Brief van de staatssecretaris van Financiën - FB&D over visie op vrijwilligersregeling in de loonbelasting - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Hoofdinhoud

Deze brief is onder nr. AA toegevoegd aan wetsvoorstel 36600 A - Vaststelling begroting Mobiliteitsfonds 2025 en wetsvoorstel 36600 J - Vaststelling begroting Deltafonds 2025.

Officiële titel	Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief van de staatssecretaris van Financiën - FB&D over visie op vrijwilligersregeling in de loonbelasting
Document­datum	04-04-2025
Publicatie­datum	24-09-2024
Nummer	KST36600AA
Kenmerk	36600, nr. AA
Externe link	origineel bericht
Originele document in PDF

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2024-2025

36 600

AA

Nota over de toestand van 's Rijks Financiën

BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN - FISCALITEIT, BELASTINGDIENST EN DOUANE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2025

Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in uw Kamer op

19 november 2024 heeft het lid Schalk c.s. een motie ingediend die het kabinet verzoekt om mogelijkheden te onderzoeken om vrijwilligers en mantelzorgers door bijvoorbeeld een hogere maximale vergoeding meer ruimte te geven om vrijwilligerswerk te doen en de uitkomsten van dit onderzoek voor de Voorjaarsnota 2025 aan de Kamer voor te leggen.¹

Voor veel Nederlanders is vrijwilligerswerk, naast dat het vaak heel leuk is, een mooie kans om iets terug te doen voor de Nederlandse samenleving. Vrijwilligers hebben ook een enorme waarde voor die samenleving. Door hun inzet in de sport, de zorg, het onderwijs, de culturele sector of de welzijnssector kunnen activiteiten en taken waar geen of minder geld voor is, toch doorgaan. Het kabinet heeft een grote waardering voor het feit dat deze vrijwilligers zich vrijwillig inzetten.

Het kabinet heeft zijn visie op de vrijwilligersregeling in de loonbelasting verwoord in antwoorden op Kamervragen van de leden Inge van Dijk en Palland zoals aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd op 9 maart 2023.² Ook heeft één van mijn voorgangers op 19 september 2023 geantwoord op vragen van het lid Schalk waarin een soortgelijke vraag werd gesteld als de onderhavige.³ Beide sets antwoorden stuur ik als bijlagen bij deze brief mee.

Het is allereerst belangrijk voor ogen te houden wat vrijwilligerswerk is: werk dat men onverplicht en onbetaald verricht. Het is niet de bedoeling dat beloning voorop komt te staan bij «vrijwilligerswerk». Het maatschappelijke of ideële karakter en het ontbreken van salaris staan immers bij het vrijwilligerswerk voorop. Als een vrijwilliger kosten maakt in het kader van

¹ Kamerstukken I, 2024-2025, 36 600, T

² Kamerstukken II, 2022-2023, nr. 1809

³ Kamerstukken I, 2023-2024, 36 202, AD

kst-36600-AA ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025

de uitoefening van vrijwilligersactiviteiten, is een vergoeding van die kosten uiteraard geen beloning; die kosten moeten onbelast vergoed kunnen worden aan de vrijwilliger. Dit zou betekenen dat de vrijwilliger iedere (kleine) kostenpost zou moeten declareren bij de vrijwilligersorganisatie onder overlegging van betalingsbewijzen en de vrijwilligersorganisatie verstrekkingen (in natura, zoals een kopje koffie tijdens de vergadering van het bestuur van de voetbalvereniging) precies zou moeten administreren. Om de daarmee samenhangende administratieve lasten voor zowel de vrijwilliger als de vrijwilligersorganisatie te verkleinen, voorziet de wet in een onbelaste forfaitaire kostenvergoeding voor vrijwilligers: tot een bedrag van € 210 per maand en € 2.100 per jaar (bedragen 2025) gaat de wet ervan uit dat sprake is van een kostenvergoeding en hoeft er geen loonbelasting op ingehouden te worden. Dat geldt ook voor mantelzorgers die vrijwilligerswerk verrichten. Als een vrijwilliger meer kosten maakt dan de vorengenoemde bedragen, dan kunnen die alsnog onbelast vergoed worden, maar moeten de gemaakte kosten wel kunnen worden aangetoond.

De vrijwilligersregeling in de loonbelasting is dus geen vrijstelling, maar een forfaitaire kostenvergoeding. Het kabinet beschouwt de vrijwilligersregeling als een ruimhartige kostenvergoeding; tot een bedrag van € 210 per maand en € 2.100 per jaar hoeft de vrijwilliger zijn kosten niet aan te tonen. Daarmee is de onbelaste vrijwilligersvergoeding voor nagenoeg alle vrijwilligers kostendekkend. Voor de enkeling die meer kosten maakt dan de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding geldt nog altijd de mogelijkheid om het meerdere onbelast vergoed te krijgen onder overlegging van betalingsbewijzen.

Sinds 5 jaar wordt de vrijwilligersvergoeding jaarlijks geïndexeerd.⁴ Op die manier worden de maxima van de kostenvergoedingen jaarlijks aangepast aan de prijsstijgingen. Sinds de invoering van de indexatie is het jaarmaximum al met 24% toegenomen van € 1.700 naar € 2.100.

Het kabinet vindt het daarom onnodig de vrijwilligersvergoeding beleidsmatig te verhogen. Daarnaast kan dit ook onvoorziene nadelige effecten hebben, waardoor het niet alleen onnodig maar ook onwenselijk is. In bepaalde situaties is het namelijk voor uitkeringsgerechtigden financieel aantrekkelijker om vrijwilligerswerk te accepteren dan om een reguliere baan te aanvaarden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de maximum vrijwilligersvergoeding in bepaalde situaties meer bedraagt dan het vrijgelaten bedrag dat mag worden bijverdiend naast een uitkering. Dergelijke verdringing van betaalde arbeid door de vrijwilligersregeling is uiteraard ongewenst en zal alleen maar toenemen indien de vrijwilligersvergoeding wordt verhoogd.

De Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, T. van Oostenbruggen

⁴ Ten behoeve van de uitvoeringspraktijk wordt het maximumbedrag per kalenderjaar rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 100. Dit betekent dat in de praktijk de in de wet opgenomen maxima niet ieder jaar wijzigen.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 600, AA

2