Conceptregeling 2e tranche lokale aanpak isolatie met correctie, toevoeging artikel 3, vierde lid

1.

Kerngegevens

Document­datum 08-05-2024
Publicatie­datum 08-05-2024
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van [PM datum], nr. 2024-0000076771 tot wijziging van de Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners, verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) in verband met het verbeteren van een aantal onderdelen en het regelen van de tweede tranche

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onderdeel m, en derde lid, en artikel 3 van het Besluit van 29 oktober 2022, houdende het stellen van regels over het verstrekken van specifieke uitkeringen aan gemeenten of provincies voor activiteiten die passen in het rijksbeleid met betrekking tot het bouwen, het wonen en de woonomgeving (Stb. 2022, 452);

Besluit:

Artikel I

De Regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van de verduurzaming van slecht geïsoleerde woningen van eigenaar-bewoners en woningen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (Stcrt. 2023, 3877) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    De volgende begripsbepalingen worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:

bouwbedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, is ingeschreven in de sectie bouwnijverheid of een vergelijkbare sectie;

doe-het-zelf maatregel: maatregel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, die door een ander wordt uitgevoerd dan door een bouwbedrijf;

  • 2. 
    In de begripsomschrijving van het begrip energielabel wordt "artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit energieprestatie gebouwen" vervangen door "bijlage I bij artikel 1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving";
  • 3. 
    De begripsomschrijving van het begrip minister komt te luiden: minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
  • 4. 
    De begripsomschrijving van het begrip slecht geïsoleerde woning komt te luiden: slecht geïsoleerde woning: een woning:
  • a. 
    van een eigenaar-bewoner met een energielabelklasse D, E, F, G of een met die labelklassen vergelijkbare energetische staat, waaronder wordt verstaan een woning waarin ten minste twee van de volgende bestaande bouwdelen niet of slecht geïsoleerd zijn:

1°. de vloer en de bodem;

2°. de gevel, waaronder de spouwmuur;

3°. het dak en de zoldervloer en vlieringvloer;

4°. de ramen, panelen in kozijnen en deuren;

  • b. 
    in een gebouw waarvoor een gemengde vereniging bestaat en waarin ten minste twee van de volgende bestaande bouwdelen van het gebouw niet of slecht geïsoleerd zijn:

1°. de vloer en de bodem;

2°. de gevel, waaronder de spouwmuur;

3°. het dak en de zoldervloer en vlieringvloer;

4°. de ramen, panelen in kozijnen en deuren, en waarbij de woning fysiek grenst aan het bouwdeel van het gebouw waaraan ten minste één van de voorgenomen energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden getroffen; of

  • c. 
    waaraan reeds energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijn getroffen op basis van deze regeling en die voorafgaand aan het treffen van de eerste maatregelen die met behulp van een specifieke uitkering op basis van deze regeling zijn getroffen kwalificeerde als slecht geïsoleerde woning als bedoeld onder a of b;

B

Artikel 2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Aan onderdeel a wordt, onder vervanging van "; of" aan het slot door een punt, toegevoegd "In afwijking van dat artikellid worden hier tevens doe-het-zelf maatregelen onder verstaan. Op doe-het-zelf maatregelen zijn de in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters niet van toepassing; of".
  • 2. 
    Aan onderdeel b wordt toegevoegd "In afwijking van dat artikellid worden hier tevens doe-het-zelf maatregelen onder verstaan. Op doe-het-zelf maatregelen zijn de in artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters niet van toepassing."

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3. Hoogte van de specifieke uitkering

  • 1. 
    Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, een aanvraag doen voor een specifieke uitkering van ten hoogste het voor die gemeente in de voorlaatste kolom in bijlage I opgenomen totaalbedrag dat aangevraagd kan worden.
  • 2. 
    Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, een aanvraag doen voor een specifieke uitkering van ten hoogste het voor die gemeente in de derde kolom in bijlage III opgenomen bedrag dat uitgekeerd wordt naar rato van het aantal aangevraagde woningen. Het bedrag wordt aangevuld met het volledige bedrag dat in de vierde kolom is opgenomen, hetgeen middelen betreft die worden uitgekeerd in aanvulling op middelen uit 2022.
  • 3. 
    Een college kan gedurende het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, een aanvraag doen voor een specifieke uitkering ter hoogte van het voor die gemeente in de vijfde kolom in bijlage III opgenomen bedrag, hetgeen middelen betreft die specifiek bedoeld zijn voor doe-het-zelf maatregelen.

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. De aanvraag

  • 1. 
    Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan worden ingediend met ingang van:
  • a. 
    1 maart 2023 vanaf 9:00 uur tot en met 31 oktober 2023 tot 17:00 uur; en
  • b. 
    1 juli 2024 vanaf 9:00 uur tot en met 31 oktober 2024 tot 17:00 uur.
  • 2. 
    Een aanvraag bevat een omschrijving van het isolatieprogramma, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
  • a. 
    een omschrijving van de activiteiten, als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid;
  • b. 
    een opgave van het aantal slecht geïsoleerde woningen waarvoor de gemeente het bedrag van de specifieke uitkering aanvraagt en ten aanzien waarvan zij energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wil bewerkstelligen. Een woning waaraan reeds energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 2 zijn getroffen op basis van deze regeling wordt niet nogmaals opgegeven;
  • c. 
    de hoogte van het bedrag van de gevraagde specifieke uitkering dat op grond van de op grond van artikel 3 bij het betreffende aanvraagtijdvak behorende bijlage bij deze regeling samenhangt met het aantal slecht geïsoleerde woningen als bedoeld in onderdeel b;
  • d. 
    een omschrijving van de wijze waarop de gemeente voornemens is om voldoende woningen met een WOZ-waarde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, in het isolatieprogramma te betrekken; en
  • e. 
    een opgave van het bedrag dat de gemeente op grond van een eigen inschatting aan BTW verschuldigd is over de kosten voor de uitvoering van het isolatieprogramma.
  • 3. 
    Op een aanvraag als bedoeld in artikel 3, derde lid, zijn in afwijking van het tweede lid onderdelen b en c niet van toepassing.
  • 4. 
    De minister beslist binnen acht weken na het indienen van de aanvraag over de toekenning van een specifieke uitkering. Indien de beschikking niet binnen deze termijn kan worden genomen, deelt de minister dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn van ten hoogste acht aanvullende weken waarbinnen de beschikking wordt genomen.
  • 5. 
    Een aanvraag wordt ingediend via een formulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

E

In artikel 4a wordt "artikel 3" telkens vervangen door "artikel 3, eerste lid".

F

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Wijze van betaling en uitkeringsbeschikking

  • 1. 
    De in artikel 3, tweede en derde lid, bedoelde specifieke uitkeringen worden in één keer uitbetaald.
  • 2. 
    De uitkeringsbeschikking vermeldt in elk geval:
  • a. 
    het totale bedrag van de uitkering;
  • b. 
    het moment van uitbetaling van de uitkering;
  • c. 
    de wijze van verantwoording over de besteding van de uitkering; en
  • d. 
    de periode waarbinnen de uitkering moet zijn besteed en de activiteiten moeten zijn afgerond.

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. 
    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
  • a. 
    onderdeel a komt te luiden:
  • a. 
    energiebesparende isolatiemaatregelen, eventueel in samenhang met energiezuinige ventilatiemaatregelen, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, te bewerkstelligen in het aantal slecht geïsoleerde woningen dat de gemeente in de aanvraag heeft opgegeven op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel b, met dien verstande dat:

1°. bij dit criterium enkel energiebesparende isolatiemaatregelen meetellen die voldoen aan de in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters; en

2°. voor 10% van het aantal slecht geïsoleerde woningen dat de gemeente in de aanvraag heeft opgegeven de in artikel 4.5.2, derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of artikel 7, tweede lid, van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars gestelde eisen ten aanzien van de minimaal te isoleren vierkante meters niet van toepassing zijn;

  • b. 
    Aan het slot van onderdeel b wordt na de puntkomma "en" toegevoegd.
  • c. 
    Onderdeel c vervalt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.
  • e. 
    Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
  • c. 
    met betrekking tot activiteiten waarvoor:

1°. op grond van artikel 3, eerste lid, een specifieke uitkering is aangevraagd en toegekend uiterlijk op 31 december 2026 af te ronden en de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2026 volledig te besteden aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt;

2°. op grond van artikel 3, tweede of derde lid, een specifieke uitkering voor is aangevraagd en toegekend uiterlijk op 31 december 2027 af te ronden en de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december 2027 volledig te besteden aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt; en

  • d. 
    Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
  • d. 
    indien het een specifieke uitkering betreft die is aangevraagd op grond van artikel 3, derde lid, deze volledig te besteden aan doe-het-zelf maatregelen en de activiteiten, bedoeld in artikel 2, derde lid voor zover die activiteiten gericht zijn op het tot stand brengen van doe-het-zelf maatregelen;
  • 2. 
    Het tweede lid komt te luiden:
  • 2. 
    De minister kan op gemotiveerd verzoek van het college:
  • a. 
    de in het eerste lid, onderdeel d, onder 1°, genoemde termijn, driemaal met ten hoogste één jaar verlengen; of
  • b. 
    de in het eerste lid, onderdeel d, onder 2°, genoemde termijn, tweemaal met ten hoogste één jaar verlengen, indien sprake is van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan het aannemelijk is dat de uitvoering van de activiteiten waar de specifieke uitkering voor is verstrekt niet binnen die termijn kan worden afgerond.

H

In het opschrift van bijlage I wordt "artikel 3" vervangen door "artikel 3, eerste lid".

I

Bijlage III wordt vervangen door bijlage III, opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van de onderdelen A, B en G terug tot en met 1 maart 2023.

