Besluit vrij en veilig onderwijs

1.

Kerngegevens

Document­datum 07-02-2025
Publicatie­datum 11-02-2025
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Besluit van ...

tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WPO, het Besluit bekostiging WPO BES 2022, het Onderwijskundig besluit WEC en het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 houdende nadere regels ten aanzien van de landelijke klachtencommissies en de monitor onderwijspersoneel alsmede enkele nadere vereisten met betrekking tot de resultaten van de leerlingmonitor (Besluit vrij en veilig onderwijs)1

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van <datum>, nr. WJZ/<Proza-doc.nr.> (ID 26715);

Gelet op de artikelen 4c, vierde lid, en 14c, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 6a, vierde lid, en 17c, vierde lid, van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 5a, vierde lid, en 23c, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 3.36a, vijfde lid, en 3.40, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van <datum>, nr. xxx);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van <datum>, nr. WJZ/<Proza-doc.nr.> (ID 26715);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I. Wijziging van het Inrichtingsbesluit WPO

Het Inrichtingsbesluit WPO wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2.5. Leerlingmonitor veiligheid op school

  • 2. 
    Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot het tweede tot en met vijfde lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:
  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per schooljaar een monitor af met betrekking tot de veiligheid van leerlingen.
  • 3. 
    In het tweede lid (nieuw) vervalt 'ten minste een maal per schooljaar '.
  • 4. 
    Het vijfde lid (nieuw) wordt vervangen door twee leden, luidende:
  • 5. 
    Het bevoegd gezag verzendt uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen de geanonimiseerde resultaten van de monitor digitaal aan de inspectie.
  • 6. 
    De resultaten van de monitor omvatten:
  • a. 
    de spreidingsmaten van de score per aandachtsgebied;
  • b. 
    een gemiddelde score per aandachtsgebied op vestigingsniveau;
  • c. 
    de afnamedatum;
  • d. 
    het totaal aantal leerlingen per vestiging; en
  • e. 
    het aantal responderende leerlingen per vestiging.

B

Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.5a. Personeelsmonitor veiligheid op school

  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per twee schooljaren een monitor af met betrekking tot de veiligheid van het personeel.
  • 2. 
    Artikel 2.5, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Het bevoegd gezag stelt al het personeel in de gelegenheid om deel te nemen aan de monitor.
  • 4. 
    Het bevoegd gezag neemt de monitor gepseudonimiseerd af en aggregeert de uitkomsten van de monitor naar vestigingsniveau.

C

Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 2a. Landelijke klachtencommissies

Artikel 2a.1 Landelijke klachtencommissies funderend onderwijs

  • 1. 
    De klachtencommissie wijst voor de behandeling van een klacht een behandelend commissie aan:
  • a. 
    die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;
  • b. 
    die zodanig is samengesteld dat zij beschikt over voldoende ervaring en kennis voor een gedegen behandeling van de klacht; en
  • c. 
    waarvan de voorzitter voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
  • 2. 
    De voorzitter kan besluiten om af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien indien de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is.
  • 3. 
    De behandelend commissie stelt de klager en degene tegen wie de klacht is gericht in de gelegenheid om hun zienswijze mondeling toe te lichten, tenzij daartoe naar het oordeel van de voorzitter geen noodzaak bestaat gezien de aard of omvang van de klacht.
  • 4. 
    De klachtencommissie maakt het oordeel en de aanbevelingen van de behandelend commissie geanonimiseerd openbaar.
  • 5. 
    Indien de klachtencommissie een klacht niet in behandeling neemt op grond van artikel 14d, derde lid, onderdeel a, van de wet dan informeert zij degene die de klacht heeft ingediend over de alternatieve mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

Artikel II. Wijziging van het Besluit bekostiging WPO BES 2022

Het Besluit bekostiging WPO BES 2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het opschrift komt te luiden:

Artikel 20. Leerlingmonitor veiligheid op school

  • 2. 
    Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot het tweede tot en met vijfde lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:
  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per schooljaar een monitor af met betrekking tot de veiligheid van leerlingen.
  • 3. 
    In het tweede lid (nieuw) vervalt 'ten minste een maal per schooljaar '.
  • 4. 
    Het vijfde lid (nieuw) wordt vervangen door twee leden, luidende:
  • 5. 
    Het bevoegd gezag verzendt uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen de geanonimiseerde resultaten van de monitor digitaal aan de inspectie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht.
  • 6. 
    De resultaten van de monitor omvatten:
  • a. 
    de spreidingsmaten van de score per aandachtsgebied;
  • b. 
    een gemiddelde score per aandachtsgebied op vestigingsniveau;
  • c. 
    de afnamedatum;
  • d. 
    het totaal aantal leerlingen per vestiging; en
  • e. 
    het aantal responderende leerlingen per vestiging.

B

Na artikel 20 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Personeelsmonitor veiligheid op school

  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per twee schooljaren een monitor af met betrekking tot de veiligheid van het personeel.
  • 2. 
    Artikel 20, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Het bevoegd gezag stelt al het personeel in de gelegenheid om deel te nemen aan de monitor.
  • 4. 
    Het bevoegd gezag neemt de monitor gepseudonimiseerd af en aggregeert de uitkomsten van de monitor naar vestigingsniveau.

Artikel 20b. Klachtencommissie BES

  • 1. 
    De klachtencommissie wijst voor de behandeling van een klacht een behandelend commissie aan:
  • a. 
    die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;
  • b. 
    die zodanig is samengesteld dat zij beschikt over voldoende ervaring en kennis voor een gedegen behandeling van de klacht; en
  • c. 
    waarvan de voorzitter voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot lid of plaatsvervangend lid van het Hof, bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
  • 2. 
    De voorzitter kan besluiten om af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien indien de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is.
  • 3. 
    De behandelend commissie stelt de klager en degene tegen wie de klacht is gericht in de gelegenheid om hun zienswijze mondeling toe te lichten, tenzij daartoe naar het oordeel van de voorzitter geen noodzaak bestaat gezien de aard of omvang van de klacht.
  • 4. 
    De klachtencommissie maakt het oordeel en de aanbevelingen van de behandelend commissie geanonimiseerd openbaar.
  • 5. 
    Indien de klachtencommissie een klacht niet in behandeling neemt op grond van artikel 17d, derde lid, onderdeel a, van de wet dan informeert zij degene die de klacht heeft ingediend over de alternatieve mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

Artikel III. Wijziging van het Onderwijskundig besluit WEC

Het Onderwijskundig besluit WEC wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het opschrift komt te luiden:

Artikel 22. Leerlingmonitor veiligheid op school

  • 2. 
    Onder vernummering van het eerste tot en met vijfde lid tot het tweede tot en met zesde lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:
  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per schooljaar een monitor af met betrekking tot de veiligheid van leerlingen.
  • 3. 
    In het tweede lid (nieuw) vervalt 'ten minste een maal per schooljaar '.
  • 4. 
    Het zesde lid (nieuw) wordt vervangen door twee leden, luidende:
  • 6. 
    Het bevoegd gezag verzendt uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen de geanonimiseerde resultaten van de monitor digitaal aan de inspectie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht.
  • 7. 
    De resultaten van de monitor omvatten:
  • a. 
    de spreidingsmaten van de score per aandachtsgebied;
  • b. 
    een gemiddelde score per aandachtsgebied op vestigingsniveau;
  • c. 
    de afnamedatum;
  • d. 
    het totaal aantal leerlingen per vestiging; en
  • e. 
    het aantal responderende leerlingen per vestiging.

