Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van EZK over de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties van derdelanders - Aanbeveling van de Europese Commissie betreffende erkenning van kwalificaties van derdelanders (C(2023)7700)

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. B toegevoegd aan dossier 36498 - Aanbeveling van de Europese Commissie betreffende erkenning van kwalificaties van derdelanders (C(2023)7700).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Aanbeveling van de Europese Commissie betreffende erkenning van kwalificaties van derdelanders (C(2023)7700); Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van EZK over de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties van derdelanders
Document­datum 18-04-2024
Publicatie­datum 18-04-2024
Nummer KST36498B
Kenmerk 36498, nr. B
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024

Vergaderjaar 2023-

36 498

Aanbeveling van de Europese Commissie betreffende erkenning van kwalificaties van derdelanders (C(2023)7700)

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 april 2024

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben in hun commissievergadering van 13 februari 2024 beraadslaagd over de aanbeveling van de Europese Commissie betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landenen het BNC-fiche van de regering.3 De leden van de fracties van de BBBGroenLinks-PvdA en de PVV hadden naar aanleiding hiervan een aantal vragen aan de regering. De leden van de fractie van D66 sloten zich aan bij de gestelde vragen van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA.

Naar aanleiding hiervan is op 16 februari 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

De Minister heeft op 17 april 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van der Bijl

1    Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

2    (C(2023)7700)

3    Kamerstukken I 36 498, A.

kst-36498-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat Den Haag, 16 februari 2024

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in hun commissievergadering van 13 februari 2024 beraadslaagd over de aanbeveling van de Europese Commissie betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen1 en het BNC-fiche van de regering.2 De leden van de fracties van de BBBGroenLinks-PvdA en de PVV hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen aan de regering. De leden van de fractie van D66 sluiten zich aan bij de gestelde vragen van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA.

Vragen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie lezen dat deze specifieke aanbeveling maatregelen voorstelt om de erkenning (door EU-lidstaten) van vaardigheden en kwalificaties van derdelanders te versoepelen en te vergemakkelijken, ten behoeve van het aantrekken van internationaal talent. Het gaat hierbij om personen die een Europees visum of een werk- en verblijfsvergunning proberen te krijgen of personen uit een derde land die legaal mogen verblijven in de Unie. Wat betreft deze laatste groep beoogt deze aanbeveling om het arbeidspotentieel van deze groep meer te benutten om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden te verminderen.3 De leden van de fractie van de BBB constateren dat er in de Nederlandse politieke verhoudingen meer en meer een vraagteken wordt gezet bij de instroom van arbeidsmigranten en met name ook kennismigranten. Zij stellen hierbij de volgende vraag:

  • 1. 
    Hoe kan de regering aan de ene kant de instroom enthousiasmeren maar aan de andere kant tevens limiteren?

Op pagina 3 van het BNC-fiche lezen de leden van de BBB-fractie dat «de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen volgens de Europese Commissie daarnaast niet afhankelijk mag worden gesteld van talenkennis, tenzij die kennis deel uitmaakt van de kwalificatie (bijvoorbeeld logopedisten of taaldocenten) (e)».4

  • 2. 
    De leden van de BBB-fractie vragen zich hierbij af in welke mate er op nationaal niveau ruimte blijft bestaan om de eisen van talenkennis, en met name die van de Nederlandse taal, voor gereglementeerde beroepen te blijven stellen.
  • 3. 
    In welke mate denkt de regering dat het niet vereisen van kennis van de Nederlandse taal belemmerend zal kunnen werken voor integratie binnen de Nederlandse samenleving?

«Aanvullend zouden lidstaten er bijvoorbeeld op toe moeten zien dat verworven vaardigheden door middel van niet-formeel en informeel leren kunnen worden goedgekeurd, door bijvoorbeeld ook reeds opgedane praktijkervaring in de beoordeling te betrekken («ervaring eerst»-benadering) (f).»5 De leden hebben naar aanleiding hiervan de volgende vraag:

  • 4. 
    Op welke wijze denkt de regering de beoordeling van de praktijkervaring te kunnen objectiveren?

Indien derdelanders zonder adequate theoretische scholing en met uitsluitend praktijkervaring kunnen worden toegelaten op de Nederlandse arbeidsmarkt kan er volgens de BBB-fractie het gevaar van aanzuigende werking ontstaan alsmede het verdringen van (vaak duurdere) theoretisch geschoolden.