Lasten en bevelen dat deze regeling met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Hugo de Jonge

Bijlage A behorend bij artikel I, onderdeel I

Bijlage III bij artikel 3, tweede en derde lid, van de Regeling basisregistratie ondergrond

 

Naam gemeente

Totaal aantal woningen dat aangevraagd kan worden

Bedrag dat uitgekeerd wordt naar rato van het aantal aangevraagde woningen

Middelen die worden uitgekeerd in aanvulling op middelen uit

2022

Middelen specifiek bedoeld voor DHZ

Aa en Hunze

851

€ 1.943.859

€ 41.545

€ 76.937

Aalsmeer

346

€ 673.821

€ 7.970

€ 31.308

Aalten

895

€ 2.051.412

€ 43.703

€ 80.933

Achtkarspelen

1042

€ 2.380.707

€ 50.897

€ 94.256

Alblasserdam

354

€ 695.754

€ 8.139

€ 31.974

Albrandswaard

188

€ 367.062

€ 4.324

€ 16.986

Alkmaar

1889

€ 3.866.955

€ 43.495

€ 170.859

Almelo

1716

€ 4.012.929

€ 83.808

€ 155.206

Almere

1175

€ 2.452.994

€ 27.046

€ 106.246

Alphen aan den Rijn

1385

€ 2.649.378

€ 31.879

€ 125.230

Alphen-Chaam

217

€ 765.791

€ 5.002

€ 19.650

Altena

1050

€ 2.011.138

€ 24.164

€ 94.922

Ameland

144

€ 330.187

€ 7.014

€ 12.989

Amersfoort

1245

€ 2.776.195

€ 28.657

€ 112.574

Amstelveen

523

€ 1.492.710

€ 12.039

€ 47.294

Amsterdam

3302

€ 10.075.164

€ 130.751

€ 294.424

Apeldoorn

2887

€ 5.809.975

€ 66.471

€ 261.118

Arnhem

1580

€ 4.030.225

€ 55.181

€ 142.882

Assen

1138

€ 2.269.701

€ 26.198

€ 102.915

Asten

331

€ 637.335

€ 7.631

€ 29.975

Baarle-Nassau

155

€ 354.560

€ 7.554

€ 13.988

Baarn

427

€ 892.492

€ 9.835

€ 38.635

Barendrecht

408

€ 791.108

€ 7.546

€ 29.642

Barneveld

901

€ 1.709.804

€ 16.703

€ 65.613

Beek

438

€ 1.024.922

€ 21.402

€ 39.634

Beekdaelen

1156

€ 2.648.434

€ 56.472

€ 104.581

Beesel

368

€ 840.526

€ 17.985

€ 33.306

Berg en Dal

737

€ 1.707.806

€ 35.969

€ 66.612

Bergeijk

475

€ 1.085.148

€ 23.200

€ 42.965

Bergen (L.)

424

€ 968.277

€ 20.682

€ 38.302

Bergen (NH.)