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a. Personeelsmonitor veiligheid op school

  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per twee schooljaren een monitor af met betrekking tot de veiligheid van het personeel.
  • 2. 
    Artikel 22, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Het bevoegd gezag stelt al het personeel in de gelegenheid om deel te nemen aan de monitor.
  • 4. 
    Het bevoegd gezag neemt de monitor gepseudonimiseerd af en aggregeert de uitkomsten van de monitor naar vestigingsniveau.

C

Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a. Landelijke klachtencommissies funderend onderwijs

  • 1. 
    De klachtencommissie wijst voor de behandeling van een klacht een behandelend commissie aan:
  • a. 
    die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;
  • b. 
    die zodanig is samengesteld dat zij beschikt over voldoende ervaring en kennis voor een gedegen behandeling van de klacht; en
  • c. 
    waarvan de voorzitter voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
  • 2. 
    De voorzitter kan besluiten om af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien indien de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is.
  • 3. 
    De behandelend commissie stelt de klager en degene tegen wie de klacht is gericht in de gelegenheid om hun zienswijze mondeling toe te lichten, tenzij daartoe naar het oordeel van de voorzitter geen noodzaak bestaat gezien de aard of omvang van de klacht.
  • 4. 
    De klachtencommissie maakt het oordeel en de aanbevelingen van de behandelend commissie geanonimiseerd openbaar.
  • 5. 
    Indien de klachtencommissie een klacht niet in behandeling neemt op grond van artikel 23d, derde lid, onderdeel a, van de wet dan informeert zij degene die de klacht heeft ingediend over de alternatieve mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

Artikel IV. Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 11 komt te luiden:

Paragraaf 11. Monitoring en klachtbehandeling

B

Artikel 2.55 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2.55. Leerlingmonitor veiligheid op school

  • 2. 
    Onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot het tweede tot en met vijfde lid wordt voor het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:
  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per schooljaar een monitor af met betrekking tot de veiligheid van leerlingen.
  • 3. 
    In het tweede lid (nieuw) vervalt 'ten minste een maal per schooljaar '.
  • 4. 
    Het vijfde lid (nieuw) wordt vervangen door twee leden. luidende:
  • 5. 
    Het bevoegd gezag verzendt uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen de geanonimiseerde resultaten van de monitor digitaal aan de inspectie.
  • 6. 
    De resultaten van de monitor omvatten:
  • a. 
    de spreidingsmaten van de score per aandachtsgebied;
  • b. 
    een gemiddelde score per aandachtsgebied op vestigingsniveau;
  • c. 
    de afnamedatum;
  • d. 
    het totaal aantal leerlingen per vestiging; en
  • e. 
    het aantal responderende leerlingen per vestiging.

C

Na artikel 2.55 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.55a. Personeelsmonitor veiligheid op school

  • 1. 
    Het bevoegd gezag neemt ten minste een maal per twee schooljaren een monitor af met betrekking tot de veiligheid van het personeel.
  • 2. 
    Artikel 2.55, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
  • 3. 
    Het bevoegd gezag stelt al het personeel in de gelegenheid om deel te nemen aan de monitor.
  • 4. 
    Het bevoegd gezag neemt de monitor gepseudonimiseerd af en aggregeert de uitkomsten van de monitor naar vestigingsniveau.

Artikel 2.55b. Landelijke klachtencommissies funderend onderwijs

  • 1. 
    De klachtencommissie wijst voor de behandeling van een klacht een behandelend commissie aan:
  • a. 
    die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;
  • b. 
    die zodanig is samengesteld dat zij beschikt over voldoende ervaring en kennis voor een gedegen behandeling van de klacht; en
  • c. 
    waarvan de voorzitter voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
  • 2. 
    De voorzitter kan besluiten om af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien indien de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is.
  • 3. 
    De behandelend commissie stelt de klager en degene tegen wie de klacht is gericht in de gelegenheid om hun zienswijze mondeling toe te lichten, tenzij daartoe naar het oordeel van de voorzitter geen noodzaak bestaat gezien de aard of omvang van de klacht.
  • 4. 
    De klachtencommissie maakt het oordeel en de aanbevelingen van de behandelend commissie geanonimiseerd openbaar.
  • 5. 
    Indien de klachtencommissie een klacht niet in behandeling neemt op grond van artikel 3.36b, derde lid, onderdeel a, van de wet dan informeert zij degene die de klacht heeft ingediend over de alternatieve mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

D

Het eerste lid van artikel 9.8a komt te luiden:

  • 1. 
    De artikelen 2.55, 2.55a en 2.55b zijn niet van toepassing.

Artikel V. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul

Nota van toelichting

I. Algemeen

  • 1. 
    Inleiding

Een veilige schoolomgeving is een randvoorwaarde voor goed onderwijs. In de Wet vrij en veilig onderwijs zijn daarom verschillende maatregelen genomen om de veiligheid in het funderend onderwijs beter te borgen. Om te komen tot een goed en effectief veiligheidsbeleid is met deze wet onder meer een monitoringsverplichting van de veiligheid van het personeel op school geïntroduceerd en een verplichting opgenomen voor scholen om zich aan te sluiten bij een landelijke klachtencommissie. De personeelsmonitor veiligheid op school heeft samen met de leerlingmonitor tot doel om het bevoegd gezag een integraal beeld te verschaffen van de veiligheid op school, zodat het veiligheidsbeleid op basis van accurate en volledige informatie kan worden vormgegeven. De herziening van het klachtenstelsel beoogt een gedegen afhandeling van klachten te waarborgen. Dit heeft allereerst tot doel dat ouders, leerlingen en personeelsleden met een klacht laagdrempelig ergens terecht kunnen en gehoord worden. Daarnaast heeft het klachtenstelsel tot doel om een lerende cultuur te creëren in de school waarbinnen van incidenten geleerd wordt om een veilig schoolklimaat te borgen.2

Ten aanzien van de personeels- en leerlingmonitor veiligheid op school en de landelijke klachtencommissie is een grondslag opgenomen om nadere regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur (vervolg: amvb). Het gaat daarbij ten aanzien van de personeelsmonitor om de mogelijkheid om - gelijk aan de leerlingmonitor - aanvullende eisen te stellen met betrekking tot de inhoud, doelgroep en afnamefrequentie van de monitor. Deze hebben tot doel om de uitvoerbaarheid en effectiviteit van de personeelsmonitor te waarborgen. Daarnaast is voor de leerlingmonitor ook een grondslag opgenomen om eisen te stellen aan de wijze waarop de resultaten van de leerlingmonitor door het bevoegd gezag worden verzonden aan de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie). Door te waarborgen dat de resultaten op eenduidige wijze en tijdig worden aangeleverd wordt de toezichtslast van de inspectie verminderd en het toezicht op de uitvoering van de monitor versterkt. Met betrekking tot de landelijke klachtencommissies is met de Wet vrij en veilig onderwijs in de verschillende sectorwetten de bevoegdheid opgenomen om nadere voorschriften te stellen aan de deskundigheid van de leden van landelijke klachtencommissies en de wijze van behandeling van klachten. Hiermee wordt beoogd de professionaliteit en kwaliteit van de klachtenafhandeling door de landelijke klachtencommissies te waarborgen. Met dit besluit wordt uitwerking gegeven aan de verschillende grondslagen.

