Concept Subsidieregeling BOSA

1.

Kerngegevens

Document­datum 12-09-2023
Publicatie­datum 13-09-2023
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van <datum >, kenmerk houdende regels voor de subsidiëring van de bouw, de verbouwing en het onderhoud van sportaccommodaties, de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen en activiteiten die bijdragen aan verduurzaming en het verbeteren van de toegankelijkheid van sportaccommodaties (Subsidieregeling BOSA)

[CONCEPT]

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

amateursport: sport die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4;

amateursportorganisatie: organisatie die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5;

ledenlijst NOC*NSF: lijst van landelijke sportorganisaties die lid zijn van NOC*NSF, niet zijnde geassocieerde leden;

minister: Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

POS: Platform Ondernemende Sportaanbieders;

sportaccommodatie: sportaccommodatie als bedoeld in artikel 5, tweede lid; sportbeoefenaar: persoon die amateursport beoefent;

sportmaterialen: materialen die voor de beoefening van amateursport gebruikt worden;

stichting: stichting als bedoeld in artikel 285 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

vereniging: vereniging als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

Op deze regeling zijn de artikelen 1.5, 3.1 tot en met 3.5, 4.3, 6.1, 7.1 tot en met 7.8 en 10.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De minister kan subsidie verstrekken aan een amateursportorganisatie voor:

  • a. 
    de bouw of de verbouwing van een sportaccommodatie, de bouw of verbouwing van onroerende zaken als bedoeld in artikel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek behorende bij een sportaccommodatie of het onderhoud van een sportaccommodatie;
  • b. 
    de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen; of
  • c. 
    activiteiten, opgenomen in Bijlage 1, die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie.

Artikel 4. Voorwaarden amateursport

Amateursport in de zin van deze regeling voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. 
    de beoefening wordt bevorderd of georganiseerd door een van de leden opgenomen op de ledenlijst NOC*NSF of door een van de deelnemende organisaties van het POS;
  • b. 
    de sport wordt beoefend door personen, op alle niveaus en is toegankelijk voor een breed publiek;
  • c. 
    de sport richt zich op lokale gebruikers;
  • d. 
    de sport wordt niet beoefend in loondienst of in opdracht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht is opgesteld tussen een sportbeoefenaar en een amateursportorganisatie; en
  • e. 
    de sport wordt niet ingezet voor zorg of revalidatie.

Artikel 5. Voorwaarden amateursportorganisatie

  • 1. 
    Een amateursportorganisatie is een stichting of vereniging met als hoofddoel het faciliteren van amateursport door:
  • a. 
    het aanbieden van amateursport; of
  • b. 
    het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie.
  • 2. 
    Een sportaccommodatie is een voorziening, bestemd en in gebruik voor amateursport, waarvan de locatie in het omgevingsplan de enkelbestemming ’sport' heeft.
  • 3. 
    Subsidie wordt enkel verstrekt aan een amateursportorganisatie die geen sportaccommodatie ter beschikking stelt als deze is aangesloten bij een lid opgenomen op de ledenlijst NOC*NSF of bij een deelnemende organisatie van het POS.

Artikel 6. Subsidiabele periode

  • 1. 
    Voor de subsidiabele periode bij een subsidie die € 25.000 of meer bedraagt en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, geldt dat:
  • a. 
    de subsidie voor ten hoogste drie jaar wordt verstrekt;
  • b. 
    de minister de termijn, bedoeld onder a, op verzoek met ten hoogste een jaar kan verlengen; en
  • c. 
    een amateursportorganisatie gedurende de termijn, bedoeld onder a, ook subsidie kan aanvragen voor andere subsidiabele activiteiten.
  • 2. 
    De subsidiabelekosten voor een subsidie als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 zijn subsidiabel tot uiterlijk 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. 
    De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en onder b, bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten, inclusief btw.
  • 2. 
    De subsidie voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten, inclusief btw.

Artikel 8. Subsidieplafond

  • 1. 
    Het subsidieplafond bedraagt voor het subsidiejaar 2024 € XX.000.000, verminderd met het bedrag van het aantal verleende subsidies gezamenlijk dat in de vier voorgaande kalenderjaren op grond van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties en deze regeling ten laste van het jaar 2024 direct is vastgesteld en is verleend.
  • 6. 
    Het volgens het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

  • 1. 
    De volgende kosten komen in ieder geval in aanmerking voor subsidie:
  • a. 
    de kosten van de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie;
  • b. 
    de kosten van de bouw, de verbouwing of het onderhoud van onroerende zaken behorende bij een sportaccommodatie;
  • c. 
    de kosten van de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen;
  • d. 
    de kosten van materiaal voor onderhoud, waaronder huur- en leasekosten van materiaal voor onderhoud;
  • e. 
    de bruto personeelskosten ten behoeve van onderhoud; of
  • f. 
    de kosten van schoonmaak van de sportaccommodatie.
  • 2. 
    Niet-subsidiabele kosten zijn in ieder geval:
  • a. 
    de kosten voor de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een horecavoorziening van een sportaccommodatie;
  • b. 
    de kosten voor een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012;
  • c. 
    de kosten voor aankoop, erfpacht of huur van grond;
  • d. 
    de kosten voor bodemonderzoek;
  • e. 
    de kosten die samenhangen met onderzoek en advies voor de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie;
  • f. 
    de kosten voor een architect;
  • g. 
    de kosten voor verzekeringen, anders dan personeel gerelateerde verzekeringen;
  • h. 
    de kosten voor opleidingen;
  • i. 
    de kosten voor reclame, advertenties, sponsoring of promotiemateriaal;
  • j. 
    verbruikskosten ten behoeve van een sportaccommodatie, ongeacht of deze samenhangen met onderhoud; en
  • k. 
    de kosten voor beeldschermen, desktops, laptops, printers, tablets of telefoons.
  • 3. 
    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten waarover de subsidieaanvrager omzetbelasting heeft betaald btw, tenzij dit naar het oordeel van de minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
  • 4. 
    Subsidie wordt niet verstrekt als:
  • a. 
    voor de kosten van de subsidiabele activiteiten op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat;
  • b. 
    voor de subsidiabele kosten een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport is verstrekt;
  • c. 
    de subsidie minder dan € 2.500 bedraagt; of
  • d. 
    de subsidie voor een kalenderjaar meer dan € 2.500.000 bedraagt.
  • 5. 
    Wanneer bestedingen van een amateursportorganisatie door een gemeente in haar aanvraag voor een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport worden meegenomen, komt deze amateursportorganisatie voor het kalenderjaar van deze aanvraag in het geheel niet meer in aanmerking voor een subsidie op grond van onderhavige regeling.