  • 5. 
    Hoe denkt de regering dit gevaar in te dammen?

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • 1. 
    Op 15 januari 2024 heeft het staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 zijn rapport «Gematigde Groei» uitgebracht. Het rapport onderschrijft net als de aanbeveling van de Europese Commissie het belang van een visie op een kwalitatief hoogwaardige economie.6 Wanneer wil de regering reageren op dit rapport en neemt zij daarbij de aanbevelingen over de erkenningsprocedures voor derdelanders van de Europese Commissie mee, zo vragen de leden van de fractie GroenLinks-PvdA.
  • 2. 
    Het rapport «Gematigde Groei» spreekt over een «battle for talent»7 in de komende jaren. Herkent de regering deze term, dat er een strijd woedt om talent? Zo, ja gaat Nederland zich in die strijd mengen? Zo, nee wat zijn de effecten op de Nederlandse economie als andere lidstaten aanbeveling (a) wel overnemen en hierdoor een aantrekkelijkere bestemming zijn voor gewenste kennismigranten? Hoe zorgt de regering dat Nederland competitief blijft met lidstaten waar de erkenningsprocedures makkelijker en sneller zullen zijn?
  • 3. 
    In de reactie op aanbeveling (d) gaat de regering niet in op de aanbeveling voor een nauwere samenwerking met derde landen. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen de regering nader uit te leggen waarom zij denkt dat een nauwere samenwerking met derde landen niet nodig is. De aan het woord zijnde leden vragen zich ook af op welke manier de regering al samenwerkt met derde landen. Met welke derde landen is er al sprake van een hechte samenwerking? Ziet de regering de mogelijkheid om deze samenwerkingen als draaiboek te gebruiken voor landen waar de samenwerking minder hecht mee is? Zo nee, waarom niet?
  • 4. 
    In zijn reactie op de aanbeveling over overgangscursussen stelt de regering dat «dergelijke cursussen kostbaar en tijdrovend zijn».8 In zijn aanbeveling stelt de EU dat het overkwalificatie-cijfer van derdelanders erg hoog is, met economische verliezen als gevolg.9 Hoe laten de kosten van investeringen in overgangscursussen zich vergelijken tot de economische kosten van overkwalificatie van derdelanders? Welke middelen zijn beschikbaar voor derdelanders wiens kwalificaties niet erkend zijn om alsnog eenvoudig te kunnen doorstromen naar een beroep passend bij hun studie of werkervaring?
  • 5. 
    In haar beoordeling spreekt de regering over het versoepelen van beleid in andere lidstaten zoals Italië en Griekenland op dit onderwerp.10 Welke effecten hebben deze versoepelingen op de sectoren met hoge arbeidsmarkttekorten?
  • 6. 
    Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of er lidstaten in de EU zijn waar deze aanbevelingen of een deel hiervan al worden uitgevoerd? Zo ja, welke landen en welke delen van de aanbeveling?

Vragen van de leden van de PVV-fractie

Op pagina 4 van het BNC-fiche over de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties van derdelanders lezen de leden van de PVV-fractie dat «via een arbeidsmarkttoets onder andere wordt getoetst of de werkgever allereerst voldoende wervingsinspanningen heeft verricht in Nederland, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland.»11

  • 1. 
    Kan de regering aangeven wanneer een werkgever «voldoende» wervingsinspanningen heeft verricht in Nederland?
  • 2. 
    Kan de regering aangeven hoe zwaar de wervingsinspanningen in Nederland wegen ten opzichte van die voor de EER en Zwitserland?

Op pagina 4 van het BNC-fiche lezen de aan het woord zijnde leden ook dat «in dat kader het kabinet werkt aan de zichtbaarheid en de positionering van Nederland als aantrekkelijk vestigingsland, o.a. door de ontwikkeling van een Netherlands Branding lijn, online campagnes en een informatielandingspagina.»12

  • 3. 
    Kan de regering aangeven hoeveel belastinggeld aan deze activiteiten wordt uitgegeven?

