelijke artikel 12, zoals dat destijds is opgenomen in het Besluit WWB 2007 (Stb. 2006, 379) nu te vervallen (onderdeel C). Die bepaling (een wijziging van het Besluit uitkering gemeenten IOAW en IOAZ) was destijds bij inwerkingtreding van dat besluit in 2007 immers al direct materieel uitgewerkt.
De andere als artikel 12 aangeduide bepaling betreft een omhangbepaling. Deze is met het Besluit van 13 september 2012 tot wijziging van het Besluit WWB 2007 in verband met aanpassing van de voorwaarden voor de toekenning van de incidentele en meerjarige aanvullende uitkering (Stb. 2012, 420) aan, toen nog, het Besluit WWB 2007 toegevoegd. Met artikel 4.4, onderdeel B, van dit besluit wordt tot uitdrukking gebracht dat het Besluit Participatiewet vanaf nu mede is gebaseerd op artikel 7a, vierde lid, van de Participatiewet.
Artikel 4.6. Wijziging Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 Het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (ULCW) moet gewijzigd worden vanwege een technische wijziging van begrippen in de Les- en cursusgeldwet. Dit betreft de wijziging van het begrip ‘dagschool' in ‘instelling', het begrip ‘leerling' in ‘onderwijsdeelnemer' en de begrippen ‘cursusjaar en ‘schooljaar' in ‘studiejaar'. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel I van de Reparatiewet OCW 20XX voor een toelichting op de gewijzigde aanduiding van deze begrippen in de Les- en cursusgeldwet.36
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om enige verbeteringen door te voeren in artikel 1 ULCW. Dit betreft een aanvulling van de aanhef van dit artikel conform aanwijzing 5.3 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de vervanging van de komma aan het einde van elk begrip door een puntkomma.
Artikel 4.7. Wijziging Uitvoeringsbesluit WHW
Artikel 5.2 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 regelt dat eerdere inschrijvingen bij het vaststellen van de Rijksbijdrage aan instellingen voor hoger onderwijs buiten beschouwing worden gelaten in het geval van een tweede opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg. In dat artikel wordt verwezen naar artikel 4.8 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Abusievelijk ontbreekt in artikel 5.2, derde, vierde en vijfde lid, van dat besluit een verwijzing naar artikel 4.8a van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, dat de bekostigde inschrijvingen aan de Open Universiteit betreft. Met dit artikel wordt deze omissie hersteld.
Artikel 4.8. Inwerkingtreding
Voor de inwerkingtreding van dit besluit wordt grotendeels aangesloten bij het moment van inwerkingtreding van de Wet van school naar duurzaam werk. De artikelen 4.6 en 4.7 van dit besluit betreffen reparatiewetgeving. Artikel 4.6 hangt samen met een wijziging van de Les- en cursusgeldwet en zal indien mogelijk gelijktijdig daarmee in werking treden. Artikel 4.7 treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Eppo Bruins
B26136.K-1
18
In deze nota van toelichting wordt ten behoeve van de leesbaarheid de term 'scholen' gebruikt om pro-scholen, vso-scholen en mbo-instellingen samen aan te duiden. Indien specifiek op één van de drie wordt gedoeld, zal wel 'pro-scholen', 'vso-scholen' of 'mbo-instellingen' worden gebruikt. Verder wordt in deze nota van toelichting gesproken van 'aanvullende loopbaanbegeleiding' in plaats van 'loopbaanbegeleiding' om dit duidelijker te onderscheiden van de reguliere loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB).
Zie artikel 4, eerste en tweede lid, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.
Zie artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.
Zie artikel 9.2.12 WEB, artikel 8.3.1 van de WEB BES, artikel 2.31a WVO 2020 en artikel 44 WEC. De aanvullende loopbaanbegeleiding is complementair aan de reguliere loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) die binnen het onderwijs wordt aangeboden.