Artikel 10. Subsidieverstrekking bij subsidies tot € 25.000

  • 1. 
    Als de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd.
  • 2. 
    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele kosten wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die kosten ingediend.
  • 3. 
    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 4. 
    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:
  • a. 
    een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieaanvrager; en
  • b. 
    als de factuur € 1.000 of meer bedraagt, een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager de factuur heeft betaald.
  • 5. 
    De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 11. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden

  • 1. 
    Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000 en de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden, wordt subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd.
  • 2. 
    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele kosten wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die kosten ingediend.
  • 3. 
    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 4. 
    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:
  • a. 
    een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieaanvrager; en
  • b. 
    als de factuur € 1.000 of meer bedraagt, een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager de factuur heeft betaald.
  • 5. 
    De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 12. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden

  • 1. 
    Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000 en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, wordt subsidie verstrekt door middel van een aanvraag tot verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
  • 2. 
    Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 3. 
    De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele kosten van de activiteiten.
  • 4. 
    De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot ter hoogte van 80% van het subsidiebedrag.
  • 5. 
    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht.
  • 6. 
    De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het vijfde lid.
  • 7. 
    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 8. 
    De ontvanger van de subsidie toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.
  • 9. 
    In aanvulling op het achtste lid toont de ontvanger van de subsidie op verzoek van de minister tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door het overleggen van:
  • a. 
    een factuur van de subsidiabele kosten op naam van de subsidieontvanger; en
  • b. 
    een betaalbewijs voor een factuur van € 1.000 of meer waaruit blijkt dat de factuur is betaald.
  • 10. 
    De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, waarbij afrekening tot maximaal de resterende 20% van het subsidiebedrag plaatsvindt als alle activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 13. Subsidieverstrekking bij subsidies vanaf € 125.000

  • 1. 
    Als de subsidie € 125.000 of meer bedraagt, wordt een subsidie verstrekt door middel van een aanvraag tot verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
  • 2. 
    Voor de aanvraag tot verlening van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 3. 
    De aanvraag tot verlening van de subsidie gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele kosten van de activiteiten.
  • 4. 
    De minister verleent bij het besluit tot verlening van de subsidie een voorschot ter hoogte van 80% van het subsidiebedrag.
  • 5. 
    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt uiterlijk ingediend binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht.
  • 6. 
    De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het vijfde lid.
  • 7. 
    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.
  • 8. 
    De ontvanger van de subsidie legt rekening en verantwoording af aan de hand van een financieel verslag als bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
  • 9. 
    Als er sprake is van een subsidie op grond van artikel 3, eerste lid, onder c, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een door de minister vastgesteld formulier waarin wordt verklaard dat de activiteiten overeenkomstig de voorwaarden in Bijlage 1 van deze regeling zijn verricht.
  • 10. 
    De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie, waarbij afrekening tot maximaal de resterende 20% van het subsidiebedrag plaatsvindt als alle activiteiten zijn uitgevoerd en aan alle aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 14. Aanvullende verplichtingen

  • 1. 
    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat gedurende de periode genoemd in artikel 13, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 voor de gesubsidieerde activiteiten geen recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.
  • 2. 
    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat gesubsidieerde sportaccommodaties gedurende 10 jaren na afloop van de subsidieperiode ter beschikking gesteld blijven voor de amateursport.
  • 3. 
    Indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt voldaan doet de subsidieontvanger onverwijld schriftelijk melding daarvan aan de minister.

Artikel 15. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 1 januari 2029.

Artikel 17. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling BOSA.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

  • C. 
    Helder

Bijlage 1. Activiteiten die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c

Bijlage als aparte pdf toegevoegd. Dit is bijlage die in de huidige BOSA van toepassing is. Er wordt gewerkt aan een update die bij de definitieve regeling zal worden gevoegd.

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Sporten en bewegen zijn goed voor de lichamelijke en mentale gezondheid en de sociale contacten. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het Ministerie van VWS) wil mensen daarom stimuleren meer te sporten en bewegen. Om mensen hierin te stimuleren is het van belang dat de accommodaties waar zij dit kunnen doen van goede kwaliteit en goed onderhouden zijn, om zo kwalitatief hoogwaardige sport aan te kunnen bieden.

Onder voorwaarden konden gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen tot 2019 de btw die aan hen in rekening wordt gebracht bij investeringen in sportaccommodaties en sportmaterialen in aftrek brengen. Door een uitspraak van het Hof van Justitie van de EU (in de zaak C-495/12, Commissioners for Her Majesty's Revenue and Customs tegen Bridport and West Dorset Golf Club Limited) is de btw-vrijstelling voor sport verbreed en moest bovenstaande mogelijkheid tot aftrek worden aangepast. Daardoor verviel in de meeste gevallen ook de mogelijkheid om btw te verrekenen. Voor de schatkist leidde dit tot een extra lastenrelevante opbrengst. Voor gemeenten, sportverenigingen en sportstichtingen leidde dit tot een financieel nadeel van dezelfde omvang. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties echter blijven stimuleren. Om deze reden is sinds 1 januari 2019 de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) van kracht. Deze regeling is gedurende haar looptijd meerdere keren geëvalueerd en aangepast en na de maximale looptijd van 5 jaar per 1 januari 2024 vervallen. Deze regeling is hiervan de opvolger.

Kern voorstel

Deze regeling beoogt net als haar voorganger de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties en de aanschaf van sportmaterialen te stimuleren voor sportverenigingen en sportstichtingen, waar de mogelijkheid tot btw aftrek is vervallen.

Deze regeling blijft gericht op amateursportorganisaties, met hierbij de aanscherping dat zij alleen gericht is op niet-commerciële amateursportorganisaties. Winstbeogende organisaties (ook gedeeltelijk) en professionele sport komen niet in aanmerking.

Voor de sportsector zijn de afspraken uit het Klimaatakkoord uitgewerkt in de Routekaart Verduurzaming Sport. Hierin staat beschreven hoe de sector aan de klimaatdoelstellingen voor 2050 wil voldoen. In deze regeling worden investeringen in energiebesparing, circulariteit, klimaatadaptatie en duurzame energieopwekking extra gestimuleerd, door hier aanvullende subsidie voor te verstrekken. Deze aanvullende subsidie is verhoogd ten opzichte van de vorige regeling.

Tot slot zijn er extra subsidiemogelijkheden voor het toegankelijk maken van sportaccommodaties voor mensen met een beperking. Op 14 juli 2016 is het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland in werking getreden. Het doel van dit verdrag is de positie van mensen met een beperking te versterken. Hiervoor is het ook van belang dat zij niet belemmerd worden om sportieve activiteiten te ondernemen, doordat sportaccommodaties niet goed toegankelijk zijn. Het Ministerie van VWS wil hier met deze subsidieregeling aan bijdragen door aanvullende subsidie te verlenen voor activiteiten die de toegankelijkheid van sportaccommodaties vergroten. Gemeenten worden gestimuleerd om sportaccommodaties te bouwen en te onderhouden door middel van een specifieke uitkering. Voor hen is deze regeling daarom niet van toepassing.

Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

Via deze regeling worden amateursportorganisaties ondersteund in het faciliteren van amateursport. De lasten zijn direct gerelateerd aan investeringen die amateursportorganisaties doen aan de bouw, verbouw, onderhoud van hun sportaccommodaties of aan de lasten voor sportmaterialen. Er ontstaan geen lasten voor burgers, bedrijven of andere organisaties die geen amateursport aanbieden.

Uitvoering

De regeling wordt uitgevoerd door DUS-I, in mandaat van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport. Dit houdt in dat DUS-I de aanvragen ontvangt, beoordeelt en de beschikkingen verstuurt.

Financiële gevolgen

Voor de regeling wordt jaarlijks een subsidieplafond van € XX.000.000 beschikbaar gesteld. Deze middelen staan op de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Gevolgen voor de regeldruk

Bij de opzet van de subsidieregeling is nauw met de sportsector samengewerkt om de administratieve lasten voor de aanvragen zo minimaal mogelijk te houden. Ook zijn de ervaringen van het werken met de BOSA tussen 2019 en 2023 gebruikt om de huidige regeling te vereenvoudigen. Zo is duidelijker omschreven welke organisaties in aanmerking komen voor subsidie en welke kosten subsidiabel zijn. Hierdoor zijn de administratieve lasten verlaagd. De uitvoerder van de regeling, DUS-I, kan aanvragers met een lager kennisniveau over de regeling ondersteunen om het aanvraagproces toegankelijk te houden. Dit is van belang omdat de verwachting is dat veel aanvragers van deze regeling vrijwillige bestuurders van sportverenigingen zijn.