Op pagina 6 van het BNC-fiche staat: «Verder is het kabinet van mening dat bij het oplossen van de arbeidsmarktkrapte eerst mensen die in Nederland nu nog aan de kant staan aan een baan moeten worden geholpen. Het stimuleren van mensen om (meer) te gaan werken ziet het kabinet dan ook als de primaire oplossing voor deze uitdaging.»13

  • 4. 
    Kan de regering aangeven wat zij heeft gedaan en nog voornemens is te gaan doen om het voor mensen financieel aantrekkelijker te maken om (meer) te gaan werken?

«Naast de in de aanbeveling genoemde uitzonderingen voor beroepen als logopedisten of taaldocenten, acht het kabinet het voor diverse andere beroepen van belang dat arbeidskrachten de Nederlandse taal beheersen. De recente aanscherping voor Engelstalig onderwijzend personeel in vaste dienst om binnen vijf jaar de Nederlandse taal te beheersen is hiervan een voorbeeld.»14 Naar aanleiding van deze passage op pagina 7 van het BNC-fiche stellen de leden van de PVV-fractie de volgende vraag:

  • 5. 
    Kan de regering aangeven of er onderzocht is welke aanscherpingen eventueel kunnen worden toegepast inzake mensen met een culturele achtergrond die haaks staan op Nederlandse normen en waarden?

Tot slot hebben de leden van de fractie van de PVV nog een vraag naar aanleiding van de volgende alinea op pagina 8 van het BNC-fiche: «In reactie op de aanbeveling dat bevoegde autoriteiten passende overgangscursussen moeten ontwikkelen voor derdelanders wanneer er verschillen zijn in onderwijs (g) merkt het kabinet op dat het ontwikkelen en uitvoeren van dergelijke cursussen kostbaar en tijdrovend is, mede omdat de opleidingsverschillen groot kunnen zijn. Verder merkt het kabinet op dat onderwijs een bevoegdheid van de lidstaten is. Het kabinet vindt dan ook dat de Commissie met deze aanbeveling buiten haar mandaat treedt.»15

  • 6. 
    Kan de regering aangeven of het de afgelopen jaren vaker is voorgekomen dat de Europese Commissie met betrekking tot het doen van aanbevelingen buiten haar mandaat is getreden?

De leden van de fractie van de PVV ontvangen op bovenstaande vragen graag een gemotiveerd antwoord.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie - bij voorkeur binnen vier weken - met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 17 april 2024

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van de fracties van BBB, GroenLinks-PvdA (met aansluiting van D66) en PVV over het BNC-fiche met betrekking tot de Commissieaanbeveling «de erkenning van kwalificaties van derdelanders», ingezonden op 16 februari 2024 met kenmerk 174745U.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

M.A.M. Adriaansens

174745U

1

De leden van de BBB-fractie lezen dat deze specifieke aanbeveling maatregelen voorstelt om de erkenning (door EU-lidstaten) van vaardigheden en kwalificaties van derdelanders te versoepelen en te vergemakkelijken, ten behoeve van het aantrekken van internationaal talent. Het gaat hierbij om personen die een Europees visum of een werk- en verblijfsvergunning proberen te krijgen of personen uit een derde land die legaal mogen verblijven in de Unie. Wat betreft deze laatste groep beoogt deze aanbeveling om het arbeidspotentieel van deze groep meer te benutten om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden te verminderen.

De leden van de fractie van de BBB constateren dat er in de Nederlandse politieke verhoudingen meer en meer een vraagteken wordt gezet bij de instroom van arbeidsmigranten en met name ook kennismigranten. Zij stellen hierbij de volgende vraag:

Hoe kan de regering aan de ene kant de instroom enthousiasmeren maar aan de andere kant tevens limiteren?

Antwoord

Deze niet-bindende Aanbeveling van de Commissie wijzigt niets aan de nationale bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van hun toelatingsbeleid.

Als het gaat om de toelating van arbeidsmigranten is er onderscheid tussen intra-EU arbeidsmigratie van EU-ingezetenen in het kader van het vrij verkeer van personen en diensten, en de toegang van derdelanders.

Op arbeidsmigratie van binnen de EU kan Nederland vooral indirect sturen. EU-arbeidsmigranten vallen onder het vrij verkeer van personen en diensten. Ten aanzien van arbeidsmigratie buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, voert het kabinet een restrictief beleid. Werkgevers in Nederland kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU werven, wanneer zij voldoen aan de voorwaarden van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en kunnen aantonen eerst te hebben gezocht naar personeel binnen Nederland, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland.