  • 2. 
    Hoofdliinen van het voorstel

2.1 Toezending resultaten leerlingmonitor

2.1.1 Aanleiding

Het bevoegd gezag is verplicht om de resultaten van de leerlingmonitor aan de inspectie toe te zenden.3 Doordat er geen nadere regels zijn gesteld over de wijze waarop het bevoegd gezag aan deze verplichting dient te voldoen, doen niet alle schoolbesturen dit op efficiënte en eenduidige wijze. Dit heeft tot gevolg dat het toezicht op de uitvoering van de monitor een aanzienlijke uitvoeringslast met zich meebrengt voor de inspectie. Met de Wet vrij en veilig onderwijs is daarom voorzien in een grondslag om bij amvb nadere eisen te stellen aan de toezending van de resultaten van de monitor door het bevoegd gezag aan de inspectie. Doelstelling van deze maatregel is om het toezicht op de veiligheidsmonitor voor leerlingen efficiënter en effectiever te maken, door eenduidige aanlevering van de resultaten te waarborgen, en daarmee de uitvoeringslast bij de inspectie te verlagen.

2.1.2 Kern van het voorstel

Om het toezicht op de resultaten van de leerlingmonitor efficiënter en effectiever in te kunnen richten, wordt allereerst voorgeschreven dat de resultaten uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen door het bevoegd gezag aan de inspectie dienen te worden verzonden. Met deze datum wordt aangesloten bij de wijze waarop het toezicht van de inspectie is ingericht, waarbij aan het eind van het schooljaar op basis van de verschillende wettelijke indicatoren een risicoanalyse wordt gemaakt.4 Met de keuze voor deze datum wordt aan het bevoegd gezag ruimte gelaten om zelf een geschikt moment te kiezen voor de afname van de monitor gedurende het schooljaar. Indien het bevoegd gezag ervoor kiest om de monitor eerder in het schooljaar af te nemen dan kan zij, indien gewenst, er uiteraard voor kiezen om de resultaten al op een eerder moment bij de inspectie aan te leveren.

De resultaten van de leerlingmonitor die worden aangeleverd bij de inspectie omvatten een score voor elk aandachtsgebied. De score wordt apart geleverd voor elke vestiging in het primair onderwijs en voor elke onderwijssoort op een vestiging in het voortgezet onderwijs. Deze resultaten zijn geanonimiseerd en bevatten dus geen gegevens meer die herleidbaar zijn tot individuele leerlingen. Om te waarborgen dat de inspectie alle gegevens ontvangt die nodig zijn voor de uitvoering van haar toezicht wordt in het besluit aangegeven welke gegevens aan de inspectie dienen te worden gezonden. Het gaat daarbij om de spreidingsmaten van de score per aandachtsgebied, een gemiddelde score per aandachtsgebied op vestigingsniveau, de datum dan wel data van afname van de monitor, het totaal aantal leerlingen per vestiging en het aantal responderende leerlingen per vestiging.

2.2 Personeelsmonitor

2.2.1 Aanleiding

De personeelsmonitor heeft tot doel om ervoor te zorgen dat het bevoegd gezag integraal zicht heeft op de veiligheid op school. De monitoring van de veiligheid op school van leerlingen vindt op gestructureerde en eenduidige wijze plaats via de leerlingmonitor veiligheid op school. Voor het in kaart brengen van de veiligheid op school is echter niet alleen de veiligheidsbeleving van leerlingen relevant, maar ook die van het personeel. Met de Wet vrij en veilig onderwijs is daarom een monitoringsverplichting geïntroduceerd voor het onderwijspersoneel. Om de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de monitor te waarborgen is er met de Wet vrij en veilig onderwijs in de sectorwetten voor het funderend onderwijs een grondslag opgenomen om bij amvb regels te stellen aan de monitor onderwijspersoneel ten aanzien van de inhoud, doelgroep en de frequentie van de afname. Met de in dit besluit opgenomen vereisten aan de monitor wordt gewaarborgd dat de monitor voor het onderwijspersoneel - gezamenlijk met de leerlingmonitor veiligheid op school - gebruikt kan worden voor het vormgeven en evalueren van een integraal en effectief veiligheidsbeleid.

2.2.2 Kern van het voorstel

Inhoud

Voor het vormgeven en evalueren van een gedegen veiligheidsbeleid is het van belang dat de monitor op verschillende aspecten een beeld geeft van de veiligheid op school. Er is voor gekozen om hierbij aan te sluiten bij de voorschriften die worden gesteld aan de inhoud van de leerlingmonitor veiligheid op school. Daarmee kunnen de resultaten van de beide monitors naast elkaar gelegd worden, zodat een integraal beeld ontstaat. De personeelsmonitor dient net als de leerlingmonitor inzicht te geven in de aandachtsgebieden ervaren veiligheid, feitelijke veiligheid en welbevinden. Het veld is gewend om met deze aandachtsgebieden te werken in het kader van het veiligheidsbeleid van de school. Om te waarborgen dat de monitor voldoende informatie geeft voor de evaluatie van het veiligheidsbeleid op school is er met het Besluit uitbreiding monitor funderend onderwijs voor gekozen om een nadere invulling te geven aan het aandachtsgebied feitelijke veiligheid.5

Bij ervaren veiligheid gaat het over de vraag hoe veiligheid op school door de bevraagde in zijn algemeenheid wordt beleefd, of men zich veilig dan wel onveilig voelt. Deze beleving kan afwijken van het beeld op basis van de uitvraag naar specifieke ervaringen over de feitelijke veiligheid op school. Voor het aandachtsgebied feitelijke veiligheid wordt daarom gevraagd naar de situaties die door de bevraagde zijn meegemaakt en die leiden tot een aantasting van de veiligheid. Daarbij dient de monitor in ieder geval inzicht te geven in ervaringen met mishandeling, seksueel misbruik en seksuele intimidatie, discriminatie, inclusief de discriminatiegronden waarop dat gebeurt en pesten. De genoemde vormen van sociale onveiligheid zijn gekozen omdat deze een grote impact kunnen hebben op de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel. Daarbij gaat het bovendien om vormen van sociale onveiligheid die veelal niet direct zichtbaar zijn voor scholen. Door deze expliciet uit te vragen in de monitor wordt gewaarborgd dat deze vormen van onveiligheid in beeld komen bij het bevoegd gezag.6 Tot slot wordt het welbevinden in kaart gebracht. Hoofdelement daarbij is of de bevraagde zich prettig voelt op school.7

Op grond van de Arbowet- en regelgeving is het bevoegd gezag als werkgever verplicht om de risico's van de arbeid voor een werknemer in kaart te brengen.8 Onderdeel daarvan is de psychosociale arbeidsbelasting. Het gaat daarbij om de factoren die in de arbeidssituatie stress teweegbrengen. Een deel van deze factoren, zoals seksuele intimidatie, agressie en geweld, en pesten, valt samen met de onderwerpen die onderdeel uitmaken van de monitor veiligheid op school. Mede daarom is overwogen om met de inhoudelijke vereisten voor de monitor onderwijspersoneel aan te sluiten bij de vormen van ongewenst gedrag die tot psychosociale arbeidsbelasting kunnen leiden, zoals die in de Arbowet worden onderscheiden en worden gebruikt bij de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Uiteindelijk is hier niet voor gekozen omdat deze aspecten minder goed aansluiten bij het doel van de monitor veiligheid op school om een integraal beeld te geven van de veiligheidsbeleving van leerlingen en personeel. De voorschriften aan de monitor hebben niet alleen betrekking op ongewenst gedrag, maar ook op gevoelens van onveiligheid (ervaren veiligheid) en welbevinden. Dat geeft een breder beeld van de veiligheidsbeleving op school. Bovendien wordt door dezelfde voorschriften te stellen aan de inhoud van personeelsmonitor als aan de inhoud van de leerlingmonitor geborgd dat de resultaten optimaal met elkaar kunnen worden vergeleken, om zo tot het beoogde integrale beeld van de veiligheidssituatie op school te komen.