689

€ 1.390.635

€ 15.855

€ 62.282

Bergen op Zoom

1193

€ 2.347.740

€ 27.470

€ 107.911

Berkelland

1576

€ 3.425.981

€ 59.529

€ 110.243

Bernheze

582

€ 1.114.430

€ 13.396

€ 52.623

Best

486

€ 943.488

€ 11.192

€ 43.964

Beuningen

468

€ 895.962

€ 10.768

€ 42.298

Beverwijk

615

€ 1.294.955

€ 14.159

€ 55.621

Bladel

479

€ 921.482

€ 11.022

€ 47.627

Blaricum

125

€ 246.596

€ 2.883

€ 43.298

Bloemendaal

221

€ 487.593

€ 5.087

€ 11.324

Bodegraven-Reeuwijk

556

€ 1.090.060

€ 12.802

€ 19.984

Boekel

250

€ 570.786

€ 12.230

€ 50.292

Borger-Odoorn

1999

€ 4.093.144

€ 50.897

€ 22.648

Borne

457

€ 1.046.613

€ 22.301

€ 94.256

Borsele

637

€ 1.454.243

€ 31.113

€ 41.299

Boxtel

538

€ 1.052.595

€ 12.379

€ 57.619

Breda

2361

€ 5.358.774

€ 82.331

€ 48.627

Bronckhorst

965

€ 2.206.370

€ 47.120

€ 213.491

Brummen

471

€ 1.079.036

€ 23.020

€ 87.261

Brunssum

983

€ 2.294.093

€ 48.019

€ 42.632

Bunnik

210

€ 405.060

€ 4.833

€ 88.927

Bunschoten

495

€ 936.808

€ 9.157

€ 18.984

Buren

574

€ 1.099.204

€ 13.226

€ 35.970

Capelle aan den IJssel

486

€ 1.313.888

€ 11.192

€ 51.957

Castricum

733

€ 1.454.706

€ 16.872

€ 43.964

Coevorden

1208

€ 2.770.819

€ 58.990

€ 66.279

Cranendonck

567

€ 1.299.285

€ 27.696

€ 109.243

Culemborg

368

€ 736.040

€ 8.478

€ 51.291

Dalfsen

633

€ 1.212.431

€ 14.583

€ 33.306

Dantumadiel

718

€ 1.639.536

€ 35.070

€ 57.286

De Bilt

527

€ 1.116.135

€ 12.124

€ 64.947

De Fryske Marren

1602

€ 3.658.004

€ 78.233

€ 58.951

De Ronde Venen

493

€ 953.197

€ 11.361

€ 57.952

De Wolden

670

€ 1.529.970

€ 32.732

€ 149.877

Delft

652

€ 2.055.496

€ 27.875

€ 16.653

Den Helder

1241

€ 2.911.757

€ 60.608

€ 126.562

Deurne

797

€ 1.514.722

€ 14.753

€ 67.944

Deventer

1657

€ 3.363.158

€ 38.153

€ 17.985

Diemen

184

€ 498.070

€ 4.239

€ 98.252

Dijk en Waard

1399

€ 2.683.702

€ 32.218

€ 48.960

Dinkelland

751

€ 1.716.008

€ 36.689

€ 184.515

Doesburg

199

€ 386.620

€ 4.578

€ 42.632

Doetinchem

1086

€ 2.553.098

€ 53.055

€ 60.617

Dongen

541

€ 1.055.064

€ 12.463

€ 47.961

Dordrecht

2040

€ 4.811.122

€ 74.026

€ 28.310

Drechterland

471

€ 1.076.055

€ 23.020

€ 32.973

Drimmelen

670

€ 1.529.970

€ 32.732

€ 92.257

Dronten

530

€ 1.020.228

€ 12.209

€ 68.277

Druten

389

€ 746.344

€ 7.207

€ 153.540

Duiven

365

€ 698.171

€ 8.394

€ 11.657

Echt-Susteren

1020

€ 2.347.984

€ 49.817

€ 149.877

Edam-Volendam

755

€ 1.446.496

€ 17.381

€ 33.306

Ede

1698

€ 3.461.650

€ 39.086

€ 56.287

Eemnes

129

€ 250.109

€ 2.967

€ 197.837

Eemsdelta

1657

€ 3.826.449

€ 80.931

€ 41.965

Eersel

368

€ 705.484

€ 8.478

€ 324.400

Eijsden-Margraten

622

€ 1.421.150

€ 30.394

€ 35.637

Eindhoven

2188

€ 5.144.951

€ 69.152

€ 300.752

Elburg

464

€ 1.062.266

€ 22.661

€ 65.280

Emmen

3587

€ 8.279.061

€ 175.170

€ 42.965

Enkhuizen

394

€ 902.836

€ 19.244

€ 59.951

Enschede

3325

€ 7.838.994

€ 162.401

€ 144.881

Epe

722

€ 1.667.260

€ 35.250

€ 35.970

Ermelo

475

€ 926.912

€ 10.937

€ 63.947

Etten-Leur

663

€ 1.273.479

€ 15.261

€ 58.951

Geertruidenberg

398

€ 770.259

€ 9.157

€ 35.304

Geldrop-Mierlo

707

€ 1.375.186

€ 16.279

€ 42.965

Gemert-Bakel

652

€ 1.503.732

€ 31.833

€ 84.930

Gennep

390

€ 894.489

€ 19.064

€ 69.942

Gilze en Rijen

475

€ 910.516

€ 10.937

€ 37.969

Goeree-Overflakkee

939

€ 1.806.318

€ 21.620

€ 74.605

Goes

773

€ 1.489.551

€ 17.805

€ 31.308

Goirle

420

€ 804.530

€ 9.665

€ 91.591

Gooise Meren

825

€ 1.769.324

€ 18.992

€ 445.300

Gorinchem

346

€ 753.938

€ 7.970

€ 214.490

Gouda

1013

€ 2.174.768

€ 23.316

€ 35.637

Groningen

2372

€ 6.042.318

€ 72.471

€ 54.289

Gulpen-Wittem

394

€ 901.718

€ 19.244

€ 196.838

Haaksbergen

600

€ 1.370.914

€ 29.315

€ 146.546

Haarlem

2176

€ 5.052.087

€ 50.108

€ 59.951

Haarlemmermeer

1620

€ 3.262.217

€ 37.305

€ 146.213

Halderberge

663

€ 1.515.063

€ 32.372

€ 51.624

Hardenberg

1617

€ 3.711.220

€ 78.953

€ 29.642

Harderwijk

571

€ 1.132.136

€ 13.142

€ 36.303

Hardinxveld-Giessendam

328

€ 631.512

€ 7.546

€ 25.312

Harlingen

401

€ 919.607

€ 19.603

€ 48.960

Hattem

280

€ 645.915

€ 13.668

€ 25.312

Heemskerk

541

€ 1.142.261

€ 12.463

€ 40.300

Heemstede

280

€ 630.630

€ 6.444

€ 122.233

Heerde

446

€ 1.019.631

€ 21.761

€ 175.189

Heerenveen

1352

€ 3.133.425

€ 66.004

€ 25.979

Heerlen

1937

€ 5.151.799

€ 130.121

€ 39.967

Heeze-Leende

287

€ 549.416

€ 6.613

€ 112.241

Heiloo

442

€ 864.512

€ 10.174

€ 90.592

Hellendoorn

1002

€ 2.295.662

€ 48.918

€ 111.242

Helmond

1529

€ 2.934.703

€ 28.318

€ 35.970

Hendrik-Ido-Ambacht

398

€ 787.772

€ 9.157

€ 154.539

Hengelo

1709

€ 3.983.116

€ 83.449

€ 143.882

Het Hogeland

1915

€ 4.374.803

€ 93.520

€ 173.191

Heumen

287

€ 549.043

€ 6.613

€ 25.979

Heusden

777

€ 1.488.965

€ 17.890

€ 70.275

Hillegom

387

€ 774.550

€ 8.902

€ 34.971

Hilvarenbeek

298

€ 570.464

€ 6.868

€ 26.978

Hilversum

1333

€ 2.933.029

€ 30.692

€ 120.567

Hoeksche Waard

1672

€ 3.225.251

€ 38.492

€ 151.209

Hof van Twente

843

€ 1.935.362

€ 41.185

€ 76.271

Hollands Kroon

1252

€ 2.861.976

€ 61.148

€ 113.240

Hoogeveen

1355

€ 3.162.344

€ 66.183

€ 122.566

Hoorn

873

€ 1.737.415

€ 20.094

€ 78.935

Horst aan de Maas

1075

€ 2.466.495

€ 52.515

€ 97.253

Houten

217

€ 421.476

€ 5.002

€ 19.650

Huizen

453

€ 938.848

€ 10.429

€ 40.966

Hulst

899

€ 2.053.798

€ 43.883

€ 81.266

IJsselstein

309

€ 613.125

€ 7.122

€ 27.977

Kaag en Braassem

354

€ 691.655

€ 8.139

€ 31.974

Kampen

1064

€ 2.463.735

€ 51.976

€ 96.254

Kapelle

313

€ 714.562

€ 15.287

€ 28.310

Katwijk

703

€ 1.500.231

€ 16.194

€ 63.614

Kerkrade

1083

€ 2.525.298

€ 52.875

€ 97.919

Koggenland

523

€ 1.002.694

€ 12.039

€ 47.294

Krimpen aan den IJssel

387

€ 772.686

€ 8.902

€ 34.971

Krimpenerwaard

972

€ 1.879.524

€ 22.383

€ 87.928

Laarbeek

549

€ 1.254.415

€ 26.797

€ 49.626

Land van Cuijk

2007

€ 4.599.746

€ 98.016

€ 181.517

Landgraaf

1116

€ 2.569.724

€ 54.493

€ 100.917

Landsmeer

162

€ 311.018

€ 3.731

€ 14.655

Lansingerland

677

€ 1.282.934

€ 12.548

€ 49.293

Laren

184

€ 363.176

€ 4.239

€ 16.653

Leeuwarden

3676

€ 8.559.714

€ 168.838

€ 277.438

Leiden

1061

€ 2.669.393

€ 24.418

€ 95.921

Leiderdorp

276

€ 662.144

€ 6.359

€ 24.979

Leidschendam-Voorburg

858

€ 2.488.680

€ 19.755

€ 77.603

Lelystad

957

€ 2.227.613

€ 46.573

€ 86.595

Leudal

1197

€ 2.745.701

€ 58.450

€ 108.244

Leusden

342

€ 677.015

€ 7.885

€ 30.974

Lingewaard

924

€ 1.789.954

€ 21.281

€ 83.598

Lisse

324

€ 634.706

€ 7.461

€ 29.309

Lochem

784

€ 1.799.188

€ 38.307

€ 70.942

Loon op Zand

390

€ 749.816

€ 8.987

€ 35.304

Lopik

265

€ 509.183

€ 6.105

€ 23.980

Losser

652

€ 1.491.808

€ 31.833

€ 58.951

Maasdriel

527

€ 1.008.816

€ 12.124

€ 47.627

Maasgouw

770

€ 1.758.567

€ 37.588

€ 69.609

Maashorst

976

€ 1.886.392

€ 22.468

€ 88.261

Maassluis

306

€ 728.409

€ 7.037

€ 27.644

Maastricht

1223

€ 3.235.051

€ 59.709

€ 110.576

Medemblik

1061

€ 2.425.128

€ 51.796

€ 95.921

Meerssen

563

€ 1.291.683

€ 27.517

€ 50.958

Meierijstad

1422

€ 2.745.847

€ 32.727

€ 128.561

Meppel

685

€ 1.589.893

€ 33.451

€ 61.949

Middelburg

1105

€ 2.603.109

€ 53.954

€ 99.918

Midden-Delfland

184

€ 354.605

€ 4.239

€ 16.653

Midden-Drenthe

969

€ 2.215.835

€ 47.300

€ 87.595

Midden-Groningen

2154

€ 4.967.795

€ 105.210

€ 194.840

Moerdijk

781

€ 1.501.422

€ 17.974

€ 70.609

Molenlanden

759

€ 1.459.326

€ 17.466

€ 68.610

Montferland

1219

€ 2.650.401

€ 46.041

€ 85.263

Montfoort

247

€ 476.190

€ 5.681

€ 22.315

Mook en Middelaar

144

€ 328.697

€ 7.014

€ 12.989

Neder-Betuwe

416

€ 797.662

€ 9.581

€ 37.636

Nederweert

357

€ 816.153

€ 17.445

€ 32.307

Nieuwegein

589

€ 1.497.491

€ 28.128

€ 53.289

Nieuwkoop

438

€ 840.876

€ 10.089

€ 39.634

Nijkerk

622

€ 1.204.797

€ 14.329

€ 56.287

Nijmegen

1661

€ 3.767.255

€ 38.238

€ 150.210

Nissewaard

1105

€ 2.247.174

€ 25.435

€ 99.918

Noardeast-Fryslan

1878

€ 4.292.591

€ 91.722

€ 169.860

Noord-Beveland

317

€ 725.146

€ 15.467

€ 28.643

Noordenveld

939

€ 2.145.550

€ 45.861

€ 84.930

Noordoostpolder

906

€ 1.751.744

€ 20.857

€ 81.933

Noordwijk

611

€ 1.307.464

€ 14.074

€ 55.288

Nuenen, Gerwen en Nederwetten

354

€ 679.358

€ 8.139

€ 31.974

Nunspeet

523

€ 1.009.774

€ 12.039

€ 47.294

Oegstgeest

214

€ 500.987

€ 4.918

€ 19.317

Oirschot

435

€ 833.936

€ 10.005

€ 39.301

Oisterwijk

560

€ 1.094.319

€ 12.887

€ 50.625

Oldambt

1672

€ 3.844.264

€ 81.650

€ 151.209

Oldebroek

379

€ 726.159

€ 8.733

€ 34.305

Oldenzaal

648

€ 1.489.050

€ 31.653

€ 58.618

Olst-Wijhe

390

€ 747.580

€ 8.987

€ 35.304

Ommen

427

€ 991.978

€ 20.862

€ 38.635

Oost Gelre

836

€ 1.919.337

€ 40.825

€ 75.604

Oosterhout

840

€ 1.673.152

€ 19.331

€ 75.937

Ooststellingwerf

961

€ 2.202.122

€ 46.940

€ 86.928

Oostzaan

155

€ 298.328

€ 3.561

€ 13.988

Opmeer

276

€ 632.351

€ 13.488

€ 24.979

Opsterland

961

€ 2.197.650

€ 46.940

€ 86.928

Oss

1561

€ 3.084.525

€ 35.949

€ 141.217

Oude IJsselstreek

1186

€ 2.711.267

€ 57.911

€ 107.245

Ouder-Amstel

88

€ 213.847

€ 2.035

€ 7.993

Oudewater

158

€ 304.896

€ 3.646

€ 14.322

Overbetuwe

799

€ 1.531.062

€ 18.398

€ 72.274