Ten aanzien van kennismigranten voert het kabinet een uitnodigend beleid. Kennismigratie is van belang voor de kenniseconomie, innovatie-kracht en het vestigingsklimaat van Nederland. Het kabinet streeft ernaar om internationaal talent dat een bijdrage levert aan het innovatief vermogen en onze kenniseconomie, te werven en te behouden. De kennismigrantenregeling is de belangrijkste regeling waarmee het kabinet de Nederlandse werkgevers in staat stelt om schaars internationaal talent te werven.

2

Op pagina 3 van het BNC-fiche lezen de leden van de BBB-fractie dat «de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen volgens de Europese Commissie daarnaast niet afhankelijk mag worden gesteld van talenkennis, tenzij die kennis deel uitmaakt van de kwalificatie (bijvoorbeeld logopedisten of taaldocenten) (e)».

De leden van de BBB-fractie vragen zich hierbij af in welke mate er op nationaal niveau ruimte blijft bestaan om de eisen van talenkennis, en met name die van de Nederlandse taal, voor gereglementeerde beroepen te blijven stellen.

Antwoord

Lidstaten kunnen zelf besluiten over het instellen van taaleisen voor de toegang tot een gereglementeerd beroep.16 Het betreft hier een Aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten die niet bindend is. Voor diverse beroepen acht het kabinet het van belang dat arbeidskrachten de Nederlandse taal beheersen, zeker wanneer dit noodzakelijk is voor een veilige uitoefening van het beroep voor afnemers van diensten en betrokken collega's.17 Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan beroepen in de zorg of in de technische sector, zoals dat van machinist of luchtverkeersleider.

3

In welke mate denkt de regering dat het niet vereisen van kennis van de Nederlandse taal belemmerend zal kunnen werken voor integratie binnen de Nederlandse samenleving?

Antwoord

Het leren van de taal is belangrijk voor nieuwkomers die een langdurig verblijfsdoel hebben in Nederland. Diverse onderzoeken laten zien dat het beheersen van de Nederlandse taal bijdraagt aan het snel volwaardig meedoen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Daarom is inburgering in Nederland verplicht voor nieuwkomers die zich permanent in ons land willen vestigen. Indien betrokkenen er op enig moment voor kiezen om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aan te vragen dan zullen zij aan de inburgeringsvereiste moeten voldoen. Dit vraagt beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse maatschappij. Zoals beschreven in het vorige antwoord, is voor de uitoefening van diverse beroepen een vereiste om de Nederlandse taal in voldoende mate te beheersen.18

4

«Aanvullend zouden lidstaten er bijvoorbeeld op toe moeten zien dat verworven vaardigheden door middel van niet-formeel en informeel leren kunnen worden goedgekeurd, door bijvoorbeeld ook reeds opgedane praktijkervaring in de beoordeling te betrekken («ervaring eerst»-benadering) (f).» De leden hebben naar aanleiding hiervan de volgende vraag:

Op welke wijze denkt de regering de beoordeling van de praktijkervaring te kunnen objectiveren?

Antwoord

Uit de Aanbeveling van de Commissie blijkt onvoldoende hoe lidstaten het principe van de vaardigheden-eerst benadering kunnen toepassen bij de erkenningsprocedures voor en de uitoefening van een gereglementeerd beroep. In de praktijk blijkt het lastig om bewijsstukken op te vragen die eerdere praktijkervaring aantonen. Het kabinet zal de Commissie om verduidelijking vragen op dit punt.19

5

Indien derdelanders zonder adequate theoretische scholing en met uitsluitend praktijkervaring kunnen worden toegelaten op de Nederlandse arbeidsmarkt kan er volgens de BBB-fractie het gevaar van aanzuigende werking ontstaan alsmede het verdringen van (vaak duurdere) theoretisch geschoolden.

Hoe denkt de regering dit gevaar in te dammen?