Doelgroep

Het bevoegd gezag dient al het personeel in staat te stellen deel te nemen aan de monitor. Er is bewust voor gekozen dit niet te beperken tot alleen het onderwijsgevend personeel. De veiligheidsbeleving van al het personeel is namelijk relevant om tot integraal zicht te komen op de veiligheidssituatie op school. Veiligheid speelt zich immers niet alleen af in de klas, maar ook in de gang, de aula en op het schoolplein. Conciërges, administratiemedewerkers en zorgcoördinatoren staan net als docenten voortdurend in contact met leerlingen. Bovendien leveren deze personeelsleden evenzeer als het onderwijspersoneel een bijdrage aan de algehele veiligheidsbeleving op school. Dat maakt hun perspectief net zo relevant als dat van docenten.

Afnamefrequentie

De monitor dient tenminste een maal per twee schooljaren te worden afgenomen. Deze frequentie wijkt af van die van de leerlingmonitor, die jaarlijks wordt afgenomen. Het feit dat bij kinderen de psychosociale ontwikkeling nog volop gaande is maakt het logisch om de monitor onder leerlingen vaker af te nemen. Bij volwassenen is die ontwikkeling grotendeels afgerond en daarmee minder onderhevig aan verandering. De verwachting is dan ook dat de personeelmonitor bij jaarlijkse afname weinig verschil zou laten zien, en dat daardoor de urgentie om de monitor in te vullen zou kunnen afnemen. Daarbij levert een tweejaarlijkse afname een beperktere toename van de regeldruk op. Uiteraard staat het schoolbesturen vrij om, wanneer zij daar aanleiding toe zien, vaker dan een maal per twee schooljaren een monitor met betrekking tot de veiligheid af te nemen bij het personeel.

2.3 Landelijke klachtencommissies

2.3.1 Aanleiding

De Wet vrij en veilig onderwijs verplicht scholen om zich aan te sluiten bij een landelijke klachtencommissie. De onafhankelijkheid, professionaliteit en kwaliteit van de landelijke klachtencommissies is essentieel voor een gedegen klachtafhandeling. Het is daarom van belang om deze te borgen. Daartoe stelt deze amvb voorschriften aan de deskundigheid van de leden van de klachtencommissie en de wijze van behandeling van de klachten. Door het stellen van regels ten aanzien van de deskundigheid van de leden van de klachtencommissies wordt gewaarborgd dat deze leden beschikken over de benodigde kennis en ervaring om hun rol goed uit te voeren. Met nadere regels ten aanzien van de wijze van behandeling van klachten beoogt de regering de kwaliteit en de uniformiteit van de klachtenbehandeling door de landelijke klachtencommissies te waarborgen.

Uit onderzoek blijkt dat de werkwijze die de huidige landelijk opererende klachtencommissies hanteren een positief effect heeft op de kwaliteit van de uitspraken.9 Vanwege het belang van die kwaliteit vindt de regering het wenselijk de hoofdelementen van deze werkwijze te borgen.

2.3.2 Kern van het voorstel

Deskundigheid van de leden van de klachtencommissies

Om de deskundigheid van de leden van de klachtencommissies te waarborgen, worden in de amvb twee zaken geregeld. Vastgelegd wordt allereerst dat de voorzitter van de behandelend commissie een academische juridische opleiding moet hebben afgerond. Daarnaast wordt een algemene verplichting opgenomen dat de behandelend commissie in zijn geheel zodanig moet zijn samengesteld dat zij over voldoende kennis en ervaring beschikt voor de behandeling van de voorliggende klacht.

De voorzitter van de behandelend commissie moet voldoen aan de vereisten voor benoeming tot rechterlijk ambtenaar. Voor een gedegen behandeling van de klacht is het van belang dat er voldoende kennis van de toepasselijke (onderwijs)wet- en regelgeving aanwezig is. De onderwijswetgeving vormt het uitgangspunt voor de vormgeving van het onderwijs op scholen en de verplichtingen waar het bevoegd gezag aan moet voldoen. Het is van belang dat de klachtencommissie dit op de juiste wijze betrekt bij het beoordelen van de klacht. Daarnaast is het van belang dat er voldoende andersoortige expertise aanwezig is binnen de behandelend commissie om tot een goed oordeel te komen. Voor de behandeling van iedere klacht wijst de klachtencommissie een behandelend commissie aan. Bij de expertise die binnen deze commissie aanwezig zou moeten zijn, valt bijvoorbeeld te denken aan sociaal-medische en onderwijskundige deskundigheid. De benodigde kennis kan echter van zaak tot zaak variëren en in de loop van de tijd veranderen. Daarom wordt vastgelegd dat de klachtencommissie, bij de samenstelling van de behandelend commissie, dient te waarborgen dat de behandelend commissie zo is samengesteld dat zij beschikt over voldoende kennis en ervaring voor een gedegen behandeling van de klacht.

De wijze van behandeling van klachten

Om een zorgvuldige behandeling van de ingediende klacht te waarborgen worden op vijf onderdelen regels gesteld. Allereerst wordt voorgeschreven dat de klachtencommissie voor de behandeling van iedere ingediende klacht een behandelend commissie aanwijst, die dient te bestaan uit één voorzitter en tenminste twee leden. Daarnaast wordt bij de voorzitter de bevoegdheid neergelegd om af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien indien de klacht kennelijk (on)gegrond is. Ten derde dient de behandelend commissie de klager en beklaagde in de gelegenheid te stellen om hun zienswijze mondeling toe te lichten. De voorzitter kan besluiten af te zien van mondelinge behandeling van de klacht als daar naar zijn oordeel geen noodzaak bestaat gezien de aard of omvang van de klacht. Ten vierde regelt de amvb een informatieplicht jegens de klager indien de klachtencommissie op grond van de wet een klacht niet in behandeling neemt. Tot slot wordt een verplichting opgenomen om het oordeel en de aanbevelingen van de klachtencommissie te publiceren.

Met het eerste voorschrift beoogt de regering te waarborgen dat de behandelend commissie voldoende kennis heeft om een klacht te behandelen. In de praktijk blijkt dat landelijke klachtencommissies dit kunnen waarborgen door een voorzitter en tenminste twee leden aan te wijzen. Dit aanwijzen doet de klachtencommissie op basis van eigen expertise en inzicht. Omdat het soms meerwaarde kan hebben om meer leden en daarmee expertise toe te voegen, is gekozen voor de formulering 'tenminste twee leden'.

Bij sommige klachten geldt echter dat op basis van de ingediende stukken gelijk duidelijk is dat de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is. Daarom wordt als tweede voorschrift geregeld dat de voorzitter van de behandelend commissie kan besluiten af te zien van verdere behandeling van de klacht en zelfstandig in de klacht te voorzien, indien hiervan naar zijn oordeel sprake is. Hiermee wordt gewaarborgd dat scholen, leerlingen, ouders en personeelsleden niet onnodig een klachtenprocedure doorlopen waarvan de uitkomst reeds op voorhand vaststaat.