Aanvullende loopbaanbegeleiding kan uit een aantal onderdelen bestaan, zoals persoonlijke gesprekken, ondersteuning, een warme overdracht aan een andere organisatie, et cetera. In de persoonlijke gesprekken kan de school met de jongere bekijken wat hij nodig heeft voor een succesvolle overstap naar het vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt. Hierbij kan onder meer geïnventariseerd worden wat de wensen en mogelijkheden zijn, wat de kansen zijn op de arbeidsmarkt, of de jongere ondersteuning nodig heeft in (voorbereiding op) de stap naar de arbeidsmarkt en wat de school of een andere organisatie hierin kan bieden. Voor pro en vso betreft het overigens alleen advisering en ondersteuning bij de overstap naar de arbeidsmarkt.
Regioplan (2023) Van school naar werk, ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie, p. 19. httos://www.reqioolan.nl/wo-content/uoloads/2023/05/21114-Eindraooort-Praktiikgericht-onderzoek-ieugdwerkloosheid-Regioolan-18aoril23.odf.
Regioplan (2023) Van school naar werk, ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie, p. 19.
De Subsidieregeling nazorg mbo 2022/2025 stelt een persoonlijke benadering niet in alle gevallen verplicht. Indien minder dan 70% van de prognose wordt gehaald, moet de mbo-instelling echter aantonen zich wel voldoende voor het halen van de prognose te hebben ingespannen. Hiervoor moeten de jongeren in ieder geval persoonlijk voor de nazorg zijn benaderd. Zie artikel 9, derde lid, onderdeel d, van de subsidieregeling.
Regioplan (2023) Van school naar werk, ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie, p. 36.
Artikel 9.2.8, tweede lid, WEB.
Artikel 9.2.9, derde en vierde lid, WEB.
In de Regeling regionaal programma en Doorstroompuntfunctie 2026-2029 is namelijk opgenomen dat het bevoegd gezag van de contactschool bij de subsidieaanvraag het regionaal programma moet meesturen. Het regionaal programma moet tevens worden ondertekend door de centrumgemeente.
De centrumgemeente krijgt een decentralisatie-uitkering voor de taken rondom het regionaal programma, maar een decentralisatie-uitkering is niet geoormerkt.
Kamerstukken II 2022/23, 26695, nr. 140, p. 7.
CBS (2022), Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten, paragraaf 2.5.
CBS (2022), Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten, paragraaf 2.7.
CBS (2023), Regionale verdeelsleutel op basis van risicoscores voor voortijdig schoolverlaten.
Op grond van artikel 9.2.12, zesde lid, WEB, artikel 2.31a, vijfde lid, WVO 2020 en artikel 44, zesde lid, WEC.
Op grond van artikel 7a, vierde lid, van de Participatiewet.
Zie de artikelen 9.2.8, vierde lid, en 9.2.10 WEB.
CBS (2022), Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten, Bijlage 2: Databronnen.
CBS (2022), Verkenning alternatief verdeelmodel voor voortijdig schoolverlaten, Bijlage 7: Privacy. Zie ook artikel 37, derde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.
Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 37.
Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 38.
Strikt genomen ziet de voorhangprocedure ook op de wijzigingen in artikel 4.2, onderdelen D en E, van dit besluit. Die wijzigingen betreffen slechts de correctie van enkele verwijzingen naar de WEB in de artikelen 31 en
46 van het Besluit register onderwijsdeelnemers (naar aanleiding van de Wet van school naar duurzaam werk).
Zie hoofdstuk 8 van de memorie van toelichting onder het kopje 'Staatssteun'. Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 43.
Zie hoofdstuk 9 van de memorie van toelichting. Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 43.
Waar het gaat om aanvullende loopbaanbegeleiding na diplomering (ook wel nazorg genoemd), wordt dit momenteel alleen aangeboden door mbo-instellingen die subsidie ontvangen op grond van de Subsidieregeling nazorg mbo 2022/2025.
Dit aantal is afkomstig uit de regeldrukparagraaf bij het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk; Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 46.
Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 49.
Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p. 48.
Paragraaf 12 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel; Kamerstukken II 2024/25, 36667, nr. 3, p.
50.
P.M. link naar internetconsultatie invoegen. http://www.internetconsultatie.nl/...
Artikel 30, zesde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers.
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.