Antwoord

In de meeste gevallen zullen derdelanders met uitsluitend praktijkervaring niet worden toegelaten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Om in Nederland toegang te kunnen krijgen tot een gereguleerd beroep, is het een belangrijke voorwaarde dat aanvragers over een diploma, certificaat of een andere titel beschikken.20 Ten aanzien van niet-gereglementeerde beroepen zijn werkgevers in Nederland verplicht om bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning geverifieerde diploma's, certificaten en cv's te delen om aan te tonen hoe aan de vereiste kwalificaties van de vacature wordt voldaan. Ten aanzien van beroepen voor kennismigranten die niet gereglementeerd zijn, wordt verondersteld dat de werkgever het best kan beoordelen wie afdoende vaardigheden bezit om een vacature te vervullen.21

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 6

Op 15 januari 2024 heeft het staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 zijn rapport «Gematigde Groei» uitgebracht. Het rapport onderschrijft net als de aanbeveling van de Europese Commissie het belang van een visie op een kwalitatief hoogwaardige economie.

Wanneer wil de regering reageren op dit rapport en neemt zij daarbij de aanbevelingen over de erkenningsprocedures voor derdelanders van de Europese Commissie mee, zo vragen de leden van de fractie GroenLinks-PvdA.

Antwoord

Het kabinet is voornemens om dit voorjaar een kabinetsreactie te sturen op het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Het is aan een volgend kabinet om concrete invulling te geven aan de adviezen van de Staatscommissie. Verder zal het kabinet, naast het reeds verschenen BNC-fiche, geen aanvullende reactie geven op de aanbeveling van de Commissie over de erkenning van kwalificaties van derdelanders.

7

Het rapport «Gematigde Groei» spreekt over een «battle for talent» in de komende jaren. Herkent de regering deze term, dat er een strijd woedt om talent? Zo, ja gaat Nederland zich in die strijd mengen? Zo, nee wat zijn de effecten op de Nederlandse economie als andere lidstaten aanbeveling (a) wel overnemen en hierdoor een aantrekkelijkere bestemming zijn voor gewenste kennismigranten? Hoe zorgt de regering dat Nederland competitief blijft met lidstaten waar de erkenningsprocedures makkelijker en sneller zullen zijn?

Antwoord

Het kabinet is bekend met deze term en erkent dat er goed opgeleide mensen nodig zijn, onder andere om de noodzakelijke duurzame en digitale transitie te kunnen maken.

Het is niet eenduidig vast te stellen wat de effecten op Nederland zijn als andere lidstaten meer financiële en personele middelen investeren in hun nationale autoriteiten ten behoeve van versnelde of vereenvoudigde erkenningsprocedures voor derdelanders. De keuze van internationaal talent om zich in een bepaald land te vestigen is afhankelijk van een veelvoud aan factoren. Naast de duur van de erkenningsprocedure kunnen ook de aantrekkelijkheid van het bedrijf of van de organisatie waar de persoon te werk wordt gesteld, de leefomgeving, het salarisniveau, de kosten van levensonderhoud, professionele en onderwijsmogelijkheden voor meereizende partners en hun kinderen, huisvesting en kinderopvang hier in een rol spelen.

Het kabinet voert een uitnodigend beleid om kennismigratie te stimuleren, bijvoorbeeld door middel van de kennismigrantenregeling22 of met behulp van nationale campagnes zoals NLplatform.com en The Netherlands Point of Entry. Deze campagnes zijn erop gericht om kennismigranten te informeren over de werkmogelijkheden in prioritaire sectoren en hen te informeren over de procedures rondom een visumaanvraag.

Vraag 8

In de reactie op aanbeveling (d) gaat de regering niet in op de aanbeveling voor een nauwere samenwerking met derde landen. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA vragen de regering nader uit te leggen waarom zij denkt dat een nauwere samenwerking met derde landen niet nodig is. De aan het woord zijnde leden vragen zich ook af op welke manier de regering al samenwerkt met derde landen. Met welke derde landen is er al sprake van een hechte samenwerking? Ziet de regering de mogelijkheid om deze samenwerkingen als draaiboek te gebruiken voor landen waar de samenwerking minder hecht mee is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het opzetten van Talentpartnerschappen met prioritaire migratielanden ziet het kabinet op zichzelf niet als oplossing voor tekorten op de arbeidsmarkt.23 Het kabinet onderschrijft wel de insteek dat partnerschappen met prioritaire migratielanden, mits goed vormgegeven, kunnen bijdragen aan een integrale benadering op migratiesamenwerking met derde landen, waaronder het tegengaan van irreguliere migratie.24 Tijdelijke, kleinschalige en circulaire arbeidsmigratie via pilots/stapsgewijs kunnen onderdeel vormen van bilaterale migratiepartnerschappen op basis van strikte wederzijdse afspraken. Wat betreft de EU-Talentpartnerschappen heeft het kabinet nog geen besluit genomen over deelname. Dit is aan een volgend kabinet. Wel neemt het kabinet als observer deel aan rondetafels over partnerschappen met Tunesië,

Marokko en Egypte.