Met het derde voorschrift wordt vastgelegd dat mondelinge behandeling het uitgangspunt is bij de klachtbehandeling. Reden daarvoor is dat een mondelinge behandeling mogelijk maakt dat zowel de klager als de beklaagde goed diens verhaal kan doen. Dat is belangrijk, want wanneer partijen zich gehoord voelen kan dat een positief effect hebben op de beleving van het conflict door de betrokkenen, en op het draagvlak van de uiteindelijke uitspraak. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het gezien de aard of omvang van de klacht niet zinvol is om een mondelinge behandeling in te regelen. In dat geval kan de voorzitter van de behandelend commissie besluiten af te zien van mondelinge behandeling.10

Het vierde voorschrift - de informatieplicht - houdt in dat landelijke klachtencommissies verplicht zijn om de klager te informeren over waar diens klacht aanhangig gemaakt kan worden, indien de klachtencommissie de klacht op grond van de wet niet in behandeling neemt.11 Hiermee wordt gegarandeerd dat de klager verder op weg wordt geholpen. De klacht blijft dan niet onbedoeld onbehandeld. Als alternatief is een doorzendplicht overwogen, die zou inhouden dat de commissie de klacht doorzendt naar de beoogde bevoegde commissie, conform de doorzendplicht van bezwaarschriften in artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht. Hier is echter van afgezien omdat het denkbaar is dat een klager niet altijd wil dat zijn of haar klacht doorgezonden wordt aan een andere commissie. Bijvoorbeeld als de klager die commissie niet kent of niet vertrouwt. Bovendien zou deze werkwijze risico's met zich meebrengen voor de bescherming van persoonsgegevens. De inhoud van een klacht zal immers vrijwel altijd persoonsgegevens bevatten.

Tot slot is een publicatieplicht opgenomen. Hiermee wordt verplicht dat landelijke klachtencommissies hun oordelen en de bijbehorende aanbevelingen publiceren. Hiermee wordt de transparantie en uniformiteit van de uitspraken van de commissies versterkt. Dit biedt klachtencommissies immers de mogelijkheid om uitspraken indien gewenst op elkaar af te stemmen. Ook vergroot de publicatieplicht het leereffect voor het veld, doordat het voor scholen inzichtelijk wordt op welke wijze de klachtencommissie oordeelt over bepaalde gedragingen en beslissingen. Scholen en andere partijen kunnen hun gedrag daarop afstemmen. Om de rechten van betrokkenen te beschermen is in de amvb geregeld dat gepubliceerde oordelen geen herleidbare persoonsgegevens mogen bevatten.

  • 3. 
    Gevolgen

Voor de behandeling van de verwachte gevolgen van de amvb wordt onderscheid gemaakt tussen gevolgen voor de regeldruk, gevolgen voor doenvermogen, gevolgen voor uitvoering en handhaving en gevolgen met betrekking tot persoonsgegevens.

3.1 Gevolgen voor de regeldruk

De regering verwacht regeldrukkosten voor instrumentenmakers, die aan de hand van deze amvb nieuwe meetinstrumenten zullen ontwikkelen voor de personeelsmonitor sociale veiligheid. Ook worden regeldrukkosten verwacht voor landelijke klachtencommissies, in verband met de gestelde voorschriften aan de deskundigheid van de leden van de klachtencommissies en de wijze van behandeling van klachten. Er wordt geen toename van regeldrukkosten verwacht in verband met de voorschriften voor toezending van de resultaten van de leerlingmonitor. Die voorschriften verlagen de regeldruk juist, omdat ze het toezicht op de veiligheidsmonitor efficiënter maken.

Overige regeldrukkosten voor de monitoringsverplichting van het onderwijspersoneel en van de verplichting aan scholen om zich aan te sluiten bij een landelijke klachtencommissie, staan reeds beschreven in de memorie van toelichting van de Wet vrij en veilig onderwijs. De verwachte regeldrukkosten staan in onderstaande tabellen schematisch weergegeven en worden daaronder toegelicht.

Eenmalige regeldrukkosten

 

Meetinstrument ontwikkelen (‘per aanbieder')

€ 15.552

Werving en selectie leden landelijke klachtencommissie

€ 1.944

Kennisnamekosten voor landelijke klachtencommissies

€ 162

Totaal

€ 17.658

Structurele regeldrukkosten_________

| Behandeling van zaken | € 686.136

 

Publicatieplicht

€ 147.448

Informatieplicht

€ 1.350

Totaal

€ 834.934

Regeldrukkosten voor instrumentenmakers

Voor de berekening van de regeldrukkosten voor instrumentenmakers gaat de regering ervan uit dat het twee medewerkers ongeveer vier weken kost om een dergelijk instrument te ontwikkelen. Kennisnamekosten van de in deze amvb gestelde voorschriften (i.v.m. de benodigde tijdsinvestering om zich in deze voorschriften te verdiepen) zijn hierbij inbegrepen. De berekening van deze eenmalige regeldrukkosten komt daarmee neer op onderstaande berekening. Omdat niet bekend is hoeveel instrumentenmakers een personeelsmonitor zullen ontwikkelen, gaat het hier om de kosten 'per aanbieder'. De aanname bij dit onderdeel is dat aanbieders deze kosten terugverdienen door de instrumenten te verkopen.

2 (medewerkers) x 144 (uur) x € 54 (intern uurtarief) = € 15.552. 12

Eenmalige regeldrukkosten voor landelijke klachtencommissies

Voor de berekening van de eenmalige regeldrukkosten voor landelijke klachtencommissies wordt uitgegaan van een scenario waarin een landelijke klachtencommissie 'uit het niets' wordt opgericht. Dat scenario dient als uitgangspunt om de volledige regeldrukkosten in beeld te brengen, maar is in werkelijkheid vrij onrealistisch. In de praktijk zal een landelijke klachtencommissie bijvoorbeeld eerder voortvloeien uit een al bestaande organisatie. De regering verwacht dat landelijke klachtencommissies eenmalige regeldrukkosten zullen hebben als gevolg van de voorschriften dat de voorzitter van de commissie een jurist is, en dat de commissie voor de behandeling van iedere zaak dient te bestaan uit één voorzitter en tenminste twee leden. Daaruit volgt dat een landelijke klachtencommissie tenminste uit drie leden moet bestaan, waarvan één jurist. Deze leden zullen geworven, geselecteerd en aangenomen moeten worden. De regering verwacht dat deze werkzaamheden uitgevoerd worden door een ondersteunend bureau. Voor de werving wordt uitgegaan van 2 uur per lid, voor de sollicitatieprocedure 10 uur per lid. De bijbehorende regeldrukkosten worden dan geschat op:

(2 (uren werving) + 10 (uren selectie)) x 3 (leden) x € 54 (uurtarief) = € 1.944

Ook verwacht de regering eenmalige regeldrukkosten in verband met kennisname van de in deze amvb gestelde voorschriften. Vanuit de aanname dat deze kennisname 3 uur vergt, schat de regering deze kosten als volgt in:

3 (uren) x € 54 (uurtarief) = € 162

Structurele regeldrukkosten voor landelijke klachtencommissies

Naast de eenmalige regeldrukkosten worden ook structurele regeldrukkosten verwacht voor landelijke klachtencommissies. Uit de gestelde voorschriften volgt dat iedere zaak wordt behandeld door tenminste drie leden en dat oordelen van de commissie altijd worden gepubliceerd. Daarnaast dient de klachtencommissie de klager te informeren over waar diens klacht aanhangig gemaakt kan worden, indien de klachtencommissie de klacht op grond van de wet (artikel 23d, derde lid, onderdeel a, van de Wet vrij en veilig onderwijs) niet in behandeling neemt. Ook bij de uitvoering van de werkzaamheden die voortkomen uit deze voorschriften verwacht de regering dat een ondersteunend bureau betrokken zal zijn.