Een amateursportorganisatie dient bij DUS-I een subsidieaanvraag in (taak 1). De aanvrager dient hierin aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden om voor de subsidieregeling in aanmerking te komen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat hij een vereniging is die is aangesloten bij een sportbond die lid is van sportkoepel NOC*NSF. Voorbeelden van documentatie die hiervoor kan worden aangeleverd zijn opgenomen in de toelichting bij de regeling.

Afhankelijk van de omvang van de aangevraagde subsidie en of de activiteiten reeds zijn uitgevoerd of nog moeten worden uitgevoerd, levert de amateursportorganisatie bij de aanvraag verschillende documenten aan.

Bij een subsidie van € 125.000 of lager waarbij de activiteiten reeds zijn uitgevoerd, levert de amateursportorganisatie facturen aan en betaalbewijzen voor facturen van € 1.000 of meer (taak 2). Dit betreft aanvragen op grond van artikel 10 en 12 van de regeling, waarbij de aangevraagde subsidie direct kan worden vastgesteld. Aanvragers in deze categorie hoeven verder geen administratieve handelingen te verrichten.

Bij subsidies boven de € 25.000 waarbij de activiteiten nog moeten starten, levert de amateursportorganisatie offertes aan van de uit te voeren activiteiten (taak 3). Dit betreft aanvragen op grond van artikel 13 en 14 van de regeling.

Een aanvrager die subsidie heeft aangevraagd op grond van artikel 13 of 14 heeft een meldingsplicht (taak 4) als bedoeld in artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS als er zich omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Van administratieve lasten ten gevolge van deze verplichting zal alleen sprake zijn als er zich omstandigheden voordoen waarvan melding moet worden gemaakt.

Aanvragers dienen na afronding van het traject een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in (taak 5). Bij subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 (artikel 13) moet bij deze aanvraag tot vaststelling een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten worden meegestuurd. Daarnaast leveren aanvragers facturen aan en betaalbewijzen bij facturen van € 1.000 of meer (taak 6). Bij subsidies boven de € 125.000 dient een financieel verslag met controleverklaring van een accountant te worden aangeleverd (taak 7).

Naar verwachting worden voor de regeling jaarlijks 3.500 aanvragen ingediend. Op basis van de resultaten van eerdere jaren is de inschatting dat hiervan 150 aanvragen worden afgewezen of ingetrokken. 3.000 aanvragen zijn aanvragen na afronding van de activiteiten op grond van artikel 10 en 12 van de regeling, 250 aanvragen zijn op grond van artikel 13 van de regeling, en 100 aanvragen op grond van artikel 14.

De bovengenoemde administratieve lasten tellen op basis van het verwachte aantal aanvragen op tot € 1.110.510,-, ongeveer 1,4 procent van het beschikbare subsidieplafond. De lasten voor het aanvragen van deze subsidie zijn per taak als volgt samen te vatten:

 

Taak

Type

medewerker

Uurtarief

Uren

Kosten

per taak

Aantal

aanvragen

Totale

kosten

1

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

3.500

€ 189.000

2

Hoogopgeleid

€ 54

3

€ 162

3.500

€ 507.870

3

Hoogopgeleid

€ 54

4

€ 216

350

€ 75.600

4

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

350

€ 18.900

5

Hoogopgeleid

€ 54

1

€ 54

350

€ 18.900

6

Hoogopgeleid

€ 54

6

€ 324

250

€ 81.000

7

Hoogopgeleid

€ 54

40

€ 2.160

100

€ 216.000

Totaal:

€ 1.110.510

Uitgesplitst naar het type aanvragen zijn de administratieve lasten als volgt:

 

Type aanvraag

Uren

Kosten per

aanvraag

Aantal

aanvragen

Totale

kosten

Afwijzing of intrekking

Artikel 10

en 12

4

€ 216

135

€ 29.160

Artikel 13

en 14

5

€ 270

15

€ 4.050

Artikel 10 en artikel 12

na afronding activiteit

4

€ 216

3.000

€ 648.000

Artikel 13

< € 125.000, voor

aanvang

13

€ 702

250

€ 175.500

Artikel 14

> € 125.000, voor

aanvang

47

€ 2.538

100

€ 253.800

Totaal:

€ 1.110.510

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) wordt voldaan:

  • de steun wordt verleend aan een onderneming die een economisch activiteit verricht;
  • de steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
  • de staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;
  • de maatregel is selectief;
  • de maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leidt tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.

De staatssteunanalyse voor de Subsidieregeling BOSA richt zich op het laatste criterium: kan de maatregel de mededinging vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden? Deze criteria zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ondanks dat het woord 'kan' veronderstelt dat het om een hypothetische en waarschijnlijke situatie gaat, is dit niet voldoende. Er moet worden vastgesteld waarom de maatregel de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, waarbij moet worden uitgegaan van de voorzienbare gevolgen van de maatregel1. De steun die op grond van de Subsidieregeling BOSA wordt verstrekt, is zuiver lokaal van aard en is dus niet van invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten van de EU.

Er is dus geen sprake van staatssteun wanneer de maatregel geen ongunstige beïnvloeding van het interstatelijke handelsverkeer kan opleveren. Eerder nam de Europese Commissie (hierna: EC) vaak zekerheidshalve aan dat een steunmaatregel het interstatelijk handelsverkeer kan beïnvloeden. Uit de

beschikkingenpraktijk van de EC blijkt echter dat deze meer ruimte laat voor maatregelen van lidstaten die zuiver lokaal zijn, zeker op het gebied van sport.

Uit de besluiten van de EC waarbij ze oordeelt dat er sprake is van zuiver lokale steun op het terrein van sport volgt een rode lijn die gebruikt kan worden bij de beoordeling van het grensoverschrijdend effect van steun aan amateursportorganisaties.

Profsport versus amateursport

Ten eerste is het relevant om een onderscheid te maken tussen professionele sport (door de EC ook wel profsport genoemd) en amateursport. De EC definieert profsport als "sportbeoefening in loondienst uitgeoefend of als bezoldigde dienst verricht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst tussen de profsporter en de betrokken sportorganisatie is opgesteld, waarbij de vergoeding hoger ligt dan de deelnemingskosten en een aanzienlijk deel van het inkomen van de sportbeoefenaar vormt. Reis- en verblijfsonkosten om aan een sportevenement deel te nemen, worden voor de toepassing van deze verordening niet als vergoeding beschouwt"2.

De EC is bij steun aan professionele sportclubs of sportbeoefenaars snel van oordeel dat het handelsverkeer binnen de EU kan worden beïnvloed. Wanneer een steunmaatregel slechts ten goede komt aan de amateursport, is het argument dat het handelsverkeer niet ongunstig wordt beïnvloed aannemelijker. Daarom wordt de subsidie op grond van deze Subsidieregeling alleen verstrekt aan amateursportorganisaties en is professionele sport uitgesloten.

Zuiver lokale steun

De EC heeft bovendien enkele gemeenschappelijke kenmerken geïdentificeerd voor lokale steun:

  • De steun leidt niet tot het aantrekken van investeringen in de betrokken regio. Er is weinig kans dat de onderneming klanten uit andere lidstaten aantrekt.
  • De onderneming levert goederen/diensten aan een beperkt gebied binnen een lidstaat.
  • Niet valt te voorzien dat de maatregel meer dan een marginaal effect heeft op de voorwaarden voor grensoverschrijdende investeringen of grensoverschrijdende vestigingen.
  • Het marktaandeel van de begunstigde onderneming is minimaal.