9

In zijn reactie op de aanbeveling over overgangscursussen stelt de regering dat «dergelijke cursussen kostbaar en tijdrovend zijn». In zijn aanbeveling stelt de EU dat het overkwalificatiecijfer van derdelanders erg hoog is, met economische verliezen als gevolg. Hoe laten de kosten van investeringen in overgangscursussen zich vergelijken tot de economische kosten van overkwalificatie van derdelanders? Welke middelen zijn beschikbaar voor derdelanders wiens kwalificaties niet erkend zijn om alsnog eenvoudig te kunnen doorstromen naar een beroep passend bij hun studie of werkervaring?

Antwoord

Er zijn geen data beschikbaar die inzicht geven in de economische kosten van het overkwalificatiecijfer van derdelanders in Nederland. De hoogte van de kosten voor een overgangscursus is afhankelijk van de sector waarop deze betrekking heeft en wordt bovendien bepaald door de eerder opgedane kwalificaties van de aanvrager in kwestie (maatwerk). Er zijn geen publieke middelen beschikbaar voor derdelanders om middels een cursus door te stromen naar een beroep dat bij hun studie of werkervaring past. Wel kunnen werkgevers, indien aan de wettelijke voorwaarden is voldaan (zie antwoord op vraag 12), besluiten om arbeidskrachten uit derde landen een (vervolg)opleiding of praktijkstage aan te bieden als de situatie daar om vraagt. Ten aanzien van gereglementeerde beroepen is afgesproken dat professionals uit de EU het recht hebben om in de lidstaat van ontvangst een aanpassingsstage te volgen of een proeve van bekwaamheid af te leggen. Hiertoe kan bijvoorbeeld worden besloten als bij de erkenningsprocedure voor toegang tot het beroep blijkt dat er wezenlijke verschillen zijn tussen de opleidingsvakken in de lidstaat van oorsprong en de opleiding in Nederland.25

10

In haar beoordeling spreekt de regering over het versoepelen van beleid in andere lidstaten zoals Italië en Griekenland op dit onderwerp. Welke effecten hebben deze versoepelingen op de sectoren met hoge arbeidsmarkttekorten?

Antwoord

Er zijn geen onderzoeken of andere gegevens bekend over de effecten van de maatregelen in deze lidstaten.

11

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of er lidstaten in de EU zijn waar deze aanbevelingen of een deel hiervan al worden uitgevoerd? Zo ja, welke landen en welke delen van de aanbeveling?

Antwoord

In verband met de recentelijke publicatie van deze Aanbeveling hebben nog geen inhoudelijke besprekingen tussen de Europese Commissie en de lidstaten plaatsgevonden, daarom is het niet bekend of en op welke wijze andere landen uitvoering aan dit initiatief (gaan) geven.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

12

Op pagina 4 van het BNC-fiche over de aanbeveling betreffende de erkenning van kwalificaties van derdelanders lezen de leden van de PVV-fractie dat «via een arbeidsmarkttoets onder andere wordt getoetst of de werkgever allereerst voldoende wervingsinspanningen heeft verricht in Nederland, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland.»

Kan de regering aangeven wanneer een werkgever «voldoende» wervingsinspanningen heeft verricht in Nederland?

Antwoord

Het UWV toetst of een werkgever voldoende wervingsinspanningen heeft verricht in Nederland, de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Hierbij kijkt het UWV of de werkgever alle mogelijkheden heeft benut om voldoende personeel te vinden die geen vergunning nodig hebben. De werkgever zal onder meer in verschillende media de vacature bekend moeten maken. De mate van vereiste inspanning is afhankelijk van wat in de bedrijfstak gebruikelijk is en van de aard van de functie en de duur van de werkzaamheden. Naast een toets op het inzetten van voldoende en de juiste wervingskanalen toetst UWV ook of de werkgever aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden of de mogelijkheden tot opleiding heeft geboden.