Papendrecht

482

€ 1.016.365

€ 11.107

€ 43.631

Peel en Maas

1002

€ 2.300.878

€ 48.918

€ 90.592

Pekela

604

€ 1.381.869

€ 29.495

€ 54.622

Pijnacker-Nootdorp

394

€ 790.966

€ 9.072

€ 35.637

Purmerend

1083

€ 2.231.907

€ 24.927

€ 97.919

Putten

446

€ 856.102

€ 10.259

€ 40.300

Raalte

751

€ 1.444.846

€ 17.296

€ 67.944

Reimerswaal

644

€ 1.470.641

€ 31.473

€ 58.285

Renkum

313

€ 712.406

€ 7.207

€ 28.310

Renswoude

70

€ 133.902

€ 1.611

€ 6.328

Reusel-De Mierden

313

€ 599.870

€ 7.207

€ 28.310

Rheden

980

€ 2.346.409

€ 47.839

€ 88.594

Rhenen

335

€ 652.400

€ 7.715

€ 30.308

Ridderkerk

856

€ 1.825.577

€ 15.855

€ 62.282

Rijssen-Holten

770

€ 1.769.000

€ 37.588

€ 69.609

Rijswijk

431

€ 1.466.138

€ 9.920

€ 38.968

Roerdalen

751

€ 1.715.636

€ 36.689

€ 67.944

Roermond

1086

€ 2.551.235

€ 53.055

€ 98.252

Roosendaal

1532

€ 3.529.998

€ 72.901

€ 44.630

Rotterdam

4802

€ 13.299.241

€ 188.232

€ 138.553

Rozendaal

18

€ 34.484

€ 424

€ 434.309

Rucphen

608

€ 1.390.590

€ 29.675

€ 1.665

Schagen

1057

€ 2.426.097

€ 51.616

€ 54.955

Scherpenzeel

250

€ 573.022

€ 12.230

€ 95.588

Schiedam

858

€ 2.520.542

€ 31.909

€ 22.648

Schiermonnikoog

33

€ 75.355

€ 1.619

€ 77.603

Schouwen-Duiveland

987

€ 2.258.842

€ 48.199

€ 2.998

's-Gravenhage

4924

€ 12.685.161

€ 131.907

€ 89.260

's-Hertogenbosch

1591

€ 3.432.130

€ 36.627

€ 27.644

Simpelveld

306

€ 700.400

€ 14.927

€ 56.953

Sint-Michielsgestel

630

€ 1.208.844

€ 14.498

€ 222.150

Sittard-Geleen

2456

€ 5.737.729

€ 119.958

€ 36.303

Sliedrecht

401

€ 788.378

€ 9.242

€ 71.275

Sluis

788

€ 1.814.243

€ 38.487

€ 118.569

Smallingerland

1311

€ 3.055.536

€ 64.025

€ 55.621

Soest

615

€ 1.316.568

€ 14.159

€ 34.305

Someren

379

€ 732.122

€ 8.733

€ 21.649

Son en Breugel

239

€ 458.728

€ 5.511

€ 113.906

Stadskanaal

1259

€ 2.888.808

€ 61.507

€ 26.312

Staphorst

291

€ 557.774

€ 6.698

€ 46.295

Stede Broec

512

€ 1.170.341

€ 24.999

€ 51.957

Steenbergen

574

€ 1.315.311

€ 28.056

€ 112.907

Steenwijkerland

1248

€ 2.853.628

€ 60.968

€ 81.266

Stein

899

€ 2.056.033

€ 43.883

€ 72.274

Stichtse Vecht

799

€ 1.631.673

€ 18.398

€ 245.798

Südwest-Fryslan

2718

€ 6.241.143

€ 132.727

€ 153.207

Terneuzen

1694

€ 3.961.202

€ 82.729

€ 11.657

Terschelling

247

€ 507.543

€ 6.295

€ 39.967

Texel

442

€ 1.015.010

€ 21.582

€ 40.633

Teylingen

449

€ 891.363

€ 10.344

€ 66.279

Tholen

733

€ 1.674.492

€ 35.789

€ 56.287

Tiel

622

€ 1.211.878

€ 14.329

€ 264.116

Tilburg

2920

€ 6.303.744

€ 95.253

€ 40.966

Tubbergen

453

€ 1.035.657

€ 22.121

€ 79.601

Twenterand

880

€ 2.009.749

€ 42.983

€ 82.599

Tynaarlo

913

€ 2.097.773

€ 44.602

€ 112.241

Tytsjerksteradiel

1241

€ 2.833.131

€ 60.608

€ 18.984

Uitgeest

210

€ 405.805

€ 4.833

€ 25.646

Uithoorn

284

€ 581.229

€ 6.528

€ 30.308

Urk

335

€ 644.575

€ 7.715

€ 194.840

Utrecht

2154

€ 5.712.654

€ 57.391

€ 64.947

Utrechtse Heuvelrug

718

€ 1.450.639

€ 16.533

€ 19.317

Vaals

214

€ 510.857

€ 10.431

€ 35.970

Valkenburg aan de Geul

398

€ 926.462

€ 19.423

€ 49.293

Valkenswaard

545

€ 1.064.167

€ 12.548

€ 98.252

Veendam

1086

€ 2.495.340

€ 53.055

€ 62.615

Veenendaal

692

€ 1.465.023

€ 15.940

€ 64.280

Veere

711

€ 1.627.982

€ 34.710

€ 62.615

Veldhoven

692

€ 1.358.076

€ 15.940

€ 86.928

Velsen

961

€ 1.970.639

€ 22.129

€ 198.836

Venlo

2199

€ 5.232.524

€ 107.368

€ 74.938

Venray

829

€ 1.914.863

€ 40.465

€ 77.270

Vijfheerenlanden

854

€ 1.646.364

€ 19.670

€ 80.933

Vlaardingen

895

€ 2.310.796

€ 27.121

€ 1.332

Vlieland

27

€ 50.388

€ 339

€ 92.590

Vlissingen

1024

€ 2.513.211

€ 49.997

€ 30.641

Voerendaal

339

€ 775.009

€ 16.546

€ 93.923

Voorne aan Zee

1039

€ 2.023.999

€ 23.909

€ 23.980

Voorschoten

265

€ 567.314

€ 6.105

€ 48.294

Voorst

534

€ 1.219.832

€ 26.078

€ 35.637

Vught

394

€ 775.688

€ 9.072

€ 159.868

Waadhoeke

1768

€ 4.043.272

€ 86.326

€ 28.310

Waalre

313

€ 609.931

€ 7.207

€ 90.259

Waalwijk

998

€ 2.299.984

€ 48.738

€ 35.304

Waddinxveen

390

€ 810.928

€ 8.987

€ 23.980

Wageningen

265

€ 625.445

€ 6.105

€ 19.984

Wassenaar

221

€ 490.201

€ 5.087

€ 29.309

Waterland

324

€ 625.390

€ 7.461

€ 110.576

Weert

1223

€ 2.856.826

€ 59.709

€ 88.927

West Betuwe

983

€ 1.888.648

€ 22.638

€ 41.299

West Maas en Waal

457

€ 1.045.495

€ 22.301

€ 180.518

Westerkwartier

1996

€ 4.568.666

€ 97.477

€ 55.288

Westerveld

611

€ 1.395.286

€ 29.855

€ 18.651

Westervoort

206

€ 398.937

€ 4.748

€ 112.907

Westerwolde

1248

€ 2.851.765

€ 60.968

€ 127.562

Westland

1410

€ 2.770.706

€ 32.473

€ 79.601

Weststellingwerf

880

€ 2.010.121

€ 42.983

€ 52.956

Wierden

586

€ 1.338.863

€ 28.596

€ 64.947

Wijchen

892

€ 1.687.572

€ 16.533

€ 39.634

Wijdemeren

438

€ 842.367

€ 10.089

€ 24.646

Wijk bij Duurstede

273

€ 529.998

€ 6.274

€ 80.933

Winterswijk

895

€ 2.081.968

€ 43.703

€ 55.954

Woensdrecht

619

€ 1.414.217

€ 30.214

€ 57.286

Woerden

633

€ 1.229.199

€ 14.583

€ 60.617

Wormerland

367

€ 703.955

€ 6.783

€ 26.645

Woudenberg

210

€ 403.942

€ 4.833

€ 18.984

Zaanstad

2375

€ 5.354.219

€ 90.600

€ 214.823

Zaltbommel

866

€ 1.613.101

€ 11.361

€ 44.630

Zandvoort

265

€ 641.841

€ 6.105

€ 23.980

Zeewolde

214

€ 398.245

€ 2.798

€ 10.991

Zeist

593

€ 1.361.668

€ 13.650

€ 53.623

Zevenaar

1190

€ 2.721.105

€ 58.090

€ 107.578

Zoetermeer

843

€ 2.136.199

€ 19.416

€ 76.271

Zoeterwoude

136

€ 266.899

€ 3.137

€ 12.323

Zuidplas

497

€ 971.989

€ 11.446

€ 44.963

Zundert

541

€ 1.237.720

€ 26.437

€ 48.960

Zutphen

862

€ 1.725.683

€ 19.840

€ 77.936

Zwartewaterland

457

€ 876.777

€ 10.513

€ 41.299

Zwijndrecht

714

€ 1.519.044

€ 16.448

€ 64.613

Zwolle

1366

€ 2.804.639

€ 31.455

€ 123.565

Toelichting

I. Algemeen

1.    Inleiding

Deze wijzigingsregeling heeft hoofdzakelijk betrekking op het beschikbaar stellen van de middelen voor de tweede tranche van de lokale aanpak isolatie. Met deze wijzigingsregeling kunnen gemeenten de middelen aanvragen van de tweede tranche vanaf 1 juli 2024. Dit betreft in totaal 674.104.000 euro, waaronder 25,5 miljoen euro specifiek voor Doe-het-zelf.

Daarnaast worden een aantal verbeteringen in de regeling aangebracht. Er zaten een aantal onvoorziene knelpunten in de regeling, die het doel van de regeling onnodig bemoeilijkten. Zo was het bijvoorbeeld voor zeer kleine woningen niet goed haalbaar om aan de minimale oppervlakte eisen van toe te passen isolatiemateriaal te voldoen, waardoor gemeenten deze woning onder de geldende voorwaarden niet kon meenemen in de aanpak. Met deze wijzigingsregeling wordt dat hersteld door voortaan ruimte te bieden om het budget ook aan woningen te kunnen besteden waar niet aan de minimum oppervlakte eis kan worden voldaan. Er is gekozen voor het wijzigen van de bestaande regeling, om dergelijke knelpunten met terugwerkende kracht ook voor de eerste tranche te kunnen wegnemen, en tegelijkertijd hetzelfde voor de tweede tranche te regelen.

De bedoeling voor alle tranches van de lokale aanpak is dat de uitgangspunten en voorwaarden van de regeling zoveel mogelijk gelijk blijven, om zoveel mogelijk meerjarige programmatische aanpakken binnen gemeenten mogelijk te maken. Met de verbeteringen worden onduidelijkheden weggenomen en de regeling beter uitvoerbaar. De verbeteringen zorgen veelal voor ruimere mogelijkheden om de regeling in te zetten, maar gemeenten kunnen er ook voor kunnen kiezen om een eventueel reeds ingezette aanpak binnen een gemeente niet te veranderen. De aanpassingen hebben een terugwerkende kracht en daardoor ook betrekking op de voorwaarden voor de eerste tranche van de lokale aanpak.

2.    Beschikbare middelen tweede tranche

Voor de tweede tranche is er ruim 674 miljoen euro beschikbaar. Voor de verdeling van de middelen zijn verschillende verdeelsleutels gehanteerd waarbij is aangesloten bij de eerste tranche. Alleen de middelen die beschikbaar gesteld worden voor een VvE aanpak is een nieuwe sleutel gehanteerd die rekening houdt met het aandeel VvE's in een gemeente.

Onderstaand is dit schematisch weergegeven.

 

Bedrag 2e tranche (mln.)

Toelichting

Verdeling

Kolom bijlage III

€ 446,3 mln. (1)

Generieke aanpak

Verdeling op basis aantal slecht geïsoleerde koopwoningen in combinatie met inkomens met een risico op energiearmoede per gemeente.

http://www.cbs.nl/nl-

nl/maatwerk/2022/39/vereelsleutel-nationaal-

isolatieprogramma-2020

Verwerkt in 3e kolom

€ 160,00 mln.

(2)

Extra inzet kwetsbare dorpen en wijken

  • Woningen in de lokale aanpak in de stedelijke focusgebieden krijgen 1.050 euro extra per woning, waarbij het aandeel woningen in de stedelijke focusgebieden is berekend door het CBS tbv eerste tranche.
  • Gemeenten in de grensregio's en gemeenten met 20% of meer woningen in de lokale aanpak afgezet tegen het totaal aan koopwoningen in de gemeente (berekend op basis van cijfers van het CBS in eerste tranche) krijgen 700 euro extra per woning in de lokale aanpak.

Verwerkt in 3e en 4e kolom1

1 In de 4e kolom is 10.436.134 euro verwerkt, de rest in de 3e kolom

 
   
  • Alle andere gemeenten krijgen 330 euro extra per woning in de lokale aanpak.

Zie Staatscourant:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-

 

2023-31936.html

€ 34,66 mln.