Voor de sport- en recreatiesector gaat het bij lokale steun om steun aan voorzieningen die een overwegend lokaal publiek bedienen en waarvan niet te verwachten valt dat zij klanten of investeringen uit andere lidstaten zullen aantrekken3. In haar beoordeling kijkt de EC heel feitelijk naar de situatie. Daarbij neemt zij - onder meer - de volgende elementen in ogenschouw:

  • De geografische ligging van de sportvoorziening;
  • De geografische zone van de gebruikers waarop de sportvoorziening gericht is;
  • Het klantenbestand waarop de voorziening gericht is (hoeveel procent is voor lokaal gebruiker);
  • De afwezigheid van buitenlandse gebruikers;
  • De afwezigheid van buitenlandse investeringen.

De EC kijkt dus naar de feitelijke situatie van de sportvoorziening en niet naar het voordeel voor de organisatie. Steun aan een sportvereniging die deels economische activiteiten uitvoert, kan nog steeds kwalificeren als zuiver lokale steun.4 Uit de besluiten van de EC blijkt niet dat van belang is dat de steun uitsluitend ten goede komt aan lokale gebruikers. De EC kijkt ook niet of het voordeel van de steun wordt doorberekend aan de lokale gebruiker.

Wat betreft de Subsidieregeling BOSA is er steeds sprake van elementen, waardoor de steun zuiver lokaal van aard is.

In ternetconsultatie

PM.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In het eerste artikel worden begrippen gedefinieerd. De uitleg behoeven en niet reeds zijn toegelicht in het alge toelichting worden hieronder uitgelegd.

In de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS zijn kosten gedefinieerd als ’kosten van de subsidieontvanger voor zover die samenhangen met de te subsidiëren of gesubsidieerde activiteit'. In deze regeling worden uitsluitend investeringskosten van de subsidieontvanger gesubsidieerd. Hiermee wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het voormalige recht op aftrek wat voor de sportorganisaties - onder voorwaarden - bestond. Afschrijvingskosten komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Hiermee wordt dubbelfinanciering (zowel investeringskosten als afschrijvingskosten) ook voorkomen.

Sportaccommodaties zijn gedefinieerd als een accommodatie waar amateursport wordt gefaciliteerd, overdekt of in de openlucht. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan: sporthallen, sportvelden, multizalen, maneges, atletiekbanen, wielerbanen of dojo's. Een opleidingscentrum dat enkel voor professionele sporters wordt ingezet, is géén sportaccommodatie in de zin van deze regeling.

Sportmaterialen zijn materialen die voor de beoefening van amateursport gebruikt worden. Dit is inclusief materialen die bij de training gebruikt worden of bijvoorbeeld het tenue van de sportbeoefenaar. Bij sportmaterialen kan gedacht worden aan klimrekken, trampolines of voetbalgoals, maar bijvoorbeeld ook de aanschaf van nieuwe ballen, discussen of matten. Dieren zijn géén sportmateriaal. Kosten voor gas, water of licht van de sportaccommodatie vallen niet onder sportmaterialen.

Voor het aantonen van subsidiabele kosten dient op grond van deze regeling een factuur te worden overgelegd. Dit begrip is niet gedefinieerd omdat het geen van het spraakgebruik afwijkende betekenis heeft in deze regeling. Toch is het belangrijk te benadrukken welke elementen een factuur in de zin van deze regeling in ieder geval moet bevatten. Dat zijn namelijk:

  • de volledige bedrijfsnaam;
  • de volledige (bedrijfs)naam van de afnemer;
  • de adresgegevens van de afnemer;
  • het btw-nummer van het bedrijf dat de prestatie levert;
  • het KvK-nummer van het bedrijf dat de prestatie levert;
  • de datum waarop de factuur is gemaakt en verzonden;
  • een uniek volg- oftewel factuurnummer;
  • een duidelijke omschrijving van de geleverde goederen of diensten;
  • het aantal geleverde goederen of diensten;
  • de datum waarop de goederen of diensten zijn geleverd;
  • de datum van een eventuele vooruitbetaling;
  • zo mogelijk en indien van toepassing: de eenheidsprijs van de geleverde spullen of diensten;
  • het bedrag exclusief BTW dat in rekening wordt gebracht;
  • het btw-tarief dat men in rekening brengt;
  • het btw-bedrag;
  • totaalbedrag.

Hetzelfde geldt voor het begrip offerte. Een offerte bevat in ieder geval de volgende elementen:

  • de contactgegevens van het bedrijf;
  • het bankrekeningnummer;
  • het btw-nummer van het bedrijf dat de prestatie levert;
  • het KvK-nummer van het bedrijf dat de prestatie levert;
  • de gegevens van de klant;
  • de datum van de offerte;
  • het offertenummer.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling

Op de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) van toepassing. Artikel 2 geeft enkele uitzonderingen hierop. Op deze regeling zijn artikelen 1.5, 3.1 tot en met 3.5, 6.1, 7.1 tot en met 7.8 en 10.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Dat is ten eerste omdat er gebruik wordt gemaakt van een andere verantwoordingssystematiek dan in de Kaderregeling. Dit heeft er deels mee te maken dat er zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de

verantwoordingssystematiek van de btw-regelgeving. Verder is geprobeerd de administratieve lasten voor de doelgroep zo laag mogelijk te houden. De artikelen 1.5, 3.1, 3.3 tot en met 3.5 en 7.1 tot en met 7.8 zijn daarom niet van toepassing.

Op grond van artikel 3.2 van de Kaderregeling wordt de aanvraag tot verlening van een subsidie in ieder geval ingediend voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Daarnaast verleent de minister op grond van artikel 4.3, eerste lid, van de Kaderregeling alleen projectsubsidies voor periodes die aanvangen na ontvangst van de aanvraag. Het is voor deze regeling echter wenselijk om het mogelijk te maken een aanvraag in te dienen in de periode nadat de subsidiabele activiteiten hebben plaatsgevonden voor subsidies die minder bedragen dan € 125.000. Dit om het mogelijk te maken dat meerdere kleinere bedragen kunnen worden ’gespaard' om zo in aanmerking voor subsidie te komen. Subsidies van minder dan € 2.500 worden immers, op grond van artikel 3, derde lid, onder c, niet verstrekt.

Op grond van artikel 10.1 van de Kaderregeling worden er geen subsidies van minder dan € 125.000 verleend. Achtergrond van het grensbedrag in de Kaderregeling is dat het belang van kleinere subsidies in het algemeen beperkt wordt geacht. De op basis van deze subsidieregeling te verstrekken subsidies kunnen ook minder bedragen dan € 125.000. De minister wenst ook subsidie te verstrekken voor bedragen onder de € 125.000, omdat ook met dergelijke bedragen sporten gestimuleerd kan worden.

Voor het overige zijn de bepalingen van de Kaderregeling onverkort van toepassing. De subsidies op basis van deze subsidieregeling zijn projectsubsidies. Dit betekent dat de voorschriften uit de Kaderregeling op dit onderdeel gevolgd moeten worden.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

In artikel 3 is omschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Er zijn drie hoofdactiviteiten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling:

  • 1. 
    de bouw, de verbouwing of het onderhoud van een sportaccommodatie;
  • 2. 
    de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen;
  • 3. 
    activiteiten die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie.

