Toelichting op Wijziging Warmteregeling in verband met nadere invulling berekening operationele kosten van cv-ketel versie internetconsultatie - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 11-11-2024 |
---|---|
Publicatiedatum | 12-11-2024 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
TOELICHTING
1. Algemeen en inhoud
Met deze regeling wordt de Warmteregeling gewijzigd waardoor een nadere eis wordt gesteld ten aanzien van de wijze waarop de operationele kosten voor een cv-ketel vastgesteld dienen te worden. Artikel 3, zevende lid, van de Warmteregeling biedt hiervoor een grondslag. Geregeld wordt om enerzijds de gemiddelde kosten van de aangeboden all-in onderhoudscontracten en anderzijds de gemiddelde kosten van alle andere aangeboden onderhoudscontracten ieder voor 50% te laten meetellen. Hiermee wordt nader invulling gegeven aan één van de elementen genoemd in de Kamerbrief van 25 maart 20241 waarin werd beschreven hoe de aangenomen motie van het lid Kröger2 zou worden ingevuld.
Deze wijziging bouwt voort op het ontwerp-besluit houdende wijziging van het Warmtebesluit in verband met aanpassing van de tariefregulering waarin onder meer een wijziging is voorgesteld van de wijze waarop de operationele kosten voor een cv-ketel dienen te worden vastgesteld ten behoeve van de jaarlijkse vaststelling door de ACM van de maximumprijs voor de levering van warmte. Met de wijziging van het Warmtebesluit is bepaald dat daarbij moet worden uitgegaan van de gemiddelde kosten van de aangeboden onderhoudscontracten voor een cv-ketel in plaats van de gemiddelde kosten van uitsluitend de aangeboden all-in onderhoudscontracten.
Aan deze wijziging van de Warmteregeling liggen de volgende overwegingen ten grondslag. In de eerste plaats zou het hanteren van een niet gewogen gemiddelde van alle aangeboden onderhoudscontracten een onderschatting opleveren van de daadwerkelijke gemiddelde operationele kosten van een cv-ketel. Dit komt doordat de goedkopere onderhoudscontracten waar relatief veel voor wordt gekozen geen of slechts beperkte dekking bieden voor de kosten van reparatie en daarbij benodigde onderdelen. Het hanteren van een niet gewogen gemiddelde geeft daardoor dus geen representatief beeld van de daadwerkelijke operationele kosten.
Bij een all-in onderhoudscontract spelen geen extra kosten voor reparatie en onderdelen, maar ook deze contracten geven geen representatief beeld van de daadwerkelijke operationele kosten. Dit komt onder andere doordat de prijs van een all-in contract naast de verwachte kosten van reparaties en vervanging van onderdelen ook een premie bevat voor het overnemen van het risico dat een cv-ketel kapot gaat en een reparatie of vervanging nodig is. Daarnaast zijn verbruikers met meer risico op hoge onderhouds- en vervangingskosten meer geneigd om een all-in contract te nemen. Door dit selectie-effect zijn de gemiddelde kosten van vervanging en reparaties voor klanten met een all-in contract hoger dan gemiddeld, waardoor de prijs van all-risk onderhoudscontracten nog minder representatief wordt.
De daadwerkelijke gemiddelde operationele kosten van een cv-ketel liggen dus naar verwachting ergens tussen het niet gewogen gemiddelde van alle aangeboden onderhoudscontracten en het gemiddelde van uitsluitend de aangeboden all-in onderhoudscontracten. Het nauwkeurig bepalen van de daadwerkelijke gemiddelde operationele kosten is heel complex en zou op zijn minst een uitgebreid marktonderzoek noodzakelijk maken onder alle verbruikers die voor hun warmtevoorziening gebruik maken van een cv-ketel. Daarbij is het onzeker in hoeverre de resultaten van een dergelijk onderzoek betrouwbaar zouden zijn, omdat verbruikers mogelijk hun reparatie en vervangingskosten van de cv-ketel niet goed kunnen inschatten. Aangezien het om een relatief klein onderdeel van de warmtetarieven gaat en de Warmtewet naar verwachting op 1 januari 2026 wordt vervangen door de Wet collectieve warmte waarin op termijn kostengebaseerde regulering wordt ingevoerd, is het ook niet doelmatig om hiervoor een uitgebreid onderzoek te laten uitvoeren.
Gelet op het bovenstaande is gekozen voor de bovengenoemde benadering waarbij de gemiddelde kosten van all-in onderhoudscontracten en de gemiddelde kosten van alle overige (niet all-in) onderhoudscontracten ieder voor 50% dienen te worden meegeteld bij door de ACM vaststellen van de gemiddelde operationele kosten van een cv-ketel. Anders gezegd: het gemiddelde tussen beide gemiddelden.
2. Gevolgen voor verbruikers en leveranciers
De ACM schat in dat de wijziging van de Warmteregeling in 2025 een verlagend effect op de maximale warmteprijs zal hebben van circa € 39 exclusief BTW per jaar ten opzichte de maximale prijs berekend op basis van de huidige methodiek waarbij voor de gemiddelde operationele kosten uitsluitend naar de aangeboden all-in onderhoudscontracten wordt gekeken. Voor verbruikers gaat het om een effect van circa € 47 uitgaande van 21% BTW. Dit ligt dichtbij het in de Kamerbrief geschatte effect van € 44 exclusief BTW respectievelijk € 53 euro inclusief BTW. Zoals gezegd gaat het hierbij uitsluitend om het verwachte effect van de wijziging van het Warmtebesluit en de Warmteregeling. Bij de berekening van het verbruiksonafhankelijke deel van de maximale warmteprijs spelen naast de te hanteren operationele kosten van een cv-ketel ook andere elementen een rol. Zo zal naar verwachting de doorwerking van de stijging van de kosten van netbeheer bij gas een opwaarts effect hebben in de komende jaren. De ontwikkeling van het totale verbruiksonafhankelijke deel van de maximumprijs is dus anders dan de hiervoor genoemde bedragen, deze betreffen enkel het neerwaartse effect van de aangepaste berekening van de hoogte van de gemiddelde onderhoudskosten voor een CV-ketel.
3. Regeldruk
Het onderhavige besluit leidt niet tot een wijziging van de regeldruk. Op dit moment moeten leveranciers al rekening houden met de maximale tarieven die de ACM jaarlijks vaststelt. Het onderhavige besluit brengt uitsluitend wijzigingen aan in de wijze waarop de ACM de maximale tarieven vaststelt, maar dat leidt daarmee niet tot extra werklast voor de leveranciers.
4. Internetconsultatie PM
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Kamerstukken II 2023/24, 29023, nr. 492
Kamerstukken II 2023/24, 29023, nr. 488
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.