De regeldrukkosten als gevolg van de behandeling van zaken worden ingeschat op € 686.136. Hierbij wordt uitgegaan van een totaal aantal zaken van 226 per jaar.13 De behandeling van een zaak vergt inzet van de leden en voorzitter van een behandelend commissie alsmede een secretaris. Hierbij wordt uitgegaan van 36 uur inzet door de secretaris, en één dag door de leden en voorzitter van de behandelend commissie. Op basis hiervan worden de kosten per zaak ingeschat op € 3.036.14 Het totaal wordt dan als volgt berekend:

226 (klachten per jaar inhoudelijk behandeld) x € 3.036 = € 686.136.

Bij deze inschatting dient een aantal kanttekeningen te worden geplaatst. Ten eerste geldt dat een aantal zaken kennelijk wordt afgedaan en niet door een commissie van drie wordt behandeld. Daarnaast wordt jaarlijks een aantal zaken als niet-ontvankelijk afgedaan. Deze zaken worden niet inhoudelijk beoordeeld. Zulke gevallen vergen naar verwachting minder tijd en brengen dus ook minder regeldrukkosten met zich mee. Daar staat tegenover dat andere zaken mogelijk juist meer tijd vergen, bijvoorbeeld bij complexere klachten.

De regeldrukkosten als gevolg van de publicatieplicht bedragen naar verwachting € 223.384. Per publicatie wordt ervan uitgegaan dat die een inzet vergt van zo'n vier uur, door een secretaris, een communicatiemedewerker en een websitebeheerder. De oordelen zullen naar verwachting worden gepubliceerd op een website. De onderhoudskosten van een website worden ingeschat op zo'n € 1.000 per jaar. De berekening is dan als volgt:

3 (medewerkers) x €54 x 4 (uur) x 226 (klachten per jaar inhoudelijk behandeld) = € 146.448

€ 146.448 + € 1.000 = € 147.448.

De regeldrukkosten als gevolg van de informatieplicht zijn naar schatting € 1.350. Dit bedrag is gebaseerd op een inschatting van 25 gevallen per jaar waarin de klachtencommissie de klager dient te informeren over waar diens klacht aanhangig gemaakt kan worden, indien de klachtencommissie de klacht op grond van de wet Vrij en veilig onderwijs niet in behandeling neemt. De regering verwacht dat dit in de praktijk zal worden gedaan door een secretaris. De kosten zijn als volgt berekend:

1 (uur) x € 54 x 25 = € 1.350

3.2 Gevolgen voor doenvermogen

De gevolgen voor doenvermogen met betrekking tot de nieuwe monitoringsverplichting voor onderwijspersoneel en de verplichting voor scholen om zich aan te sluiten bij een landelijke klachtencommissie, staan beschreven in de memorie van toelichting bij de Wet vrij en veilig onderwijs. Deze maatregelen worden doenlijk geacht voor leerlingen en personeel. Ook de verplichtingen aan bevoegde gezagen ten aanzien van de verzending van de resultaten van de leerlingmonitor aan de inspectie, worden doenlijk geacht. De meeste bevoegde gezagen voldoen hier namelijk al aan.

3.3 Gevolgen voor uitvoering en handhaving

Het besluit zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor het toezicht en de handhaving in de zin dat het leidt tot een toename van de uitvoeringslast. De inspectie kan de uitvoering van de personeelsmonitor betrekken in haar reguliere toezicht. De voorschriften aan de toezending van de resultaten van de leerlingmonitor aan de inspectie zorgen naar verwachting voor vermindering van de uitvoeringslast voor de inspectie, zoals reeds is toegelicht.

De met dit besluit gestelde vereisten aan de landelijke klachtencommissies zullen worden betrokken bij de aanwijzing van de rechtspersoon die de klachtencommissie in stand houdt.15

3.4 Gevolgen met betrekking tot persoonsgegevens

Personeelsmonitor

De verplichting tot het afnemen van de personeelsmonitor op de volgens deze amvb voorgeschreven wijze brengt een verwerking van persoonsgegevens met zich mee. Op dit onderdeel is daarom een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (hierna: DPIA) uitgevoerd. Met de DPIA is de noodzaak onderzocht van de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens en zijn op gestructureerde wijze de gevolgen en risico's van de gegevensverwerkingen voor de rechten en vrijheden van betrokkenen in kaart gebracht. De afname van de personeelsmonitor is een wettelijke taak die hier de grondslag vormt voor het bevoegd gezag tot het verwerken van de persoonsgegevens. De regering acht deze verplichting passend in het licht van het te beschermen belang van een veilige schoolomgeving. Zicht hebben op de veiligheid op school is de eerste en een noodzakelijke stap voor het vormgeven en evalueren van een gedegen veiligheidsbeleid. Het is aan het bevoegd gezag als verwerkingsverantwoordelijke om bij de afname van de monitor te bepalen welke persoonsgegevens moeten worden verwerkt. Dat wil zeggen dat het bevoegd gezag de afweging maakt welke

persoonsgegevensverwerkingen noodzakelijk zijn om personeel voor de monitor uit te nodigen en het wettelijke doel van monitoring te bereiken. Alleen die gegevens mogen worden verwerkt. Op deze gegevensverwerkingen is de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) van toepassing.

Om de risico's van de gegevensverwerkingen voor de betrokken personeelsleden te verkleinen is een drietal voorschriften opgenomen. Ten eerste de voorwaarde dat de persoonsgegevens gepseudonomiseerd - dat wil zeggen, niet direct tot de persoon herleidbaar - worden afgenomen. Daarmee wordt het risico op herleidbaarheid weliswaar verkleind, maar niet uitgesloten. In combinatie met andere gegevens kunnen ook indirect herleidbare gegevens leiden tot herleidbaarheid naar individuele personen. Om die reden zijn er nog twee aanvullende maatregelen genomen ter bescherming van betrokkenen. Bevoegde gezagen worden verplicht gebruik te maken van gestandaardiseerde, valide en betrouwbare meetinstrumenten.16 De inschatting is dat de risico's op negatieve gevolgen van de gegevensverweking voor betrokkenen daarbij kleiner is, omdat dit soort meetinstrumenten vaste procedures kennen voor afname, opslag en verwerking van gegevens. Tenslotte is de verplichting opgenomen dat de resultaten op vestigingsniveau dienen te worden geaggregeerd. Volledigheidshalve dient overigens te worden benadrukt dat personeelsleden niet verplicht zijn om de monitor in te vullen, ze dienen daartoe alleen in staat te worden gesteld door het bevoegd gezag. Persoonsgegevens die het bevoegd gezag verwerkt om de monitor af te nemen, mogen op grond van de AVG niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is om aan de monitoringsverplichting te voldoen. Het is in elk geval noodzakelijk deze persoonsgegevens te bewaren tot het proces van aggregeren van de gegevens per vestiging is doorlopen. Op dit niveau van aggregatie is in de meeste gevallen geen sprake meer van direct tot een natuurlijke persoon herleidbare gegevens. Voor het bewaren van de eerder verzamelde, wél tot natuurlijke personen herleidbare gegevens vervalt dan de noodzaak.17

De duur van de bewaartermijn wordt bepaald door de termijn die nodig is om tot dit niveau van aggregatie van de gegevens te komen. Dit kan per monitoringsinstrument verschillen. Het bevoegd gezag is vrij in de keuze van het instrument, zolang dit voldoet aan de in deze amvb gestelde criteria. Om die reden is ervoor gekozen geen bewaartermijn in de amvb vast te leggen. Die vrijheid in instrumentkeuze is belangrijk omdat elke school in zijn rol als onderwijsinstelling, maar ook als werkgever een afweging moet kunnen maken welk instrument het beste past bij de context van de school en het personeelsbestand.