De activiteiten die bijdragen aan de verduurzaming en toegankelijkheid van een sportaccommodatie zijn opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 4. Voorwaarden amateursport

Artikel 4 beschrijft de voorwaarden waaraan amateursport moet voldoen om te kwalificeren als amateursport in de zin van deze regeling. Het gebruik van deze voorwaarden heeft mede te maken met de staatssteunregels en de keuze om binnen deze regeling alleen subsidie te verstrekken aan amateursportorganisaties die als doelstelling hebben om sportaccommodaties ter beschikking te stellen aan de amateursport voor lokale gebruikers. Amateursport is daarom geen profsport, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, hierna: AGVV).

De Europese Commissie heeft profsport gedefinieerd in artikel 2, onder 143, van de AGVV als "sportbeoefening in loondienst uitgeoefend of als bezoldigde dienst verricht, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst tussen de profsporter en de betrokken sportorganisatie is opgesteld, waarbij de vergoeding hoger ligt dan de deelnemingskosten en een aanzienlijk deel van het inkomen van de sportbeoefenaar vormt". Organisaties zoals de Betaald Voetbalorganisaties en de organisaties waarbij er volledig op professioneel niveau wordt gedaan aan wielrennen, schaatsen, basketbal, ijshockey, hockey of hippische sport worden in elk geval niet aangemerkt als amateursportorganisatie. Organisaties die gedeeltelijk professionele sport faciliteren, maar grotendeels amateursport faciliteren én mensen kunnen zonder selectie op niveau lid worden, worden wel aangemerkt als amateursportorganisatie.

Voor deze regeling is amateursport daarom gedefinieerd als een sport waarvan de beoefening wordt bevorderd of georganiseerd door een van de leden opgenomen op de ledenlijst van NOC*NSF (te vinden op www.nocnsf.nl) of door een van de deelnemende organisaties van het POS (te vinden op www.ondernemendesportaanbieders.nl).

Amateursport wordt beoefend ongeacht het niveau van de sportbeoefenaar. Dit betekent dat de selectie in het kader van professionele sport of topsport geen amateursport is.

Amateursport is in ieder geval niet:

  • sport die wordt ingezet voor zorgverlening of revalidatie;
  • scouting.

Artikel 5. Voorwaarden amateursportorganisatie

Een stichting of vereniging kan op twee manieren kwalificeren als amateursportorganisatie als bedoeld in deze regeling:

  • 1. 
    als de organisatie zelf amateursport aanbiedt, dan moet de stichting of vereniging zijn aangesloten bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of zijn aangesloten bij een van de deelnemende organisaties van het POS;
  • 2. 
    als de organisatie een sportaccommodatie aanbiedt, dan moet de locatie van de accommodatie in het omgevingsplan de enkelbestemming ’sport' hebben en de accommodatie moet ter beschikking worden gesteld aan amateursportorganisaties die voldoen aan de eerste voorwaarde.

Een organisatie kan de enkelbestemming 'sport' van de locatie aantonen door het overleggen van (een uittreksel van) het omgevingsplan waar de sportaccommodatie onderdeel van is. Deze omgevingsplannen zijn te vinden op www.ruimteliikeplannen.nl.

Om te controleren of een organisatie daadwerkelijk een amateursportorganisatie als bedoeld in deze regeling is, moet de aanvrager de volgende gegevens en stukken aanleveren:

  • a. 
    het Kamer van Koophandel-nummer van de organisatie;
  • b. 
    een bewijs van lidmaatschap van een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of een bewijs van lidmaatschap van een van de deelnemende organisaties van het POS; en
  • c. 
    als de organisatie een sportaccommodatie aanbiedt:
  • i. 
    een uittreksel van het omgevingsplan van de locatie van de sportaccommodatie waaruit blijkt dat de locatie de enkelbestemming 'sport' heeft; en
  • ii. 
    een lijst van de amateursportorganisaties die gebruikmaken van de sportaccommodatie, inclusief de informatie of deze amateursportorganisaties zijn aangesloten bij een sportbond die op de ledenlijst van NOC*NSF staat of een bewijs van lidmaatschap van een van de deelnemende organisaties van het POS.

Artikel 6. Subsidiabele periode

Als de subsidie € 25.000 of meer bedraagt en de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden, wordt subsidie voor ten hoogste drie jaar verstrekt. De gemiddelde duur van een bouwproject in de sport is anderhalf jaar, waardoor de subsidieontvangers met deze subsidiabele periode voldoende tijd hebben om een subsidiabel bouw- of onderhoudsproject af te ronden. Op grond van artikel 5.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS geldt een meldplicht in het geval dat aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht. Indien de subsidiabele activiteiten langer duren dan drie jaar geldt er dus een meldplicht voor de subsidieontvanger.

Op grond van het tweede van artikel 6 lid kan de minister in deze gevallen een vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste een jaar.

In artikel 6 is ook bepaald dat de factuurdatum van de subsidiabele kosten bepalend is voor de subsidiabele periode indien het gaat om subsidies waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden. Dat is het geval bij subsidies onder de € 25.000 op grond van artikel 10 en subsidies tussen de € 25.000 en de € 125.000 op grond van artikel 11. Dit is ongeacht de duur van de activiteiten.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

De subsidie voor de bouw of de verbouwing van onroerende zaken als bedoeld in artikel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van of behorende bij een sportaccommodatie of het onderhoud van een sportaccommodatie bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten. Voor dit bedrag is gekozen, omdat dit een voldoende stimulans geeft om te investeren in eigen accommodaties. In onderstaand voorbeeld wordt weergegeven hoe de subsidie er in de praktijk uit zou kunnen zien:

 

Activiteit

Onderhoud van een sportveld

Subsidiabele kosten

€ 1.000.000

Totale subsidie

€ 200.000

De subsidie voor de aanschaf of het onderhoud van sportmaterialen bedraagt ook ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten.

Voor de activiteiten, genoemd in Bijlage 1, die bijdragen aan verduurzaming en toegankelijkheid van de sportaccommodatie is de hoogte van de subsidie vastgesteld op ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 8. Subsidieplafond

Voor de verstrekking van subsidies wordt jaarlijks een subsidieplafond vastgesteld. Omdat de subsidie zowel voor het starten van de activiteiten als na afronding van de activiteiten kan worden aangevraagd, moet er voor meerdere jaren subsidiebudget beschikbaar zijn. Daarom wordt het subsidieplafond ieder jaar verminderd met het bedrag van het aantal verleende subsidies gezamenlijk dat in de vier voorgaande kalenderjaren op grond van de vorige regeling (Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties) en de huidige regeling zijn verleend en direct zijn vastgesteld. DUS-I zal op de website, www.dus-i.nl. periodiek de hoogte van het subsidieplafond publiceren om de werkelijke hoogte van het subsidieplafond inzichtelijk te maken voor de subsidieaanvragers.

Als verdeelregel is gekozen voor het systeem van 'wie het eerst komt, het eerst maalt', een verdeling op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen. Indien blijkt dat in de loop van het jaar het plafond is uitgeput, zal een aanvraag moeten worden afgewezen. Indien het plafond wordt bereikt en de volgorde van binnenkomst van een aantal aanvragen niet is vast te stellen, zal voor deze aanvragen loting worden gebruikt als aanvullende verdeelmethode. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer er op één dag meerdere aanvragen binnenkomen per post en door het verlenen van al deze aanvragen het plafond zou worden overschreden.