13

Kan de regering aangeven hoe zwaar de wervingsinspanningen in Nederland wegen ten opzichte van die voor de EER en Zwitserland?

Antwoord

Nederlandse werknemers en werknemers uit de EU/EER en Zwitserland behoren tot het prioriteit genietend aanbod. Wanneer een werkgever onvoldoende wervingsinspanningen heeft verricht om de vacature te vervullen door middel van dat prioriteit genietend aanbod moet de aanvraag van de werkgever worden afgewezen. UWV toetst of de wervingsinspanningen van de werkgever voldoende wervend zijn geweest, maar maakt geen onderscheid in zwaarte tussen wervingsinspanningen in Nederland ten opzichte van die voor de EER en Zwitserland.

14

Op pagina 4 van het BNC-fiche lezen de aan het woord zijnde leden ook dat «in dat kader het kabinet werkt aan de zichtbaarheid en de positionering van Nederland als aantrekkelijk vestigingsland, o.a. door de ontwikkeling van een Netherlands Branding lijn, online campagnes en een informatielandingspagina.»

Kan de regering aangeven hoeveel belastinggeld aan deze activiteiten wordt uitgegeven?

Antwoord

Voor een goed vestigings- en ondernemingsklimaat is het belangrijk dat bedrijven geschikt technisch talent kunnen werven. De arbeidsmarkt voor technisch geschoold personeel is structureel krap in Nederland, met 59% openstaande vacatures binnen deze sector.26 Kennismigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de versteviging van het Nederlandse innovatie- en concurrentievermogen. Om de zichtbaarheid en de positionering van Nederland investeert het kabinet € 520.000 in de Talent Coalition - Welcome in NL. Met deze investering worden onder meer de ontwikkeling van een Netherlands Branding lijn ontwikkeld, online campagnes en informatielandingspagina gefinancierd.

15

Op pagina 6 van het BNC-fiche staat: «Verder is het kabinet van mening dat bij het oplossen van de arbeidsmarktkrapte eerst mensen die in Nederland nu nog aan de kant staan aan een baan moeten worden geholpen. Het stimuleren van mensen om (meer) te gaan werken ziet het kabinet dan ook als de primaire oplossing voor deze uitdaging.»

Kan de regering aangeven wat zij heeft gedaan en nog voornemens is te gaan doen om het voor mensen financieel aantrekkelijker te maken om (meer) te gaan werken?

Antwoord

Het kabinet vindt het belangrijk dat (meer) werken loont. Om werken financieel aantrekkelijker te maken heeft het kabinet de arbeidskorting en het minimumloon in 2023 verhoogd. Vanaf 1 januari 2024 heeft het kabinet het minimumuurloon ingevoerd en de arbeidskorting voor werkenden met een inkomen rond het minimumloon verhoogd.

Om meer werken lonender te maken, moeten aanpassingen in de fiscaliteit, toeslagen en het minimumloon in samenhang worden bezien.

Er is geen eenvoudige oplossing om meer uren werken financieel aantrekkelijker te maken. Het kabinet heeft hierin eerste stappen gezet door de verhoging van het minimumloon en de invoering van het minimumuurloon. Het recent verschenen rapport Toekomst Toeslagenstelsel27 en het rapport Belastingen in maatschappelijk perspectief28 stellen een volgend kabinet in staat om vervolgstappen te zetten. Daarnaast heeft de regering de bouwstenen voor een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang uitgewerkt.29 Ook hier kan een volgend kabinet verdere stappen in zetten.

16

«Naast de in de aanbeveling genoemde uitzonderingen voor beroepen als logopedisten of taaldocenten, acht het kabinet het voor diverse andere beroepen van belang dat arbeidskrachten de Nederlandse taal beheersen. De recente aanscherping voor Engelstalig onderwijzend personeel in vaste dienst om binnen vijf jaar de Nederlandse taal te beheersen is hiervan een voorbeeld.»

Naar aanleiding van deze passage op pagina 7 van het BNC-fiche stellen de leden van de PVV-fractie de volgende vraag:

Kan de regering aangeven of er onderzocht is welke aanscherpingen eventueel kunnen worden toegepast inzake mensen met een culturele achtergrond die haaks staan op Nederlandse normen en waarden?