(3)

Extra ondersteuning VvE's

Verdeling op basis van het aantal woningen in VvE's in de lokale aanpak, tot een maximum van 3 mln. euro per gemeente https://www.cbs.nl/nl-

nl/maatwerk/2024/18/woningen-binnen-vve-

s-die-in-aanmerking-komen-voor-de-nip-2022

Verwerkt in 3e kolom

 

€ 25,5 mln. (4)

Doe het zelf aanpak

Verdeling op basis aantal slecht geïsoleerde koopwoningen in combinatie met inkomens met een risico op energiearmoede per gemeente

http://www.cbs.nl/nl-

nl/maatwerk/2022/39/vereelsleutel-nationaal-

isolatieprogramma-2020

Betreft volledig de 5e kolom

7,56 mln. (5)

Niet aangevraagd in 2023

Gereserveerd voor gemeenten die niet hebben aangevraagd

Verwerkt in 3e kolom voor de betreffende gemeente

0,087 mln. (6)

Correctie op middelen Weesp uit 2023

In de eerste tranche heeft Amsterdam ten onrechte een deel van het budget dat voor Weesp was bedoeld niet kunnen aanvragen

Verwerkt in 3e en 4e kolom voor Amsterdam

totaal 674,1 mln.

     

Toelichting bij tabel

  • (1) 
    Het bedrag van 446,3 miljoen euro is opgebouwd uit 411,66 miljoen euro uit het Klimaatfonds en aangevuld met 34,66 miljoen euro1. Deze 34,66 miljoen kan bijdragen aan de kosten voor natuurvriendelijk isoleren. De verdeelsleutel voor de 446,3 miljoen euro is gebaseerd op de verdeling die het CBS voor de eerste tranche heeft gehanteerd2, op basis waarvan gemiddeld 1.583 euro per woning beschikbaar is3.
  • (2) 
    Het bedrag van 160 miljoen euro is beschikbaar gekomen met de voorjaarsbesluitvorming Klimaat 2023 en is voor de collectieve aanpak van kwetsbare dorpen en wijken. Voor de verdeelsleutel van deze middelen is dezelfde verdeelsleutel gehanteerd als bij de eerste tranche voor de middelen voor de aanpak van kwetsbare dorpen en wijken4. Dit leidt ertoe dat voor alle gemeenten het beschikbare budget van gemiddeld 1.583 euro per woning hoger wordt. Namelijk per woning variërend van 330, tot 700 en 1050 euro, waarbij het uitgangspunt is dat gemeenten met een relatief hoog aandeel kwetsbare huishoudens en complexe problematiek, meer extra middelen per woning krijgen.

Een deel van deze extra middelen zal uitgekeerd worden mits een gemeente een aanvraag doet voor de tweede tranche, ongeacht het aantal woningen dat wordt aangevraagd. Dit betreft het bedrag dat is opgenomen in vierde kolom van bijlage III. Deze middelen zijn bedoeld voor de woningen waarvoor al een deel van het beschikbare budget voor de lokale isolatieaanpak in 2022 beschikbaar is gesteld6. Ook voor deze woningen kan dan extra ondersteuning worden geboden. Inschatting is dat met deze al in 2022 beschikbaar gestelde middelen uit het Nationaal Isolatieprogramma ruim 40.000 woningen worden aangepakt. In combinatie met de drie tranches van de lokale isolatieaanpak (waarvan onderhavige regeling ziet op de tweede tranche) kunnen zo 750.000 woningen worden geïsoleerd, hetgeen de doelstelling van de lokale aanpak is. Gemeenten worden opgeroepen voor de woningen waarvoor middelen uit de lokale aanpak al in 2022 zijn verstrekt ook meer ondersteuning te bieden.

2022). Een maximum per gemeente van 3 miljoen euro is gehanteerd, omdat er met veel VvE's in een gemeente ook verwacht wordt dat er schaalvoordelen te behalen zijn in de aanpak en er zo ook extra aandacht is voor spreiding van de middelen over alle gemeenten. Ook voor deze middelen geldt, dat hiermee het beschikbare budget gemiddeld per woning dat wordt aangevraagd wordt opgehoogd. Het totaal aantal woningen dat de gemeente moet isoleren met het budget wijzigt niet.

  • (4) 
    Specifiek voor de ondersteuning van Doe-het-zelf-maatregelen is met de voorjaarsbesluitvorming 2023 25,5 miljoen euro beschikbaar gekomen. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van dezelfde verdeelsleutel van het CBS als de 446,3 miljoen euro (zie (1)). Het totaal aantal woningen dat de gemeente moet isoleren met het budget wijzigt niet, dus het gemiddelde bedrag dat de gemeente per woning kan besteden wordt hoger.
  • (5) 
    7,56 miljoen euro is in de eerste tranche niet aangevraagd door gemeenten. Deze middelen zijn toegevoegd aan het beschikbare budget voor de betreffende gemeenten. Zij krijgen dus opnieuw de mogelijkheid deze middelen aan te vragen. Dit leidt ertoe dat de middelen voor 18 gemeenten zijn toegevoegd aan de middelen die voor die gemeenten voor de tweede tranche beschikbaar zijn. Voor 13 gemeenten geldt dat zij een deel van de middelen niet had aangevraagd (het deel dat vanaf 5 juli 2023 beschikbaar kwam). Voor 5 gemeenten geldt dat zij het volledige bedrag niet hadden aangevraagd.

Voor deze middelen zijn extra woningen meegenomen in het totaal aan woningen dat de betreffende gemeenten kunnen aanvragen, namelijk het aantal woningen dat niet is aangevraagd in de eerste tranche. Het is de bedoeling dat bij de tweede tranche indien aan de orde ook te doen, maar voorwaardelijk is dat de middelen inderdaad weer beschikbaar komen in het volgende jaar en er niet over de inzet van de middelen anders besloten wordt.

  • (6) 
    In de eerste tranche is per abuis voor een deel van de middelen die de gemeente Amsterdam kon aanvragen het aandeel dat zij voor Weesp kon aanvragen niet meegenomen. Deze middelen zijn meegenomen in de middelen die aan te vragen zijn voor de tweede tranche voor Amsterdam.

3.Inhoud

3.1 Extra middelen voor Doe-het-zelf

Het stimuleren van Doe-het-zelf isolatie heeft een positief effect op de druk op de arbeidscapaciteit in de sector waardoor versnelling bij het verduurzamen van woningen kan worden bereikt.

Bij de eerste tranche in de lokale aanpak was het al mogelijk Doe-het-zelf te ondersteunen. Of en hoe een gemeente dit doet is aan gemeenten zelf. Zo ondersteunen een aantal gemeenten Doe- 5 6

het-zelf al via bijvoorbeeld subsidies of een voucher aanpak. Om dit beter mogelijk te maken, is er

25,5 miljoen euro specifiek voor Doe-het-zelf beschikbaar gesteld. Gemeenten moeten bij de aanvraag aangeven of ze hun deel van de 25,5 miljoen euro voor Doe-het-zelf willen ontvangen. Deze middelen dienen uitsluitend ingezet te worden voor Doe-het-zelf. Voor de extra 25,5 miljoen euro die voor Doe-het-zelf beschikbaar is gesteld, hoeven geen extra woningen verbeterd te worden. Zie hierover ook onder 'Doe-het-zelf'. Echter, de woningen die de gemeente met behulp van dit budget laat isoleren, mogen wel meetellen in de verantwoording voor het aantal woningen dat de gemeente dient te behalen.

Het is aan de gemeente om te bepalen hoeveel woningen met deze middelen worden geïsoleerd en hoeveel middelen er gemiddeld per woning beschikbaar worden gesteld.

Voor Doe-het-zelf is nu een definitie in de regeling opgenomen, zodat duidelijk is dat het gaat om maatregelen die niet door een bouwbedrijf worden uitgevoerd. In beginsel gaat het om maatregelen die door de eigenaar-bewoner worden uitgevoerd, maar het is ook mogelijk dat er ondersteuning van vrienden, familie, buurtinitiatieven en ook energiecoaches plaatsvindt.

De voorwaarden voor de inzet van de middelen voor Doe-het-Zelf zijn gelijk aan de voorwaarden voor de maatregelen die niet Doe-het-zelf worden toegepast als het gaat om de inzet in lage labels of vergelijkbare energetische staat en lage WOZ-waarden. Met de inzet van de middelen in deze doelgroep, wordt beoogd zoveel mogelijk extra energiebesparing te realiseren en ondersteuning te bieden bij het zelf uitvoeren van de maatregelen.

Voor Doe-het-zelf worden dezelfde isolatiewaarden als voorwaarden gesteld als bij maatregelen die niet door eigenaar-bewoners zelf worden uitgevoerd. Zo wordt voorkomen dat bouwdelen suboptimaal en eventueel later opnieuw moeten worden aangepakt om uiteindelijk over te kunnen stappen op een duurzame alternatieve warmtevoorziening. Om beter aan te sluiten bij mogelijke praktijksituaties bij Doe-het-zelf, worden wel de oppervlakte-eisen versoepeld voor deze doelgroep. Zie hiervoor paragraaf 3.4.1, uitzondering oppervlakte-eisen'. Het is natuurlijk nog steeds wenselijk om ook in het geval van Doe-het-zelf maatregelen een zo groot mogelijke oppervlakte te isoleren.

Door het ministerie van BZK is in samenwerking met Milieu Centraal een toolkit Doe-het-zelf isolatie ontwikkeld waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het vormgeven van een Doe-het-zelf aanpak.

3.2 Extra middelen voor ondersteuning Verenigingen van Eigenaren

Om het isoleren van woningen van gemengde Verenigingen van Eigenaren (VvE's) en andere gemengde verenigingen zoals bedoeld in de regeling beter te ondersteunen wordt het in de regeling mogelijk gemaakt alle woningen in de VvE beter te betrekken bij de lokale aanpak. Er wordt geregeld dat niet alleen woningen met energielabel D of lager (of een vergelijkbare energetische staat) in aanmerking komen voor de middelen, maar ook de eventuele andere woningen in het betreffende gebouw van de VvE met betere labels. Veel maatregelen moeten namelijk in het hele gebouw doorgevoerd worden en over veel maatregelen moet ook op VvE-niveau worden besloten. De wijziging is vormgegeven door niet meer op woningniveau de energetische kwaliteit vast te stellen, maar door op gebouwniveau vast te stellen of er sprake is van minimaal twee slecht geïsoleerde bouwdelen (voor het gehele bouwdeel). Als dat zo is, kunnen alle woningen in dat gebouw in aanmerking komen voor de middelen uit de lokale aanpak, mits ze grenzen aan het bouwdeel dat verbeterd wordt (zie onderstaand)7.