Alleen complete aanvragen die voldoen aan de subsidievoorwaarden maken onderdeel uit van de loting. De loting vindt plaats door een notaris (in aanwezigheid van tenminste twee waarnemers) en de daaruit resulterende rangschikking wordt schriftelijk vastgelegd. De aanvragen komen op volgorde van de loting in aanmerking voor subsidie.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

Dit artikel bepaalt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen en welke niet. Het gaat om een niet-limitatieve opsomming. De meest recente versie van een overzicht van de subsidiabele kosten is te vinden op de website van DUS-I.

 
 

Wat is wel en niet subsidiabel?

  • 1. 
    Parkeerplaats, pleinen en looppaden (algemene faciliteiten)

De aanleg van de parkeerplaatsen of bestrating van pleinen is subsidiabel, omdat deze onderdeel zijn van de sportaccommodatie.

  • 2. 
    Speelvelden en speeltoestellen

Alle speeltoestellen, waaronder een glijbaan, klimrek of speeltuin zijn subsidiabel. Dit geldt ook voor speelvelden, zoals een voetbalkooi, minibaan, pétanquebaan of padelbaan.

  • 3. 
    Buitenterras met glasschermen
  • • 
    Glasschermen zijn onderdeel van de sportaccommodatie en dus subsidiabel.
  • • 
    Terrasmeubilair is niet subsidiabel.

Het gaat hier om horecagerelateerde kosten.

  • 4. 
    Huur- en leasekosten
  • • 
    Huurkosten en operationele

leasekosten zijn subsidiabel voor zover deze betrekking hebben op onderhoud van de

sportaccommodatie. Bijvoorbeeld de huur van machines en

 

gereedschappen, zoals een hoogwerker, grasmaaier en betonmolen.

  • • 
    Financiële leasekosten zijn subsidiabel als het gaat om aantoonbare investeringskosten ten behoeve van de sportaccommodatie. Denk hierbij aan de aanschaf van ledverlichting, zonnepanelen en warmtepompen. Om in aanmerking te komen voor subsidie is het van belang dat de amateursportorganisatie vanaf het moment van ingebruikname economisch eigenaar is van de goederen en na afloop van de leasetermijn ook juridisch eigenaar van de goederen wordt.
  • • 
    Bij een aanvraag achteraf (artikel

10 en 11) mogen de kosten van de aflossingstermijnen (exclusief rente en administratiekosten) worden opgevoerd in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Bij de aanvraag moet u een getekende leaseovereenkomst, aflossingsschema en betaalbewijzen van de aflossingen overleggen.

  • • 
    Bij een aanvraag vooraf (artikel 12 en 13) mogen de kosten van de aflossingstermijnen (exclusief rente en administratiekosten) worden opgevoerd in een periode van maximaal drie jaar. Bij de aanvraag moet u een getekende leaseovereenkomst en aflossingsschema overleggen.
  • 5. 
    Aankleding en inrichting van accommodatie(s)
  • • 
    Aankleding van de accommodatie in zijn geheel, zoals laminaat, stofbekleding, zonwering, inbouwkasten, inbouwverlichting e.d., is subsidiabel aangezien dit een onderdeel vormt van de (bouw van de) accommodatie.
  • • 
    Inrichting is enkel subsidiabel als deze onroerend zijn.
  • • 
    De inrichting van zowel keuken als kantine wordt gezien als horecagerelateerd en deze kosten zijn daarom niet subsidiabel. Dit geldt dus onder andere voor het meubilair, banken, wastafels, vetafscheiders, afzuigkappen, vaatwastabletten of tv's. Inrichting van algemene ruimtes
 

van bestuurskamers, de hal, vergaderruimtes is ook niet subsidiabel.

  • 6. 
    Beveiligingssysteem (alarm, camera of rookmelder) en inhuur beveiliging
  • • 
    De installatie en het onderhoud van een beveiligingssysteem is subsidiabel.
  • • 
    De inhuur van beveiliging is niet subsidiabel.
  • 7. 
    Personeelskosten
  • • 
    Kosten voor de inhuur van personeel zijn subsidiabel als deze betrekking hebben op de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties (niet voor activiteiten ten behoeve van sportuitoefening, zoals trainers, workshops, etc.).
  • • 
    Loonkosten van het eigen personeel zijn subsidiabel als zijn werkzaamheden uitvoeren op het gebied van de bouw of het onderhoud van de sportaccommodatie.
  • • 
    Vergoedingen aan vrijwilligers en incidenteel onderhoud buiten de werkelijke functie vallen buiten de regeling.
  • • 
    Als er sprake is van een gecombineerde functie (deels bouw en onderhoud, deels overige werkzaamheden) kunt u de uren opvoeren die de werknemer heeft besteed aan de bouw of het

onderhoud.

  • • 
    Het brutoloon is subsidiabel.
  • • 
    Kosten voor af te dragen werkgeversverzekeringen en pensioenen zijn niet subsidiabel.
  • • 
    Kosten voor of tijdens ziekte zijn niet subsidiabel.
  • 8. 
    Reclame, advertenties

Noch de kosten voor het faciliteren van reclame/advertenties (zoals rails reclameborden of vlaggenmasten), noch de feitelijke kosten voor sponsoring, reclame, promo en advertenties zijn subsidiabel.

  • 9. 
    E-sports

E-Sports zijn geassocieerd lid van NOC*NSF en voldoen daarom niet aan de eisen die de Subsidieregeling BOSA stelt. De kosten voor e-sports zijn niet subsidiabel.

  • 10. 
    Kosten toernooi (BBQ, taart, bloemetjes, waardebonnen)

Deze kosten zijn niet subsidiabel, omdat het niet gaat om de bouw of het onderhoud van een sportaccommodatie of de aanschaf van sportmaterialen.

  • 11. 
    Busreizen

Busreizen zijn niet subsidiabel.

Het is mogelijk om gezamenlijk onderhoud en/of de gezamenlijke aanschaf van sportmateriaal (dat betekent gezamenlijk met andere amateursportorganisaties) te bekostigen. Deze kosten zijn subsidiabel als de kosten op naam en rekening staan van de aanvragende amateursportorganisatie. Het doorleveren van kosten is toegestaan. De facturen en betaalbewijzen zijn daarbij leidend.

Subsidie wordt alleen verstrekt voor subsidiabele kosten waarover btw is betaald, tenzij dit naar het oordeel van de minister leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit zal per individueel geval worden beoordeeld. In het geval van de aanschaf van tweedehands sportmaterialen bijvoorbeeld, wordt er meestal geen btw betaald over de aanschafprijs. Om dit eventueel toch te subsidiëren, zal de minister per geval bekijken of die kosten dan toch voor subsidie in aanmerking komen.

Geen subsidie wordt verstrekt voor de bouw en het onderhoud van sportaccommodaties en de kosten van de aanschaf van sportmaterialen waarvoor bij de aanvrager op grond van de bepalingen uit de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat. Deze regeling strekt ertoe het wegvallen van het recht op btw-aftrek te compenseren. Wanneer er dus wel een recht op btw-aftrek bestaat zal er geen subsidie worden verstrekt.

Dit geldt bijvoorbeeld voor activiteiten op het gebied van horeca bij sportaccommodaties.

Voor horeca bij sportaccommodaties geldt voor de btw een ander regime dan voor de overige activiteiten. Dit regime is vastgelegd in de Wet op de omzetbelasting 1968 en in fiscale beleidsbesluiten. Onder meer afhankelijk van de omzet van de horeca activiteiten bij sportorganisaties wordt bepaald of sprake is van btw belaste of btw vrijgestelde activiteiten. In sommige gevallen kan een forfaitair tarief worden toegepast. De vraag of sprake is van btw-belaste of btw-vrijgestelde horeca activiteiten is ook bepalend voor het recht op aftrek van btw voor deze activiteiten. De fiscale wetswijziging die de aanleiding is voor deze subsidieregeling heeft geen invloed op die btw-behandeling. Die blijven dus zoals zij zijn.