Antwoord

Dit is niet onderzocht. Aanvragers van buiten de Europese Unie hebben bij de erkenningsprocedure van hun kwalificaties en/of tewerkstellingsvergunningen recht op een gelijke behandeling, dus ongeacht hun land van herkomst. Dit vloeit voort uit de Grondwet, alsook diverse internationale verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en, in voorkomend geval, het Handvest van de Grondrechten van de EU.

17

Tot slot hebben de leden van de fractie van de PVV nog een vraag naar aanleiding van de volgende alinea op pagina 8 van het BNC-fiche: «In reactie op de aanbeveling dat bevoegde autoriteiten passende overgangscursussen moeten ontwikkelen voor derdelanders wanneer er verschillen zijn in onderwijs (g) merkt het kabinet op dat het ontwikkelen en uitvoeren van dergelijke cursussen kostbaar en tijdrovend is, mede omdat de opleidingsverschillen groot kunnen zijn. Verder merkt het kabinet op dat onderwijs een bevoegdheid van de lidstaten is. Het kabinet vindt dan ook dat de Commissie met deze aanbeveling buiten haar mandaat treedt.»

Kan de regering aangeven of het de afgelopen jaren vaker is voorgekomen dat de Europese Commissie met betrekking tot het doen van aanbevelingen buiten haar mandaat is getreden?

Antwoord

Het staat de Europese Commissie op grond van haar initiatiefrecht zoals vastgelegd in het EU-Verdrag vrij om aanbevelingen voor te stellen. Deze zijn niet juridisch bindend van aard. Onderwijs is echter een bevoegdheid van de lidstaten. In dat kader acht het kabinet het van belang dat de Europese Commissie terughoudendheid is in de gevallen dat aanbevelingen de inhoud en organisatie van het onderwijs raken. Bij de beoordeling van voorstellen op andere beleidsterreinen dan onderwijs, maar met gevolgen voor het onderwijs, maakt het kabinet een afweging op basis van de beoogde doelstellingen, de beperkte EU-bevoegdheden op onderwijsgebied en de autonomie van onderwijsinstellingen.

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 498, B 13

1

   (C(2023)7700)

2

   Kamerstukken I 36 498, A.

3

   Kamerstukken I36 498, A, p. 2.

4

   Kamerstukken I 36 498, A, p. 3.

5

   Kamerstukken I 36 498, A, p. 3.

6

   Rapport Gematigde Groei, Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, p. 381.

7

   Rapport Gematigde Groei, Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, p. 375.

8

   BNC-fiche C(2023)7700, p. 8.

9

   AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 15.11.2023 betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde lande. p. 3.

10

   Kamerstukken I36 498, A, p. 8.

11

   Kamerstukken I36 498, A, p. 4.

12

   Kamerstukken I 36 498, A, p. 4.

13

   Kamerstukken I 36 498, A, p. 6.

14

   Kamerstukken I 36 498, A, p. 7.

15

Kamerstukken I36 498, A, p. 8.

16

   Art. 53 Richtlijn 2005/36/EG i.

17

   Fiche 3: Commissieaanbeveling erkenning kwalificaties van derdelanders, p. 7.

18

   Ibidem.

19

   Fiche 3: Commissieaanbeveling erkenning kwalificaties van derdelanders, p. 7.

20

   Ibidem, p. 4.

21

   Ibidem.

22

   https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/buitenlandse-werknemers/vraag-en-antwoord/ wanneer-mag-een-kennismigrant-in-nederland-werken

23

   Fiche 1: Mededeling Talent Mobility Package, p. 5.

24

   Ibidem.

25

Art. 14 Richtlijn 2005/36 i.

26

Techleap, «The State of Dutch Tech 2023», https://techleap.nl/blog/what-is-holding-back-the-dutch-ecosystem-state-of-dutch-tech-2023/, 6 juli 2023.

27

   Kamerstuk 31 066, nr. 1340.

28

   Kamerstuk II, 2023/2024, 32 140, nr. 180.

29

   Kamerstuk II, 2023/2024, 31 322, nr. 512 en Kamerstuk II, 2023/2024, 31 322, nr. 530.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.