De amvb beperkt de rechten die de betrokkene op grond van hoofdstuk III van de AVG toekomen niet. De betrokkene kan op grond van die rechten controleren of diens persoonsgegevens op rechtmatige wijze worden verwerkt en indien dit niet het geval is dit afdwingen.

Landelijke klachtencommissies en toezending resultaten leerlingmonitor

De gestelde vereisten aan de toezending van de resultaten van de leerlingmonitor hebben geen betrekking op persoonsgegevens. De resultaten die op grond van deze amvb door het bevoegd gezag aan de inspectie worden gestuurd, omvatten enkel een score per aandachtsgebied en zijn daarmee dusdanig geaggregeerd dat ze geen herleidbare gegevens meer bevatten. Ook de voorschriften die aan de landelijke klachtencommissies worden gesteld hebben geen betrekking op persoonsgegevens.

  • 4. 
    Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland geldt het uitgangspunt 'comply or explain'. Dat wil zeggen dat de regelgeving die in Europees Nederland geldt ook van toepassing is in Caribisch Nederland, tenzij er aanleiding is om dat niet te doen. Die aanleiding ziet de regering hier niet. Wel treedt de amvb in aansluiting op de Wet vrij en veilig onderwijs in Caribisch Nederland een jaar later in werking.

  • 5. 
    Evaluatie

De maatregelen in deze amvb zullen betrokken worden bij de evaluatie van de Wet vrij en veilig onderwijs.

  • 6. 
    Financiële gevolgen

Er zijn geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.

  • 7. 
    Advies en consultatie

PM

  • 8. 
    Inwerkingtreding

Deze amvb volgt de inwerkingtredingsdatum van de Wet vrij en veilig onderwijs. In navolging van de wet treedt de amvb in Caribisch Nederland een jaar later in werking dan in Europees Nederland.

II. Artikelsgewijs

Verzending resultaten leerlingmonitor

Artikel I, onderdeel A, artikel II, onderdeel A, artikel III, onderdeel A en artikel IV, onderdeel B

Artikel 2.5 Inrichtingsbesluit WPO, artikel 20 Besluit bekostiging WPO BES 2022, artikel 22 Onderwijskundig besluit WEC en artikel 2.55 Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Eerste lid

De wijziging bevat een herformulering van het eerste lid in verband met de invoering van de personeelsmonitor. Omdat de personeelsmonitor in afwijking van de leerlingmonitor tweejaarlijks wordt afgenomen is deze bepaling in een eigen lid opgenomen, los van de inhoudelijke vereisten aan de monitor.

Vijfde lid

Vastgelegd wordt dat het bevoegd gezag de resultaten uiterlijk op 1 juli van het schooljaar waarin de monitor is afgenomen geanonimiseerd aan de inspectie dient te verzenden. Daarmee wordt gewaarborgd dat de inspectie de resultaten tijdig kan betrekken in haar risicogerichte toezicht. Het bevoegd gezag dient er daartoe zorg voor te dragen dat zij de monitor tijdig afneemt en aanlevert.

De resultaten dienen geanonimiseerd te worden aangeleverd bij de inspectie. In het kader van de bescherming van de persoonsgegevens is het van belang dat de inspectie geen inzage krijgt in de onderliggende data van de leerlingmonitor. De inspectie dient slechts de resultaten te ontvangen zoals deze in het besluit zijn omschrijven.

Zesde lid

Vastgelegd wordt welke gegevens aan de inspectie dienen te worden gezonden ten behoeve van de uitvoering van het toezicht.

Personeelsmonitor

Artikel I, onderdeel B, artikel II, onderdeel B, artikel III, onderdeel B en artikel IV, onderdeel C

Artikel 2.5a Inrichtingsbesluit WPO, artikel 20a Besluit bekostiging WPO BES 2022, artikel 22a Onderwijskundig besluit WEC en artikel 2.55a Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Eerste lid

In afwijking van de leerlingmonitor veiligheid op school dient de personeelsmonitor een maal per twee schooljaren te worden afgenomen.

Tweede lid

Met dit lid worden de inhoudelijke vereisten die gesteld zijn aan de leerlingmonitor van overeenkomstige toepassing verklaard op de personeelsmonitor.

Het gaat daarbij allereerst om voorschriften over de wijze waarop de monitor wordt uitgevoerd. Deze brengen tot uitdrukking dat het monitoringsinstrument dat het bevoegd gezag gebruikt gestandaardiseerd, valide en betrouwbaar is.

Gestandaardiseerd betekent dat het instrument gebruik maakt van vaste vragen en vaste procedures kent voor de afname, opslag, verwerking, analyse en interpretatie van gegevens. Door gebruik te maken van vaste vragen en procedures zijn de kenmerken en kwaliteit van het instrument ook bekend en geborgd. Gestandaardiseerde instrumenten kunnen door meerdere scholen worden gebruikt, zodat de school tevens beschikt over gegevens waarmee de uitkomsten tegen de achtergrond van een grotere populatie geïnterpreteerd kunnen worden.

Het instrument is valide als het inzicht geeft in de aandachtsgebieden uit het eerste lid en daarbij de onderwerpen in het tweede lid betrekt. In hoeverre een instrument voldoet aan de eis van validiteit blijkt uit methodologisch onderzoek. Het onderzoek maakt inzichtelijk dat wat de resultaten van het instrument laten zien, overeenstemt met wat de leerlingen die het instrument hebben ingevuld in de werkelijkheid vinden. Ten slotte is het instrument betrouwbaar als het onderzoek reproduceerbaar is. Dit betekent dat de uitkomsten niet afhankelijk zijn van toevallige vertekening en bij herhaalde meting overeenkomende resultaten worden gevonden.

Daarnaast wordt - gelijk aan de leerlingmonitor - verplicht gesteld dat het bevoegd gezag het personeel bevraagt op de aandachtsgebieden ervaren veiligheid, feitelijke veiligheid en welbevinden. De ervaren veiligheid heeft betrekking op hoe personeelsleden zelf de veiligheid op school waarderen. Het draait om de vraag of iemand zich veilig voelt op school. De beleving kan echter afwijken van de feitelijke veiligheid op een school. Daarom dient daarnaast ook de feitelijke veiligheid te worden bevraagd. Daarbij gaat het om de vraag of personeelsleden situaties meemaken die leiden tot aantasting van de veiligheid op school. Om inzicht te verkrijgen in de feitelijke veiligheid dient het bevoegd gezag in ieder geval feitelijke ervaringen met mishandeling, seksueel misbruik en seksuele intimidatie, discriminatie inclusief de discriminatiegronden en pesten te bevragen. Als laatste aandachtsgebied wordt het welbevinden van personeelsleden, voor zover dat verband houdt met de veiligheid op school, gemeten. Daarbij gaat het om de vraag of het personeel zich prettig voelt op school.18

Derde lid

Het bevoegd gezag dient al het personeel in de gelegenheid te stellen om deel te nemen aan de monitor. Dit houdt in dat het bevoegd gezag de monitor aan de personeelsleden dient te verstrekken en tijd beschikbaar dient te stellen voor het invullen van de monitor. Het personeel is niet verplicht om de monitor in te vullen.