Omdat er geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waar op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 een recht op aftrek bestaat, zal er voor bepaalde activiteiten gerelateerd aan de horeca gevestigd op sportaccommodaties dus geen subsidie worden verstrekt.

Overigens zou een mogelijkheid tot subsidie voor horeca gevestigd op sportaccommodaties - ook wanneer de kosten niet aftrekbaar zijn - alleen bestaan wanneer er ook aan de definities van 'sportaccommodatie' of 'sportmaterialen' wordt voldaan. Materialen die worden aangeschaft moeten dus wel het doel hebben om de beoefening amateursport te ondersteunen.

Een activiteit komt slechts eenmaal voor subsidie in aanmerking. Deze bepaling is met name van belang voor de samenloop van deze subsidieregeling met de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. In het geval dat bijvoorbeeld een gemeente en een vereniging co-eigenaar van een sportaccommodatie zijn, kan er voor een renovatie van die sportaccommodatie ofwel een specifieke uitkering op grond van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport worden aangevraagd, ofwel een subsidie op grond van de onderhavige regeling. Daarbij wordt aangehouden dat alleen de organisatie op wiens naam de offerte en factuur staan een aanvraag kan indienen.

Gemeenten kunnen voor de compensatie van het wegvallen van het recht op btw-aftrek een beroep doen op de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. Gemeenten kunnen bij de uitvoering van het sportbeleid de diensten van een sportbedrijf inschakelen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het exploiteren van grote sportvoorzieningen zoals een zwembad of ijsbaan, waarbij zeer specifieke kennis voor exploitatie vereist is. Een sportbedrijf kan zowel een publiekrechtelijke als privaatrechtelijke organisatie zijn die uitvoering geeft aan de gemeentelijke doelstellingen op het terrein van sport. Op grond van de Beleidsregels inhoudende de beoordeling van aanvragen van gemeenten voor de specifieke uitkering stimulering sport kan de gemeente er voor kiezen om bestedingen van een sportbedrijf mee te nemen in haar eigen aanvraag voor de specifieke uitkering stimulering sport. Dat kan alleen als de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft in het sportbedrijf.

In sommige gevallen zouden bestedingen van een niet-winstbeogend sportbedrijf daardoor in aanmerking komen voor zowel deze subsidieregeling als de specifieke uitkering stimulering sport. Met het vierde lid wordt beoogd dat per jaar een keuze wordt gemaakt of bestedingen van een sportbedrijf door de gemeente worden meegenomen in de specifieke uitkering, of dat voor subsidiabele activiteiten een aanvraag voor deze subsidieregeling wordt ingediend. Als de bestedingen van het sportbedrijf door de gemeente worden meegenomen in de specifieke uitkering, komen activiteiten van dat sportbedrijf in het geheel niet meer in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling voor het jaar waarvoor de gemeente de specifieke uitkering heeft aangevraagd.

De gemeente kan alleen bestedingen meenemen van organisaties waarin de gemeente een financieel en bestuurlijk belang heeft op grond van de Beleidsregels bij de specifieke uitkering. Dat kan het geval zijn bij sportbedrijven, maar niet bij bijvoorbeeld lokale sportverenigingen. Als bestedingen van de gemeente of een gemeentelijk sportbedrijf ten goede komen aan een lokale sportvereniging, betekent het vierde lid dus niet dat die sportvereniging geen subsidie meer zou mogen aanvragen op grond van deze regeling. Dat blijft gewoon mogelijk.

Als casusvoorbeeld kan gelden dat de gemeente Meerdijk het niet-winstbeogende sportbedrijf Stichting SportMeer inzet om sportvelden aan te leggen en te exploiteren en het onderhoud van sportcomplexen te verzorgen. Eén van die complexen wordt gebruikt door de amateur-korfbalvereniging KV Meerdijk, die zelf de kantine beheert. SportMeer heeft onderhoudskosten gemaakt voor het pand en heeft geen recht op btw-aftrek. Ook KV Meerdijk heeft kosten gemaakt voor de schoonmaak van de kantine en nieuwe korfballen gekocht, waarvoor de vereniging subsidie wil aanvragen. De gemeente Meerdijk neemt de bestedingen van SportMeer in 2024 mee in haar aanvraag voor de specifieke uitkering stimulering sport omdat de gemeente een 100% financieel en bestuurlijk belang heeft in SportMeer.

In bovenstaand voorbeeld mag sportbedrijf SportMeer in 2024 geen aanspraak doen op subsidie op grond van deze regeling, omdat de bestedingen van SportMeer door de gemeente Meerdijk zijn meegenomen in haar aanvraag voor de specifieke uitkering. Het maakt daarbij niet uit of de specifieke activiteiten waar SportMeer een aanvraag voor zou willen doen al dan niet zijn meegenomen in de specifieke uitkering die de gemeente heeft gedaan; het sportbedrijf kan in 2024 in het geheel geen aanspraak doen op deze subsidieregeling. In 2025 kunnen de gemeente en het sportbedrijf opnieuw een keuze maken voor welke regeling het sportbedrijf in aanmerking wil komen.

KV Meerdijk mag in 2024 wél subsidie aanvragen op grond van deze regeling. De onderhoudskosten die SportMeer heeft gemaakt voor het pand van KV Meerdijk zijn wel meegenomen door de gemeente in de specifieke uitkering, maar dat zijn geen kosten die KV Meerdijk zelf heeft gemaakt. KV Meerdijk kan dus gewoon subsidie aanvragen.

Ook voor de hoogte van de subsidie gelden voorschriften. Subsidies van minder dan € 2.500 of meer dan € 2.500.000 per kalenderjaar worden niet verstrekt. Hiervoor is gekozen, omdat bij subsidies van minder dan € 2.500 de uitvoeringskosten onevenredig hoog zijn in verhouding tot het subsidiabele bedrag en bij subsidies van meer dan € 2.500.000 per kalenderjaar is er geen sprake meer van een zuiver lokale activiteit door de amateursportorganisatie.

Artikel 10. Subsidieverstrekking bij subsidies tot € 25.000

Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd. Deze subsidie kan alleen worden aangevraagd na afloop van de subsidiabele activiteiten. Het is dus niet mogelijk om een subsidie van minder dan € 25.000 aan te vragen indien de subsidiabele activiteiten nog zullen plaatsvinden.

Artikel 11. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten al hebben plaatsgevonden

In tegenstelling tot subsidies vanaf € 125.000 kan er bij aanvragen voor een lager bedrag ook gekozen worden voor een aanvraag na afloop van de subsidiabele activiteiten. Hiervoor is gekozen omdat dit amateursportorganisaties de mogelijkheid geeft om meerdere subsidiabele activiteiten achteraf bij elkaar te voegen in één aanvraag, waarmee het minimale subsidiabele bedrag van € 2.500 (zoals in artikel 3, derde lid, onder c, wordt gesteld) eerder wordt bereikt.

Anderzijds kan er, zeker bij kleinere amateursportorganisaties, ook juist de behoefte bestaan om subsidie aan te vragen voor aanvang van de subsidiabele activiteiten. In dat geval kan er immers bevoorschotting van subsidie plaatsvinden. Daarom is er voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 voor gekozen om aan de aanvrager de keuze te laten om ofwel voor aanvang van de subsidiabele activiteiten ofwel na afloop van de subsidiabele activiteiten subsidie aan te vragen.