Alle woningen in een slecht geïsoleerd gebouw kunnen op deze manier meedoen in de lokale aanpak. Voorwaarde voor het meetellen voor het halen van het aantal verbeterde woningen waar gemeenten een aanvraag voor hebben gedaan, is wel dat de woningen moeten grenzen aan het slecht geïsoleerde bouwdeel dat met de maatregelen verbeterd wordt en daardoor een lagere energierekening kunnen verwachten. Wanneer niet alle woningen bijvoorbeeld grenzen aan het dak of de vloer, en als alleen een van deze bouwdelen wordt verbeterd, tellen alleen de aangrenzende woningen mee voor het halen van het aantal woningen waar de gemeente een aanvraag voor heeft gedaan. Maar wanneer (ook) de gevel of het glas wordt vervangen en deze maatregel raakt aan alle woningen in het gebouw, dan kunnen alle woningen meetellen.

3.3 Overige wijzigingen 3.3.1 Uitzonderingen oppervlakte-eisen

In de regeling volgen de minimale oppervlakte-eisen voor de energiebesparende maatregelen voor eigenaar-bewoners uit de voorwaarden uit de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE, feitelijk is dit een onderdeel van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies) en voor de VvE's uit de Subsidieregeling verduurzaming voor verenigingen van eigenaars (SVVE). Dit volgt uit artikel 2, tweede lid, van de regeling. Met deze wijzigingsregeling worden er twee uitzonderingen voor deze oppervlakte-eisen gemaakt:

  • voor 10% van het aantal woningen waar gemeenten een aanvraag voor doen en dat geïsoleerd moet worden gelden de oppervlakte-eisen niet; en
  • voor Doe-het-zelf worden de oppervlakte-eisen in zijn geheel losgelaten.

Dit heeft twee doelen;

  • het mogelijk maken van het ondersteunen van maatregelen aan kleine woningen; en
  • het beter ondersteunen van maatregelen die door eigenaar-bewoners zelf worden uitgevoerd (Doe-het-zelf).

3.3.2    Kleine woningen

Ten aanzien van de kleine woningen hebben een aantal gemeenten aangegeven dat sommige woningen niet aan deze oppervlakte-eisen voor bepaalde bouwdelen kunnen voldoen.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft onderzoek laten doen door TNO naar de oppervlaktes van woningen in relatie tot de oppervlakte-eisen om inzichtelijk te maken in hoeveel gevallen het aan de orde is dat bouwonderdelen niet aan de eisen kunnen voldoen. Het aantal woningen dat met betrekking tot één of meerdere specifieke bouwdelen niet aan de oppervlakte-eisen kan voldoen, blijkt beperkt te zijn. Dit aantal woningen zal ruimschoots binnen de uitzondering van 10% vallen die niet aan de oppervlakte-eisen hoeft te voldoen8.

3.3.3    Doe-het-zelf

Met deze wijzigingsregeling wordt ruimte geboden voor gemeenten om voor alle doe-het-zelvers geen oppervlakte-eisen te stellen aan de maatregelen die zij uitvoeren. Voor de extra 25,5 miljoen euro die voor Doe-het-zelf beschikbaar is gesteld, staan tevens geen aantal woningen tegenover die verbeterd moeten worden. Deze middelen kunnen dus in principe volledig besteed worden aan maatregelen die niet voldoen aan de oppervlakte eisen. Dit voorkomt dat vooraf een inschatting moet worden gemaakt, of een maximum gesteld moet worden, aan het aantal doe-het-zelvers dat bijvoorbeeld zijn of haar woning alleen stap voor stap wil of kan verduurzamen. Bijvoorbeeld wanneer per (zolder)kamer wordt geïsoleerd omdat het aanpakken van alle (zolder)kamers tegelijk in één keer een te grote klus is. Of wanneer de volgende kamer toch niet meer wordt opgepakt vanwege levensgebeurtenissen.

Het 'reguliere' budget waar gemeenten een aanvraag voor hebben gedaan op grond van artikel 3, eerste lid of tweede lid, is echter wel gekoppeld aan een aantal woningen die verbeterd dienen te worden. Ook vanuit dit budget kunnen Doe-het-zelf maatregelen worden ondersteund. Echter is het alsnog het geval dat er maar in maximaal 10% van de te behalen woningen afgeweken mag worden van de oppervlakte eisen. Ook wanneer deze door middel van Doe-het-zelf zijn verbeterd. Ook woningen die vanuit de extra 25,5 miljoen euro zijn verbeterd door middel van Doe-het-zelf maatregelen mogen meegeteld worden richting het aantal verbeterde woningen van het ^guNere' budget. Hierbij geld wel alsnog de voorwaarde dat er in maximaal 10% van de te verbeterde woningen mag worden afgeweken van de minimale oppervlakte eisen. Onderstaand wordt dit nader toegelicht.

3.4 Toelichting en samenloop 10% uitzondering en algehele uitzondering Doe-het-zelf

De 10% uitzondering betekent dat bij de verantwoording minimaal 90% van het aantal woningen waarvoor een gemeente de aanvraag voor de SPUK lokale aanpak isolatie heeft gedaan voldoet aan de oppervlakte-eisen die volgen uit de ISDE en de SVVE voor de verschillende energiebesparende maatregelen die zijn getroffen aan de woning. Als een gemeente bijvoorbeeld voor 100 woningen een aanvraag heeft gedaan en middelen heeft ontvangen, dan zullen bij 90 woningen maatregelen moeten zijn getroffen die voldoen aan de oppervlakte-eisen uit de ISDE of de SVVE. Bij 10 woningen mogen de verbeterde oppervlaktes kleiner zijn dan wat in de ISDE of de SVVE is voorgeschreven.

Voor Doe-het-zelf wordt een algehele uitzondering gemaakt. Voor deze maatregelen gelden er geen oppervlakte-eisen. Dit laat echter onverlet dat maximaal 10% van het totaal aantal woningen waar energiebesparende maatregelen door Doe-het zelf worden toegepast mee kan tellen voor het te halen aantal woningen waar een aanvraag voor is gedaan op grond van artikel 3, eerste lid of tweede lid.

De samenloop van de 10% van het aantal aangevraagde en te isoleren woningen dat niet aan de oppervlakte-eisen hoeft te voldoen en de algehele uitzondering op de oppervlakte-eisen voor Doe-het-zelf kan er als volgt uitzien, telkens uitgelegd in het voorbeeld van de 100 woningen die door een gemeente worden aangevraagd:

Voorbeeld 1

  • In het geval dat er voor 100 woningen wordt aangevraagd door een gemeente;
  • er worden 80 woningen met Doe-het-zelf verbeterd met maatregelen die niet aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • 90 andere woningen (=90% van 100) moeten dan verbeterd worden met maatregelen die wél aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • Totaal aantal verbeterde woningen = 170 woningen, waarvan er 100 meetellen voor de verantwoording van het te halen aantal woningen op basis van de aanvraag.

Voorbeeld 2

  • In het geval dat er 100 woningen worden aangevraagd door een gemeente;
  • er worden 80 woningen met Doe-het-zelf verbeterd met maatregelen die niet aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • daarnaast worden er 20 woningen met Doe-het-zelf verbeterd met maatregelen die wél aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • 70 andere woningen (20+70=90% van 100) moeten dan verbeterd worden met maatregelen die wél aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • Totaal aantal verbeterde woningen = 170 woningen, waarvan er 100 meetellen voor de verantwoording van het te halen aantal woningen op basis van de aanvraag.

Voorbeeld 3

  • In het geval dat er 100 woningen worden aangevraagd door een gemeente;
  • er worden 80 woningen met Doe-het-zelf verbeterd met maatregelen die niet aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • daarnaast worden er 10 kleine woningen door een bouwbedrijf (geen Doe-het-zelf ) verbeterd met maatregelen die niet aan de oppervlakte-eisen voldoen;
  • 90 andere woningen moeten dan verbeterd worden met maatregelen die wél aan de minimale oppervlakte-eisen voldoen.
  • Totaal aantal verbeterde woningen = 180 woningen, waarvan er 100 meetellen voor de verantwoording van het te halen aantal woningen op basis van de aanvraag.

Wanneer het aantal woningen niet is gerealiseerd kan een bedrag worden teruggevorderd, volgens de methodiek beschreven in de toelichting van de eerste tranche (Staatscourant 2023, 3877).

3.5 Maximumbedrag van € 4000 per woning vervalt

In de regeling was een maximumbedrag opgenomen dat ten hoogste aan isolatiemaatregelen besteed mocht worden per woning, met uitzondering van woningen van een aantal in de regeling gedefinieerde groepen personen. Dat maximum was bepaald met oog op doelmatigheid van besteding van de middelen en het totaal beschikbare budget. Sindsdien is het bedrag dat gemiddeld per woning beschikbaar is omhoog gegaan (zie hoofdstuk 2 van het algemeen deel van deze toelichting). Ook wordt er nog steeds voldoende gestuurd op doelmatigheid door het aantal woningen dat gemeenten moeten isoleren op grond van de aanvraag. Ten slotte is vanuit sommige gemeenten de wens geuit om het maximum los te laten, vanwege de mogelijkheid met de koppeling van andere lokale regelingen.

Besloten is daarom om het maximum los te laten, voor de tweede tranche en ook met terugwerkende kracht voor de eerste tranche.

3.6    Energieiabeis of een vergelijkbare energetische staat

Hierbij wordt verduidelijkt dat onder de definitie van een slecht geïsoleerde woning als bedoeld in artikel, eerste lid, het aan de gemeente is om ervoor te kiezen om woningen in aanmerking te laten komen als er een (geregistreerd) energielabel D of lager is en als er geen energielabel is geregistreerd te kijken naar een vergelijkbare energetische staat. Óf ervoor te kiezen alleen te kijken naar de vergelijkbare energetische staat. Dan wordt er dus niet gekeken naar het energielabel. Hiermee is het mogelijk om in alle gevallen op dezelfde wijze vast te stellen of een woning in aanmerking kan komen op dit punt en kunnen ook woningen met een energielabel C maar waar wel sprake is van minimaal twee slecht geïsoleerde bouwdelen bijvoorbeeld in aanmerking komen.

3.7    Uitvoeringstermijn

Evenals voor de eerste tranche van de lokale aanpak, is de uitvoeringstermijn voor de tweede tranche drie jaar. De uitvoeringstermijn voor de tweede tranche loopt daarmee tot eind 2027. Voor de eerste tranche is er driemaal de mogelijkheid voor een jaar verlenging geboden, doordat er bij wijziging een jaar extra is toegevoegd op de oorspronkelijke twee keer mogelijkheid voor verlenging van een jaar. Het extra jaar werd toegevoegd vanwege de termijn waarop de extra middelen beschikbaar kwamen. Voor deze tweede tranche wordt weer de oorspronkelijke mogelijkheid voor twee keer verlenging van een jaar geregeld.