Vierde lid

De monitor dient bij het personeel gepseudonimiseerd te worden afgenomen. Dit houdt in dat het bevoegd gezag bij de afname van de monitor niet mag vragen naar direct herleidbare gegevens. Het gaat daarbij om gegevens die de identiteit van een individu zonder veel omwegen kunnen vaststellen. Hieronder vallen in ieder geval gegevens als naam, adres en geboortedatum.

De uitkomsten van de monitor dient het bevoegd gezag vervolgens te aggregeren op vestigingsniveau. De verschillende uitkomsten van de monitor worden daarmee per vestiging geclusterd weergegeven.

Klachtencommissies

Artikel I, onderdeel C, artikel II, onderdeel B, artikel III, onderdeel C en artikel IV, onderdeel C

Artikel 2a.1 Inrichtingsbesluit WPO, artikel 20b Besluit bekostiging WPO BES 2022, artikel 23a Onderwijskundig besluit WEC en artikel 2.55b Uitvoeringsbesluit WVO 2020

Eerste lid

De klachtencommissie dient voor de behandeling van de klacht een behandelend commissie aan te wijzen. De behandelend commissie wordt samengesteld uit degenen die door de rechtspersoon zijn benoemd als lid van de landelijke klachtencommissie.19 De behandelend commissie dient te bestaan uit ten minste drie leden, waarvan één is aangewezen als voorzitter. Degene die wordt aangewezen als voorzitter van de behandelend commissie dient te voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar. Het gaat er daarbij om dat met succes een academische studie op het gebied van het recht is afgerond. Bij de samenstelling van de behandelend commissie dient de klachtencommissie daarnaast te waarborgen dat de behandelend commissie zodanig is samengesteld dat zij beschikt over voldoende ervaring en kennis voor een gedegen behandeling van de klacht. De benodigde ervaring en kennis zal daarbij van klacht tot klacht verschillen.

Tweede lid

In sommige gevallen is zonder verdere behandeling van een klacht gelijk duidelijk dat, op basis van de aangeleverde stukken, de klacht kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is. Indien daarvan sprake is dan kan degene die is aangewezen als voorzitter van de behandelend commissie besluiten om zelfstandig in de klacht te voorzien. Een voorbeeld hiervan is een klacht die betrekking heeft op het opvolgen door het schoolbestuur van wettelijke voorschriften. Een dergelijke klacht is kennelijk ongegrond, het bevoegd gezag is immers gehouden en bevoegd om de wettelijke voorschriften op te volgen.

Derde en vierde lid

Uitgangspunt bij de behandeling van de klacht is dat klager en beklaagde in staat worden gesteld om hun zienswijze mondeling toe te lichten. De behandelend commissie kiest hiervoor de vorm die naar hun overtuiging het meest passend is. Er kan daarbij sprake zijn van de situatie dat niet alle leden van de behandelend commissie bij de mondelinge toelichting aanwezig zijn.

Indien er gezien de aard om omvang van de klacht geen noodzaak is tot een mondelinge behandeling dan kan de voorzitter besluiten om daarvan af te zien. Of hiervan sprake is, is aan de beoordeling van de voorzitter.

Vijfde lid

Het oordeel en de aanbevelingen van de klachtencommissie dienen geanonimiseerd openbaar te worden gemaakt. Dit houdt in dat de publicatie niet herleidbaar mag zijn tot individuele personen. Denkbaar is dat een publicatie wel herleidbaar is tot een school of schoolbestuur.

Zesde lid

Op grond van de wet neemt de klachtencommissie geen klachten in behandeling waarvoor een andere vorm van buitengerechtelijke geschillenbeslechting openstaat. Om te voorkomen dat onduidelijk is voor klagers waar zij naartoe kunnen met hun klacht wordt vastgelegd dat de klachtencommissie de klager informeert over de alternatieve mogelijkheden voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul

B26715.K-1

20

1

Bij de vormgeving van de voorgestelde wijzigingsbepalingen in dit ontwerpbesluit is uitgegaan van voorafgaande publicatie en inwerkingtreding van het Besluit van ... tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO BES 2022, het Inrichtingsbesluit WPO, het Onderwijskundig besluit WEC en het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 houdende regels ten aanzien van een uitbreiding van de monitoringsverplichting in het funderend onderwijs zoals deze aanhangig is gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State | Besluit uitbreiding monitor funderend onderwijs | Overheid.nl | Wetgevingskalender.

2

Memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs, p. 26.

3

Artikel 4c, derde lid, WPO, artikel 6a, derde lid, WPO BES, artikel 5a, derde lid, WEC, artikel 3.40, derde lid, WVO 2020 - zoals voorgesteld in het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs.

4

Artikel 11, tweede lid, Wet op het onderwijstoezicht.

5

Besluit uitbreiding monitor funderend onderwijs, p. 6.

6

Besluit uitbreiding monitor funderend onderwijs, p. 6.

7

Stb. 2020, 209, p. 8.

8

Artikel 5 Arbeidsomstandighedenwet.

9

Regioplan (2022). Klachtenstelsel po en vo: nader onderzoek 2022, bijlage bij Kamerstukken II, 2021/22, 29240, nr. 126.

10

Het vereiste dat een behandelend commissie bestaat uit één voorzitter en tenminste twee leden betekent overigens niet dat het horen altijd door de voltallige commissie gedaan dient te worden. Het is mogelijk dat één commissielid dit doet.

11

De relevante bepalingen zijn terug te vinden in artikel 14d, derde lid, Wet op het primair onderwijs, artikel 17d, tweede lid, Wet primair onderwijs BES, artikel 23d, derde lid, Wet op de expertisecentra en artikel 3.36b, derde lid, Wet voortgezet onderwijs 2020 (Wet vrij en veilig onderwijs).

12

Het in deze paragraaf gehanteerde uurtarief is gebaseerd op het intern uurtarief voor hoogopgeleide medewerkers bij bedrijven uit het handboek meting regeldrukkosten.

13

Dit aantal is gebaseerd op gegevens van huidige landelijk opererende klachtencommissies.

14

De kosten van de inzet van de secretaris bedragen (36 x € 54 =) € 1.944. Voorzitters en leden van landelijke klachtencommissies kunnen op grond van het Besluit vergoeding adviescolleges en commissies van 21 januari 2019 een vergoeding ontvangen van € 430 resp. € 331 per dag. Uitgaande van een behandelend commissie die bestaat uit één voorzitter en twee leden komen de kosten neer op € 1092. Het totaal is dan: € 1.944 + € 1.092 = € 3.036.

15

Artikelen 14c, eerste lid, Wet op het primair onderwijs, 23c, eerste lid, Wet op de expertisecentra en 3.36a, eerste lid, Wet voortgezet onderwijs 2020.

16

Zie artikelsgewijze toelichting voor nadere toelichting van deze termen.

17

Op het onderdeel monitoringsverplichting is een data protection impact assessment (DPIA) uitgevoerd.

18

Stb. 2020, 209.

19

Artikel 14c, tweede lid, WPO, artikel 23c, tweede lid, WEC artikel 3.36a, tweede lid, WVO 2020.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.