De verschillende wijzen van aanvraag, verantwoording en vaststelling voor subsidies onder de € 125.000 zijn in artikelen 11 en 12 van deze subsidieregeling geregeld.

Artikel 11 is van toepassing op situaties waarbij subsidie van meer dan € 25.000 maar minder dan € 125.000 wordt aangevraagd voor activiteiten die al hebben plaatsgevonden. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de subsidiabele kosten wordt uiterlijk 12 maanden na de factuurdatum van die kosten ingediend. De subsidie wordt in dat geval direct vastgesteld, zonder voorafgaande verlening.

Om te bepalen of er is voldaan aan de 12 maanden wordt de datum van de factuur voor de subsidiabele activiteit aangehouden. Een aanvraag kan bijvoorbeeld activiteiten omvatten waarbij alle facturen gedateerd zijn tussen 1 juli 2024 en 30 juni 2025.

De aanvraag gaat vergezeld van een factuur voor de subsidiabele activiteiten op naam van de subsidieontvanger om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen. Daarnaast gaat de aanvraag vergezeld van een betaalbewijs waaruit blijkt dat de subsidieontvanger de factuur heeft betaald. Voor de subsidiabele activiteiten tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten reeds hebben plaatsgevonden hoeft er in eerste instantie slechts een betaalbewijs te worden verstrekt voor betalingen van € 1.000 of meer. De betaalbewijzen voor betalingen onder de € 1.000 dienen op grond van artikel 5.2 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS wel te worden bewaard en kunnen worden opgevraagd wanneer dat van belang is voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie.

Artikel 12. Subsidieverstrekking bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten nog plaats zullen vinden

Artikel 12 is van toepassing op situaties waarbij subsidie van meer dan € 25.000 maar minder dan € 125.000 wordt aangevraagd vóór aanvang van de subsidiabele activiteiten. In dat geval wordt subsidie verstrekt door middel van een verlening en wordt deze vastgesteld na de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De aanvraag tot verlening gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, die op naam is gesteld van de aanvrager om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen.

Nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht, wordt binnen 22 weken een aanvraag tot vaststelling ingediend. Van deze termijn voor aanvraag tot vaststelling kan in uitzonderlijke gevallen worden afgeweken. Een voorbeeld voor een reden tot ontheffing van deze termijn is overmacht bij de subsidieontvanger door vele personele wisselingen binnen de organisatie en daarmee een snel verloop van kennis in korte tijd. Vooral wanneer het om een organisatie gaat die veelal is gestut op vrijwilligers kan dit tot ontheffing van de termijn leiden.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aangeleverd. Met de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten kan worden aangetoond dat de subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Op deze manier kan voldoende zekerheid worden verkregen over de kosten en opbrengsten.

Het negende lid geeft de minister de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 12 daadwerkelijk de subsidiabele activiteiten heeft uitgevoerd, overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling kan de ontvanger steekproefsgewijs worden gevraagd om facturen op naam van de subsidieontvanger te overleggen. Bij een factuur met een bedrag van € 1.000 of meer wordt tevens gevraagd om een betaalbewijs, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger de factuur heeft betaald. Indien uit de controle blijkt dat de subsidie niet in overeenstemming met de subsidieregeling is besteed, kan de subsidie die ten onrechte is uitbetaald, worden teruggevorderd.

Artikel 13. Subsidieverstrekking bij subsidies vanaf € 125.000

Wanneer er subsidie wordt aangevraagd voor een bedrag van € 125.000 of meer wordt de subsidie altijd verstrekt door middel van een aanvraag tot verlening voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een vaststelling na afloop van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

De aanvraag tot verlening gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, die op naam is gesteld van de aanvrager om dubbelfinanciering (onder de huidige regeling of onder de Regeling specifieke uitkering stimulering sport) te voorkomen.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een financieel verslag verstrekt. Op grond van artikel 1.1. van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat een financieel verslag vergezeld van een controleverklaring.

In aanvulling daarop wordt, als er een subsidie is verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan verduurzaming en toegankelijkheid van de sportaccommodatie (zoals opgenomen in Bijlage 1), een door de minister vastgesteld formulier bij de aanvraag tot vaststelling bijgevoegd waarin door ofwel de leverancier van de producten ofwel de installateur van de producten wordt verklaard dat de activiteiten overeenkomstig de voorwaarden in Bijlage 1 van deze subsidieregeling zijn verricht.

Artikel 14. Aanvullende verplichtingen

Op grond van artikel 14, eerste lid, rust op de subsidieontvanger de verplichting om er zorg voor te dragen dat gedurende de perioden genoemd in artikel 13, tweede en derde lid, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (de zogenaamde btw herzieningstermijn voor de gesubsidieerde activiteiten) geen recht op aftrek van omzet op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat.

Dit recht op aftrek ontstaat wanneer de betreffende gesubsidieerde activiteiten weer gebruikt worden voor btw belaste prestaties. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als onroerende zaken niet langer gebruikt worden voor vrijgestelde sportbeoefening, maar belast worden verhuurd voor andere activiteiten. Ook kan het recht op aftrek van btw ’herleven' door overdracht aan een winstbeogende entiteit. Op grond van artikel 14, derde lid, rust op de subsidieontvanger ook de verplichting om melding te doen wanneer er toch een recht op aftrek van btw op grond van de Wet omzetbelasting 1968 of recht op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds ontstaat. De melding kan leiden tot het intrekken van de subsidievaststelling of het ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de vaststelling: het is immers niet de bedoeling dat zowel subsidie als btw teruggaaf wordt verkregen.

Verder draagt de subsidieontvanger er op grond van artikel 14, tweede lid, zorg voor dat gesubsidieerde sportaccommodaties gedurende tien jaren na afloop van de subsidieperiode ter beschikking gesteld blijven voor de amateursport. Voorkomen moet worden dat sportaccommodaties gesubsidieerd worden die daarna niet voor de amateursport worden ingezet. Dit zou het geval zijn wanneer een sporthal zou worden omgezet naar bijvoorbeeld een evenementenhal waar geen sportactiviteiten worden uitgevoerd. Dit gaat niet op voor gevallen waarin de sportaccommodatie teniet gaat. Ook voor de verplichting op grond van artikel 14, tweede lid, geldt een meldplicht op grond van artikel 14, derde lid, van deze regeling.

Artikel 15. Hardheidsclausule

De Subsidieregeling bevat een hardheidsclausule. Dat betekent dat de minister een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing - gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen - zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van de hardheidsclausule worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijking van een bepaling van deze regeling.

Artikel 16. Inwerkingtreding en vervaldatum

Gelet op de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving treedt deze regeling per 1 januari 2024 in werking. De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

  • C. 
    Helder

Pagina 27 van 27

1

Besluit van de Europese Commissie van 29 april 2015 inzake steunmaatregel SA.37963 (Beweerde steun aan Glenmore Lodge), punt 13.

2

Artikel 2, onder 143, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

3

Besluit van de EC van 21 december 2000 inzake steunmaatregel N 258/2000 (Zwembad Dorsten) en de andere besluiten die worden aangehaald door Allard Knook in 'Staatssteun. Handboek voor de praktijk' en waarnaar ook wordt verwezen door de ADR.

4

Besluit van de EC van 4 augustus 2016 inzake steunmaatregel SA.43983 (BLSV Sportcamp Nordbayern), punt 31.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.