4.    Aanvullende toelichting

4.1    monumenten, woonwagens en woonboten

Vanuit de ISDE en SVVE is het ook mogelijk om subsidie te verstrekken aan monumentale woningen of gebouwen, en ook aan woonwagens en woonboten. Voor de monumentale woningen/gebouwen zijn enkele isolatiewaarden lager vastgesteld en/of is er een lagere eis voor de minimaal te isoleren oppervlakte vastgesteld. Voor woonwagens en woonboten gelden dezelfde eisen als voor de reguliere woningen, ook al is dat in de praktijk wellicht niet altijd haalbaar. Vanuit deze SPUK Lokale Aanpak Isolatie mag dit op dezelfde wijze worden aangepakt.

4.2    Meldcode lijsten

Voor de Lokale Aanpak Isolatie is het aan te bevelen vooraf het isolatiemateriaal voor het betreffende bouwdeel of de glaskwaliteit te toetsen aan de hand van de meldcode lijsten van de ISDE (www.rvo.nl/isde). Dat geldt ook voor Doe-het-zelf. Als het toe te passen isolatiemateriaal of glas op deze meldcodelijst staat, voldoet het zeker aan de vereiste kwaliteit en komt men mits men aan de minimale oppervlakte-eis voldoet in aanmerking voor de ISDE en deze SPUK Lokale Aanpak Isolatie, als ook aan de overige eisen van deze SPUK wordt voldaan.

5.    Verantwoording, terugvordering en vaststelling

De verantwoording over de tweede tranche vindt afzonderlijk van de eerste tranche plaats. In aanvulling op de eerste indicatoren voor de eerste tranche zal de gemeente ook gevraagd worden aan te geven welk bedrag is besteed aan ondersteuning van Doe-het-zelf maatregelen.

Zie verder de toelichting in hoofdstuk 3 van het algemeen deel van de toelichting bij de oorspronkelijke regeling van de eerste tranche (Staatscourant 2023, 3877). Die toelichting is ook hier weer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in die toelichting genoemde jaartallen specifiek voor de eerste tranche gelden. Ook het daar omschreven monitoringsformulier moet worden ingevuld voor de tweede tranche.

6. BTW

De toelichting over BTW in hoofdstuk 4 van het algemeen deel van de toelichting bij de oorspronkelijke regeling van de eerste tranche (Staatscourant 2023, 3877) is ook van toepassing bij de tweede tranche. Gemeenten geven bij de aanvraag het bedrag aan BTW op dat zij verwachten verschuldigd te zijn, en dat wordt gestort in het BTW-Compensatiefonds van het Ministerie van Financiën.

II. Artikelsgewijs

Artikel I Onderdeel A

In artikel 1, eerste lid, van de regeling worden begripsbepalingen ingevoegd en gewijzigd.

Doe-het-zelf maatregelen waren reeds mogelijk onder de bestaande regeling voor de eerste tranche. Nu zijn de doe-het-zelf maatregelen opgenomen in een definitiebepaling en enkele plaatsen in de regeling, hetgeen noodzakelijk was om twee zaken te kunnen regelen die specifiek voor doe-het-zelf maatregelen gelden, en niet voor overige maatregelen:

  • 1) 
    de minimale vierkante metereisen met betrekking tot het te isoleren oppervlakte gelden niet voor wat betreft de doe-het-zelf maatregelen. Nogmaals wordt erop gewezen dat de vierkante metereisen weliswaar niet gelden als het gaat om de vraag waar de gemeente de specifieke uitkering aan mag besteden bij doe-het-zelf, maar dat de vierkante metereisen wél gelden onder de voorwaarde van artikel 6, eerste lid. Dit betekent dat bij de verantwoording in het kader van deze verplichting enkel woningen mogen meetellen waarbij wél aan die minimale vierkante meter eis is voldaan.
  • 2) 
    er is een aanvullend budget beschikbaar gesteld dat volledig besteed dient te worden aan doe-het-zelf maatregelen. Voor dit aanvullende budget wordt geen aanvullend doel gesteld met betrekking tot het aantal te isoleren woningen. De gemeente mag woningen die met behulp van dit budget worden geïsoleerd echter wel meetellen in de verantwoording voor de verplichting in het kader van artikel 6, eerste lid, indien wel aan de minimale vierkante meter eis is voldaan.

Zie voor een nadere toelichting over doe-het-zelf paragrafen 3.1, 3.3.3 en 3.4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Met oog op het expliciteren van de doe-het-zelf maatregelen in de regeling is het tevens nodig om een definitie voor bouwbedrijf in te voegen. Voor deze definitie is aangesloten bij de ISDE en SVVE. Op deze manier kunnen doe-het-zelf maatregelen worden omschreven als de negatie van maatregelen die worden uitgevoerd door een bouwbedrijf.

De begripsomschrijving van het begrip slecht geïsoleerde woning is aangepast. Naast de reeds bestaande definitie die nu in onderdeel a is opgenomen, is een onderdeel b ingevoegd dat specifiek voor woningen binnen gemengde verenigingen geldt. Dit is gedaan om uitvoeringsproblematiek op te lossen die nader is omschreven in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Ten slotte regelt het nieuw toegevoegde onderdeel c het volgende. Als een woning eerder kwalificeerde als slecht geïsoleerde woning onder deze regeling, maar na het treffen van maatregelen op grond van deze regeling niet meer, dan kwalificeert de woning alsnog als slecht geïsoleerde woning in het kader van de volgende tranches. Dit past bij het uitgangspunt van de meerjarige aanpak waarbij gemeenten woningen intensiever helpen verduurzamen.

In artikel 4, tweede lid, onderdeel b, wordt daarnaast geregeld dat woningen waaraan reeds isolatiemaatregelen op basis van de regeling zijn getroffen, niet nog een keer meegenomen kunnen worden in een aanvraag. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat de lokale aanpak gericht is op de isolatie van 750.000 woningen, en op basis daarvan wordt het budget verdeelt. Woningen binnen het budget in meerdere aanvragen vaker meetellen zou ervoor zorgen dat de 750.000 woningen niet gehaald kunnen worden. Dus woningen kunnen vaker worden meegenomen in verschillende tranches, maar niet meermaals meetellen bij het aantal in de aanvraag.

Ten slotte is in de omschrijving van een vergelijkbare energetische staat in het vierde subonderdeel de categorie "ramen" verder uitgeschreven tot "ramen, panelen in kozijnen en deuren". Dit was reeds beoogd en betreft een verduidelijking.

Onderdeel B

Zie voor een nadere toelichting over deze wijziging van artikel 2, tweede lid, van de regeling, de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel A met betrekking tot doe-het-zelf maatregelen.

In artikel 2, tweede lid, zijn de energiebesparende isolatiemaatregelen geregeld waar de gemeente de specifieke uitkering aan mag besteden. Op deze plaats is het dus relevant om de uitzondering op de minimale vierkante metereisen voor gemeenten te regelen.

Onderdeel C

In artikel 3 was enkel het budget voor het aanvraagtijdvak van de eerste tranche opgenomen.

Daar is nu een eerste lid van gemaakt, en in een nieuw tweede en derde lid zijn de budgetten voor het aanvraagtijdvak van de tweede tranche opgenomen.

Zie over de samenstelling van de budgetten hoofdstuk 2 van het algemeen deel van de toelichting.

Het tweede lid bevat het 'reguliere' budget van de lokale aanpak voor de tweede tranche. Aan dit budget is een minimaal aantal woningen verbonden dat de gemeente daarmee dient te isoleren.

Als de gemeente dit budget aanvraagt, ontvangt de gemeente automatisch ook het volledige bedrag dat in de vierde kolom in bijlage III is opgenomen. Dit betreft middelen die zijn bedoeld voor de woningen waarvoor al een deel van het beschikbare budget voor de lokale isolatieaanpak in 2022 beschikbaar is gesteld. Zie hoofdstuk 2 van het algemeen deel van de toelichting voor een nadere toelichting hierover.

In het nieuwe derde lid is een grondslag voor een aanvraag opgenomen voor het aanvragen van het budget dat specifiek geoormerkt is voor doe-het-zelf maatregelen. Deze aanvraag staat los van de aanvraag uit het tweede lid.

Dit budget kan niet voor een gedeelte door de gemeente aangevraagd worden, enkel het volledige bedrag. Hier staat echter geen minimaal aantal te isoleren woningen tegenover. De gemeente dient deze specifieke uitkering uitsluitend te besteden aan doe-het-zelf maatregelen. Zie voor een nadere toelichting over doe-het-zelf maatregelen de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel A.

In het nieuwe vierde lid is de herverdeling geregeld die nader is toegelicht in paragraaf 3.3.3 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel D

Omdat in artikel 4 met betrekking tot de aanvraag een aantal wijzigingen op verschillende plaatsen in het artikel zijn gedaan, is ervoor gekozen het artikel in het geheel opnieuw vast te stellen.

In het eerste lid, onderdeel b, is het nieuwe aanvraagtijdvak voor de tweede tranche geregeld. In onderdeel a is het aanvraagtijdvak voor de eerste tranche nog steeds opgenomen. Daar is voor gekozen om de meerjarigheid van de lokale aanpak in de regeling weer te geven en omdat een aantal versoepelingen in de regeling ook met terugwerkende kracht van toepassing worden op de specifieke uitkeringen die verstrekt zijn tijdens de eerste tranche.

In het tweede lid, onderdeel b, is naast het bestaande vereiste dat een aantal woningen moet worden opgegeven in de aanvraag, hetgeen rechtstreeks samenhangt met een voor die gemeente beschikbaar budget per woning uit de betreffende bijlage (I, II, of III), een zin toegevoegd waarin is geregeld dat woningen waaraan reeds isolatiemaatregelen op basis van de regeling zijn getroffen, niet nog een keer meegenomen kunnen worden in een aanvraag. Dit neemt niet weg dat er wel opnieuw budget van latere tranches aan dezelfde woning kan worden besteed, de woning kan echter niet nogmaals meetellen in het aantal woningen dat de gemeente dient te isoleren.

Het nieuwe derde lid regelt een uitzondering op een aantal aanvraaggegevens voor een aanvraag als bedoeld in artikel 3, derde lid. Dat betreft een aanvraag voor het budget dat gebonden is aan doe-het-zelf maatregelen. Voor een aanvraag voor dit budget hoeft geen aantal woningen opgegeven te worden en ook niet de hoogte van het aangevraagde bedrag. De hoogte van het aangevraagde bedrag staat immers vast, dat is altijd het totaal beschikbare bedrag. Er hoeft voor dit budget geen aantal woningen geïsoleerd te worden, daarom hoeft ook geen aantal te worden opgegeven.

Onderdeel E

In Artikel 4a wordt een technische wijziging toegepast om de verwijzing naar artikel 3 kloppend te houden na het opdelen van artikel 3 in meerdere artikelleden.

Onderdeel F

Artikel 5 regelt de wijze van betaling en inhoud van de uitkeringsbeschikking. Dit artikel wordt opnieuw vastgesteld, waarbij de regeling van deze onderwerpen met betrekking tot de eerste tranche vervalt en die voor de tweede tranche wordt geregeld.

Op de overige plaatsen in de regeling is ervoor gekozen om de regeling met betrekking tot de eerste tranche te behouden, in verband met de terugwerkende kracht die aan de versoepeling van sommige voorwaarden van toepassing is op de eerste tranche. Op deze wijze is de eerste tranche nog zichtbaar in de lopende regeling, en is de meerjarigheid van de lokale aanpak ook zichtbaar in de actuele regeling.

In dit artikel is er echter voor gekozen om de bepalingen met betrekking tot de eerste tranche te laten vervallen, ten behoeve van duidelijkheid van de regeling, hetgeen mogelijk is omdat de betalingen met betrekking tot de eerste tranche zijn afgehandeld en de bepalingen daarom materieel zijn uitgewerkt. Om dezelfde reden is ook bijlage III komen te vervallen, terwijl bijlagen I en II in stand worden gehouden.

Met betrekking tot andere bepalingen met betrekking tot de eerste tranche is er ook sprake van dat deze materieel zijn uitgewerkt, zoals de bepaling met het regelen van het aanvraagtijdvak voor de eerste tranche in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, maar die is behouden om blijk te geven van de meerjarigheid in de regeling en een duidelijke koppeling met de voorwaarden die met terugwerkende kracht ook worden toegepast op de eerste tranche.

Onderdeel G

Artikel 6 regelt de verplichtingen die verbonden zijn aan de besteding van de specifieke uitkering. Als hier niet aan voldaan is kan (een deel van) de specifieke uitkering door de minister worden teruggevorderd.

Het eerste lid, onderdeel a, bevat de verplichting om energiebesparende isolatiemaatregelen te treffen in het aantal slecht geïsoleerde woningen dat de gemeente heeft opgegeven in de aanvraag. Dit criterium is uitgebreid met subonderdelen 1° en 2°.

In subonderdeel 1° is bepaald dat voor dit criterium enkel energiebesparende isolatiemaatregelen meetellen, die voldoen aan de minimale vierkante metereisen isolatie die gelden op grond van de ISDE of de SVVE.

In subonderdeel 2° is een uitzondering daarop geregeld voor 10% van de woningen die de gemeente heeft opgegeven in de aanvraag. 10% van die woningen hoeft dus niet te voldoen aan de minimale vierkante metereisen isolatie. Deze ruimte wordt geboden (ook met terugwerkende kracht voor de eerste tranche) zodat gemeenten bepaalde kleine woningen ook mee kunnen nemen in de aanpak die niet aan die eisen kunnen voldoen. Zie hierover ook paragrafen 3.3.2 en paragraaf 3.4 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdeel c is uitgebreid met de uiterlijke termijn van afronding van de activiteiten en de uiterlijke bestedingstermijn voor middelen van de tweede tranche, voor beide geldt 31 december 2026 als uiterlijke bestedingstermijn. Deze termijn kan bij opgelopen vertraging wegens onvoorziene omstandigheden op gemotiveerd verzoek van het collega tweemaal met ten hoogste één jaar verlengd worden (dat is geregeld in het tweede lid, onderdeel b).

In het eerste lid, onderdeel d, is met betrekking tot het voor doe-het-zelf geoormerkte budget (het budget opgenomen in de laatste kolom van bijlage III) bepaald geldt dat dat budget volledig aan doe-het-zelf moet worden besteed, dat wil zeggen energiebesparende isolatiemaatregelen door doe-het-zelvers maar ook activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid (zoals ondersteuning vanuit de gemeente) die gericht zijn op het tot stand brengen van die doe-het-zelf maatregelen.

Onderdeel H

In onderdeel H wordt het opschrift van bijlage I technisch gewijzigd, waarbij "artikel 3" vervangen wordt door "artikel 3, eerste lid" om deze verwijzing weer kloppend te krijgen nu in deze wijzigingsregeling artikel 3 wordt opgedeeld in meerdere artikelleden.

Onderdeel I

In onderdeel I wordt in bijlage III van de regeling de tabel opgenomen met de budgetten voor de tweede tranche. De voormalige bijlage III bevatte een overzicht van gemeenten waarvoor een uitzondering op het geregelde uitbetalingsmoment van de specifieke uitkeringen uit tranche één werd gemaakt. Het is niet noodzakelijk die bijlage te behouden, zie daarvoor ook de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel F. Daarom kan deze bijlage vervallen en komt de bijlage met budgetten voor de tweede tranche daarvoor in de plaats, als nieuwe bijlage III.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met de vaste verandermomenten of een minimale invoeringstermijn, omdat de gemeenten niet meedingen om hetzelfde budget. Er zitten schotten tussen, elke gemeente heeft een op grond van objectieve verdeelsleutels bepaald eigen budget. Er Het aanvraagtijdvak is lang genoeg geopend dat de gemeenten de tijd hebben een aanvraag in te dienen, daar is dus ook geen invoeringstermijn voor nodig.

Er wordt terugwerkende kracht verleend aan de onderdelen A, B en G tot en met 1 maart 2023.

Dat betreft de datum van inwerkingtreding van de oorspronkelijke regeling voor tranche één. Deze onderdelen bevatten voorwaarden die met terugwerkende kracht ook voor de specifieke uitkeringen van tranche één gaan gelden:

  • Onderdeel A bevat de definitie van slecht geïsoleerde woning. Met terugwerkende kracht gaat gelden dat voor gemengde verenigingen een aangepaste definitie wordt gehanteerd, zodat voor gemeenten een belangrijk obstakel wordt weggenomen waardoor ook woningen van gemengde verenigingen kunnen meetellen in de verantwoording onder de verplichting van artikel 6, eerste lid. Zie hierover ook paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting.
  • Onderdeel B bevat de specificering dat gemeenten zich mogen richten op doe-het-zelf maatregelen en daarbij geen minimale oppervlakte eisen isolatie in acht hoeven nemen (maar nogmaals: om mee te kunnen tellen onder de verplichting van artikel 6, eerste lid, is het wél relevant dat het minimum oppervlakte wordt gehaald, met uitzondering van de 10% vrije ruimte).
  • Onderdeel G bevat de nadere specificering van de verplichting van het isoleren van het aantal woningen dat een gemeente heeft opgegeven bij de aanvraag. Voor dat aantal geldt weliswaar dat er aan de minimale vierkante metereisen isolatie moet worden voldaan, maar er is een uitzondering gemaakt voor 10% van het opgegeven aantal, zodat ook kleine woningen kunnen worden meegenomen in de aanpak. Zie hierover ook paragrafen

3.3.2 en 3.4 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Hugo de Jonge

1

   Bij Voorjaarsnota 2024 is 69,5 miljoen is toegevoegd aan de lokale aanpak isolatie. Dit bedrag bestaat uit 59,5 miljoen euro voor loon- en prijsontwikkeling (LPO) en 10 miljoen euro die is overgeheveld van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). Hiervan is een deel ingezet voor enkele herziene beschikkingen voor de eerste tranche. Van de resterende 69,3 mln. euro is de helft bedoeld voor generieke ondersteuning van de isolatieaanpak en tegemoetkoming in de kosten voor natuurvriendelijk isoleren en de andere helft voor gerichte ondersteuning van Vereniging van Eigenaren.

2

   Het gaat om huishoudens met een inkomen tot 290% van het sociaal minimum in woningen met een energetische staat vergelijkbaar met energielabel D en slechter en om huishoudens met een inkomen tot 150% van het sociaal minimum in woningen met een energetische staat vergelijkbaar met een energielabel C en slechter. Zie voor deze verdeelsleutel van het CBS: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/39/verdeelsleutel-nationaal-isolatieprogramma-2020 en voor de regeling waarmee 1.460 euro per woning beschikbaar kwam in de eerste tranche van de lokale aanpak: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-3877.html (Stcrt. 2023, 3877).

3

   Gemeenten kunnen maximaal voor het aantal woningen dat voor hun gemeente is aangegeven in bijlage III een aanvraag doen.

4

   Zie de wijzigingsregeling waarmee 119 miljoen in de eerste tranche werden toegevoegd: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-31936.html (Stcrt. 2023, 31936).

5

6 Het bedrag dat in 2022 beschikbaar is gesteld betrof in totaal 68.500.000 euro. Dit bedrag is uitgekeerd via een specifieke uitkering waarbij de middelen voor de lokale isolatie aanpak en middelen voor de aanpak van energiearmoede gezamenlijk samengevoegd. Hier staat geen resultaatverplichting tegenover wat betreft het isoleren van (een bepaald aantal) woningen van eigenaar-bewoners of van leden van een gemengde vereniging, maar gezien de doelstelling van de lokale aanpak en het aandeel van het totaalbudget dat de 68,5 miljoen euro betreft, is het de bedoeling dat deze middelen in totaal 44.555 geïsoleerde woningen opleveren. Zie verder over de middelen die in 2022 beschikbaar zijn gesteld: Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120 VII, nr.

6

en https://www.volkshuisvestingnederland.nl/onderwerpen/aanpak-

energiearmoede/documenten/publicaties/2022/07/26/blanco-wiiziging-beschikking-middelen-aanpak-

energiearmoede

7

Wel geldt over het geheel van alle woningen die geholpen worden de voorwaarden voor de WOZ-waarden zoals bedoeld in artikel 6, lid 1 onderdeel b.

8

Op het moment van schrijven is dit onderzoek nog niet definitief opgeleverd. Het rapport zal na oplevering worden gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.